Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels jeugdhulp 2023 Rijswijk |
Citeertitel | Beleidsregels Jeugdhulp Rijswijk 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-04-2024 | 01-01-2024 | paragraaf 3.1, 4.7 | 16-04-2024 | 24.038523 | |
19-04-2023 | 01-01-2023 | 24-04-2024 | nieuwe regeling | 11-04-2023 | 23.020794 |
De beleidsregels Jeugdhulp Rijswijk zijn een nadere uitwerking van de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Rijswijk 2022. Sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 en de rechtspraak hierover is er meer duidelijkheid voor de gemeenten over de verplichtingen die volgen uit de Jeugdwet. In 2022 is de Verordening Jeugdhulp Rijswijk opnieuw geschreven en vastgesteld. De beleidsregels geven de inwoners helderheid over de manier van werken van het college en is een handelingskader voor de uitvoering. Deze beleidsregels worden jaarlijks aangepast en vastgesteld. De Jeugdwet, verordening en de beleidsregels vormen een onlosmakelijk samenhangend geheel. De wet staat boven de verordening, die op haar beurt weer boven de beleidsregels staat.
De gemeente Rijswijk vindt het belangrijk dat jeugdigen veilig en gezond opgroeien en naar vermogen kunnen meedoen aan de maatschappij. Eigen kracht en verantwoordelijkheid van gezinnen en van hun sociale netwerk staan hierin centraal. Jeugdigen en/of ouder(s) die het niet redden op eigen kracht of met hulp van het netwerk, kunnen rekenen op ondersteuning van de gemeente en haar partners. De inzet van deze hulp is voor jeugdigen en/of ouder(s) laagdrempelig en eenvoudig toegankelijk. De voorzieningen in het voorveld, de zogenaamde basisvoorzieningen zijn vrij (gratis) toegankelijk. Mocht dat niet voldoende zijn, dan kunnen hulpvragen van jeugdigen en ouder(s) op een eenduidige wijze worden ingediend en worden deze verder onderzocht en beoordeeld.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Overal waar we in dit document spreken over ouder(s) bedoelen we de ouder(s) met gezag, en in bepaalde situaties ook de adoptieouder(s), pleegouder(s), stiefouder(s) of een ander/anderen die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt. Waar in dit document wordt gesproken over hij of zijn bedoelen we ook zij of haar.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Regeling Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.
Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen individuele en algemene voorzieningen. Deze laatste zijn vrij toegankelijk. Er vindt hiervoor geen voorafgaand uitgebreid onderzoek plaats naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder(s). Zo’n voorziening is in dat geval ‘voorliggend’.
Een uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdigen en/of zijn ouder(s) vindt wel plaats bij het aanvragen van een individuele voorziening. Voor een individuele voorziening geeft het college ook een beschikking af, waaraan de verordening ten grondslag ligt. Voor de procedure van het aanvragen van een individuele voorziening verwijzen we naar het volgende hoofdstuk.
Als uit de gevolgde procedure blijkt dat er een individuele voorziening nodig is, beschikt de gemeente over regionaal ingekocht aanbod. Omdat dit aanbod van individuele voorzieningen kan veranderen, verwijzen we voor het meest actuele aanbod naar de productcatalogus van het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden, te vinden op de website Productencatalogus - SBJH.
Hoofdstuk 3 Procedure van aanvraag en beoordeling
In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe de procedure van de aanvraag en beoordeling verloopt, voor een individuele voorziening/jeugdhulpvoorziening. Ook wordt er uitgelegd wat er in het ondersteuningsplan wordt vastgelegd.
Als een jeugdige en/of ouder(s) behoefte heeft aan ondersteuning bij opgroei- en opvoedproblemen dan kunnen zij contact opnemen met de gemeente.
Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is voor de jeugdige en/of ouder(s) om de probleemsituatie op te lossen of om het ervaren probleem te normaliseren. Hiermee bedoelen we dat uitdagingen en vragen horen bij ouderschap en dat sommige vragen allerdaagse opvoedingsvragen zijn. Een algemene voorziening kan hier mogelijk voorliggend zijn.
Wanneer verdere vraagverheldering nodig is, kan de jeugdige en/of ouder(s) een aanvraag indienen voor Jeugdhulp. Dit doen zij schriftelijk en bij voorkeur door middel van een gestandaardiseerd digitaal aanvraagformulier van het jeugdteam, deze is beschikbaar via de website van de gemeente. Het aanvraagformulier dient een handtekening te bevatten van minimaal één gezaghebbende ouder.
