Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Vaststelling Verordening Scheveningen haven Den Haag 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVaststelling Verordening Scheveningen haven Den Haag 2023
CiteertitelVerordening Scheveningen haven Den Haag 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp3/2023
Externe bijlageRaadsvoorstel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2023Nieuwe regeling

09-03-2023

gmb-2023-142162

RIS313843

Tekst van de regeling

Intitulé

Vaststelling Verordening Scheveningen haven Den Haag 2023

 

de raad van de gemeente Den Haag,

 

gezien het voorstel van het college van 6 december 2022,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

 

besluit:

I. Vast te stellen de Verordening Scheveningen haven Den Haag 2023:

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    ambtenaar van de afdeling Havenbedrijf en bediencentrale:

functionaris die door het college als zodanig is aangewezen;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken:

een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:

a. een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg; of

b. een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  • -

    bunkeren:

het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    categorie 1-werkzaamheden:

standaard (reparatie)werkzaamheden zonder gebruik van heetwerk, brandstoffen, gevaarlijke stoffen of koudemiddelen en het verpompen van koudemiddelen binnen permanent aan boord geïnstalleerde koelsystemen;

  • -

    categorie 2-werkzaamheden:

werkzaamheden met heetwerk activiteiten met een beperkt risico op het ontstaan en het escaleren van een brand aan boord;

  • -

    categorie 3-werkzaamheden:

werkzaamheden aan boord, met gebruik van “open vlam” heetwerk en het verpompen van koudemiddelen met behulp van systemen, die niet permanent aan boord zijn geïnstalleerd;

  • -

    categorie 4-werkzaamheden:

overige werkzaamheden die niet vallen onder categorie 1, 2, 3 of 5 en die bijzondere voorzorgsmaatregelen vereisen en andere activiteiten in de haven beïnvloeden; 

  • -

    categorie 5-werkzaamheden:

complexe, langdurige activiteiten met heetwerk, waaronder verbouwing en sloop;

  • -

    college:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

  • -

    debunkeren:

het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    eerste haven, tweede haven (inclusief jachthaven), derde haven, voorhaven, buitenhaven:

het betreffende gebied afgebakend op de bij deze verordening behorende als bijlage 1 bijgevoegde tekening;

  • -

    exploitant:

eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    gasdeskundige:

deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid ‘Gasdeskundige’ als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • -

    gekwalificeerd persoon:

persoon wiens deskundigheid en kennis door opleiding, training of relevante praktische ervaring is verkregen;

  • -

    gevaarlijke stoffen:

stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming, gevaar voor de gezondheid of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:

a. de International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG Code);

b. de International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO (IBC Code);

c. de International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO (IGC Code);

d. de International Maritime Solid Bulk Cargoes Code (IMSBC Code);

e. CLP Verordening (EG Europese Gemeenschap) 1272/2008 en 2018/1480);

f. het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN);

g. Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR);

  • -

    haven:

het gebied dat op de als bijlage 1. bij deze verordening vastgestelde tekening door een ononderbroken lijn is weergegeven, en de daarin gelegen kaden, loswallen, havenhoofden, havenwerken, glooiingen, trappen, stranden en wateren omvat;

  • -

    heetwerk:

werkzaamheden waarbij vonkgevaar of open vuur aanwezig is. Hieronder vallen in ieder geval solderen, slijp-, las- en snijwerkzaamheden;

  • -

    IMO:

Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;

  • -

    inrichting:

activiteit waar nationale milieuregelgeving op van toepassing is;

  • -

    ISPS-plichtig schip:

elk schip van 500 BRT of meer, en elk passagiersschip in de zin van artikel 1, eerste lid, onder d, van de Schepenwet, dat internationale reizen maakt, niet zijnde een vissersschip;

  • -

    Kapitein of schipper:

degene die de feitelijke leiding over een schip voert;

  • -

    koudemiddelen:

middelen die worden gebruikt in koelinstallaties als medium voor het transport van koude;

  • -

    ladingresiduen:

de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord van een schip die na het laden, lossen of schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na morsingen;

  • -

    LNG:

Liquefied Natural Gas;

  • -

    LNG-aangedreven schip:

schip dat gebruik maakt of mede gebruik maakt van LNG-brandstof voor voortstuwing;

  • -

    LNG-brandstof:

LNG dat wordt gebruikt als brandstof voor de voortstuwing of hulpbedrijf van een schip;

  • -

    MARPOL:

International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, zoals nadien gewijzigd;

  • -

    ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen:

de ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen door iedere vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen zoals omschreven in Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • -

    ontvangstvoorziening:

voorziening voor de ontvangst van scheepsafval, ladingresiduen en overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

  • -

    open vuur:

vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    PFSO:

Port Facility Security Officer. De ambtenaar die als zodanig door het college is benoemd of de functionaris die als zodanig door de gebruikers van de havenfaciliteit is aangesteld;

  • -

    schadelijke stoffen:

stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafval:

afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een zeeschip en vallen onder het toepassingsgebied van de bijlagen I, IV, V en VI van MARPOL 73/78, en ladinggebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van MARPOL 73/78;

  • -

    scheepswerf:

inrichting voor reparatie of onderhoud van schepen;

  • -

    schip:

elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    toestemming:

vergunning, ontheffing, aanwijzing of vrijstelling;

  • -

    Verkeerscentrale Scheveningen:

de bediencentrale die de nautische verkeersleiding uitvoert;

  • -

    zeeschip:

schip dat volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart op zee.

