Organisatie | Diemen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels vrijlating inkomsten, huur, schoolverlaters en giften in het kader van de Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregels vrijlating inkomsten, huur, schoolverlaters en giften in het kader van de Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van bekendmaking van deze regeling kan niet worden achterhaald.
artikel 22a van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2015 | nieuwe regeling | 09-05-2015 Gemeenteblad Diemen |
1. beleidsregels wanneer sprake is van commerciële huur
Wanneer is sprake van een commerciële relatie tussen bewoners onderling:
Wanneer tussen twee personen woonachtig in dezelfde woning, sprake is van een commerciële relatie, dan vormt dit een uitzonderingsgroep in het kader van de kostendelersnorm. Hiermee wordt bedoeld de onderlinge relatie tussen onderhuurders en onderverhuurder. In de wet is aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan, om te spreken van een commerciële relatie.
In de wet (art. 22a, lid 4 onder b Participatiewet) staat dat de kostendelersnorm niet van toepassing is op:
de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van belanghebbende;
die op basis van een schriftelijke overeenkomst met belanghebbende;
waarbij een commerciële prijs is overeengekomen;
Verder is in de wet opgenomen hoe iemand kan aantonen dat er sprake is van een commerciële relatie tussen bewoners onderling, namelijk het overleggen van:
de schriftelijke overeenkomst; en
bewijzen van betaling van de commerciële prijs.
Geen 1e of 2e graads bloed- of aanverwanten
De wetgever heeft uitgesloten dat tussen personen die zijn aan te merken als 1e of 2e graads aan- of bloedverwanten een commerciële relatie kan bestaan. Dit betekent bijvoorbeeld dat klanten geen commerciële relatie aan kunnen gaan met een (groot)ouder, of met een broer of zus om onder de werking van de kostendelersnorm uit te komen.
Van belang is verder, dat wat tussen twee personen overeen is gekomen, op papier staat in een schriftelijke overeenkomst. Een eenvoudige verklaring van de hoofdbewoner dat een andere persoon in dezelfde woning een kamer (onder)huurt is niet toereikend, evenals een mondelinge overeenkomst. In een schriftelijke overeenkomst kunnen de volgende punten staan (geen limitatieve opsomming):
Bewijs van betaling van commerciële prijs
Betalingen van de commerciële prijs moeten via het digitale bancaire verkeer verlopen.
Belanghebbende moet een bankafschrift tonen waaruit duidelijk blijkt dat de gevraagde prijs werkelijk wordt betaald.
Hiermee wordt bedoeld een prijs zoals in het maatschappelijk en economisch verkeer gebruikelijk is. Een belangrijk kenmerk van een commerciële prijs is dat de prijs periodiek wordt aangepast of geïndexeerd. Dit zal ook terug te vinden moeten zijn in de schriftelijke overeenkomst. De overeengekomen (onder)huurprijs moet uiteraard reëel zijn. Bij twijfel of de prijs te laag is voor de gehuurde ruimte, kan altijd de huurprijscheck worden geraadpleegd. Als de huurprijs 30% lager ligt dan de uitkomst van de huurprijscheck dan kan er sprake zijn van een niet reële huurprijs en is er geen sprake van commerciële onderhuur. Dit moet per geval nader worden gemotiveerd. Er wordt verder geen grensbedrag gehanteerd, om te bepalen of er sprake is van een commerciële prijs. Dit is gedaan omdat de prijs die gebruikelijk is in het maatschappelijk en economisch verkeer, afhankelijk is van meerdere factoren, zoals oppervlakte van te huren ruimte, gebruik gemeenschappelijke ruimten/voorzieningen, locatie, e.d. (Onder)huurders kunnen namelijk altijd een check doen bij de Huurcommissie als zij van mening zijn dat zij een te hoge (onder)huurprijs betalen. Als er wel een grensbedrag zou worden gehanteerd, dan zou dit tot de vreemde situatie kunnen leiden dat volgens de huurprijscheck iemand een te hoge prijs betaalt (bepaald aan hand van de puntentelling), terwijl de gemeente zegt dat er geen sprake is van een commerciële prijs omdat het bedrag lager is dan een vooraf bepaald bedrag. Daarom zal de gemeente niet oordelen over de hoogte van de (onder)huurprijs, behalve als er twijfels bestaan of het een reële huurprijs is.
http://www.huurcommissie.nl/onderwerpen/huurprijs-en-punten/huurprijscheck-en-puntentelling/
Inkomsten uit onderverhuur, hoeveel verrekenen met uitkering?