Het is van belang te bepalen of de gemeente Rijswijk verantwoordelijk is voor het organiseren van jeugdhulp voor de betreffende jeugdige en/of zijn ouders. Uitgangspunt hierbij is de Wet wijziging woonplaatsbeginsel sinds 1 januari 2022. Als een andere gemeente verantwoordelijk blijkt te zijn, dan wordt de aanvraag met het dossier doorgestuurd naar de verantwoordelijke gemeente.
Ontvangstbevestiging van de aanvraag
De jeugdige en/of ouder(s) ontvangen een schriftelijke ontvangstbevestiging van de aanvraag. Hierin wordt aangegeven dat de jeugdige en/of ouder(s) gebruik kunnen maken van gratis onafhankelijke clientondersteuning en dat zij de mogelijkheid en het recht hebben om een persoonlijk (familiegroeps- plan) in te dienen. In dit plan dient met onderbouwing te worden aangegeven welke jeugdhulp volgens hen nodig is.
Als de aanvraag ondertekend is wordt de aanvraag bevestigd en vindt er een gesprek plaats tussen de jeugdhulpconsulent, de jeugdige en/of ouder(s). Tijdens dit gesprek wordt de BSN van de jeugdige en/of ouder(s) ( Art.7.2.2 van de Jeugdwet) vastgesteld en informeert de medewerker de jeugdige en/of ouder(s) over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.
Als de aanvraag door één van de ouders is ingediend, zal er tijdens de intake altijd gevraagd worden naar de andere ouder. Volgens het burgerlijk wetboek heeft namelijk iedere ouder (ongeacht of deze het gezag heeft) namelijk informatierecht en consultatierecht (artikel 1:377b BW en (artikel 1:377c BW).
Dit houdt in dat beide ouders altijd op de hoogte gesteld worden van de betrokkenheid van het jeugdteam. Het jeugdteam mag deze informatie over de jeugdige alleen delen met de andere ouder wanneer dit in het belang van de jeugdige is en de jeugdige zich hier niet tegen verzet. Daarnaast mag een ouder zonder gezag informatie opvragen bij het jeugdteam (consultatie). Het jeugdteam mag alleen informatie van de jeugdige delen met de ouder(s) als dat in het belang is van de jeugdige.
Wanneer een ouder ongeacht het gezag het niet eens is met de aanvraag, mag de jeugdconsulent de aanvraag wel verder in behandeling nemen. Maar de jeugdhulp kan alleen worden gestart met de toestemming van allebei de ouders.
Na de ontvangst van de aanvraag moet er binnen acht weken een beschikking worden afgegeven. Mocht het niet lukken om de beschikking binnen acht weken af te geven, laat het college de aanvrager weten binnen welke redelijke termijn de beschikking wel wordt afgegeven.
Opschorten of buiten behandeling stellen van de aanvraag
Een beslistermijn kan ook opgeschort worden. Een aanvrager moet namelijk wel bij de aanvraag gegevens en stukken overleggen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs kan beschikken (art. 4.2 Awb). Als deze gegevens ontbreken, dan moet de aanvrager in de gelegenheid gesteld worden om die gegevens alsnog aan te leveren, binnen een bepaalde termijn.
Deze termijn zorgt voor een opschorting van de beslistermijn (art. 4:15 Awb). De gemeente bepaalt welke gegevens noodzakelijk zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen.
Wanneer de gegevens niet worden aangevuld, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten (art. 4:5 Awb). Dit dient wel binnen 4 weken te gebeuren nadat de aanvraag is aangevuld of de termijn om stukken aan te vullen ongebruikt is verstreken. Wanneer deze termijn verstreken is, kan de aanvraag nog wel worden afgewezen omdat het recht op een voorziening niet is vast te stellen, dit omdat onvoldoende gegevens bekend zijn.
Wanneer een pgb-plan niet wordt ingediend (ondanks herhaald verzoek hiertoe), is het niet mogelijk een indicatie af te geven voor een jeugdhulpvoorziening in de vorm van een pgb. Er kan immers geen zorgvuldig onderzoek plaatsvinden of een pgb mogelijk is zonder dat een pgb-plan is ingevuld. Als vaststaat dat wel een indicatie voor een jeugdhulpvoorziening in natura toegekend kan worden, dan kan dit wel gedaan worden. De gemeente voldoet daarmee aan zijn zorgplicht.
Als een aavrager eerder een afwijzende beschikking heeft gekregen, dan moet de aanvrager nieuwe feiten of veranderde omstandigheden hebben. Als er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn, of worden gemeld kan de (herhaalde) aanvraag worden afgewezen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking (art. 4:6 Awb).