 

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is van toepassing in de haven van Scheveningen.

 

Artikel 1.3 Doelgroep

  • 1.

    De kapitein of schipper is verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Als een kapitein of schipper niet op het schip aanwezig is, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

 

Artikel 1.4 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

 

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een toestemming voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming is gegeven, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

 

Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming

Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    als dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, de ordening, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede de kwaliteit van de dienstverlening;

  • c.

    de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    de houder van de toestemming dit verzoekt.

 

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

De toestemming geldt voor maximaal 5 jaar, tenzij dit in de toestemming anders is aangegeven of de aard van de toestemming zich daar niet voor leent.

 

Artikel 1.8 Verplichting aan boord houden van toestemmingen

  • 1.

    De toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft bevindt zich aan boord van dit schip.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien de aard van het schip zich niet leent voor het opslaan van bescheiden.

 

Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden

  • 1.

    Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:

    • a.

      daardoor de ordening, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad; en

    • b.

      de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a. ten minste even goed worden gediend.

 

Artikel 1.10 Melding

Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze, waarbij de havenmeester tevens de door te geven gegevens kan bepalen.

 

Artikel 1.11 Vergoeding voor het gebruik van de haven en leveringen

Het college stelt nadere regels vast, waarin de vergoeding voor het gebruik van de haven en van de in het havengebied gelegen kaden, loswallen en andere havenwerken en voor overige diensten wordt geregeld.

 

HOOFDSTUK 2 HAVENMEESTER

 

 

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst de havenmeester aan.

 

HOOFDSTUK 3 ORDENING EN GEBRUIK VAN DE HAVEN

 

 

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

  • 1.

    Het college kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

 

Artikel 3.2 Aanwijzen categorieën van schepen en gebieden ligplaats innemen

  • 1.

    Het college kan categorieën van schepen aanwijzen.

  • 2.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar bepaalde categorieën van schepen zich niet mogen bevinden, daaronder begrepen het innemen van een ligplaats.

 

Artikel 3.3 Innemen van een ligplaats

Een schip mag een ligplaats innemen als dit gebeurt:

  • a.

    met toestemming van een ambtenaar van de afdeling Havenbedrijf en bediencentrale;

  • b.

    op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een verhuurder, erfpachter of eigenaar.

 

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

Een schip wordt deugdelijk en veilig afgemeerd door een gekwalificeerd persoon.

 

Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen

Een schip mag met hulpmiddelen omhoog worden gebracht, als het schip zich bevindt in een gebied dat door het college hiervoor is aangewezen.

 

Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1.

    Het is niet toegestaan voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken, als:

    • a.

      het schip aan de grond zit;

    • b.

      het schip gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      het schip op korte afstand van de kade of de oever gaande wordt gehouden; of

    • d.

      gebruik ervan voorkomt dat het schip tegen de kade wordt gedrukt, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2.

    Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing, indien het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 3.

    Proefdraaien langszij, wanneer afgemeerd, is toegestaan wanneer bij een vaste schroef de schroef niet draait of bij een verstelbare schroef de schroef in “vaanstand” draait.

  • 4.

    Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.

 

Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1.

    Indien in de haven van een anker of spudpalen gebruik moet worden gemaakt, zorgt de kapitein of schipper ervoor, dat noch met het anker noch met de ankerkettingen schade of hinder wordt veroorzaakt aan de eigendommen van de gemeente of van derden.

  • 2.

    De kapitein of schipper haalt het anker direct op zodra het gebruik hiervan niet meer noodzakelijk is, of als het schip veilig ligt gemeerd.

 

Artikel 3.8 Vrije overtocht

De kapiteins of schippers van naast elkaar liggende schepen zijn verplicht aan belanghebbenden de vrije overtocht over hun schepen te verlenen, alsmede zo nodig, ter beoordeling van de havenmeester, het lossen en laden over hun schepen toe te staan.

 

Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan een schip of aan boord van een schip, die gevaar of schade kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, worden direct aan de Verkeerscentrale Scheveningen gemeld.

 

Artikel 3.10 Meldplicht schepen

  • 1.

    De kapitein of schipper van elk schip dat de haven wil binnenlopen of wil verlaten meldt zich bij de Verkeerscentrale Scheveningen op VHF-kanaal 21.

  • 2.

    De kapitein of schipper van een schip mag niet de haven binnen lopen of verlaten zonder toestemming van een ambtenaar van de afdeling Havenbedrijf en bediencentrale.

  • 3.

    De kapitein of schipper luistert het VHF-kanaal 21 uit tijdens het binnenlopen of bij het verlaten van de haven.

  • 4.

    De kapitein of schipper volgt de aanwijzingen van een ambtenaar van de afdeling Havenbedrijf en bediencentrale terstond op.

