Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goes

Beleid m.b.t. het hobbymatig houden van paarden e.d. Binnen de bebouwde kom

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid m.b.t. het hobbymatig houden van paarden e.d. Binnen de bebouwde kom
CiteertitelBeleid m.b.t. het hobbymatig houden van paarden e.d. Binnen de bebouwde kom
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-2023nieuwe regeling

08-04-2009

gmb-2023-141682

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid m.b.t. het hobbymatig houden van paarden e.d. Binnen de bebouwde kom

 

 

In de Algemene Plaatselijke Verordening is onder Artikel 2.4.17 Vee binnen de bebouwde kom het volgende bepaald:

  • 1.

    Het is verboden binnen de bebouwde kommen vee te houden.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voorzover de Wet milieubeheer van toepassing is.

  • 3.

    Van het verbod in het eerste lid kan het college ontheffing verlenen.

Paarden vallen onder het begrip ‘vee’.

 

Bij besluit d.d. 22 december 2004, kenmerk 2004/7090, zijn beleidsregels opgesteld m.b.t. het niet-bedrijfsmatig houden van vee, veelal een paard, binnen de bebouwde kom.

In het beleid zijn vuistregels opgesteld voor de beoordeling van een aanvraag om ontheffing en hebben voornamelijk betrekking op paarden. De situering, vooral wat betreft de afstand tot de direct aanwonenden, is van belang voor het wel of niet kunnen verlenen van een ontheffing. In het beleid is aangegeven, dat “het niet mogelijk is ‘harde cijfers’ neer te leggen, omdat een groot perceel bijvoorbeeld smal kan zijn, waardoor de afstand tot de aangrenzende percelen beperkt is. De beoordeling van een aanvraag blijft daarom afhankelijk van de feitelijke situatie. Desondanks zijn de volgende vuistregels als richtinggevend opgesteld en door uw college vastgesteld.”

 

Deze vuistregels zijn echter niet concreet en ruim uitlegbaar, hetgeen feitelijk in tegenstelling is met de bedoeling van het ontheffingenbeleid (incidentele ontheffingen). Slechts bij wijze van uitzondering kan ontheffing worden verstrekt. Met andere woorden: het houden van een paard binnen de bebouwde kom is géén activiteit die in de regel toelaatbaar wordt geacht, integendeel.

 

Door voortschrijdend inzicht en nieuwe regelgeving op het gebied van landbouw en milieubeheer kan meer aangesloten worden bij daarin opgenomen uitgangspunten, die als volgt op de ‘vuistregels’ kunnen worden toegepast:

 

  • 1.

    Het perceel waar het paard wordt gehouden moet bij voorkeur een landelijk karakter hebben.

  • 2.

    Het perceel waar het wordt gehouden moet bij voorkeur zo min mogelijk omringd zijn door percelen met woningen.

Niet beschreven is wat onder een ‘landelijk’ karakter dient te worden verstaan en wat onder: ‘zo min mogelijk omringd door percelen met woningen’. Iedereen heeft hier wel een idee bij, maar dat beeld kan van persoon tot persoon verschillen. Inmiddels kan de landbouwwetgeving in deze een aanknopingspunt bieden. Het Besluit landbouw milieubeheer is in september 2006 tot stand gekomen en werkt met vastgestelde afstanden tussen de bepaalde categorieën van bebouwing en de opslag van mest. Het Besluit gaat uit van vijf objectcategorieën, waarbij ‘de bebouwde kom’ binnen categorie II valt. Voor deze categorie II geldt een minimale afstand van 100 m, gemeten vanaf het emissiepunt (dichtstbijzijnde opening in de stalling) tot aan de gevel van de bebouwing behorende tot deze categorie. Omdat het paardenbeleid van 2004, bestemd is voor ‘binnen de bebouwde kom’ kan aansluiting worden gezocht bij het genoemde afstandscriteria van 100m.

 

Criterium 1: voor het houden van een paard geldt een minimale afstand van 100 m gemeten vanaf het emissiepunt (dichtstbijzijnde opening in de stalling) tot aan de gevel van de bebouwing binnen de bebouwde kom.

 

Tevens geldt:

 

  • 3.

    Het perceel waarop het paard wordt gehouden moet bij voorkeur een groot oppervlakte hebben.

Niet alleen de oppervlakte is bepalend, maar ook de afstand ten opzichte van andere woonbebouwing. Immers, een groot perceel kan bijvoorbeeld smal zijn, waardoor de afstand tot de aangrenzende percelen beperkt is. Wat is een ‘groot’ oppervlakte. Een paard moet voldoende bewegingsvrijheid hebben. Het is niet in enige wet- of regelgeving vastgelegd wat de minimale omvang moet zijn van een weiland om er een paard of ander vee in te kunnen houden. Voor het houden van één paard is veelal de gehanteerde stelregel: om en nabij de grootte van een voetbalveld, ongeveer 5000m2, als er géén stal aanwezig is. Hiervan kan teruggeredeneerd worden naar een acceptabele omvang van wei met stallingsmogelijkheid: 1000-1500 m2. De minimale omvang van een wei zou dan 1000 m2 dienen te bedragen.

