Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Leefgeld ontheemden Oekraïne gemeente Tiel |
Citeertitel | Beleidsregels Leefgeld ontheemden Oekraïne gemeente Tiel |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2023 | 01-03-2023 | nieuwe regeling | 09-03-2023 |
De burgemeester van de gemeente Tiel
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Regeling opvang ontheemden Oekraïne;
het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent het verstrekken van leefgeld aan in de gemeente opgevangen Oekraïense ontheemden;
vast te stellen de “Beleidsregels Leefgeld ontheemden Oekraïne gemeente Tiel”.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de verstrekkingen aan ontheemden gedurende hun opvang in een gemeentelijke opvangvoorziening of een particuliere opvangvoorziening.
Artikel 6 Aanvang van het leefgeld
Het leefgeld wordt verstrekt met ingang van de eerste dag na inschrijving BRP.
De belanghebbende verstrekt binnen een termijn van 14 dagen aan de burgemeester de inlichtingen die van invloed zijn op het recht op en de hoogte van het leefgeld. Met name verstrekt de belanghebbende inlichtingen die betrekking hebben op de aanvaarding of wijzigingen van betaald werk, het verkrijgen van een uitkering, verhuizing binnen de gemeente, vertrek uit de gemeente, tijdelijk verblijf buiten de gemeente en wijzigingen in zijn gezinssituatie.
NOTA VAN TOELICHTING Beleidsregels ontheemden Oekraïne gemeente Tiel
Artikel 3 Doelgroep en voorwaarden leefgeld
De inschrijving in de BRP biedt een verificatie dat de belanghebbende ook zijn verblijf in de gemeente heeft en een datum van het begin van zijn verblijf.
De aanvraag kan worden gedaan door één meerderjarig gezinslid namens zijn gehele gezin. De meerderjarige gezinsleden (in de regel is dat enkel de partner) hoeven niet afzonderlijk een aanvraag in te dienen. Via een aanvraag krijgen we de informatie die nodig is om het recht op en de hoogte van het leefgeld te bepalen. Als gevolg van de aanvraag zal de afhandeling van het leefgeld onder het regime van de Awb komen. Daarom zal de belanghebbende een beschikking krijgen, en alle rechten en plichten die uit de Awb voortvloeien (o.a. mogelijkheid tot bezwaar). Een aanvraag plus beschikking is ook in lijn met de inlichtingenplicht voor Oekraïners. Deze inlichtingenplicht is nog niet in een wettelijke regeling opgenomen, omdat daar (nog) geen juridische grondslag voor is. Ter vergelijking: de inlichtingenplicht van de Participatiewet heeft zijn grondslag in de Wet SUWI.
Ingevolge de Regeling wordt gesteld, dat de belanghebbende die zelf in zijn huisvesting kan voorzien geen behoefte heeft aan een financiële ondersteuning. Een belanghebbende die ook de Nederlandse nationaliteit bezit kan niet als vluchteling worden aangemerkt. Hij verblijft immers in zijn eigen land. Analoog aan diverse inkomensregelingen (zoals de Participatiewet) geldt ook hier dat bij verblijf in detentie geen recht op financiële toelagen bestaat. De minister belast met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 oordeelt over de toepassing van het artikel 28. Samengevat stelt het artikel 28 van de Richtlijn, dat een lidstaat een persoon bescherming mag weigeren als er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat hij gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.
Artikel 6 Aanvang van het leefgeld
De ingangsdatum voor het verstrekken van het leefgeld is de ingangsdatum inschrijving BRP.
Artikel 7 Hoogte van het leefgeld
De Regeling bepaalt dat de hoogte van het leefgeld wordt berekend op basis van de samenstelling van het gezin. Ten behoeve van een vereenvoudigde uitvoering wordt het leefgeld steeds voor een volledige maand verstrekt. Enkel bij de eerste verstrekking van het leefgeld, wordt de inschrijfdatum BRP als ingangsdatum genomen en wordt er een berekening gemaakt naar rato van het aantal dagen van de maand vanaf de datum inschrijving BRP.
Artikel 8 Beëindiging of beperking van het leefgeld
Vanaf 1 februari 2023 geldt de regel dat het leefgeld voor het gehele gezin stopt wanneer ten minste één van de meerderjarige gezinsleden gaat werken of een uitkering ontvangt (waarbij in eerste instantie te denken is aan een WW- of ZW-uitkering). Wanneer een minderjarig kind gaat werken (dit kan b.v. ook een krantenwijkje zijn), dan eindigt enkel het leefgeld voor dit kind mits de inkomsten hoger zijn dan de voor het minderjarige kind geldende norm. De rest van het gezin blijft leefgeld ontvangen. De hoogte van het leefgeld voor dit gezin wordt dan berekend naar de gezinsgrootte zonder dit kind. Indien de inkomsten lager zijn dan de financiële verstrekkingen, wordt het inkomen aangevuld tot de voor de ontheemde en/of diens gezinsleden geldende hoogte van het leefgeld. Op deze manier wordt ook parttime werken gestimuleerd.