Onafhankelijke clientondersteuning
Inwoners kunnen een beroep doen op onafhankelijke clientondersteuning. In de ontvangstbevestiging van de aanvraag worden de inwoners hierop gewezen. Cliëntondersteuning is hulp voor iedereen die zorg of hulp krijgt van een (zorg)instantie. Of als u zorg of hulp van een instantie wilt aanvragen. Cliëntondersteuning bestaat uit advies, informatie of kortdurende praktische hulp. Cliëntondersteuning is gratis.
Een onafhankelijk cliëntondersteuner helpt met onder andere:
De jeugdigen en/of hun ouder(s) kunnen een beroep doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Hiervoor kunnen ze contact opnemen met het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). De vertrouwenspersoon van het AKJ geeft informatie en advies aan jeugdigen en hun ouders over hun positie in de Jeugdwet en ondersteunt hen bij bemiddeling. Zij kan ook helpen bij het formuleren, indienen en afhandelen van klachten over de jeugdhulp of bij de uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Deze dienst is gratis voor de jeugdigen en/of zijn ouder(s).
vanwege een mogelijk gevoelige situatie, belangenverstrengeling en/ of privacy zijn er voor kinderen waarvan ouders als ambtenaar bij de gemeente Rijswijk werken, of als politieke ambtsdrager aan de gemeente Rijswijk zijn verbonden, afspraken gemaakt met regiogemeenten in het kader van het uitvoeren van het jeugdonderzoek. In afstemming met voornoemde ouders en het uitvoerende Jeugdteam bestaat de mogelijkheid om gelet op bovengenoemde redenen het inhoudelijk onderzoek uit te laten voeren door een regiogemeente. De gemeente Rijswijk blijft echter verantwoordelijk voor het besluit op de aanvraag en geeft een besluit af op basis van de geldende regelgeving binnen de gemeente Rijswijk.
Om de hulpvraag in te kunnen schatten zal de consulent jeugd in gesprek gaan met de jeugdige en/of ouder(s), de consulent zal een aantal onderwerpen onderzoeken.
Persoonskenmerken, ontwikkeling, omgeving en opvoeding van de jeugdige en/of ouder(s) en het probleem of de hulpvraag.
Eventueel brengt de consulent jeugd samen met jeugdige en/of ouder(s) met behulp van observatie of vragenlijsten de problemen en krachten verder in kaart. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouder(s) of bijvoorbeeld adoptie gerelateerde problemen.
De consulent jeugd geeft waar nodig informatie aan jeugdige en/of ouder(s). Bijvoorbeeld over wat het is, hoe het ontstaat, wat het in stand houdt, wat de mogelijke gevolgen ervan zijn en wat het betekent ten aanzien van verwachtingen naar de toekomst.
De consulent jeugd gaat na of jeugdige en/of ouder(s) de informatie begrijpen en welke vragen zij hebben. De professional gaat na of voor hen de informatie herkenbaar is en of ze de betekenis delen.
De behoeften en voorkeuren, het gewenste (maatschappelijke) resultaat van de aangevraagde jeugdhulp.
De consulent jeugd vraagt jeugdige en/of ouder(s) wat zij willen bereiken of veranderen in de (thuis)situatie. De consulent jeugd stemt met de jeugdige en/of ouder(s) en eventuele andere betrokkenen af welk resultaten zij willen behalen.
Het beoogde maatschappelijke resultaat van jeugdhulp aan jeugdige en/of ouder(s) is dat de jeugdige functioneert naar vermogen, leeftijdsadequaat en in een steunend systeem. Met als doel dat de jeugdige:
Het vermogen van de jeugdige en/of ouder(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving de situatie te normaliseren dan wel zelf een oplossing voor de hulpvraag te vinden.
Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht en het beoogde resultaat van ondersteuning is bepaald, wordt onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of ouder(s) toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. De oplossing voor de hulpvraag kan gevonden worden in:
De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening
Als vaststaat welke hulp de jeugdige en/of ouder(s) nodig hebben en dat zij en/of het sociaal netwerk hier niet (geheel) in kunnen voorzien en geen aanspraak kan worden gemaakt op een aanvullende verzekering, dan wordt onderzocht of aanspraak gemaakt kan worden op een andere voorziening. Een andere voorziening is een voorziening op grond van een andere wet dan de Jeugdwet bijvoorbeeld de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)3 of de Wet Passend Onderwijs.
