Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

Algemene voorschriften inzake melding maken, veranderen van een uitweg Goes 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene voorschriften inzake melding maken, veranderen van een uitweg Goes 2011
CiteertitelAlgemene Voorschriften maken, veranderen van een uitweg Goes 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Plaatselijke Verordening 2018
  2. artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-2023nieuwe regeling

12-07-2011

gmb-2023-143666

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene voorschriften inzake melding maken, veranderen van een uitweg Goes 2011

Burgemeester en wethouders van Goes;

 

Overwegende:

 

dat de raad in zijn vergadering van 14 oktober 2010 de Algemene plaatselijke verordening gemeente Goes 2010 (hierna te noemen “APV) heeft vastgesteld;

 

dat het op grond van artikel 2.1.8 lid 1, van de APV verboden is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;

 

dat het in artikel 2.1.8. 1 lid 1, van de APV gesteld verbod niet geldt indien wordt voldaan aan door het college vast te stellen algemene voorschriften

 

dat op grond van artikel 2.1.8. lid 2, van de APV ons college de bevoegdheid heeft tot het vaststellen van algemene voorschriften ten aanzien van het maken, veranderen van een uitweg;

 

gelet op het bepaalde in artikel 156, lid 3 van de Gemeentewet en artikel 2.12, lid 4 van de verordening;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de Algemene voorschriften inzake melding maken, veranderen van een uitweg Goes 2011

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1, Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

  • a.

    A.P.V.: Algemene plaatselijke verordening Goes

  • b.

    Bebouwde kom: De bebouwde kom of kommen waarvan het college van Gedeputeerde Staten de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;

  • c.

    Breedte: Bij de breedte van een uitweg wordt in deze regels de effectieve breedte bedoeld, welke uitmondt op de rijbaan;

  • d.

    College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes;

  • e.

    Uitweg: Een uitweg is een verbinding tussen particuliere percelen en de openbare weg.

    Met “uitwegen” worden in deze notitie ook “in- en uitritten”, ”opritten” evenals de verbreding van ”uitwegen”,“inritten” en “opritten” bedoeld;

  • f.

    Weg: Een weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten).

Artikel 2, Indieningsvereisten

  • 1.

    Een melding voor het maken of veranderen van een uitweg wordt ingediend middels een meldingsformulier;

  • 2.

    Een aanvraag voor het maken of veranderen van een uitweg wordt ingediend middels een aanvraagformulier of digitaal via het Omgevings Loket Online.

  • 3.

    De melding of aanvraag en eventuele bijlagen bevatten in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de naam en adres van de eigenaar van het perceel waar de uitweg is voorzien;

    • c.

      de dagtekening van de aanvraag;

    • d.

      een situatieschets en foto van de gewenste uitweg;

    • e.

      de afmeting in lengte en breedte van de uitweg;

    • f.

      het type verkeer waarvoor de uitweg geschikt dient te zijn;

    • g.

      of ter realisatie van de uitweg één of meer van de volgende werkzaamheden noodzakelijk zijn:

      • -

        het kappen van bomen;

      • -

        het (ver)plaatsen van afwateringskolken;

      • -

        het ruimen of verplaatsen van groenvoorzieningen;

      • -

        het (gedeeltelijk) dempen van een watergang of sloot;

      • -

        het plaatsen van een duiker;

      • -

        het verplaatsen van een lichtmast, verkeersbord of ander straatmeubilair.

  • 3.

    Bij nieuw- of verbouw wordt de melding geacht onderdeel uit te maken van de met de nieuw- of verbouw verband houdende aanvraag om een omgevingsvergunning. Een afzonderlijke melding van de aanleg of wijziging van een uitweg is in een dergelijk geval dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 2. Algemene Voorschriften

Artikel 3, Algemene bepalingen

  • 1.

    De aanleg van een nieuwe uitweg en de verandering van een bestaande uitweg wordt toegestaan onder de volgende voorschriften:

    • a.

