Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hengelo

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHengelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo
CiteertitelBeleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit Twente.

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-06-2019nieuwe regeling

12-06-2019

Gemeentenieuws 25-06-20219

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

 

overwegende dat het noodzakelijk is om beleidsregels op te stellen waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Hengelo de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet) toepast;

 

gelet op het bepaalde in:

  • de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet);

  • artikel 4:81 Algemene Wet bestuursrecht (Awb);

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      aanbesteding: de procedure aangaande het verstrekken van overheidsopdrachten;

    • b.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een beschikking, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo;

    • d.

      Bibob-toets: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan en/of het Bureau of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet;

    • e.

      Bibob-vragenlijst: vragenlijst waarin vragen als bedoeld in artikel 30 van de Wet zijn opgenomen die zijn gebaseerd op de bij ministeriële regeling vastgestelde vragenformulieren en is vastgesteld door het bestuursorgaan;

    • f.

      commercieel rechtspersoon: rechtspersoon die handelt en werkzaamheden verricht met het oogmerk om winst te maken.

    • g.

      para-commercieel rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

    • h.

      privaatrechtelijke transacties: overheidsopdrachten en/of vastgoedtransacties die vallen binnen het toepassingsbereik van de Wet en deze beleidsregels;

    • i.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Hengelo.

    • j.

      RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum;

    • k.

      vastgoedpartij: een investeringsmaatschappij, projectontwikkelaar of aannemersbedrijf, of een persoon die financiële belangen heeft in de onderneming van een investeringsmaatschappij, projectontwikkelaar of een aannemersbedrijf.

    • l.

      Wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 1.2 Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de Wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidsregel heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de Wet toepast.

Artikel 1.3 Toepassing beleidsregels

De onderhavige beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op de toepassing van de Wet door de rechtspersoon met een overheidstaak en het bestuursorgaan. De beleidsregels laten dus onverlet dat op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik beschikkingen inzake (gemeentelijke) vergunningen/ontheffingen

  • 1.

    Een Bibob-toets vindt in ieder geval plaats bij elke nieuwe aanvraag voor een beschikking:

    • a.

      als bedoeld in artikel 3 en/of 30a van de Drank- en HorecaWet (DHW), ingediend door een commercieel rechtspersoon (zoals café, bars, restaurants en hotels);

    • b.

      als bedoeld in artikel 3 en/of 30 a van de DHW, ingediend door een para-commercieel rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de DHW (zoals een kantine van een sportvereniging of buurthuis);

    • c.

      als bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) (seksinrichting, escortbedrijf);

    • d.

      als bedoeld in artikel 2:39 van de APV (exploitatie speelgelegenheid) en/of artikel 30 b van de Wet op de Kansspelen (aanwezig hebben van kansspelautomaten);

    • e.

      als bedoeld in artikel 2:28 van APV (exploitatie openbare inrichting);

    • f.

      als bedoeld in artikel 2:34j van APV in het geval het een coffeeshop betreft (alcoholvrij verlof).

  • 2.

    Een Bibob-toets kan tevens plaatsvinden bij de onder lid 1 genoemde beschikkingen indien:

    • a.

      er sprake is van een overname of wijziging van exploitant;

    • b.

      er sprake is van een overname van andere dan de onder a vermelde inrichtingen, gedurende en/of na een bestuurlijke maatregel;

    • c.

      een voorafgaande aanvraag door de vorige aanvrager is ingetrokken na aankondiging of uitvoering van een Bibob-toets;

    • d.

      op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie, en/of

      • informatie verkregen van het Bureau en/of

      • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • 3.

    Naast de in lid 1 en 2 genoemde gevallen kan een Bibob-toets ook plaatsvinden bij een aanvraag voor een beschikking:

    • a.

      als bedoeld in artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning);

    • b.

      als bedoeld in artikel 2:72 van de APV (vuurwerkverkoopvergunning);

    • c.

      als bedoeld in artikel 5:18 van de APV (standplaatsvergunning);

    • d.

      andere gemeentelijke vergunningen die op grond van een verordening verplicht zijn gesteld voor een inrichting of bedrijf.

  • 4.

    Een Bibob-toets vindt, in de in lid 3 genoemde gevallen, slechts plaats indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het bestuursorgaan ingeval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de APV in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportgala.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik omgevingsvergunning bouw

  • 1.

    Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaan in beginsel uitvoering geven aan een Bibob-toets indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwsom hoger dan €500.000,- en de aanvraag betrekking heeft op één of meer van de volgende risicocategorieën:

    • horeca- en seksbedrijven, coffeeshops en speelautomatenhallen;

    • sportscholen en fitnesscentra;

    • wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel en zonnebankstudio’s);

    • autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

    • vastgoedpartijen;

    • transportbedrijven;

    • vleesverwerkingsbedrijven;

    • zonneparken.

  • 2.

    Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaan voorts in beginsel uitvoering geven aan een Bibob-toets indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid zal het bestuursorgaan in beginsel geen uitvoering geven aan een Bibob-toets indien de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in het eerste lid afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties, toegelaten woning(bouw)corporaties als bedoeld in artikel 70 WoningWet dan wel een door het bevoegd gezag bij (specifiek) besluit aangewezen aanvrager.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik omgevingsvergunning milieu

  • 1.

    Ingeval van een aanvraag

    • a.

      voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die Wet (omgevingsvergunningen inrichtingen Wet Milieubeheer) en die behoort tot afval- en/of vuurwerkbranche of;

    • b.

      voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo die betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij AMvB op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder voorwaarden als bedoeld in artikel 3 Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) en waarbij sprake is van de onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en/of schroot;

  • zal het bestuursorgaan in beginsel uitvoering geven aan een Bibob-toets indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • 2.

    Indien een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aanhef en onder a of b betrekking heeft op een andere branche dan genoemd in het eerste lid onder a respectievelijk een andere activiteit dan genoemd in het eerste lid onder b zal het bestuursorgaan alleen overgaan tot het uitvoeren van een Bibob-toets indien sprake is van een OM-tip dan wel als sprake is van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld een vervolging of ernstige verdenking).

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid zal het bestuursorgaan in beginsel geen uitvoering geven aan een Bibob-toets indien de aanvraag voor een beschikking als bedoeld in het eerste lid afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1.

    Ingeval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de Algemene subsidieverordening Hengelo of een reeds op grond van de Algemene subsidieverordening Hengelo verleende subsidie kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

Artikel 2.5 Toepassingsbereik reeds verleende beschikkingen

Ingeval van een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien:

  • a.

    op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • b.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een beschikking is verleend, wordt het RIEC verzocht om de Bibob-toets te coördineren.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Aanbestedingen

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde, contractant of onderaannemer in de zin van de Wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen het toepassingsbereik van de Wet en/of Algemene Maatregel van Bestuur en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Hengelo, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, worden aanbesteed.

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan een Bibob-toets uitvoeren indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • 3.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren.

  • 4.

    In de (concept)overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de (concept)overeenkomst.

  • 5.

    Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek in beginsel alleen uitvoeren bij vastgoedtransacties, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder o van de Wet, indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet (OM-tip)

  • aanleiding bestaat te twijfelen aan de integriteit van betrokkene en/of te vermoeden dat betrokkene, zoals beschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet in relatie staat tot strafbare feiten.

  • 2.

    In de (concept)overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de (concept)overeenkomst.

  • 3.

    Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoering

Artikel 4.1 Subsidiariteit en proportionaliteit

Een toetsing aan de Wet geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Hierbij moet het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van overige, minder ingrijpende Wettelijke mogelijkheden.

Artikel 4.2 Bibob-vragenlijsten

  • 1.

    Indien op grond van deze beleidsregels een Bibob-toets uitgevoerd kan worden, zal betrokkene de door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenlijsten desgevraagd dienen in te vullen en inleveren (inclusief bijlagen) bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een aanvraag van een beschikking buiten behandeling stellen ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van de Bibob-vragenlijst, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de Bibob-vragenlijst alsnog (volledig) in te vullen.

  • 3.

    Ook ingeval van een (voorgenomen) privaatrechtelijke transactie kan het bestuursorgaan onderhandelingen afbreken ingeval van het niet dan wel niet volledig invullen van de Bibob-vragenlijst mits de (beoogde) contractpartij de gelegenheid heeft gehad de Bibob-vragenlijst alsnog (volledig) in te vullen.

Artikel 4.3 Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit twee fases:

    • a.

      eigen onderzoek;

    • b.

      adviesaanvraag bij het Bureau.

  • 2.

    Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

    • a.

      de aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-lijst(en) (inclusief bijlagen);

    • b.

      eventuele extra, op het verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

    • c.

      open en gesloten bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens etc.).

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan zich bij het eigen onderzoek laten ondersteunen door het RIEC Oost-Nederland.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan ten tijde van het eigen onderzoek gebruik maken van de mogelijkheid om het Bureau te verzoeken informatie te verschaffen zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet.

  • 5.

    Aanvullend op het eigen onderzoek kan advies worden gevraagd aan het Bureau, indien:

    • a.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, gegadigde of wederpartij en/of daarmee in verband te brengen derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet;

    • b.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en);

    • c.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie te verbinden activiteiten;

    • d.

      de officier van justitie het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak de tip geeft of heeft gegeven om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen;

    • e.

      het Bureau het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet;

  • 6.

    Voor zover uit het Bibob-onderzoek blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet, kan een vergunning worden geweigerd of kunnen er voorschriften worden verbonden aan de vergunning.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

De “beleidslijn bestuurlijke aanpak (georganiseerde) criminaliteit Twente”, vastgesteld op 12 oktober 2004 is met de inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.

Artikel 5.2  

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 5.3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregels Wet Bibob gemeente Hengelo”