 

Artikel 3.11 Gebruik sleepboot

De havenmeester kan de kapitein of schipper van een schip verplichten, naar gelang de omstandigheden, een of meer sleepboten ter assistentie te gebruiken bij binnenkomst of vertrek of bij het verhalen van het schip.

 

Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

  • 1.

    Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen van een schip en de omgeving, als:

    • a.

      dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

    • b.

      beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

    • c.

      dat schip is opgelegd, of;

    • d.

      dat schip is onttrokken aan het nautische of economische verkeer.

  • 2.

    Degene aan wie de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

 

Artikel 3.13 Voorzieningen in de haven

Voorzieningen of voorwerpen mogen in, op, onder of boven water worden geplaatst of aangebracht, als:

  • a.

    geen gevaar of schade kan ontstaan; of

  • b.

    het betreft het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen, en deze als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.

 

Artikel 3.14 Gebruik loods

  • 1.

    De havenmeester kan de kapitein of schipper van een schip verplichten bij binnenkomst of vertrek gebruik te maken van een loods, indien bijzondere omstandigheden in de haven of aan boord de bijstand van een loods noodzakelijk maken.

  • 2.

    Schepen met een totale lengte van 100 meter of meer zijn verplicht van een loods gebruik te maken bij binnenkomst en vertrek.

 

Artikel 3.15 Verblijfstermijn schepen

  • 1.

    Een zeeschip mag maximaal dertig dagen aaneengesloten in de haven verblijven.

  • 2.

    Na toestemming van de havenmeester kan de termijn in de eerste lid worden verlengd.

  • 3.

    Een schip dat niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd en geen economische binding heeft met Scheveningen Haven, mag maximaal tien aaneengesloten dagen in de haven verblijven.

  • 4.

    Het gestelde in het tweede lid is niet van toepassing op het verblijf in de Jachthaven Scheveningen.

 

HOOFDSTUK 4 VEILIGHEID EN MILIEU IN DE HAVEN

 

 

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Het is verboden:

  • a.

    stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar of schade ontstaat of kan ontstaan;

  • b.

    in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

 

Artikel 4.2 Verbod gebruik generator, hoofd- en hulpmotor

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarin het verboden is aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor te gebruiken.

  • 2.

    Het is toegestaan om direct voor het vertrek en na aankomst van een schip in een aangewezen gebied aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor in werking te hebben.

 

Artikel 4.3 Gevaar of schade opleverende schepen

De havenmeester kan, als naar zijn oordeel de aanwezigheid van een schip of zijn bemanning in de haven mogelijk gevaar of schade, of verstoring van de ordening in de haven veroorzaakt of kan veroorzaken, de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen dan wel de (economische) functie van de haven belemmert of kan belemmeren:

  • a.

    een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden;

  • b.

    mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

 

Artikel 4.4 Veilige toegang

Een afgemeerd schip beschikt over een toegang, die geen gevaar of schade kan veroorzaken.

 

Artikel 4.5 In- en ontschepen van passagiers

  • 1.

    Het in- en ontschepen van passagiers vindt plaats op plaatsen:

    • a.

      die in goede staat verkeren;

    • b.

      geschikt zijn voor het in- en ontschepen van personen; en

    • c.

      die voldoende zijn verlicht.

  • 2.

    Een aanlegplaats met een openbare bestemming wordt zo spoedig mogelijk vrijgemaakt indien de kapitein of een schipper van een ander schip kenbaar maakt deze te willen gebruiken.

 

Artikel 4.6 Nadere regels ten aanzien van werkzaamheden

  • 1.

    Het college kan regels stellen over de te nemen veiligheidsmaatregelen bij werkzaamheden.

  • 2.

    Het college kan regels stellen ten aanzien van de locatie in de haven waar werkzaamheden kunnen plaatsvinden.

  • 3.

    Het college stelt een Risicomanagementteam in.

  • 4.

    Het college legt in een reglement de samenstelling en taken van het Risicomanagementteam vast.

 

Artikel 4.7 Verrichten van categorie 1-werkzaamheden

Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip categorie 1-werkzaamheden verrichten of doen verrichten die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, indien:

  • a.

    het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf; of

  • b.

    de werkzaamheden:

    • 1°.

      geen gevaar of schade kunnen veroorzaken; en

    • 2°.

      deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door het college vastgesteld veiligheidsprotocol.

 

Artikel 4.8 Verrichten van categorie 2-werkzaamheden

  • 1.

    Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip categorie 2-werkzaamheden verrichten of doen verrichten die verband houden met de

    bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, indien:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf; of

    • b.

      de werkzaamheden:

      • ten hoogste 10 x 24 uur aaneengesloten in beslag nemen;

      • ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen danwel brandbaar materiaal, of tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn; en

      • deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door het college vastgesteld veiligheidsprotocol.

  • 2.

    Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar of schade kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:

    • a.

      een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven; of

    • b.

      is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.

  • 3.

    Van de werkzaamheden aan een schip zoals bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.

  • 4.