 

De Wet milieubeheer stelt eisen aan het bedrijfsmatig houden van paarden. Het aantal paarden waar het houden van paarden als hobby eindigt en het bedrijfsmatig houden van paarden begint ligt bij 5. Echter, ook aan het hobbymatig houden van paarden zouden vergelijkbare milieueisen gesteld kunnen worden als het gaat om afstandscriteria t.o.v. de mestopslag, stalling e.d., dit ter voorkoming van geur- en geluidsoverlast.

 

Gelet hierop is het denkbaar, dat er ook een afstandscriterium gaat gelden vanaf de grens van de afrastering van de wei/paardenbak tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde en naastgelegen woning (van derden). Wij denken hierbij aan een afstand van 25 m, maar is arbitrair. Binnen de bebouwde kom lijkt dit evenwel een acceptabele minimale afstand.

 

Criterium 2: er geldt een afstandscriterium gemeten vanaf de grens van de afrastering van de wei/paardenbak tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde en naastgelegen woning (van derden) van 25 m.

 

  • 4.

    De paardenbak en/of stal moeten bij voorkeur niet aan de erfgrens zijn gesitueerd.

Een paardenbox in een schuur of garage valt hier ook onder; het gaat dus feitelijk om bouwsels die als paardenstal gebruikt kunnen worden. Deze moeten feitelijk op zodanige afstand van andere woonbebouwing liggen, dat hiervan geen geur- of geluidsoverlast meer verwacht kan worden. Het Besluit Landbouw milieubeheer gaat uit van een afstand van 100 m gerekend vanaf het emissiepunt (dichtstbijzijnde opening in de stal) tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde en naastgelegen woning van derden. Of er nu sprake is van 1-5 paarden (hobby) of van meerdere paarden (bedrijfsmatig houden van paarden) het afstandscriterium zou hetzelfde dienen te zijn. Immers, in een woonomgeving binnen de bebouwde is de kans op overlast zeker zo groot. De afstand tussen de mestopslag/de stalling en dichtstbijzijnde woning moet in dat geval minimaal 100 m bedragen.

Zie 1. en 2.

 

Een alternatief van een vaste mestopslag kan zijn: opslag op een voorziening die dagelijks geleegd wordt bijv. op een mestdichte kar (met een mestdichte plaat) of in een verrijdbare, mestdichte container/voorziening. Dan moet gekeken worden naar de afvoermogelijkheden van de mest, dit in verband met het schoonhouden van de afvoerroute. Ook ten aanzien van deze voorzieningen geldt het afstandscriterium van 100 m.

 

Criterium 3: ook bij opslag van mest op een voorziening die dagelijks geleegd wordt geldt het afstandscriterium van 100 m, zoals aangegeven bij criterium 1.

 

  • 5.

    Indien het paard uitsluitend op het perceel van de houder wordt gestald tijdens de nachtelijke uren en tijdens slecht weer, kan eerder een ontheffing op grond van deze vuistregels worden verleend.

Deze vuistregel is vooral bedoeld om het aantal verkeersbewegingen – en daarmee de overlast - zoveel mogelijk te beperken (vervoer van paard van wei elders naar stalling). Echter, de aspecten en daarmee de te stellen eisen ter voorkoming van geluidsoverlast en geuroverlast (mestopslag) blijven onverkort gehandhaafd. Deze vuistregel is overbodig en behoeft geen nadere invulling.

 

Uitsterfbeleid:

Voorzover na te gaan zijn de volgende aantallen ontheffingen verleend in de afgelopen jaren:

Tot 2005:

? aantal verleende ontheffingen

In 2005:

1 ontheffing

In 2006:

4 ontheffingen

In 2007

1 ontheffing

In 2008

0 ontheffingen

 

Daar waar op dit moment binnen de bebouwde kommen op basis van de in het verleden verleende ontheffingen toestemming is verleend voor het houden van een/enkele paarden, zullen deze hun geldigheid behouden totdat het perceel van eigenaar/rechthebbende verandert.

 

Samenvatting:

Alleen als voldaan wordt aan de volgende criteria zal ontheffing worden verleend op grond van artikel 2.4.17 Algemene Plaatselijke Verordening Goes voor het hobbymatig houden van een paard binnen de bebouwde kom:

  • 1.

    er geldt een minimale afstand van 100 m gemeten vanaf het emissiepunt (dichtstbijzijnde opening in de stalling) tot aan de gevel van de bebouwing binnen de bebouwde kom.

  • 2.

    er geldt een afstandscriterium gemeten vanaf de grens van de afrastering van de wei/paardenbak tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde en naastgelegen woning (van derden) van 25 m.

  • 3.

    ook bij opslag van mest op een voorziening die dagelijks geleegd wordt geldt het afstandscriterium van 100 m, zoals aangegeven bij criterium 1.

  • 4.

    de tot nu toe verleende ontheffingen blijven hun geldigheid behouden totdat het perceel waarop het paard/de paarden wordt/worden gehouden van eigenaar/rechthebbende is veranderd.

Inwerkingtreding:

Dit beleid treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

Goes, 8 april 2009.

Burgemeester en Wethouders van Goes,

de secretaris,

drs. C.G.M. Maas.

de burgemeester,

drs. D.J. van der Zaag.