Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Apeldoorn

Beleidsregel Uitwegen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieApeldoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Uitwegen 2023
CiteertitelBeleidsregels Uitwegen 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels uitwegen 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Algemene plaatselijke verordening 2014
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-03-2023nieuwe regeling

21-03-2023

gmb-2023-144571

3718

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Uitwegen 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

 

overwegende dat er behoefte bestaat aan uitleg en nadere invulling van de weigeringsgronden voor een vergunning voor een uitweg;

 

gelet op artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening 2014 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit

 

vast te stellen de volgende Beleidsregel Uitwegen 2023:

Artikel I

De Beleidsregel Uitwegen 2023 komt te luiden als volgt:

 

Beleidsregel Uitwegen 2023

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1Aanleiding

Uitwegen zijn noodzakelijk voor de ontsluiting van particuliere percelen op de openbare weg. Vaak hebben perceeleigenaren of-gebruikers wensen voor het aanbrengen van een uitweg of het verbreden van een bestaande uitweg om zodoende de bereikbaarheid van het perceel te vereenvoudigen of om (meer) voertuigen op eigen terrein te kunnen stallen. Tegenover deze particuliere belangen staan openbare belangen. Zo veroorzaken uitwegen een verstoring voor het “doorgaande” verkeer en zijn potentiële conflictpunten.

 

Om bovenstaande redenen is in artikel 2:12, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening 2014 (hierna: APV) een vergunningplicht opgenomen voor het maken of veranderen van een uitweg naar de weg1 en het gebruiken van de weg als uitweg. Er moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.2 Het tweede lid geeft aan dat de omgevingsvergunning kan worden geweigerd in het belang van:

 

  • de bruikbaarheid van de weg;

  • het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan uitleg en een nadere invulling van de weigeringsgronden van de APV. Deze beleidsregel voorziet daarin. Zij bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de uitgangspunten die worden gehanteerd bij vergunningaanvragen met betrekking tot uitwegen (transparantie).

 

1.2Kader

 

1.2.1Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen omgevingsvergunning voor het maken, veranderen en gebruiken van uitwegen als bedoeld in artikel 2:12 APV. De algemene uitgangspunten opgenomen in hoofdstuk 2.2 gelden voor de beoordeling van alle aanvragen omgevingsvergunning voor een uitweg. De aanvullende uitgangspunten in hoofdstuk 2.3 gelden alleen voor de beoordeling van aanvragen omgevingsvergunning binnen de bebouwde kom voor uitwegen bij grondgebonden woningen (inclusief beroepsuitoefening aan huis en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis), bedrijfswoningen gelegen buiten een bedrijventerrein en recreatiewoningen gelegen buiten een recreatiepark (zogenaamde solitaire recreatiewoningen).

 

De beleidsregel vervangt de Beleidsregels uitwegen 2012 (vastgesteld door het college op 29-11-2012).

 

Daar waar de gemeente zelf de openbare ruimte (her)inricht en aanlegt, geldt op basis van artikel 2:12, lid 4, van de APV geen vergunningplicht voor uitwegen. Wel zijn voor deze uitwegen de bepalingen uit deze beleidsregels van toepassing.

 

Voor uitwegen die aansluiten op provinciale wegen vraagt de gemeente advies bij de provincie. Bij tegenstrijdigheden tussen dit beleid en het advies van de provincie gaat het provinciale advies voor.

 

Het kan zijn dat ook andere toestemmingen noodzakelijk zijn, die in praktische zin een relatie hebben met de uitweg, zoals toestemming voor het kappen van een boom, een aanlegvergunning vanwege verhardingen of toestemming van het waterschap. Dit betreft regelgeving betreft vanuit andere invalshoeken, deze beleidsregel ziet hier niet op toe.

 

1.2.2Wat is een uitweg?

Een uitweg, ook wel inrit, uitrit of oprit genoemd, is de openbare ruimte die dienst doet als aansluiting voor rijdend wegverkeer3 vanaf een particulier erf op de openbare weg. De aansluiting van een voet- of tuinpad van eigen perceel op de openbare weg/trottoir is geen uitweg. Daarop zijn deze beleidsregels dan ook niet van toepassing.

 

Feitelijk gaat het dus om de toestemming die nodig is om met een (motor)voertuig naar een perceel te gaan, waarbij in veel gevallen aanpassing van de openbare ruimte noodzakelijk is.

 

Maar er zijn ook voorbeelden waarbij de uitweg niet aangelegd hoeft te worden en/of fysiek waarneembaar is in het straatwerk. Zo is er bij gelijkvloerse aansluitingen (zoals grindbermen of andere verhardingen) ook sprake van een uitweg als de ruimte gebruikt wordt als in- en uitgang zoals hierboven beschreven. Ook in die gevallen is er een vergunning vereist voor het gebruik maken van de weg als uitweg.

 

Voorbeeld uitweg

 

Voorbeeld grindberm met niet fysiek waarneembare uitwegen.

