Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs |
Citeertitel | Afvloeiingsregeling openbaar basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
-
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2005 | 06-12-2005 | intrekking | 01-11-2005 Huis aan Huis; 07-12-2005 | 22401 | |
08-01-1994 | nieuwe regeling | 13-12-1993 Huis aan Huis; 31-12-1993 | 13-12-1993 |
Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
(Rb. 13-12-1993)1)
Deze verordening verstaat onder:
diensttijd: uitsluitend de tijd, doorgebracht in een betrekking:
aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel de Overgangswet voortgezet onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten, de instituten waaraan het nieuw vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven, dan wel de instituten waaraan het deeltijd vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven - en in de wetten die geacht kunnen worden aan de onderwijs te zijn voorafgegaan;
aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lager-onderwijswet 1920 van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld, met dien verstande dat de tijd voor augustus 1956 doorgebracht aan een school voor kleuteronderwijs slechts meetelt, indien daaruit inkomsten werden genoten;
aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie-academie, de Rijksluchtvaartschool, alsmede het militair wetenschappelijk onderwijs aan het Koninklijk Instituut van de marine, de Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire School en de Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van de instelling voor ten minste 51% door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige Mijnscholen in Limburg voor zover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen betreft;
aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die van overheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, dan wel:
bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op voordracht van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen is geschied, dan wel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
de belanghebbende heeft gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van belanghebbende behorende 0- tot 4-jarige eigen, stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren (verzorgingstijd);
bij samenloop van bovengenoemde betrekkingen of situaties de daarin doorgebrachte diensttijd voor de toepassing van de afvloeiingsregeling slechts eenmaal meetelt. De diensttijd behoeft niet aaneengesloten te zijn. Is men in een betrekking als bedoeld onder a t/m o aangesteld en heeft men gedurende die periode buitengewoon verlof genoten als bedoeld in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, dan telt die verloftijd als diensttijd mee;
afvloeiing: tussentijds ontslag uit een tijdelijk dienstverband dan wel ontslag uit een vast dienstverband van belanghebbende op grond van opheffing van de school of van een betrekking aan de school of wegens zodanige veranderingen in de inrichting van het onderwijs, dat de werkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden;
OWBO/WBO-protocol: een voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde aangeeft van de belanghebbenden die op 1 augustus 1985 als groepsleraar in vaste dienst aan die basisschool zijn verbonden en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter- of lagere school binnen de gemeente waren verbonden;
fusieprotocol: een voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde aangeeft van de belanghebbenden die de dag voorafgaande aan de fusie als lid van het onderwijzend personeel aan een van de bij de fusie betrokken basisscholen verbonden zijn èn die op de dag waarop de fusie is gerealiseerd aan de gefuseerde school in vaste dienst zijn aangesteld;
verzorgingsprotocol: een voor de desbetreffende school per afvloeiingscategorie opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgorde op 1 augustus 1990 aangeeft van de belanghebbenden die op 31 juli 1990 als lid van het onderwijzend personeel aan de betrokken school verbonden zijn èn op 1 augustus 1990 aan de betrokken school in vaste dienst zijn aangesteld.
De belanghebbende die op grond van de eerste twee leden van dit artikel voor afvloeiing in aanmerking komt en die de laatste aan de basisschool verbonden groepsleraar is in het bezit van de akte leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs of een hiermee gelijkgestelde akte, wordt tot 31 juli 1990 voor ontslag overgeslagen.
Afvloeiing vindt overeenkomstig de in artikel 2 genoemde volgorde voor de volgende categorieën afzonderlijk plaats:
bovenaan wordt de groepsleraar geplaatst die op 31 juli 1985 als hoofdleidster van een openbare kleuterschool respectievelijk als hoofd van een openbare lagere school binnen de gemeente was aangesteld; indien het om meer dan een ex-hoofdleidster respectievelijk ex-hoofd gaat, is hun diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
voor de overige op de onder a. respectievelijk b. bedoelde lijst te vermelden groepsleraren is per lijst voor de daarop te vermelden groepsleraren de diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde, met dien verstande dat de groepsleraar met de meeste diensttijd direct na de ex-hoofdleidster(s) respectievelijk het ex-hoofd (de ex-hoofden) bovenaan de lijst wordt geplaatst en vervolgens aflopend naar de groepsleraar met de kortste diensttijd die onderaan de lijst komt, terwijl in geval van gelijke diensttijd de jongste in leeftijd lager in volgorde wordt geplaatst.
De in het protocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemde groepsleraren wordt als volgt bepaald:
de groepsleraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op 1 augustus 1985 geen directeur is, vloeit als laatste van de groepsleraren af; indien het om meer dan een ex-schoolleider gaat, is hun diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
De in het fusieprotocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemde groepsleraren wordt als volgt bepaald:
de groepsleraar die op de dag voorafgaande aan de fusie directeur was en die op de dag waarop de fusie is gerealiseerd geen directeur is, vloeit als laatste van de groepsleraren af. Indien het om meer dan JJn ex-directeur gaat, is hun diensttijd bepalend voor hun onderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager in volgorde geplaatst;
de groepsleraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op 1 augustus 1985 geen directeur was en die op grond van het OWBO/WBO-protocol als laatste van de aan een bij de fusie betrokken school verbonden groepsleraren afvloeit, vloeit direct voor de ex-directeur(en) als bedoeld in het derde lid onder a. af.
Indien er geen ex-directeur als bedoeld in het derde lid onder a. aanwezig is, vloeit betrokkene als laatste van de groepsleraren af. Het onder a., tweede volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4b Verzorgingsprotocol
Burgemeester en wethouders stellen voor elke school per afvloeiingscategorie als bedoeld in artikel 3 een protocol op met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 en 4a, dat de onderlinge afvloeiingsvolgorde op 1 augustus 1990 aangeeft van de belanghebbenden die op 31 juli 1990 als leraar aan de betrokken school verbonden zijn èn op 1 augustus 1990 aan de betrokken school in vaste dienst zijn aangesteld.
Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de overeenkomstige artikelen 2, 3, 4, 4a respectievelijk 4b, bepaalde volgorde worden afgeweken, met dien verstande dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.
Aan het bepaalde in het vorige lid wordt voor zover het omvangrijke afwijkingen betreft slechts uitvoering gegeven na overleg met belanghebbenden en na de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en de Medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad te hebben gehoord.
Indien er sprake van fusie van scholen is, kan het bevoegd bestuursorgaan na overleg met belanghebbenden en na de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel en de Medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad te hebben gehoord afwijken van het in artikel 4a, derde lid, onder c., bepaalde.
Voor de belanghebbende die op 31 juli 1990 en op 1 augustus 1990 aan de school is aangesteld wordt, als tot op dat moment opgebouwde diensttijd, alleen die diensttijd in aanmerking genomen welke reeds bij het bevoegd bestuursorgaan bekend is, alsmede de diensttijd welke alsnog bij het bevoegd bestuursorgaan wordt opgegeven binnen drie maanden na de uitnodiging daartoe door het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 7 Wijziging verordening
Burgemeester en wethouders leggen elk wijzigingsvoorstel van deze verordening voor overleg voor aan de daarvoor in aanmerking komende
organisaties van onderwijzend personeel en ter kennisneming aan de betrokken Medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad, alvorens zij dit voorstel ter vaststelling aan de gemeenteraad voorleggen.
Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat een exemplaar van deze verordening in elke openbare school voor basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs steeds op een voor belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage ligt. Tevens dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat een exemplaar van het eventueel van toepassing zijnde protocol voor de desbetreffende school steeds op een voor belanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage ligt.