      Er mag geen sprake zijn van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan van zowel de private als de openbare ruimte.

    • b.

      Een uitweg komt altijd op de openbare weg uit. Het verlaten of indraaien van een uitweg zal het begin of het eind zijn van actief deelnemen aan het verkeer.

    • c.

      Uit het oogpunt van verkeersveiligheid wordt gestreefd naar één uitweg per perceel.

    • d.

      De gewenste uitweg ten behoeve van een woning mag worden gerealiseerd mits de uitweg niet breder wordt dan 3,00 meter gemeten langs de openbare weg. Verbreding tot maximaal 6.00 meter is mogelijk in uitzonderlijke gevallen. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van een dubbele garage. Als er sprake is van een uitzonderlijk geval, dan moet dat in de melding beargumenteerd worden. Dit wordt per geval getoetst.

    • e.

      Een dubbele uitweg ten behoeve van twee woningen mag worden gerealiseerd mits de uitweg niet breder wordt dan 6.00 meter. Het samenvoegen van twee naast elkaar gelegen maar aparte uitwegen tot één uitweg is dus alleen mogelijk indien de totale breedte van de (gezamenlijke) uitweg maximaal 6.00 meter bedraagt.

    • f.

      De gewenste uitweg ten behoeve van een niet in een (voormalige) woning gevestigd bedrijf is niet breder dan 7.00 meter.

    • g.

      De gewenste uitweg ten behoeve van een in een (voormalige) woning gevestigd bedrijf is niet breder dan 3.00 meter.

    • h.

      De gewenste uitweg op een bedrijventerrein niet breder is dan 12 meter.

    • i.

      De gewenste uitweg van een niet bebouwd perceel niet breder is dan 3.0 meter.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen meerdere uitwegen per perceel worden aangelegd wanneer er uit verkeerskundig oogpunt geen bezwaar is tegen de aanleg van de uitweg, en:

    • a.

      het betreft uitwegen ten behoeve van de ontsluiting van percelen van bedrijven of grote wooncomplexen waarbij de verkeersdruk op het betrokken perceel beduidend hoger is dan op een perceel met een enkele woning;

    • b.

      één uitweg problemen geeft voor de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling op het of nadelen heeft voor de bedrijfsvoering;

    • c.

      het betreft een agrarische bedrijf waarvan het perceel op een dusdanige wijze is ingericht dat niet met één uitweg aan het principe ‘vuile uitweg – schone uitweg’ kan worden voldaan.

Artikel 4, Bepalingen over een veilig en doelmatig gebruik van de weg

  • 1.

    1. De uitweg ligt buiten een afstand van 5 meter van een kruispunt, rotonde, splitsing van wegen, opstelstroken danwel voorsorteervakken.

  • 2.

    De uitweg ligt buiten een afstand van 5 meter van een voetganger- of fietsoversteekplaats;

  • 3.

    De uitweg ligt buiten een afstand van 5 meter van een plaats waar bromfietsers op de rijbaan worden geleid;

  • 4.

    De uitweg ligt niet ter hoogte van en over de lengte van op de rijbaan aangebrachte opstelstroken c.q. voorsorteervakken.

  • 5.

    De uitweg belemmert het zicht niet.

  • 6.

    De uitweg sluit niet aan op een gebiedsontsluitingsweg.

  • 7.

    Door de aanleg van de uitweg kunnen er geen onoverzichtelijke en/of onveilige situaties ontstaan.

  • 8.

    8. Door de aanleg van de uitweg behoeft geen verlichting of bebording te worden verplaatst hetgeen uit oogpunt van een veilig gebruik van de weg niet verantwoord is.

  • 9.

    De aanleg van de uitweg belemmert de verkeersdoorstroming niet.

  • 10.

    De aanleg van de uitweg gaat, in eerste instantie, niet ten koste van een openbare parkeerplaats.