    De in het eerste lid, onder b ten 1° genoemde periode kan op verzoek van de melder door de havenmeester eenmalig ten hoogste voor een periode van 10 x 24 uur aaneengesloten worden verlengd.

 

Artikel 4.9 Verrichten van categorie 3-werkzaamheden

  • 1.

    Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip categorie 3-werkzaamheden verrichten of doen verrichten die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, indien:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf, of;

    • b.

      het schip ligplaats heeft in de eerste haven:

      • 1°.

        de werkzaamheden ten hoogste 10 x 24 uur aaneengesloten in beslag nemen;

      • 2°.

        de werkzaamheden ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen danwel brandbaar materiaal, of tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblus-

        middelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn; en

      • deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door het college vastgesteld veiligheidsprotocol.

  • 2.

    Van de werkzaamheden aan een schip zoals bedoeld in het eerste lid, onder b wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.

  • 3.

    De in het eerste lid, onder b ten 1° genoemde periode kan op verzoek van de melder door de havenmeester eenmalig ten hoogste voor een periode van 10 x 24 uur aaneengesloten worden verlengd.

  • 4.

    De havenmeester is bevoegd het uitvoeren van categorie 3-werkzaamheden tijdelijk niet toe te staan indien:

    • a.

      in de haven activiteiten plaatsvinden met grote bezoekersaantallen; of

    • b.

      de werkzaamheden nadelige invloed hebben op kortstondige andere activiteiten in de haven.

 

Artikel 4.10 Verrichten van categorie 4-werkzaamheden

Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip categorie 4-werkzaamheden verrichten of doen verrichten die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, indien:

  • a.

    het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf; of

  • b.

    het schip ligplaats heeft in de eerste haven; en

    • 1°.

      de werkzaamheden ten hoogste 10 x 24 uur aaneengesloten in

      beslag nemen;

    • 2°.

      de werkzaamheden ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke

      stoffen danwel brandbaar materiaal; of

    • 3°.

      tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn;

  • c.

    deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door het college vastgesteld veiligheidsprotocol; en

  • d.

    voor de werkzaamheden een vergunning is verleend.

  • 2.

    Op een aanvraag voor een vergunning voor categorie 4-werkzaamheden beslist het college niet alvorens zij het Risicomanagementteam om advies heeft gevraagd.

  • 3.

    De havenmeester is bevoegd het uitvoeren van categorie 4-werkzaamheden tijdelijk niet toe te staan indien:

    • a.

      in de haven activiteiten plaatsvinden met grote bezoekersaantallen; of

    • b.

      de werkzaamheden nadelige invloed hebben op kortstondige andere activiteiten in de haven.

 

Artikel 4.11 Niet toegestane werkzaamheden

  • 1.

    Het is verboden om werkzaamheden uit te voeren aan de LNG- en H2 installaties van een schip.

  • 2.

    Het is verboden categorie 5-werkzaamheden in de haven uit te voeren.

 

Artikel 4.12 Overbrengen ammoniak

  • 1.

    Het verpompen van maximaal 400 kg ammoniak van een schip naar de kade of andersom is toegestaan, indien:

    • a.

      a. het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf; of

    • b.

      het schip niet bij een scheepswerf ligt de werkzaamheden voor aanvang bij de havenmeester zijn gemeld en de melding is voorzien van een risicoanalyse.

  • 2.

    De havenmeester is bevoegd het verpompen van ammoniak tijdelijk niet toe te staan indien

    • a.

      in de haven activiteiten plaatsvinden met grote bezoekersaantallen; of

    • b.

      de werkzaamheden nadelige invloed hebben op kortstondige andere activiteiten in de haven.

 

Artikel 4.13 Overbrengen tussen schepen en mobiele voorziening op de wal

  • 1.

    Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen en gassen, niet zijnde ammoniak, tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:

    • a.

      over te slaan of over te brengen;

    • b.

      als brandstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 5.2, tweede lid, aanhef, onder b; of

    • c.

      als scheepsafval of ladingresiduen in te zamelen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing, indien deze activiteit onderdeel uitmaakt van een inrichting waar deze werkzaamheden mogen worden uitgevoerd en deze activiteit van tevoren is gemeld aan de havenmeester.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onder c, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het overbrengen van scheepsafval of ladingresiduen naar een mobiele voorziening op de wal van het schip is toegestaan.

 

Artikel 4.14 Aanwijzing ontvangst afval zeeschepen

Het college wijst bedrijven aan voor het in ontvangst nemen van scheepsafval, overige schadelijke stoffen en ladingsresiduen afkomstig van zeeschepen.

 

Artikel 4.15 Doorvaren havendoorgang

  • 1.

    Bij het naderen van de doorgang tussen de voorhaven en de eerste haven en van de doorgang tussen de eerste en de tweede haven (de Pijp) dient, indien dat voor de veiligheid van de scheepvaart nodig is, een tenminste tien seconden durende stoot op de fluit, sirene of signaalhoorn van het schip te worden gegeven. Dit sein dient zo nodig te worden herhaald.

  • 2.