Opvragen van informatie bij derden/in gesprek samen met ouders en derden
De consulent jeugd kan, met instemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s) en volgens het artikel rond vertrouwelijkheid, uit de beroepscode van de jeugd- en gezinsprofessional4, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of school, en met deze partners in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp. Dit gesprek vindt bij voorkeur plaats in aanwezigheid van jeugdige en/of zijn ouder(s).
Om jeugdhulp te kunnen krijgen, wordt van zowel de jeugdige zelf als zijn ouder(s) de nodige medewerking verwacht. Van de jeugdige en/of ouder(s) wordt gevraagd om gegevens te verstrekken die nodig zijn voor een goede beoordeling van de hulpvraag en dat zij zo goed mogelijk meewerken aan een daarvoor benodigd onderzoek. Als de jeugdige en/of ouder(s) niet of onvoldoende meewerken aan het onderzoek, zal de consulent jeugd een besluit nemen op basis van de gegevens waarover het wel kan beschikken. Het kan zijn dat door het ontbreken van informatie niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een noodzaak tot jeugdhulp of dat er geoordeeld wordt dat een andere vorm van jeugdhulp nodig is dan die de jeugdige en/of ouder(s) hebben gevraagd. In dat geval kent het college alleen die vorm van jeugdhulp toe en wijst de gevraagde jeugdhulp af.
Van de jeugdige en/of ouder(s) wordt bovendien verwacht dat zij de consulent jeugd informeren over nieuwe feiten of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de benodigde jeugdhulp.
Gevolgen onvoldoende medewerking
Zoals in de bovenstaande alinea wordt omschreven kan de jeugdconsulent geen goed besluit nemen als de aanvrager niet goed meewerkt. Als de jeugdige en/of ouder(s) onvoldoende meewerken betekent dat niet dat het college de aanvraag zomaar kan afwijzen. Het college moet dan onderzoeken en beoordelen of op grond van de informatie die wel aanwezig is, kan worden vastgesteld dat de jeugdige een probleem in de zin van de Jeugdwet heeft en daarvoor jeugdhulp moet worden ingezet. Het kan zijn dat door het ontbreken van informatie niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een noodzaak tot jeugdhulp. In dat geval wijst het college de aanvraag af. Het kan ook zijn dat op grond van de aanwezige informatie geoordeeld wordt dat een andere vorm van jeugdhulp nodig is dan die de jeugdige en/of ouder(s) hebben gevraagd. In dat geval kent het college alleen die vorm van jeugdhulp toe en wijst de gevraagde jeugdhulp af.
De consulent jeugd en de jeugdige en/of ouder(s) leggen de zaken zoals die uit het onderzoek volgen vast in het ondersteuningsplan. In dat plan staat onder andere:
Hulpverleningsdoelen opstellen
Als duidelijk is wat de beperkingen en/of problemen van de jeugdige en/of ouder(s) zijn, formuleren zij samen het beoogde resultaat (outcome). De consulent jeugd vraagt ouders en jeugdige wat zij willen bereiken of veranderen. Centrale vragen hierbij zijn: Welke meerwaarde moet de jeugdhulp hebben? Welk maatschappelijk resultaat kunnen we bereiken? Wat is goed genoeg voor jeugdige en/of ouder(s)? Daarbij gaat het om doelen met betrekking tot:
De consulent jeugd bespreekt welke oplossingen (inclusief eigen mogelijkheden en mogelijkheden in het sociale netwerk en voorliggend veld) of behandelmogelijkheden er zijn en wat de voor- en nadelen en verwachte resultaten hiervan zijn.
De consulent jeugd vraagt aan jeugdige en/of ouder(s) hoe zij tegen de verschillende mogelijkheden aankijken, welke voorkeur zij hebben. Formuleren van kwaliteitscriteria (bijv. reistijd, eerdere ervaringen).
Gezamenlijk beslissen consulent jeugd en jeugdige en/of ouder(s) welke mogelijkheid het beste aansluit bij de vraag of het probleem en de voorkeuren van jeugdige en/of ouder(s).
Keuze(s) voor aanbieder(s) in kaart brengen
De consulent jeugd checkt welke aanbieders er beschikbaar zijn voor de gekozen hulpvorm:
Als de aanbieder niet voldoende beschikbaar is, wordt een andere aanbieder overwogen. Als er geen adequaat aanbod beschikbaar binnen de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders in de regio, dan wordt de mogelijkheid onderzocht van:
De consulent jeugd koppelt aan de jeugdige en/of ouder(s) terug welke aanbieder(s) de gewenste hulp kunnen uitvoeren. De consulent jeugd en de jeugdige en/of ouder(s) beslissen samen welke aanbieder benaderd wordt. Vervolgens checkt de consulent jeugd wat het richtinggevend kader is bij de gekozen hulp en stemt het ondersteuningsplan af op maximaal aantal uren/doorlooptijd van de gekozen hulpvorm.