 

1.2.3Bestaande rechten

Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen omgevingsvergunning voor een uitweg die zijn ingediend na inwerkingtreding van deze beleidsregel. Voor aanvragen omgevingsvergunning voor een uitweg die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt getoetst aan de Beleidsregels uitwegen 2012 (vastgesteld 29-11-2012), tenzij deze beleidsregel in het voordeel van de aanvrager uitpakt.

 

Bestaande rechten in de vorm van legale uitwegen worden gerespecteerd. De gemeente kan in uitzonderlijke situaties een uitweg aanpassen of opheffen en de vergunning intrekken of wijzigen.4 Bijvoorbeeld als de gemeente bij onderhoudswerkzaamheden constateert dat geen gebruik meer wordt gemaakt of kan worden gemaakt van een uitweg.

 

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten beoordeling uitweg

In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan de te beschermen waarden als ook de weigeringsgronden zoals genoemd in de APV.

 

In artikel 2.2 zijn de algemene uitgangspunten weergegeven. Deze uitgangspunten zijn van toepassing voor alle uitwegen, zoals uitwegen naar woningen, appartementengebouwen, maar bijvoorbeeld ook uitwegen op bedrijventerreinen of bij agrariërs. Voor grondgebonden woningen (of grondgebonden solitaire bedrijfs- of recreatie woningen) binnen de bebouwde kom zijn in artikel 2.3 concrete situaties, maten en aantallen genoemd. Voldoet een uitweg aan deze uitgangspunten dan kan de omgevingsvergunning in ieder geval worden verleend. Voldoet een uitweg niet aan deze uitgangspunten dan is maatwerk mogelijk, voor zover daarvoor een noodzaak is en geen sprake is van een van de weigeringsgronden genoemd in de APV.

 

2.1Begripsbepaling en wijze van meten

Voortuin

Het gedeelte tussen de voorgevel en het openbare gebied, zoals weergegeven in afbeelding 1

 

Breedte uitweg

De breedte van een uitweg wordt gemeten op de perceelgrens tussen particulier erf en openbare ruimte, zoals weergegeven in afbeelding 1: maat A

 

Afbeelding 1

 

Afstand tot aan een bocht;

Op naastgelegen verbeelding is aangegeven hoe de afstand van de bocht tot aan de uitweg gemeten moet worden, zoals weergegeven in afbeelding 2 maat B.

 

Afbeelding 2

 

2.2 Algemene uitgangspunten

 

2.2.1Bruikbaarheid van de weg

De bruikbaarheid van de weg is van belang. Het wegverkeer mag geen overmatige hinder ondervinden van de aanwezigheid en het gebruik van de uitweg. Zo dient onder meer te worden afgewogen of door de aanleg van een uitweg de parkeerproblematiek verergert dan wel de verkeersdoorstroming negatief wordt beïnvloed.

In verband met de bruikbaarheid van de weg moet (in ieder geval) rekening worden gehouden met de volgende uitgangspunten:

 

  • a.

    een uitweg mag niet ten koste gaan van meer dan één openbare parkeerplaats;

  • b.

    een uitweg mag niet ten koste gaan van een betaalde parkeerplaats, een parkeerplaats met laadpaal of andermans gehandicaptenparkeerplaats;

  • c.

    de verkeersdoorstroming mag niet overmatig negatief worden beïnvloed;

  • d.

    aansluitend aan de uitweg moet op het eigen terrein een vrije ruimte van tenminste 2,3 meter breed en 5 meter lang beschikbaar zijn voor een voertuig. In geval er zijdelings gebouwde wanden en/of kolommen aanwezig zijn wordt de breedtemaat:

    • -

      2,45m bij wanden/kolommen aan één zijde

    • -

      2,65m bij wanden en kolommen aan weerszijde.

2.2.2Veilig en doelmatig gebruik van de weg

De veiligheid van het verkeer op de weg is een zwaarwegend criterium. Een uitweg mag geen gevaarlijke situatie opleveren. Van een veilig en doelmatig gebruik van de weg is (in ieder geval) sprake als rekening wordt gehouden met de volgende uitgangspunten:

 

  • a.

    Een uitweg wordt op meer dan 5 meter van een bocht aangelegd, zie 2.1 afbeelding 2

  • b.

    Een uitweg wordt op meer dan 5 meter aangelegd van een rotonde, kruising of splitsing van wegen en/of een voetgangersoversteekplaats.

  • c.

    een uitweg maakt geen gebruik van een fiets- en/of voetpad, anders dan het kruisen ervan om het perceel te bereiken;

  • d.

    een uitweg mag niet worden aangelegd nabij obstakels (zoals bijv. verlichting, bebording, nutsvoorzieningen, straatmeubilair) als blijkt dat die niet verplaatst kunnen worden;

  • e.

    een uitweg mag niet worden aangelegd op een plaats waar het zicht vanaf de uitweg op de weg onvoldoende is;

  • f.

    een uitweg mag niet worden aangelegd op een weg die behoort tot de hoofdwegenstructuur (gebiedsontsluitingswegen), zoals bedoeld in de Verkeersvisie 2016 - 2030 (blz. 30-31) vastgesteld door de raad op 21 maart 2019, of diens opvolger.