    Wanneer twee in tegengestelde richting varende schepen tegelijkertijd de doorgang tussen de eerste en de tweede haven in de Pijp wensen te passeren, is de kapitein of schipper van het schip, komende uit de tweede haven, verplicht voorrang te verlenen aan het schip, komende uit de eerste haven.

 

Artikel 4.16 Verbodsbepalingen

Het is een ieder verboden:

  • a.

    de buitenhavens anders te gebruiken dan als doorvaart vanaf zee naar en van de andere gedeelten van de haven en omgekeerd;

  • b.

    de doorvaart van de eerste haven naar de voorhaven anders te gebruiken dan als doorvaart van de eerste haven naar de voorhaven en omgekeerd;

  • c.

    de doorvaart van de eerste haven naar de tweede haven anders te gebruiken dan als doorvaart van de eerste haven naar de tweede haven en omgekeerd;

  • d.

    met een schip zonder radar de haven te verlaten bij een zicht van minder dan 500 meter;

  • e.

    in de haven te zwemmen, met uitzondering van het water vanaf het strand tot aan de boeienlijnen zoals weergegeven op de bij deze verordening behorende kaart;

  • f.

    in de haven te vissen;

  • g.

    in de haven te varen met schepen zonder mechanische voortstuwing;

  • h.

    in de haven te varen met waterscooters, jetski’s, flyboards of gelijksoortige vaartuigen;

  • i.

    met onbemande schepen of modelbootjes te varen;

  • j.

    in de haven harder te varen dan 7 kilometer per uur, tenzij toestemming is gegeven door een ambtenaar van de afdeling Havenbedrijf en bediencentrale;

  • k.

    met schepen die langer zijn dan 15 meter en schepen die zijn ingericht als bunkerboot met minder dan twee bemanningsleden in de haven te varen;

  • l.

    in de haven buiten de zijden van een schip, voorwerpen te laten uitsteken zoals laadbomen, korbomen, ijzers of punten;

  • m.

    zodanig te handelen of na te laten, dat voorwerpen of goederen van welke aard ook in het water van de haven geraken;

  • n.

    in de haven een schip te water te laten, anders dan op een daarvoor aangewezen plaats;

  • o.

    in de haven een schip te verbouwen of te slopen;

  • p.

    buitenboord te schilderen, te bikken of te schrappen;

  • q.

    enig voorwerp op de loopbruggen, steigers, kaderanden of het remmingwerk te plaatsen;

  • r.

    LNG en waterstof te bunkeren.

  • s.

    in de haven een ander schip te slepen.

 

HOOFDSTUK 5 LADEN EN LOSSEN EN BUNKEREN

 

 

Artikel 5.1 Laden en lossen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag, is het verboden bij het lossen of laden van een schip de daarbij betrokken goederen te plaatsen op een deel van de kade:

    • a.

      dat niet daarvoor is bestemd of aangewezen;

    • b.

      dat blijkens de door het college vastgestelde indeling is bestemd of aangewezen ten behoeve van een andere categorie schepen dan waartoe dat schip behoort.

  • 2.

    Het is verboden bij het lossen of laden van een schip te handelen in strijd met de door de ambtenaar van de afdeling Havenbedrijf en bediencentrale, dan wel de PFSO indien het een ISPS-plichtig schip betreft, gegeven of te geven aanwijzingen.

  • 3.

    Het is verboden op de kaden andere voorwerpen te plaatsen of op te slaan dan die uit een schip zijn gelost of in een schip moeten worden geladen.

  • 4.

    Het college kan ten aanzien van het opslaan van goederen op de kaden een termijn vaststellen.

  • 5.

    In dit artikel worden onder goederen tevens dieren verstaan.

  • 6.

    De kapitein, schipper of exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger, van een schip dat aan de kade is geladen of gelost, is verplicht het voor dat doel gebruikte gedeelte van de kade direct na de belading of de afvoer van de goederen te reinigen of te doen reinigen.

  • 7.

    De havenmeester is bevoegd een kade tijdelijk te laten afsluiten ten behoeve van het laden en lossen indien dat vanuit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is.

 

Artikel 5.2 Bunkermelding

  • 1.

    Bunkeren of debunkeren mag alleen plaatsvinden na een voorafgaande melding aan de Havenmeester.

  • 2.

    Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het:

    • a.

      verboden is te bunkeren of te debunkeren;

    • b.

      bunkeren of debunkeren is toegestaan; of

    • c.

      bunkeren of debunkeren volgens het bepaalde in het eerste lid slechts voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen is toegestaan.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een inrichting waar die bunkeractiviteit toegestaan is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 5.3 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan beperkingen stellen aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat wordt gebunkerd of gedebunkerd.

 

HOOFDSTUK 6 HANDHAVING

 

 

Artikel 6.1 Verplichting om regels na te leven

De bij of krachtens deze verordening opgenomen regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.

 

Artikel 6.2 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

 

Artikel 6.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 6.4 Aanwijzingen toezichthouder

Een ieder is verplicht om de door de in artikel 6.2 bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

 

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 7.1 Overgangsrecht

  • 1.

    Toestemmingen die zijn verleend bij of krachtens de Verordening Scheveningen Haven 2008 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als toestemmingen bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op aanvragen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, en waarop nog niet is beslist.