Als uit het onderzoek is gebleken dat er sprake is van multi-problematiek of onveiligheid in het gezin, wordt er procesregie ingezet vanuit het jeugdteam. Procesregie is bedoeld om de jeugdige en/of ouder(s) te ondersteunen bij het pakken van de eigen regierol wanneer het de ouder(s) door de complexiteit van de situatie onvoldoende zelf lukt en er ook vanuit het sociale netwerk niemand de jeugdige en/of ouder(s) voldoende kan begeleiden.
Wanneer is bepaald welke hulp nodig is, in welke vorm, de duur en frequentie, dan worden de te bereiken hulpverleningsdoelen (output) geformuleerd waarmee de ouder(s) en/of jeugdige in staat worden gesteld om het beoogde resultaat (outcome) te bereiken. De hulpverleningsdoelen worden opgenomen in het ondersteuningsplan. De benodigde jeugdhulp wordt vervolgens beschikt door de consulent jeugd. De beschikking wordt doorgestuurd naar zowel de jeugdige en/of ouder(s) en als naar de gekozen jeugdhulpaanbieder.
De consulent jeugd zorgt dat jeugdige en/of ouder(s) het ondersteuningsplan zelf in beheer heeft en kan delen met andere betrokkenen.
Met toestemming van de jeugdige en/of ouder(s) worden in het ondersteuningsplan afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het ondersteuningsplan met de jeugdige en/of ouder(s), jeugdteam en de jeugdhulpaanbieder tussentijds besproken worden.
Hoofdstuk 4 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)
Met een pgb kan de jeugdige en/of ouder(s) zelf passende hulp inkopen. Een persoonsgebonden budget vertegenwoordigt dus de geldwaarde van een passende bijdrage van een individuele voorziening die het college in natura kan verlenen. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op voorwaarden voor een persoonsgebonden budget, de vaardigheden van de budgethouder en zorgverlener, het verschil tusen formele - en informele hulp en de pgb tarieven voor 2023.
In artikel 10 van de Verordening zijn de voorwaarden voor het persoonsgebonden budget vastgelegd, ter beoordeling aan het college. Het college moet zich bij het toekennen van een persoonsgebonden budget ervan overtuigen dat voldaan wordt aan de voorwaarden. Aan alle voorwaarden moet stuk voor stuk worden voldaan. Desgevraagd verschaft de jeugdige en/of zijn ouder(s) de daarvoor noodzakelijke inlichtingen of gegevens en verleent zijn medewerking aan het onderzoek.
Het college verstrekt een pgb aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen overtuigend inhoudelijk motiveren dat de door het college gecontracteerde individuele jeugdhulpvoorzieningen niet passend zijn in hun specifieke situatie. Belangrijke motieven om te kiezen voor een pgb in plaats van zorg in natura kunnen zijn;
De motivatie voor een pgb wordt opgenomen in het pgb plan. In het pgb plan wordt ook opgenomen op welke wijze de jeugdige en/of zijn ouder(s) de jeugdhulp willen organiseren, op welke wijze en wanneer de doelen uit het pgb plan worden behaald. Ook wordt in het pgb plan opgenomen bij wie de hulp wordt ingekocht, hoe de kwaliteit is gewaarborgd en tenslotte is ook een financieel overzicht opgenomen.
De volgende contra-indicaties voor het adequaat beheren van een pgb zijn van toepassing:
Een budgethouder kan niet tegelijkertijd ook zorgverlener zijn.
4.2 Basisvaardigheden pgb budgetbeheerder
De volgende vereisten waaraan een budgetbeheerder in elk geval moet voldoen zijn:
Als er een ernstig vermoeden is dat de budgetbeheerder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb zal overwogen worden of een pgb wel de juiste leveringsvorm is voor de individuele voorziening.
4.3 Basisvoorwaarden zorgverlener
De zorgverlener dient aan de volgende basisvoorwaarden te voldoen bij het leveren van formele- en informele zorg:
Dient te beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)5 uitgezonderd de ouder(s).