Inkomsten uit onderverhuur/kostganger
Inkomsten uit onderhuur of kostgeld worden in mindering gebracht op de uitkering van de onderverhuurder, met uitzondering van een klein gedeelte van de (onder)huurprijs of kostgeld.
Voor het gedeelte om een deel van de (onder)huurprijs of kostgeld niet in aanmerking te nemen, is aangesloten bij de berekening van het vrij te laten bedrag in de schuldsanering. In de richtlijnen van de Recofa staat1 beschreven welke inkomsten in aanmerking moeten worden genomen binnen de schuldsanering. Hierbij worden forfaitaire bedragen (op dagbasis) buiten beschouwing gelaten.
Omgerekend naar maandbedragen, levert dit per volwassene (18 jaar of ouder) het volgende op:
Wanneer een volwassene met een minderjarig kind een kamer huurt wordt, naast de bovenstaande vrijlating, per kind de helft van bovenstaande bedragen extra vrijgelaten.
Dit betekent dat de (onder)huurprijs in aanmerking wordt genomen, minus het bovenstaande actuele maandbedrag voor stijgende kosten nutsvoorzieningen. Als er sprake is van een kostganger, wordt ook het actuele maandbedrag kosten maaltijden niet in aanmerking genomen.
Het buiten beschouwing laten van een deel van de (onder)huurprijs of het kostgeld, geldt per onderhuurder of kostganger. Wanneer er sprake is van drie of meer onderhuurders of kostgangers, dan zou er sprake kunnen zijn van de uitoefening van een (pension)bedrijf. Het is mogelijk dat belanghebbende hierdoor als zelfstandige in de zin van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) wordt aangemerkt.
2. beleidsregels bij het ontbreken van woonkosten
Het komt voor dat klanten in een huis wonen zonder woonkosten. Voor personen waarop de kostendelersnorm niet van toepassing is, betekent dit dat de uitkering verlaagd kan worden.
Verlaging in verband met ontbreken van woonkosten
Doordat de Toeslagenverordening WWB 2012 is komen te vervallen , is de uitwerking van deze bevoegdheid als volgt opgenomen:
De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm als:
De verlaging van de uitkering in verband met een woonsituatie, kan alleen worden toegepast als de uitkering niet op grond van art.22a (kostendelersnorm) wordt verstrekt. Dus alleen de uitkering naar de volledige norm voor alleenstaande, of voor gehuwden kan worden verlaagd,in verband met de woonsituatie.
Onder woonkosten moet worden verstaan:
Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn:
Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonkosten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt dan wordt deze bijdrage aangemerkt als inkomen in natura. Dit wordt verrekend met de uitkering. Bij een huur boven de toeslaggrens kan woonkostentoeslag conform het gemeentelijk beleid worden toegekend. Op het totaal van de uitkering en de woonkostentoeslag wordt de bijdrage in de woonlasten van de derde volledig in mindering gebracht.
3. beleidsregels verlaging bij schoolverlaters
Het college kan voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van artikel 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet bedraagt 10% van de gehuwdennorm gedurende zes maanden, gerekend vanaf de maand na de laatste maand waarover studiefinanciering is ontvangen.
Een extraneus valt niet onder de WSF 2000. Daarvoor is inschrijving als student vereist. Een voormalig extraneus is dus geen schoolverlater in de zin artikel 28 WWB.
Ook als het inkomen van belanghebbende voorafgaande aan de bijstand hoger is dan de bijstandsnorm omdat belanghebbende naast zijn studiefinanciering inkomsten uit bijvoorbeeld arbeid of stagevergoeding ontving (en de belanghebbende er bij bijstandsverlening dus op achteruit gaat in plaats van - zoals bij een overgang van alléén WSF 2000 naar bijstand - op vooruit) kan de schoolverlatersverlaging worden toegepast. De invloed van inkomsten naast de studiefinanciering van de belanghebbende spelen in het kader van de schoolverlatersverlaging geen rol.
4. beleidsregels vrijlating gift
Giften worden bij de vaststelling van de middelen buiten beschouwing gelaten voor zover dit uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord kan worden geacht. Giften worden tot een bedrag van € 1088,64 op jaarbasis (wordt jaarlijks geïndexeerd) niet in aanmerking genomen, tenzij deze bestemd zijn voor het algemene levensonderhoud.