 

Artikel 7.2 Intrekking

De Verordening Scheveningen Haven 2008 wordt ingetrokken.

 

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2023

 

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Scheveningen haven Den Haag 2023.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.1

De begripsbepalingen zijn zoveel mogelijk overgenomen uit de verordening zoals gehanteerd door Rotterdam en Amsterdam en daar waar nodig aangepast aan de specifieke Scheveningse omstandigheden.

 

Gevaarlijke stoffen

De definitie van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de indeling vanuit de internationale vervoerswetgeving, waarbij het criterium veiligheid tijdens het vervoer en behandeling wordt gehanteerd. Gevaarlijke stoffen zijn alle stoffen zoals genoemd in deze definitie opgesomde vervoerswetgeving.

Het onderscheid tussen gevaarlijke en schadelijke stoffen (zie hieronder) is voor de toepassing van diverse artikelen in deze verordening van belang. Een als lading vervoerde stof kan louter gevaarlijk zijn, louter schadelijk, in de zin van verontreinigend voor het mariene milieu, of zowel gevaarlijk als schadelijk. Vervoerde eetbare olie in bulk in een tanker is bijvoorbeeld een schadelijke, maar géén gevaarlijke stof. Vervoerde benzine in bulk in een tanker is zowel een schadelijke als gevaarlijke stof, terwijl benzine vervoerd in een tankcontainer alleen een gevaarlijke stof is.

 

Kapitein en schipper

De kapitein of de schipper is degene die de feitelijke leiding heeft over een schip. Dit is in principe de (papieren) kapitein, maar kan ook zijn vervanger zijn, of iemand anders van de bemanning die op dat moment de feitelijke leiding heeft. De begripsbepalingen "kapitein" en "schipper" zijn van belang voor artikel 1.3 waarin de is opgenomen dat de bepalingen van deze verordening (in principe) van toepassing zijn op de schipper of kapitein, tenzij een ander als normadressaat is aangewezen.

 

Schadelijke stoffen

In deze begripsomschrijving wordt alleen nog naar de Wet voorkoming verontreiniging door schepen verwezen. In deze wet worden alle schadelijke stoffen aangewezen. Om die reden behoeft het college, zoals voorheen het geval was, deze stoffen niet nader aan te wijzen.

 

Scheepsafval

"Scheepsafval" is gedefinieerd als het afval van een schip, dat ontstaat tijdens de reguliere bedrijfsvoering van een schip, zoals olie-afval uit de machinekamer, huishoudelijk afvalwater, huisvuil, klein gevaarlijk afval en ozonaantastende stoffen, die voorkomen in bijvoorbeeld oude brandblussers. Daarnaast bevat het begrip "scheepsafval" ook ladinggebonden afval, zoals stuwhout en verpakkingsmateriaal. Ladingresiduen, zowel droog als nat, zijn stoffen die achterblijven na lossing van de lading en vallen niet onder deze definitie.

 

Zeeschip

Ten aanzien van het begrip "zeeschip" wordt opgemerkt dat schepen die de vereiste documenten hebben om op de binnenwateren en op zee te varen (de zogenaamde binnen-buitenschepen), op grond van deze definitie worden aangemerkt als zeeschip.

 

Artikel 1.2

Bij de verordening hoort een kaart van het havengebied, waarop staat aangegeven op welk deel van het havengebied de verordening van kracht is. Ten opzichte van de kaart horend bij de verordening Scheveningen haven 2008 is duidelijker aangegeven welk gedeelte van het aanloopgebied nog onder het bereik van de havenverordening valt. Dit is het gebied 100 meter de zee in gerekend vanaf beide havenhoofden 100 meter in richting de aanloopboei, parallel aan de lichtenlijn. Doel hiervan is dat ook in het gebied voor de havenmond een goede doorgang van het scheepvaartverkeer kan worden gewaarborgd. Buiten dit gebied gelden andere wettelijke regimes die het scheepvaartverkeer regelen.

 

Het toepassingsgebied beperkt zich niet tot de als haven omschreven wateren, maar strekt zich tevens uit over alle tot de haven behorende bouwwerken en kademuren. Het is duidelijk dat ook vanaf de wal de orde en de veiligheid ongunstig kan worden beïnvloed. Ook op schepen die gemeerd liggen in de haven aan een steiger van een particulier "beheerder" is de verordening van toepassing.

 

Artikel 1.3

De verordening richt zich in beginsel tot de kapitein of schipper op een schip. Omdat de verordening zich ook richt tot schepen die aangemeerd liggen en schepen die tijdelijk buiten bedrijf zijn is de kapitein of schipper niet altijd aan boord en ligt het in de rede dat ook de exploitant aangesproken kan worden op de regels. En in enkele gevallen (zoals bij de verbodsbepalingen in artikel 4.14) gelden deze voor een ieder.

 

Artikel 1.8

Het tweede lid van dit artikel is opgenomen voor bijvoorbeeld duwbakken.