Artikel 5, Bepalingen aangaande de goenvoorzieningen in de gemeente

  • 1.

    Voor de aanleg van de uitweg behoeven geen bomen gekapt te worden die zijn opgenomen in het Monumentale en Waardevolle Bomenboek Goes;

  • 2.

    Voor de aanleg van de uitweg behoeft er geen van gemeentewege aangelegd afschermend groen te worden verwijderd;

  • 3.

    De verharding van de uitweg is op meer dan twee meter afstand van de stamvoet van een boom (met een diameter van tenminste 10 cm) geprojecteerd.

Artikel 6, Tijdelijke uitwegen

  • 1.

    Een tijdelijke uitweg kan worden aangelegd in geval er op het perceel tijdelijke extra werkzaamheden worden verricht, zoals verbouwingen.

  • 2.

    Een tijdelijke uitweg heeft een gebruiksduur na aanleg korter dan een jaar.

  • 3.

    De tijdelijke uitweg moet worden verwijderd en verwijderd gehouden zodra de werkzaamheden waarvoor de tijdelijke uitweg is aangelegd, zijn beëindigd.

Hoofdstuk 3, Eigendom gemeente

Artikel 7, Aanleg, materialen en onderhoud

De aanleg van het deel van de uitweg dat zich op gemeentegrond bevindt, vindt plaats door of namens de gemeente Goes, zij bepalen welke materialen gebruikt (moeten) worden, waarbij zoveel mogelijk aansluiting bij de omliggende materiaalsoorten wordt gezocht.

Artikel 8, Kosten

  • 1.

    Alle kosten die gepaard gaan met de aanleg, verandering of verwijdering van de uitweg komen voor rekening van degene die melding heeft gemaakt van de voorgenomen aanleg van een uitrit.

  • 2.

    Onder die kosten vallen in ieder geval de kosten voor:

    • a.

      het verplaatsen van kolken, verlichting, bebording, nutsvoorzieningen of andere zaken;

    • b.

      de compensatie van vervallen openbare parkeerplaatsen en openbaar groen;

    • c.

      het aanleggen, wijzigen of veranderen van het deel van de uitweg dat zich op gemeentegrond bevindt;

    • d.

      het plaatsen, wijzigen of verwijderen van een duiker;

    • e.

      het schoonhouden en het bouwkundig onderhoud van de duiker;

    • f.

      onderhoud van de uitweg wanneer deze door de melder zelf is aangelegd.

Hoofdstuk 3, Overige Bepalingen

Artikel 9, Mogelijkheden om af te wijken van de gestelde Algemene Voorschriften

In die gevallen waarin de toepassing van deze Algemene voorschriften naar ons oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, kan ten gunste van de aanvrager daarvan worden afgeweken.

Artikel 10, Inwerkingtreding

Deze Algemene Voorschriften treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 11, Citeertitel

Deze Algemene voorschriften kunnen worden aangehaald als “Algemene Voorschriften maken, veranderen van een uitweg Goes 2011” .

Goes, 12 juli 2011.

Burgemeester en Wethouders van Goes,

de secretaris,

drs. C.G.M. Maas.

de burgemeester,

mr. L.J. Verhulst.

Toelichting Algemene Voorschriften maken, veranderen van een uitweg Goes 2011

Binnen de Gemeente Goes zijn veel verschillende vormen van uitwegen aanwezig.

Regelmatig wordt de gemeente door derden om medewerking verzocht inzake het gebruik van haar wegen voor de ontsluiting van percelen ten behoeve van woonhuizen, bedrijven, instellingen, etc.

 

De Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikel 2.1.8, lid 1, bepaalt dat het verboden is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. Dit verbod geldt niet indien wordt voldaan aan door het college vast te stellen algemene voorschriften.

 

Afwegingskader

Wettelijke grondslag artikel 2.1.8. APV

Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;

  • 2.

    Het in artikel 2.1.8. lid 1 gestelde verbod geldt niet indien wordt voldaan aan door het college vast te stellen voorschriften.