Een gezin heeft recht op leefgeld in de gemeente waar het verblijft. Bij een vertrek uit de gemeente houdt dan ook het leefgeld op voor die gemeente. De Regeling suggereert een maximum van 28 dagen alvorens te besluiten dat de belanghebbende niet meer in de gemeente verblijft. Het is niet altijd of vanzelfsprekend duidelijk vanaf welke datum een belanghebbende of het gezin voor het laatst op de opvangvoorziening aanwezig was. Er worden geen dagelijkse presentielijsten bijgehouden. Daarom kan het zijn, dat b.v. een opvangregisseur of een gastgezin pas na enkele dagen merkt dat hij het gezin al een tijdje niet meer heeft gezien. Mogelijk weet de opvangregisseur/gastgezin niet met zekerheid op welke datum hij het gezin voor het laatst heeft gezien. En dan nog, als hij het weet, dan wil dat niet zeggen dat dat ook de laatste dag van aanwezigheid is. Daarom wordt gesteld, dat de termijn van 28 dagen aanvangt vanaf de dag van constatering van afwezigheid.
Ondanks het ontbreken van een wettelijke inlichtingenplicht is het wel wenselijk om de belanghebbende te bewegen om de benodigde inlichtingen te verstrekken, middels een rechtmatigheidsformulier. Een verplichting om inlichtingen te verstrekken vraagt ook om een termijn waarbinnen dit dient te gebeuren. De termijn van 14 dagen wordt redelijk geacht, aangezien de benodigde informatie voor de beoordeling tamelijk beperkt is en er geen – lastig te verkrijgen – documenten worden gevraagd.
Artikel 10 Langdurig verblijf in (zorg)instelling
Een langdurig verblijf is een verblijf van ten minste 4 weken (28 dagen). Bij een zorginstelling is te denken aan een ziekenhuis, verpleeghuis of verzorgingshuis, een instelling voor gehandicaptenzorg of een ggz-instelling. De belanghebbende verblijft in deze instelling ingevolge de Regeling Medische zorg Asielzoekers. Het is voor de toepassing van deze bepaling niet van belang of er sprake is van een Wlz -indicatie. De vergoeding gaat in vanaf de tweede maand. Voorbeeld: De belanghebbende wordt op 16 maart opgenomen, 4 weken daarna is 13 april. Dus vanaf 13 april kan een langdurig verblijf worden gesteld. De vergoeding gaat dan in vanaf 1 mei. De vergoeding bestaat uit het bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven (artikel 10 lid 4 en artikel 12 lid 4 van de Regeling). De vergoeding stopt vanaf de dag van ontslag uit de instelling.
De “andere kant” van het verstrekken van een tegemoetkoming is de terugvordering daarvan, wanneer de verstrekker, hier formeel de burgemeester, vindt dat de ontvanger er geen recht op had. Artikel 8 van de Regeling bij een gemeentelijke opvang en artikel 14 van de Regeling bij een particuliere opvang geven de grond voor de terugvordering. Met een terugvordering ontstaat een bestuurlijke schuld, waarmee de invordering kan plaatsvinden ingevolge de Awb . Maar daadwerkelijke terugvordering, en zeker de invordering, kan problematisch blijken als de belanghebbende blijkt te zijn teruggekeerd naar de Oekraïne of te zijn vertrokken naar een ander land. Daarom moet vooral pragmatisch naar elke situatie worden gekeken. Als de invordering naar inschatting complex is en pogingen daartoe futiel lijken te zijn, kan worden afgezien van terugvordering. Ook de omstandigheden worden in beschouwing genomen. Terugvordering vindt enkel plaats wanneer er duidelijk sprake is van moedwillige, flagrante opzet, ofwel kwade wil. Te denken is aan een situatie waar een belanghebbende welbewust vervalste omstandigheden creëert om leefgeld te verkrijgen.
Na toekennen van het leefgeld wordt deze daarna steeds verstrekt voor de volledige maand. Daarom wordt het terug te vorderen leefgeld ook bepaald op de volledige maand. Het leefgeld is een netto uitkering, zodat brutering niet aan de orde is.