 

Artikel 1.10

Voor welke handelingen een meldplicht geldt, is in verschillende artikelen in deze verordening zelf geregeld. De wijze waarop, wat en wanneer deze melding moet plaatsvinden, wordt geregeld via een apart besluit van de Havenmeester.

 

Artikel 3.1

In het Binnenvaartpolitiereglement (Bpr) is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens geregeld. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat het college dezelfde tekens gebruikt ten behoeve van de ordening in de haven. Het Bpr regelt de verkeersafhandeling, terwijl deze verordening het havengebruik regelt vanuit bepaalde belangen (milieu, ordening en veiligheid). Door nu, middels dit artikel, de borden uit het Bpr verplicht te stellen, ontstaat er uniformiteit in verkeersborden. Alleen de grondslag voor de borden kan dus verschillend zijn.

 

Artikel 3.2

Dit artikel regelt in het algemeen dat het college bevoegd is gebieden aan te wijzen waar bepaalde typen schepen zich niet mogen bevinden. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn.

 

Artikel 3.3

Dit artikel ziet toe op de ordening in de haven. De Verkeerscentrale ziet toe op de hantering van de ordening. Voor die ligplaatsen die niet beheerd worden door de gemeente (die bijvoorbeeld verpacht zijn) is toestemming van verhuurder, erfpachter of eigenaar vereist.

 

Artikel 3.4

In het artikel wordt bewust niet verder omschreven wat onder deugdelijk en veilig afmeren wordt verstaan. Goed zeemanschap en bestaande richtlijnen, zoals de Guidelines on Mooring van Oil Compagnies International Marine Forum geven richting hoe een bepaald type schip dient af te meren en laten de verantwoordelijkheid voor het afmeren in eerste instantie bij de kapitein of de schipper.

 

Artikel 3.5

Op grond van dit artikel is het mogelijk een schip omhoog te brengen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In de vorige Havenverordening was een verbod op opvijzelen opgenomen. In verband met onduidelijkheid over het begrip ‘opvijzelen’ is ervoor gekozen de term ‘omhoog brengen’ op te nemen, wat feitelijk dezelfde betekenis heeft als opvijzelen. Tevens is ervoor gekozen de regeling niet meer alleen te laten gelden voor een boorinstallatie, een werkeiland of een soortgelijk object (hierna: werkeiland), maar voor een schip in het algemeen (daaronder vallen ook een booreiland etc.). In de definitiebepalingen zijn de specifieke objecten onder het begrip ‘schip’ opgenomen.

 

Het college kan gebieden aanwijzen waar dit omhoog brengen mogelijk is. Gebieden kunnen worden aangewezen als daar bijvoorbeeld geen kabels in de grond liggen of andere omstandigheden zijn die dergelijk activiteiten mogelijk maken (veiligheid, onderwater infrastructuur, e.d.).

Indien een schip zich bevindt op een scheepswerf of bij een herstellingsinrichting geldt het verbod niet, voor zover de activiteiten vallen binnen de werkingssfeer van de vergunning die is afgegeven krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 3.6

Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, tunnels, pijpleidingen, kades en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als deze anders worden gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats.

 

Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven mag ook niet plaatsvinden als een schip op spudpalen ligt of als het schip gaande wordt gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt (anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren). Reden van het verbod is gelegen in het feit dat gebleken is dat door gebruikers van de haven gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Ook kan het proefdraaien van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven, maar ook het trachten los te komen, indien een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken.

 

Het bij- of afdraaien door een schip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade, levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is daarom aanvaardbaar, gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade.

 

Artikel 3.7

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers of spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging van deze voorzieningen. Het college wijst daarom gebieden aan, plaatst verkeerstekens of neemt besluiten met dezelfde strekking als gebleken is dat het gebruik van ankers en spudpalen geen schade toebrengt.

 

Artikel 3.8

In de haven liggen schepen regelmatig naast elkaar. Met dit artikel is de vrije overtocht over de naast gelegen schepen geregeld. Het beperkt zich niet tot alleen de overtocht van de bemanning maar eventueel ook het laden en lossen van het schip, zo nodig na beoordeling door de havenmeester.

 

Artikel 3.12

Dit artikel is opgenomen in de verordening om te voorkomen dat schepen door de eigenaar worden onttrokken aan het economisch verkeer (worden “opgelegd”), of niet vrijwillig onttrokken worden aan het economisch verkeer, omdat schepen onder beslag worden gelegd of dat schepen een vaarverbod krijgen opgelegd.

Bij een opgelegd schip blijft vaak een minimum aan bemanningsleden aan boord. Dit, om enerzijds te zorgen voor een kostenreductie en om er anderzijds voor te zorgen dat het minimale onderhoud dat aan boord vereist is, plaatsvindt. Bij een schip waarop beslag of een vaarverbod is gelegd, kan ook, vanwege de duur van de maatregel, een deel van de bemanning van boord gehaald worden.

Bij een gevaarlijke situatie in de haven dient in beginsel elk afgemeerd schip te allen tijde in staat te zijn op eigen kracht of met behulp van sleepboten onmiddellijk van ligplaats te veranderen. Daarnaast moet onder meer toegezien worden op een blijvende deugdelijke afmeersituatie.