4.4 Aanvullende voorwaarden zorgverlener
De organisatie werkt met medewerkers of hulpverleners (ZZP) die zijn ingeschreven in bijvoorbeeld het Kwaliteitsregister Jeugd of BIG-register;6
4.5 Verantwoorde werktoedeling
Verantwoorde werktoedeling van de Jeugdwet houdt in dat per hulpvraag en behandeldoel gekeken wordt welke expertise nodig is om aan de slag te gaan. Dit kan betekenen dat voor een praktische en planbare begeleidingsvraag niet direct iemand met een HBO of WO functie nodig is, maar dat een MBO-er of vaktherapeut ook geschikt kan zijn. Wel is van belang dat de jeugdhulpmedewerker beschikt over de juiste vakinhoudelijke kennis en expertise. Het maakt niet uit of de jeugdige en/of ouder(s) middels een pgb een bij een instelling of via een ZZP’er hulp wil inkopen omdat voor beide dezelfde regels gelden.
Voor het afwegingskader en takenverschil tussen een MBO-er en HBO-er zie bijlage 3 ‘Schema verantwoorde werktoedeling’. Per hulpvraag en/of behandeldoel beoordeelt de pgb aanvrager welke expertise nodig is. Wanneer de hulpvraag en of behandeldoelen door een MBO-er uitgevoerd kunnen worden, hoeft deze niet in het register of onder supervisie te staan. Het uitgangspunt is dat iemand met een MBO diploma in staat is om MBO taken uit te voeren.
De vuistregel bij een HBO-er is dat wanneer iemand met een HBO functie nodig is, deze altijd geregistreerd moet staan in een kwaliteitsregister zoals het SKJ of BIG.
Wanneer de ouder en consulent jeugd beiden van mening zijn dat voor een hulpvraag specialistische inzet nodig is die zo uitzonderlijk is dat er geen registratie mogelijk is, kan hierop een uitzondering gemaakt worden. De uitzondering moet wel altijd door ouders onderbouwd worden.
4.6 Onderscheid formele en informele hulp
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een jeugdhulpaanbieder of door een zelfstandige jeugdhulpverlener (ZZP-er), die onder toezicht staan van de in de Jeugdwet aangewezen inspecties.
Wanneer de hulpverlener een bloed- of aanverwant is in de 1e of 2e graad, is er altijd sprake van informele hulp. Ook al gaat het om een hulpverlener die bijvoorbeeld BIG-geregistreerd is. De achtergrond daarvan is dat ook familieleden met een zorggerelateerd beroep of -opleiding in eerste instantie een affectieve relatie hebben met de budgethouder en derhalve objectiviteit lastiger te garanderen is. Van een ouder of ander ondergenoemd familielid kan niet verwacht worden objectieve zorg in te zetten.
Bloedverwantschap ontstaat door:
Dus onder eerste en tweede graad bloedverwanten van de jeugdige wordt verstaan:
Deze tarieven zijn gebaseerd op 80% (voor ZZP-ers) en 90% (voor organisaties) van de tarieven zorg in natura (zin) die door het Servicebureau Jeugdhulp Haaglanden met zin-jeugdhulpaanbieders zijn overeengekomen voor het jaar 2024. De pgb tarieven worden jaarlijks op basis van de nieuwe zin- tarieven afgeleid en door het college vastgesteld.
In de onderstaande tabel maken wij inzichtelijk welke maximale tarieven er kunnen worden vergoed. Ook geven wij een omschrijving van de voorzieningen en in sommige gevallen de criteria waarmee ze zich van elkaar onderscheiden.
Omschrijving 1 | |||
Hulp bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen en hulp bij beperkingen zelfverzorging. Ook vergoeding op basis van beschikbaarheid door oproepbaar te zijn. | |||
Persoon functioneert sociaal redelijk zelfstandig. Persoon is zich bewust van verstandelijk handicap en gevolgen daarvan voor sociaal functioneren. Beperkte begeleiding voor sociale redzaamheid. Toezicht en stimulatie bij aangaan sociale relaties, contacten en deelname maatschappelijk leven. | |||
Dagbesteding is groepsbegeleiding voor kinderen en jongeren met een beperking. Vaak worden activiteiten gedaan, deze activiteiten worden aangepast op wat de deelnemers kunnen. | |||
Wordt uitgevoerd door MBO-er onder toezicht van HBO-er. 1 begeleider op 5 cliënten. | |||
Wordt uitgevoerd door HBO-er onder toezicht van WO-er en ondersteuning van MBO medewerker. 1 begeleider op 4 cliënten. | |||
Wordt uitgevoerd door HBO-er onder toezicht van WO-er en ondersteuning van MBO medewerker. 1 begeleider op 3 cliënten. | |||
Het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. | |||
Wordt uitgevoerd door MBO-er onder toezicht van HBO-er. 1 begeleider op 5 cliënten. | |||
Het ontwikkelen en aanleren van praktische, cognitieve en emotionele vaardigheden, waarbij de mogelijkheden van het kind optimaal worden benut, zodat een zo zelfstandig mogelijk niveau van functioneren bereikt kan worden. | |||
Het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. | |||
Wordt uitgevoerd door een mix van een MBO niveau 4 en HBO medewerker | |||
Wordt uitgevoerd door een HBO-er die ondersteunt wordt door een WO medewerker op de achtergrond. | |||
De jeugdige wordt individueel behandeld op grond van (of het vermoeden van) een DSM5-benoemde stoornis. Ondersteuning door de huisarts of het lokale team biedt onvoldoende resultaat/perspectief, waardoor de inzet van Basis Jeugd-GGZ noodzakelijk is. | |||
Door de inzet van diagnostiek wordt de oorzaak van onderliggende gedragsproblemen verduidelijkt, de zorgvraag bepaald en zo nodig een persoonlijk behandelplan opgesteld. In het behandelplan wordt aangegeven welke interventies er worden ingezet om het kind en het gezin te ondersteunen om te komen tot herstel en/of verdere achteruitgang te voorkomen. | |||
Om tijdelijk de ouder(s)/verzorger(s) te ontlasten, wordt het kind in een huiselijke omgeving logeeropvang geboden, waarbij ontwikkelingsgerichte begeleiding wordt geboden en toezicht en/of zorg (24 uur per dag) noodzakelijk is. | |||
Kortdurend verblijf in een groep van maximaal 8 kinderen. Het tarief is all inclusive. Het vervoer organiseren de ouders zelf. | |||
Kortdurend verblijf middel, in een groep van maximaal 6 kinderen. Het tarief is all inclusive. Het vervoer organiseren de ouders zelf. | |||
Kortdurend verblijf zwaar, in een groep van maximaal 4 kinderen. Het tarief is all inclusive. Het vervoer organiseren de ouders zelf. | |||
Hoofdstuk 5 Regels voor Jeugdwetvervoer
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat het uitgangspunt van de gemeente is bij een aanvraag van Jeugdwetvervoer, wanneer het vervoer kan worden stopgezet en wat ouder(s) moeten doen om af te wijken van de standaard ‘warme overdracht’ van de jeugdige door de ouder(s) en de de chauffeur.
5.1 Regels voor toekenning Jeugdwetvervoer
Het vervoer van een jeugdige van en naar de plek waar jeugdhulp wordt geboden is te allen tijde de verantwoordelijkheid van de ouder(s), tenzij in het onderzoek wordt vastgesteld dat jeugdwetvervoer noodzakelijk is om de jeugdige van jeugdhulp te voorzien. Een aanvraag voor jeugdwetvervoer verloopt altijd via het Jeugdteam. Op de aanvraag voor jeugdwetvervoer zijn de beleidsregels Jeugdwetvervoer van toepassing.
5.2 Gedragsregels en ontzegging vervoersvoorziening
De gemeente Rijswijk verwacht gepast gedrag van ouder(s) en jeugdigen in het vervoer. Wat hieronder verstaan wordt, is terug te vinden in het handboekje jeugdwetvervoer. Dit handboekje wordt aan alle ouder(s) uitgereikt voor de start van het vervoer en is ook te raadplegen op www.rijswijk.nl. De gemeente Rijswijk onderschrijft deze gedragsregels.
Bij ontoelaatbaar gedrag van de jeugdige kan deze (tijdelijk) van het aangepast vervoer geweerd worden. Op welke manier de gemeente reageert als de jeugdige de veiligheid van de andere passagiers en de chauffeur in gevaar brengt, vraagt om maatwerk waarbij individuele omstandigheden worden meegewogen.
Voordat overgegaan wordt tot een ontzegging, worden de volgende stappen ondernomen:
Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe toezicht is geregeld als er sprake is van een vermoeden van oneigenlijk gebruik en hoe er wordt omgegaan met terugvordering.
Bij een vermoeden of signaal van oneigenlijk gebruik van de individuele voorziening in zorg in natura of het pgb wordt dit gemeld bij de toezichthouder. Wanneer de toezichthouder een vermoeden of signaal van oneigenlijk gebruik van het pgb ontvangt, kan hij van zijn toezichthoudende bevoegdheid gebruik maken. Dit betekent onder andere dat de toezichthouder inlichtingen kan vorderen en inzage in documenten en toegang tot gegevens kan verkrijgen. Iedereen is in beginsel verplicht aan het onderzoek van de toezichthouder mee te werken. Dit betekent dat ook bij anderen dan de budgethouder onderzoek verricht kan worden. Alleen personen die door een geheimhoudingsplicht niet kunnen meewerken mogen hun medewerking aan de toezichthouder weigeren. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels uit artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Awb.