Dit artikel beoogt de aanleg van uitwegen zoveel mogelijk vrij te laten. Er zal echter wel moeten worden voorkomen dat:

  • er gevaarlijke of hinderlijk situaties voor het verkeer ontstaan;

  • de aanleg van een uitrit opheffing betekent van schaarse parkeerruimte;

  • een uitrit op onaanvaardbare manier ten koste gaat van het openbaar groen.

In veel gevallen kan de aanleg of verandering van een uitweg zonder meer gebeuren zonder dat dit problemen oplevert. Overheidsbemoeienis is dan veelal niet nodig. Daarom is in het kader van de deregulering gekozen om de vergunningplicht te wijzigen in een meldingsplicht.

Door het vaststellen van algemene voorschriften geeft het college nader aan welke criteria in ieder geval gehanteerd worden. Een melding wordt getoetst aan deze algemene voorschriften.

Wordt voldaan aan deze voorschriften, kan de uitrit worden aangelegd. In deze situaties hoeft er geen besluitvorming meer plaats te vinden.

 

Voldoet een melding / aanvraag niet aan de toetsingscriteria, dan kan de aanleg of de verandering van de uitweg onder het stellen van voorwaarden toegestaan of in zijn geheel worden verboden, tenzij dit wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is (art. 4.84 Awb). In deze gevallen kan advies worden gevraagd aan de afdelingen ORU, S.O. en E.Z.

 

Wegenwet

Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 14 van de Wegenwet blijkt dat de eigenaar van een weg, uitwegen hierop moet gedogen. Voorts blijkt ook uit jurisprudentie dat nadere regels mogen worden gesteld, in het kader van de vrijheid van het verkeer, veiligheid op de weg of de instandhouding van de bruikbaarheid van de weg.

 

Bevoegd gezag niet altijd de gemeente

Het uitwegverbod zoals opgenomen in de APV, treedt terug als hogere regelingen voorzien in hetzelfde onderwerp. Het gaat hierbij Keur waterschap “Scheldestromen” en de Wegenverordening Zeeland”.

Sinds de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de gemeente bevoegd gezag voor toetsing van vergunningaanvragen voor uitwegen vallend onder de Wegenverordening Zeeland ( d.w.z. openbare wegen in beheer bij de Provincie, Waterschap en gemeentelijke wegen liggend buiten de bebouwde kom). De provincie hanteert een vergunningensysteem in plaats van een meldingsysteem, zoals door de gemeente Goes wordt gehanteerd. Indien sprake is van beoogde aanleg van een uitweg op een weg buiten de bebouwde kom, dan gelden de beleidsregels ten aanzien van uitwegen die zijn opgesteld door de Provincie Zeeland. Het Dagelijks bestuur waterschap is het bevoegd gezag voor het aanleggen van uitwegen op wegen die in het beheer zijn bij het Waterschap. Indien nodig zal in overleg met worden getreden met de beheerder/eigenaar van de weg.

 

WABO

Het maken, veranderen van een uitweg, maakt vanaf 1 oktober 2010 onderdeel uit van de Omgevingsvergunning. Hier ontstaat gelijk onduidelijkheid. Immers wordt voldaan aan de algemene voorschriften, kan worden volstaan met een melding. Hierop is de Wabo niet van toepassing, omdat deze betrekking heeft op vergunningen en ontheffingen (1*). Een melding is dat niet, omdat er geen sprake is van een toestemming van het bevoegd gezag.

 

Is er echter sprake van een uitweg vallend onder de Wegenverordening Zeeland, d.w.z. openbare wegen in beheer bij de Provincie, Waterschap en gemeentelijke wegen liggend buiten de bebouwde kom, is wel er wel sprake van een vergunningplicht en moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

 

In de praktijk zal de aanvrager niet altijd weten onder welk bevoegd gezag de weg valt. Hij kan dan ook niet beoordelen of er sprake is van is van een melding of van een vergunningplicht. Vooralsnog voorziet het Omgevings Loket Online hier nog niet in. De meest voor de hand liggende oplossing is om standaard een melding te laten indienen. Blijkt dat er toch sprake is van een vergunningplicht wordt de indiener van de melding op de hoogte gesteld van het feit dat er een vergunning moet worden aangevraagd.