Dit artikel biedt de mogelijkheid om doeltreffende maatregelen op te kunnen leggen aan de kapitein, schipper of exploitant van het schip om de ordening, veiligheid of het milieu ten aanzien van het schip en haar omgeving blijvend te waarborgen. Te denken valt aan het voorschrijven van een minimum aan bemanningssterkte.

 

Artikel 3.13

De havenbeheerder dient in verband met het veilig gebruik van de haven op de hoogte te zijn van alle voorzieningen die in, onder of boven water worden aangebracht en die van een min of meer permanent karakter zijn. Uitgezonderd zijn scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen om een schip te laden en te lossen. Daarbij wordt de eis gesteld dat deze voorzieningen ook werkelijk (als zodanig) in gebruik zijn, teneinde te voorkomen dat voorzieningen die hinderlijk of gevaarlijk voor anderen zijn (bijvoorbeeld meerdraden en fenders) blijvend worden aangebracht.

 

Artikel 4.5

In dit artikel zijn voorschriften opgenomen betreffende het in- en ontschepen van passagiers. Het artikel strekt tot verhoging van de veiligheid van die passagiers.

 

Artikel 4.6 t/m 4.11

Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden vaak aan boord verricht door de eigen bemanning, door een reparatiefirma of door werknemers van de stuwadoor. Het verrichten van reparaties kan gevaren met zich meebrengen. Het artikel richt zich tot een ieder.

Om te voorkomen dat een kleine scheepsreparatie buiten een werf of herstellingsinrichting tot een reparatie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur uitgroeit, is ten aanzien van werkzaamheden opgenomen dat de reparatieduur buiten een werf of herstellingsinrichting ten hoogste tien dagen aaneengesloten mag duren. Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan tien dagen.

 

Reparaties waarvoor heetwerk (onder andere lassen) noodzakelijk is, kunnen onder voorwaarden in de haven worden toegestaan. Er moet worden gewerkt volgens een door het college vast te stellen protocol. Er wordt een onderscheid gemaakt in verschillende categorieën werkzaamheden (1 t/m 5). Afhankelijk van de categorie is een melding of een vergunning nodig. Categorie 1-werkzaamheden mogen worden uitgevoerd zonder melding.

 

Artikel 4.12

Dit artikel heeft betrekking op het overbrengen van ammoniak van een schip naar een voorziening op de kade of andersom. Beoordeeld is dat bij een omvang van maximaal 400 kilo de risico’s van overbrengen van ammoniak beheersbaar zijn. Deze activiteit moet wel voorafgaand worden gemeld aan de havenmeester. De melding moet voorzien zijn van een risicoanalyse. De havenmeester kan dan beoordelen of er redenen zijn om van de bevoegdheden in het tweede lid gebruik te maken.

 

Artikel 4.13

In dit artikel wordt de overbrenging van andere gevaarlijke stoffen dan ammoniak geregeld. De overbrenging hiervan is toegestaan indien de activiteit onderdeel uitmaakt van een inrichting. Dit begrip is in artikel 1 gedefinieerd. Om zicht te houden op mogelijk risicovolle activiteiten moet van de overbrenging een melding worden gedaan bij de havenmeester.

 

Artikel 4.14

Dit is een verplichting uit de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

 

Artikel 4.16

In de verordening zoals opgesteld door Port of Rotterdam/Port of Amsterdam is geen artikel opgenomen met expliciete verboden. Het karakter en de inrichting van de Scheveningse haven maakt dat het noodzakelijk is om enkele specifieke verboden op te nemen.

 

In het programma toekomst Scheveningen haven (RIS 304364) zijn verschillende acties beschreven om overlast in Scheveningen aan te pakken. Een van de acties is om het zwemverbod in het havengebied aan te passen:

 

“De Scheveningse jeugd zwemt vanuit traditie in de haven, dit is en blijft verboden. Het zwemmen in de haven levert gevaarlijke situaties op. Er wordt een veilige plek gecreëerd zodat rondom stille strandjes ter hoogte van het havenhoofd gezwommen kan worden. Hiervoor wordt een boeienlijn aangebracht. Op andere plekken wordt door de veiligheidspartners streng gehandhaafd.”

 

De huidige verordening kent een zwemverbod voor het gehele havengebied. In het nieuwe artikel wordt het gebied tussen de stille strandjes en de boeienlijn van dat verbod uitgezonderd.

 

Artikel 5.1

Om te weten welke handelingen met potentieel gevaarlijke brandstoffen in de haven plaatsvinden is het voor bepaalde brandstoffen verplicht een melding van bunkeren of debunkeren te doen. Verder kan het college vanuit risico-oogpunt gebieden aanwijzen voor het (de)bunkeren.

 

Artikel 5.2

Het college kan beperkingen opleggen aan schepen die langszij een schip afmeren dat aan het bunkeren is. Met dit artikel kunnen de risico’s die (toekomstige) energiedragers en brandstoffen tijdens het bunkeren voor de afmerende schepen met zich meedragen worden beheerst.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 9 maart 2023.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen