Organisatie | Goes |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene voorschriften inzake melding maken, veranderen van een uitweg Goes 2011 |
Citeertitel | Algemene Voorschriften maken, veranderen van een uitweg Goes 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2023 | nieuwe regeling | 12-07-2011 |
Burgemeester en wethouders van Goes;
dat de raad in zijn vergadering van 14 oktober 2010 de Algemene plaatselijke verordening gemeente Goes 2010 (hierna te noemen “APV) heeft vastgesteld;
dat het op grond van artikel 2.1.8 lid 1, van de APV verboden is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;
dat het in artikel 2.1.8. 1 lid 1, van de APV gesteld verbod niet geldt indien wordt voldaan aan door het college vast te stellen algemene voorschriften
dat op grond van artikel 2.1.8. lid 2, van de APV ons college de bevoegdheid heeft tot het vaststellen van algemene voorschriften ten aanzien van het maken, veranderen van een uitweg;
gelet op het bepaalde in artikel 156, lid 3 van de Gemeentewet en artikel 2.12, lid 4 van de verordening;
vast te stellen de Algemene voorschriften inzake melding maken, veranderen van een uitweg Goes 2011
Hoofdstuk 2. Algemene Voorschriften
Artikel 3, Algemene bepalingen
De aanleg van een nieuwe uitweg en de verandering van een bestaande uitweg wordt toegestaan onder de volgende voorschriften:
De gewenste uitweg ten behoeve van een woning mag worden gerealiseerd mits de uitweg niet breder wordt dan 3,00 meter gemeten langs de openbare weg. Verbreding tot maximaal 6.00 meter is mogelijk in uitzonderlijke gevallen. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van een dubbele garage. Als er sprake is van een uitzonderlijk geval, dan moet dat in de melding beargumenteerd worden. Dit wordt per geval getoetst.
Een dubbele uitweg ten behoeve van twee woningen mag worden gerealiseerd mits de uitweg niet breder wordt dan 6.00 meter. Het samenvoegen van twee naast elkaar gelegen maar aparte uitwegen tot één uitweg is dus alleen mogelijk indien de totale breedte van de (gezamenlijke) uitweg maximaal 6.00 meter bedraagt.
Hoofdstuk 3, Eigendom gemeente
Artikel 7, Aanleg, materialen en onderhoud
De aanleg van het deel van de uitweg dat zich op gemeentegrond bevindt, vindt plaats door of namens de gemeente Goes, zij bepalen welke materialen gebruikt (moeten) worden, waarbij zoveel mogelijk aansluiting bij de omliggende materiaalsoorten wordt gezocht.
Hoofdstuk 3, Overige Bepalingen
Artikel 9, Mogelijkheden om af te wijken van de gestelde Algemene Voorschriften
In die gevallen waarin de toepassing van deze Algemene voorschriften naar ons oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, kan ten gunste van de aanvrager daarvan worden afgeweken.
Goes, 12 juli 2011.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
de secretaris,
drs. C.G.M. Maas.
de burgemeester,
mr. L.J. Verhulst.
Toelichting Algemene Voorschriften maken, veranderen van een uitweg Goes 2011
Binnen de Gemeente Goes zijn veel verschillende vormen van uitwegen aanwezig.
Regelmatig wordt de gemeente door derden om medewerking verzocht inzake het gebruik van haar wegen voor de ontsluiting van percelen ten behoeve van woonhuizen, bedrijven, instellingen, etc.
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikel 2.1.8, lid 1, bepaalt dat het verboden is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. Dit verbod geldt niet indien wordt voldaan aan door het college vast te stellen algemene voorschriften.
Wettelijke grondslag artikel 2.1.8. APV
Maken, veranderen van een uitweg
Dit artikel beoogt de aanleg van uitwegen zoveel mogelijk vrij te laten. Er zal echter wel moeten worden voorkomen dat:
In veel gevallen kan de aanleg of verandering van een uitweg zonder meer gebeuren zonder dat dit problemen oplevert. Overheidsbemoeienis is dan veelal niet nodig. Daarom is in het kader van de deregulering gekozen om de vergunningplicht te wijzigen in een meldingsplicht.
Door het vaststellen van algemene voorschriften geeft het college nader aan welke criteria in ieder geval gehanteerd worden. Een melding wordt getoetst aan deze algemene voorschriften.
Wordt voldaan aan deze voorschriften, kan de uitrit worden aangelegd. In deze situaties hoeft er geen besluitvorming meer plaats te vinden.
Voldoet een melding / aanvraag niet aan de toetsingscriteria, dan kan de aanleg of de verandering van de uitweg onder het stellen van voorwaarden toegestaan of in zijn geheel worden verboden, tenzij dit wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is (art. 4.84 Awb). In deze gevallen kan advies worden gevraagd aan de afdelingen ORU, S.O. en E.Z.
Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 14 van de Wegenwet blijkt dat de eigenaar van een weg, uitwegen hierop moet gedogen. Voorts blijkt ook uit jurisprudentie dat nadere regels mogen worden gesteld, in het kader van de vrijheid van het verkeer, veiligheid op de weg of de instandhouding van de bruikbaarheid van de weg.
Bevoegd gezag niet altijd de gemeente
Het uitwegverbod zoals opgenomen in de APV, treedt terug als hogere regelingen voorzien in hetzelfde onderwerp. Het gaat hierbij Keur waterschap “Scheldestromen” en de Wegenverordening Zeeland”.
Sinds de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de gemeente bevoegd gezag voor toetsing van vergunningaanvragen voor uitwegen vallend onder de Wegenverordening Zeeland ( d.w.z. openbare wegen in beheer bij de Provincie, Waterschap en gemeentelijke wegen liggend buiten de bebouwde kom). De provincie hanteert een vergunningensysteem in plaats van een meldingsysteem, zoals door de gemeente Goes wordt gehanteerd. Indien sprake is van beoogde aanleg van een uitweg op een weg buiten de bebouwde kom, dan gelden de beleidsregels ten aanzien van uitwegen die zijn opgesteld door de Provincie Zeeland. Het Dagelijks bestuur waterschap is het bevoegd gezag voor het aanleggen van uitwegen op wegen die in het beheer zijn bij het Waterschap. Indien nodig zal in overleg met worden getreden met de beheerder/eigenaar van de weg.
Het maken, veranderen van een uitweg, maakt vanaf 1 oktober 2010 onderdeel uit van de Omgevingsvergunning. Hier ontstaat gelijk onduidelijkheid. Immers wordt voldaan aan de algemene voorschriften, kan worden volstaan met een melding. Hierop is de Wabo niet van toepassing, omdat deze betrekking heeft op vergunningen en ontheffingen (1*). Een melding is dat niet, omdat er geen sprake is van een toestemming van het bevoegd gezag.
Is er echter sprake van een uitweg vallend onder de Wegenverordening Zeeland, d.w.z. openbare wegen in beheer bij de Provincie, Waterschap en gemeentelijke wegen liggend buiten de bebouwde kom, is wel er wel sprake van een vergunningplicht en moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
In de praktijk zal de aanvrager niet altijd weten onder welk bevoegd gezag de weg valt. Hij kan dan ook niet beoordelen of er sprake is van is van een melding of van een vergunningplicht. Vooralsnog voorziet het Omgevings Loket Online hier nog niet in. De meest voor de hand liggende oplossing is om standaard een melding te laten indienen. Blijkt dat er toch sprake is van een vergunningplicht wordt de indiener van de melding op de hoogte gesteld van het feit dat er een vergunning moet worden aangevraagd.
Bij het beoordelen van meldingen of het afhandelen van aanvragen moet altijd een belangenafweging tussen de voor- en nadelen van uitwegen worden gemaakt. Daarbij zijn zowel privé als algemene belangen aan de orde. Een uitweg verhoogd de gebruikswaarde van een perceel, het biedt de betrokken gebruiker bepaalde voordelen.
Naast dit privébelang is er ook een algemeen belang bij een uitweg. Een uitweg biedt immers de mogelijkheid één of meerdere auto’s of caravans/aanhangers op eigen erf te parkeren/stallen, waarmee de openbare ruimte wordt ontlast.
Tegelijkertijd heeft een uitweg ook nadelen.
De groenvoorzieningen in de gemeente kunnen aangetast worden, bijvoorbeeld doordat een groene berm of plantsoen wordt doorsneden of doordat een uitweg direct ten koste gaat van een boom, dan wel indirect als de uitweg (te) dicht naast een boom uitkomt en wortelschade veroorzaakt. Dit geldt zowel het uiterlijk aanzien als de mogelijkheid van praktisch beheer.
De wegbeheerder kan erdoor in zijn mogelijkheden beperkt worden om de lichtpunten van de openbare verlichting op regelmatige afstanden te plaatsen c.q. te handhaven (regelmatige afstanden zijn vereist om aan eisen voor goede openbare verlichting voor wat betreft de gelijkmatigheid van de verlichting te voldoen).
Veel van deze nadelen kunnen ondervangen worden door het stellen van de algemene voorschriften.
Afgewogen moet worden of een concrete melding niet in strijd is met deze voorschriften. Is er wel strijdigheid dan zal een verbod al dan niet voorwaardelijk door het college kunnen worden uitgevaardigd.
Uitweg: Melding artikel 2.1.8. APV
Deze algemene voorschriften zijn een uitwerking van de bepaling in de APV. Op grond van artikel 6.1 APV levert een overtreding van het bij of krachtens artikel 2.1.8. lid 1 gestelde een geldboete op van de1e categorie. Overtreding van deze nadere regels is dus strafbaar krachtens artikel 6.1 APV vandaar dat in deze algemene voorschriften, geen afzonderlijke strafbepaling is opgenomen.
Overtreding van een aan een omgevingsvergunning voor een uitweg verbonden voorschrift wordt een economisch delict, zij het wel van de lichtste categorie. Ook het uitvoeren van vergunningplichtige activiteiten m.b.t. een uitweg, zonder daartoe verleende omgevingsvergunning, wordt een economisch delict van de lichtste categorie. Via de verbodsbepaling in de Wegenverordening en art. 2.2, eerste lid, Wabo kom je bij het algemene verbod in art. 2.3, aanhef en onder c (nieuw), Wabo om zonder vergunning “activiteiten” (zoals gedefinieerd in art. 1.1 Wabo, welke definitie óók art. 2.2 omvat) uit te voeren.