2.2.3 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

De aanwezigheid van een uitweg dient geen negatief effect te hebben op het uiterlijk aanzien van de omgeving. Met omgeving wordt bedoeld de openbare ruimte, het straatbeeld en de stedenbouwkundige, cultuurhistorische, landschappelijke en groene waarden daarvan. Deze mogen niet onevenredig negatief worden aangetast door de uitweg.

 

2.2.4 Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

Van bescherming van groenvoorzieningen, waaronder mede verstaan wordt bomen en hun wortels en hagen, is sprake als (in ieder geval) rekening wordt gehouden met de volgende uitgangspunten:

 

  • a.

    Een uitweg door gemeentelijke groenvoorzieningen wordt zoveel mogelijk beperkt en veroorzaakt niet zonder noodzaak versnippering van een gemeentelijke haag of groen;

  • b.

    Een uitweg heeft een minimale afstand van 4 meter loodrecht gemeten tussen de zijkant van de uitweg en de boomstam

2.3Aanvullende uitgangspunten, van toepassing binnen de bebouwde kom, voor:

  • -

    grondgebonden woningen;

  • -

    grondgebonden bedrijfswoningen niet gelegen op een bedrijventerrein en;

  • -

    grondgebonden recreatiewoningen niet gelegen op een recreatiepark.

Binnen de bebouwde kom gelden naast de algemene uitgangspunten zoals genoemd in hoofdstuk 2.3, voor bovengenoemde (bedrijfs- of recreatie) woningen, de volgende concrete uitgangspunten, die gezamenlijk invulling geven aan de weigeringsgronden van de APV (zie bladzijde 6 voor verbeelding);

  • a.

    1 uitweg per perceel met een maximale breedte van 3,5 meter

  • b.

    de uitweg grenst niet aan de voortuin (zie 2.1 afbeelding 1).

  • Dit geldt niet als de voortuinen volgens de stedenbouwkundige opzet van het gebied expliciet bedoeld zijn om te parkeren. Voorbeelden hiervan zijn drive-in-woningen.

  • voorbeelden van voortuinen ontworpen om te parkeren

  • c.

    een tweede uitweg is mogelijk als:

    • -

      het perceel een breedte heeft van meer dan 25 meter, gemeten aan de wegzijde van het perceel; én

    • -

      de afstand tussen de uitwegen, gemeten aan de wegzijde van het perceel, groter is dan 15meter

    • -

      de tweede uitweg geen gemeentelijke groenstrook doorsnijdt

  • in geval wordt voldaan aan bovenstaande punten, mogen beide uitwegen ook gecombineerd worden tot één brede (dubbele) uitweg van maximaal 5meter breed, waarbij de afstandseis tussen de uitwegen vervalt.

  • d.

    een bredere (dubbele) uitweg tot maximaal 5 meter breed is mogelijk als:

    • -

      in de openbare ruimte onvoldoende ruimte is om te draaien bij in- en uitrijden; of

    • -

      op basis van het bestemmingsplan twee parkeerplaatsen op eigen terrein noodzakelijk zijn én een bredere uitweg noodzakelijk is om die twee parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar te kunnen gebruiken.

2.4Maatwerk

Het college kan maatwerk toepassen:

  • a.

    in afwijking van het in 2.2.1 gestelde, indien er in redelijkheid geen andere mogelijkheid is voor ontsluiting van het perceel en de aanleg en het gebruik van de uitweg geen nadelige gevolgen heeft voor de bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    in afwijking van het in 2.2.2 gestelde, indien er in redelijkheid geen andere mogelijkheid is voor ontsluiting van het perceel en de aanleg en het gebruik van de uitweg geen nadelige gevolgen heeft voor het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • c.

    in afwijking van het in 2.2.4 onder b gestelde, indien er in redelijkheid geen andere mogelijkheid is voor ontsluiting van het perceel en door aanleg en het gebruik van de uitweg geen sprake is van ernstige aantasting van de stabiliteit en gezondheid van de boom;

  • d.

    in afwijking van de voorgeschreven maten zoals genoemd in paragraaf 2.2 en 2.3, voor zover dit in redelijkheid noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de uitweg.

Afbeeldingen: verbeelding van criteria van uitwegen bij woningen

Artikel II Intrekking oude beleidsregels

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning voor een uitweg die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt getoetst aan de Beleidsregels uitwegen 2012, tenzij deze beleidsregel in het voordeel van de aanvrager uitpakt.

  • 2.

    De Beleidsregels uitwegen 2012 worden ingetrokken.

Artikel II Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: Beleidsregels Uitwegen 2023.

Aldus besloten in de vergadering van het college, gehouden op 21 maart 2023.

Burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

de secretaris,

T.J.H.M. Berben

de burgemeester,

A.J.M. Heerts


1

In artikel 1:1 lid 12 APV wordt onder weg het volgende verstaan: “hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994”. In artikel 1, eerste lid onder b Wegenverkeerswet 1994 wordt onder wegen verstaan: “alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.

2

artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 2:12 van de APV

4

Artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder d en artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder g Wabo in samenhang gelezen met artikel 1.6 APV