Als het college een besluit tot het verlenen van een individuele voorziening heeft ingetrokken dan kan het college van de jeugdige en/of ouder(s) geheel of gedeeltelijk de geldwaarde van de ten onrechte genoten individuele voorziening of pgb terugvorderen. Mogelijke redenen voor het terugvorderen zijn:
Het te vorderen bedrag moet aan het college worden betaald binnen een betalingstermijn van zes weken. Indien de jeugdige en/of ouder(s) dit niet direct kunnen betalen kan een betalingsregeling worden getroffen.
Mocht de jeugdige en/of ouder(s) niet tijdig betalen zoals afgesproken stuurt het college een aanmaning waarin een termijn van twee weken wordt geboden om alsnog aan de betaling te voldoen. Bij het niet betalen van deze aanmaningen kan worden overgegaan tot invordering bij dwangbevel.
Aanvragen die ingediend zijn voor jeugdhulp die wordt geleverd in 2023, worden afgehandeld volgens de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2023. Aanvragen die ingediend zijn voor jeugdhulp die wordt geleverd in 2023 en die al zijn afgehandeld volgens de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2022, worden herzien en opnieuw afgegeven op basis van de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2023. Aanvragen waarop nog niet is beslist en betrekking hebben op (reeds geleverde) Jeugdhulp in 2022 worden afgehandeld volgens de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2022. Op een aanhangig bezwaarschrift wordt beslist met inachtneming van de beleidsregels die van toepassing waren op de primaire besluitvorming.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 april 2023
De secretaris,
P.M. Schuit
de burgemeester,
H. Sahin
Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke zorg
Richtlijn gebruikelijke zorg van ouder(s) voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijdscategorie
Bijlage 2 Richtlijn bovengebruikelijke zorg op het gebied van persoonlijke verzorging en op het gebied van begeleiding
Bovengebruikelijke zorg: persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging betreft verzorging die de jeugdige van 0-18 jaar nodig heeft bij zelfzorgactiviteiten, zoals gespecifieerd in de Jeugdwet.
Als gebruikelijke persoonlijke verzorging bij kinderen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijk zorg moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van de jeugdige, kan hiervoor een individuele voorziening worden toegekend. Bij zorghandelingen tijdens de kinderopvang of tijdens het onderwijs, is sprake van persoonlijke verzorging als het gaat om handelingen die organisaties voor kinderopvang of onderwijs normaal niet bieden.
Als een kind van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder(s) verwacht het college geen bijdrage van de ouders.
Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang: De reguliere opvang/zorg die instanties voor kinderopvang bieden is gebruikelijk zorg. Alleen voor de zorg die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg is er aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. De niet-uitstelbare persoonlijke verzorging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.
Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs: De school biedt gangbare en normale dagelijkse hulp. Voor deze gangbare en normale dagelijkse hulp kan geen individuele voorziening worden ingezet. Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet-uitstelbare hulp geen verplichting voor de ouders om deze gebruikelijk zorg op school te leveren. Deze hulp kan dus worden toegekend. De onderwijsregelgeving is voorliggend op een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet tijdens schooltijd.
Bovengebruikelijke zorg: begeleiding
Begeleiding bevat voornamelijk het ondersteunen bij en aanleren van praktische vaardigheden om de uitingsvormen van probleemgedrag of de aandoening te beperken. Begeleiding kent zowel ondersteunende als activerende activiteiten. Het college beoordeelt ouderlijk toezicht aan kinderen als gebruikelijke begeleiding. Kinderen (met of zonder ziekte of beperking) hebben ouderlijk toezicht nodig
Voor begeleiding tijdens kinderopvang geldt:
Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, stelt het college de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vast over het hele etmaal/zeven dagen per week, dus inclusief de tijd dat ouders werken, onderwijs volgen of andere activiteiten ondernemen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.
Voor begeleiding tijdens school geldt:
Het college indiceert geen begeleiding tijdens de schooltijd van het kind voor begeleiding die buiten de schooltijd als gebruikelijk zorg wordt beschouwd.
Bijlage 3 Schema verantwoorde werktoedeling
Werk op een verantwoorde manier toedelen
Bron: BPSW (2017). Beroepscode jeugd- en gezinsprofessional, opgevraagd op 4 mei 2021 via www.skjeugd.nl