 

Belangenafweging

Bij het beoordelen van meldingen of het afhandelen van aanvragen moet altijd een belangenafweging tussen de voor- en nadelen van uitwegen worden gemaakt. Daarbij zijn zowel privé als algemene belangen aan de orde. Een uitweg verhoogd de gebruikswaarde van een perceel, het biedt de betrokken gebruiker bepaalde voordelen.

 

Naast dit privébelang is er ook een algemeen belang bij een uitweg. Een uitweg biedt immers de mogelijkheid één of meerdere auto’s of caravans/aanhangers op eigen erf te parkeren/stallen, waarmee de openbare ruimte wordt ontlast.

Tegelijkertijd heeft een uitweg ook nadelen.

  • De verkeersveiligheid kan nadelig beïnvloed worden, bijvoorbeeld als een uitweg wordt aangelegd op een onoverzichtelijke locatie, nabij een druk kruispunt waar het berijden van de uitwegen het normale verkeersbeeld verstoort, e.d.

  • De openbare parkeergelegenheid zal in veel gevallen beperkt worden, want voor een uitrit mag niet geparkeerd worden (art. 24 lid 1, sub b van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • De groenvoorzieningen in de gemeente kunnen aangetast worden, bijvoorbeeld doordat een groene berm of plantsoen wordt doorsneden of doordat een uitweg direct ten koste gaat van een boom, dan wel indirect als de uitweg (te) dicht naast een boom uitkomt en wortelschade veroorzaakt. Dit geldt zowel het uiterlijk aanzien als de mogelijkheid van praktisch beheer.

  • De wegbeheerder kan erdoor in zijn mogelijkheden beperkt worden om de lichtpunten van de openbare verlichting op regelmatige afstanden te plaatsen c.q. te handhaven (regelmatige afstanden zijn vereist om aan eisen voor goede openbare verlichting voor wat betreft de gelijkmatigheid van de verlichting te voldoen).

Veel van deze nadelen kunnen ondervangen worden door het stellen van de algemene voorschriften.

Afgewogen moet worden of een concrete melding niet in strijd is met deze voorschriften. Is er wel strijdigheid dan zal een verbod al dan niet voorwaardelijk door het college kunnen worden uitgevaardigd.

 

Strafbepaling

Uitweg: Melding artikel 2.1.8. APV

Deze algemene voorschriften zijn een uitwerking van de bepaling in de APV. Op grond van artikel 6.1 APV levert een overtreding van het bij of krachtens artikel 2.1.8. lid 1 gestelde een geldboete op van de1e categorie. Overtreding van deze nadere regels is dus strafbaar krachtens artikel 6.1 APV vandaar dat in deze algemene voorschriften, geen afzonderlijke strafbepaling is opgenomen.

 

Uitweg: Omgevingsvergunning

Overtreding van een aan een omgevingsvergunning voor een uitweg verbonden voorschrift wordt een economisch delict, zij het wel van de lichtste categorie. Ook het uitvoeren van vergunningplichtige activiteiten m.b.t. een uitweg, zonder daartoe verleende omgevingsvergunning, wordt een economisch delict van de lichtste categorie. Via de verbodsbepaling in de Wegenverordening en art. 2.2, eerste lid, Wabo kom je bij het algemene verbod in art. 2.3, aanhef en onder c (nieuw), Wabo om zonder vergunning “activiteiten” (zoals gedefinieerd in art. 1.1 Wabo, welke definitie óók art. 2.2 omvat) uit te voeren.


1

Artikel 2.2 WaboVoor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om: e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,