Organisatie | Aa en Hunze |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening Aa en Hunze 2023 |
Citeertitel | Marktverordening Aa en Hunze 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Marktverordening Aa en Hunze 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2023 | nieuwe regeling | 23-03-2023 |
De raad van de gemeente Aa en Hunze;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 maart 2023;
gelet op de artikelen 149 en 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet;
Artikel I. Marktverordening AA en Hunze 2023
De volgende verordening wordt vastgesteld: Marktverordening Aa en Hunze 2023
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op door burgemeester en wethouders ingestelde reguliere warenmarkten.
Hoofdstuk 2 Weekmarktvergunningen
Artikel 7. Plaatsverandering na beschikbaar komen standplaats
Als de beschikbaar gekomen standplaats op grond van het inrichtingsplan bij voorrang is bestemd voor een of meer branches of artikelgroepen, kunnen burgemeester en wethouders deze standplaats alleen toewijzen aan een vergunninghouder die tot die branche behoort of die handelt in die artikelgroep en worden alleen vergunninghouders die tot die branche behoren of handelen in die artikelgroep uitgenodigd voor de loting als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 8. Toekenningsprocedure weekmarktvergunning
Het beschikbaar komen van een weekmarktvergunning maken burgemeester en wethouders bekend door een openbare kennisgeving in het digitale gemeenteblad en de website van de gemeente. In de openbare kennisgeving wordt kenbaar gemaakt voor welke branche of artikelgroep deze vergunning wordt verleend en binnen welk tijdvak gegadigden een aanvraag kunnen indienen.
Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen voor vergunninghouders
Degene die een standplaats inneemt op een markt is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.
Artikel 18. Markt schoonhouden
Een vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrij komt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. Hij voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.
Artikel 20. Onmiddellijke verwijdering
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden.
Burgemeester en wethouders handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dit voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen.
Alle weekmarktvergunningen voor het innemen van een standplaats op de weekmarkt in Rolde, Annen of Gieten die zijn afgegeven voor inwerkintreding van deze marktverordening worden omgezet naar een tijdelijke weekmarktvergunning voor de duur van vijftien jaar gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering 23 maart 2023.
Ondertekening
De voorzitter,
De griffier,
Toelichting op de Marktverordening Aa en Hunze 2023
De bevoegdheid tot het instellen, veranderen of afschaffen van een markt is aan burgemeester en wethouders toegekend. Zie hiervoor artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet. Daarnaast is de gemeenteraad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet bevoegd een marktverordening vast te stellen. Het vaststellen van een marktverordening zal samengaan met een of meerdere besluiten van burgemeester en wethouders tot het instellen van een of meerdere markten.
Het doel van deze verordening is drieledig. Ten eerste worden de kaders gecreëerd om markten zodanig te organiseren dat de gemeentelijke algemene belangen beschermd worden en dat de markten aantrekkelijk zijn voor zowel consumenten als marktkooplieden. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, zonder overbodige regels en met zo min mogelijk administratieve lasten. Tot slot is de verordening ook gericht op het voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) en de Dienstenwet.
Door de uitspraak op 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) werd duidelijk dat de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet ook van toepassing zijn op gemeentelijke vergunningen. Het gelijkheidsbeginsel betekent volgens deze uitspraak voor de verdeling van schaarse vergunningen dat het gemeentebestuur aan (potentiële) gegadigden gelijke kansen moet bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Op grond van de Dienstenrichtlijn mag de gemeente ook geen schaarde vergunningen voor onbepaalde tijd verstrekken.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en veranderen of afschaffen). Deze Marktverordening is van toepassing op dergelijke van gemeentewege ingestelde markten, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat (regulier) plaatsvinden.
De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Aa en Hunze (hierna: de APV). Hierin zijn regels voor evenementen, waaronder ook braderieën vallen, opgenomen. Verder bevat de APV bepalingen over venten, snuffelmarkten en het innemen van standplaatsen, niet zijnde standplaatsen op markten. Uit de in de APV opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op de markten die door burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet zijn ingesteld.1 .
Er zijn drie soorten marktvergunningen te onderscheiden, dat wil zeggen vergunningen om op de markt handel te drijven. Dat zijn de weekmarktvergunning, de dagplaatsvergunning en de standwerk-vergunning. Deze vergunningen onderscheiden zich van elkaar door hun looptijd en door de vergunde activiteit. De vergunning vermeldt voor welke standplaats hij geldt, en in het inrichtingsplan is in ieder geval opgenomen welke standplaatsen beschikbaar zijn voor houders van een weekmarktvergunning (zie ook artikel 5 van deze verordening).
De bedienvergunning is een wat afwijkende figuur. Hierbij is de vergunde activiteit niet het drijven van handel met bezoekers van de markt, maar het verstrekken van voedsel en drank aan marktvergunning-houders, hun vervangers of degenen die hen bijstaan.
In artikel 2 zijn alle definities opgenomen, maar dit betekent niet dat deze vergunningen ook daadwerkelijk kunnen worden verleend voor de weekmarkten in Aa en Hunze. Zie voor de bepalingen over de dagplaatsvergunning, de standwerkvergunning en bediening artikel 15 van de verordening en de toelichting bij dat artikel.
Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders een inrichtingsplan vaststellen en daarin opnemen wat voor de betreffende markt(en) in ieder geval moet worden geregeld. Zo wordt in het inrichtingsplan aangegeven wat de markttijd is en blijkt uit de kaart van de markt, die onderdeel is van het inrichtingsplan, waar de grenzen van het marktterrein liggen. Ook wijzen burgemeester en wethouders de standplaatsen aan die bestemd zijn voor houders van een weekmarktvergunning en kunnen zij dagplaatsen aanwijzen. Verder maken zij met het inrichtingsplan duidelijk welke verdeelprocedure zij zullen toepassen bij het verlenen van weekmarktvergunningen. In het geval van Aa en Hunze gebeurt de verdeling altijd door middel van loting.
Verder kunnen burgemeester en wethouders bepalen welke standplaatsen of gebieden bij voorrang zijn bestemd voor een of meer branches of artikelgroepen alsmede, de maximum aantallen weekmarktplaatsen die voor een of meer branches of artikelgroepen of combinaties daarvan kunnen worden afgegeven. Dat gebeurt met het oog op het creëren van een evenwichtig en gevarieerd aanbod op de markt en conform de Dienstenrichtlijn.
Op grond van het eerste lid van dit artikel is het verboden om zonder weekmarktvergunning een standplaats in te nemen en wordt de bevoegdheid om deze vergunning te verlenen toegekend (geattribueerd) aan burgemeester en wethouders. Aan een weekmarktvergunning mogen alleen voorschriften en beperkingen worden verbonden die de belangen beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist. Een vergunning wordt alleen verleend aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder en die ook handelingsbekwaam is in de zin van het burgerlijk recht.
Artikel 6: Algemene bepalingen weekmarktvergunning
Dit artikel bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de weekmarktvergunning. Deze vergunning geldt, vanwege de beperkte beschikbaarheid van de openbare ruimte voor de markthandel, als een schaarse vergunning in de zin van de Dienstenrichtlijn. Of er daadwerkelijk meer aanvragers zijn dan vergunningen is in dit geval voor de kwalificatie als schaarse vergunning niet van belang. Schaarse vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunning na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt.
Bij het bepalen van de duur van de weekmarktvergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.
Het is aan het gemeentebestuur om gemotiveerd en onderbouwd vast te stellen wat de looptijd van de vergunning moet zijn. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1588). In die uitspraak heeft de Afdeling onder meer overwogen dat bij het bepalen van de looptijd (“passende beperkte duur”) van een beleidsmatig schaarse vergunning de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor moet worden meegenomen. Uit deze uitspraak volgt verder dat de zogenaamde afschrijvingstermijn niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder mag worden bepaald, omdat dit tot willekeur leidt en niet verenigbaar is met de vereiste rechtszekerheid voor de vergunninghouders en eventuele gegadigden voor de vergunningen. Volgens de Afdeling kan per branche worden vastgesteld binnen welke termijn de bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan. Uit de besluitvorming moet blijken dat het gemeentebestuur rekening heeft gehouden met de terugverdientijd.
De looptijd van de vergunning voor een vaste standplaats, namelijk vijftien jaar, is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel’ van SEO Economisch Onderzoek uit 2021 en het onderzoeksrapport ‘Schaarse vergunningen op de markt’ van belangenvereniging Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) uit 2019. Uit het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek – waarin een analyse is gemaakt van de opbrengsten van ambulante handel en de investeringen, inclusief een redelijke vergoeding op geïnvesteerd vermogen – volgt dat de gemiddelde terugverdientijd van ambulant handelaren tussen de negen en twaalf jaar ligt. Daarbij is ook van belang dat SEO geen significante verschillen heeft gevonden in de terugverdientijd als het gaat om het type product, de rechtsvorm van de onderneming, het aantal medewerkers en het aantal dagen in de week dat de vergunninghouder gemiddeld genomen actief is. Uit het onderzoek van de CVAH volgt daarnaast dat blijkt dat de terugverdientijd van de investeringen voor een ambulant handelaar ligt tussen de range van vijf tot vijftien jaar, waarbij 94% van de ondernemers de investeringen kunnen terugverdienen bij een afschrijvingstermijn van vijftien jaar. Met een looptijd van vijftien jaar is gewaarborgd dat het grootste deel van de ondernemers hun investeringen hebben terugverdiend. Daarmee wordt enerzijds recht gedaan aan het belang dat (bestaande) ondernemers hebben bij een zo lang mogelijke tijdsduur voor de vergunning. Anderzijds wordt met een looptijd van vijftien jaar ook ruimte geboden voor andere ondernemers om op termijn voor de schaarse vergunning in aanmerking te komen.
Op de vergunning staat vermeld welke vaste standplaats door de vergunninghouder mag (en moet) worden ingenomen. Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen. Daarbij kan worden gedacht aan extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden of bepaalde evenementen.
De weekmarktvergunning is uitdrukkelijk niet overdraagbaar, alleen al niet omdat dit niet verenigbaar is met het vereiste om potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om toe te treden tot de markt.
Artikel 7: Plaatsverandering na beschikbaar komen standplaats
Als op een markt, om welke reden ook, tussentijds een standplaats vrijkomt, dan kan deze worden toegewezen aan een zittende houder van een andere weekmarktvergunning op die markt. Het betreft in dit geval een plaatsverandering. De toewijzing gebeurt door een wijziging van diens bestaande vergunning en op aanvraag, niet ambtshalve. De plaatsverandering is voor de resterende duur van de weekmarktvergunning die was gekoppeld aan de beschikbaar gekomen standplaats. Zittende vergunninghouders kunnen een aanspraak maken op een verandering van hun standplaats, omdat zij hebben bijgedragen aan de markt en daarmee aan het voorzieningenniveau.
Als er meer vergunninghouders zijn die een aanvraag doen om plaatsverandering, dan wordt tussen hen geloot. Loting vindt plaats door middel van een trekking.
Artikel 8 en 9: Toekenning weekmarktvergunning en lotingprocedure
Bij het beschikbaar komen van een marktplaatsvergunning, om welke reden dan ook, maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving bekend dat de marktplaatsvergunning beschikbaar komt en wat de looptijd van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden voor welke branche of artikelgroep de vergunning wordt verleend en vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.
Voor het indienen van aanvragen is een digitaal standaardformulier beschikbaar. Elke ondernemer die in aanmerking wenst te komen voor de vergunning kan via dit formulier een aanvraag indienen. Bij het indienen van een aanvraag geldt dat een bedrijf slechts één aanvraag kan indienen. Het is dus niet toegestaan dat een ondernemer die meerdere werknemers in dienst heeft, voor elke werknemer een aanvraag indient. De gemeente wil alle ondernemers gelijke kansen bieden en het voorgaande zou betekenen dat een ondernemer met meerdere werknemers in dienst een voordeel heeft ten opzichte van bijvoorbeeld een ondernemer met een eenmanszaak. Mocht een ondernemer wel voor iedere werknemer een aanvraag indienen, dan worden die aanvragen door het college aangemerkt als één aanvraag. Wanneer een ondernemer meerdere bedrijven en KvK-nummers heeft, kan per bedrijf een aanvraag worden ingediend. In geval van misbruik of het ontstaan van een systeem waarbij ondernemers op oneigenlijke wijze aanvragen indienen om in aanmerking te komen voor een vergunning, houdt het college het recht voor om die aanvragen van de betreffende ondernemer als één aanvraag aan te merken.
Een aanvraag is volledig als het betreffende digitale formulier volledig is ingevuld en de overige relevante opgevraagde informatie is bijgevoegd. De aanvrager die binnen het gestelde tijdvak een onvolledige aanvraag heeft ingediend stellen we (conform artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid om zijn aanvraag aan te vullen. De termijn die we daarvoor geven wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk een gelijk speelveld te realiseren. Als de aanvraag daarna nog niet volledig is, dan laten we deze aanvraag buiten behandeling.
Als binnen de gestelde termijn blijkt dat slechts één gegadigde interesse heeft voor de weekmarktvergunning, wordt deze vergunning verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in deze verordening. Zodra er meer dan één gegadigde is, verdeelt burgemeester en wethouders de weekmarktvergunning door middel van het doorlopen van een lotingprocedure.
Loting is een verdeelprocedure op grond van een willekeurig geselecteerd lotnummer. Iedere gegadigde (met een toewijsbare aanvraag) die meedoet aan de loting, heeft dezelfde kans om de vergunning te verwerven. Loting is alleen mogelijk bij aanvragen, die gedurende een vooraf bepaald tijdvak zijn ontvangen. De lotingprocedure zal er als volgt uitzien.
Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en een lotnummer te krijgen. Alleen met een lotnummer kan worden deelgenomen aan de loting. De aanvragers met een lotnummer worden uitgenodigd voor de loting, maar zij zijn niet verplicht om aanwezig te zijn. De loting geschiedt in het gemeentehuis door twee medewerkers van de gemeente.
Aan de aanvrager van wie het eerste lot wordt getrokken wordt de weekmarktvergunning verleend, tenzij er redenen zijn om verlening van de vergunning aan deze aanvrager te weigeren. Van de overige aanvragers wordt op volgorde van loting een(reserve)lijst van aanvragers opgesteld. Indien verlening van de weekmarktvergunning aan de aanvrager op grond van artikel 5 van deze verordening wordt geweigerd of de aanvrager aan wie de weekmarktvergunning is toegewezen zijn aanvraag intrekt, wordt teruggevallen op het resultaat van de loting; de weekmarktvergunning wordt dan door burgemeester en wethouders aan de volgende aanvrager op de reservelijst aangeboden. Daarbij geldt dat ook dan wederom door burgemeester en wethouders wordt beoordeeld of er redenen zijn om verlening van de vergunning aan die aanvrager te weigeren. De vergunningverlening vindt dus plaats op volgorde van de uitslag van de trekking.
In dit artikel staan de gronden vermeld waarop het college een aanvraag voor een vergunning kan weigeren.
Openbare orde en openbare veiligheid
De weigeringsgronden openbare orde en openbare veiligheid hebben nauw verband met elkaar en worden daarom samen uitgelegd. Hierbij gaat het onder meer om het beperken van overlast, verkeersvrijheid en -veiligheid en het ordentelijk en veilig verloop van verkeersbewegingen. De aanwezigheid van een standplaats, maar ook de aantrekkende werking die er van uit kan gaan, kan een verstoring van de openbare rust van omwonenden opleveren. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaat mogelijk ongewenst verkeersgedrag. Bijvoorbeeld door ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers, kunnen looproutes geblokkeerd worden en kan ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden ontstaan. Standplaatsen mogen verder geen verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen en mogen een vlotte doorstroom van voetgangers en de doorgang van huldiensten niet beletten en geen verkeershinder tot gevolg hebben. Ook parkerende en geparkeerde auto´s kunnen overlast veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk om overal een standplaats in te nemen.
Daarnaast gaat het hierbij ook om de situatie waarin een aanvrager betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten waarmee de openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed. Indien duidelijk is dat een aanvrager bijvoorbeeld betrokken is geweest bij activiteiten die de openbare orde nadelig beïnvloeden of betrokken is geweest bij het plegen van een strafbaarheid, dan kan het college besluiten om aan de betreffende aanvrager geen vergunning te verlenen.
Volksgezondheid en bescherming van het milieu
Indien het innemen van een standplaats en het aanbieden van bepaalde etenswaren of anderszins bepaalde risico’s met zich meebrengen voor de volksgezondheid, kan een aanvraag worden geweigerd. Daarnaast vormt de bescherming van het milieu een weigeringsgrond. Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving/het milieu. Met name standplaatsen waar etenswaren voor directe consumptie worden bereid hebben een impact op het milieu. Zoals geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke. In de praktijk is wat betreft overlast voor de omgeving onderscheid te maken tussen standplaatsen waaruit ter plaatse etenswaren worden bereid (zoals snack- en frietkramen of viskramen) en overige standplaatsen. Bij de eerste groep is de kans op (geur)overlast groter dan bij de overige standplaatsen. Problemen kunnen eventueel worden voorkomen of beperkt door voldoende afstand te houden tussen de standplaats en omliggende woningen. De Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer bieden hiervoor normen.
Leefbaarheid en redelijke eisen van welstand
Het kan voorkomen dat door het innemen van een standplaats de leefbaarheid in het gebied nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed. Het kan daarbij gaan om het verkopen van bepaalde producten/levensmiddelen, maar ook de wijze van exploitatie kan ervoor zorgen dat de leefbaarheid in de buurt nadelig wordt of dreigt te worden beïnvloed. Als dat het geval is, kan het college besluiten om geen vergunning voor het innemen van de standplaats te verlenen. Het college zal dan gemotiveerd aangeven waarom het innemen van de standplaats op de betreffende locatie de leefbaarheid in de buurt nadelig beïnvloed of nadelig dreigt te beïnvloeden en vergunningverlening niet mogelijk is.
Ook kan de verlening van een vergunning worden geweigerd, als de ingenomen standplaats op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het relevante criterium betreft in dit geval een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld. Dit ter bescherming van onder meer het aanzien van monumentale gebouwen en/of stedenbouwkundige waardevolle aangezichten.
Kwantitatieve of territoriale beperking bij dwingende reden van algemeen belang
Op grond van dit artikel kan een vergunning worden geweigerd, als sprake is van een "kwantitatieve of territoriale beperking die als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang." Bij deze weigeringsgrond gaat het onder meer om bescherming van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument. Het reguleren van de concurrentieverhoudingen wordt niet als een huishoudelijk belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een vergunning voor het innemen van een standplaats te weigeren. Het college kan verlening van een vergunning wel weigeren, als door het verlenen van de vergunning het voorzieningenniveau voor de consument in gevaar komt en/of dit ter bescherming van een net beginnende winkelier nodig is. Het college dient in dat geval te motiveren dat een redelijk voorzieningenniveau ten behoeve van de consument daadwerkelijk in gevaar is.
Onjuiste of onvolledige gegevens
De aanvrager dient alle voor de beslissing noodzakelijke informatie waarover hij redelijkerwijs kan beschikken te verstrekken. Die informatie moet volledig en correct zijn. wanneer blijkt dat de aanvrager niet alle benodigde gegevens heeft aangeleverd kan verlening van een vergunning worden geweigerd, als er sprake is van een niet te herstellen gebrek. Wanneer sprake is van een onvolledige aanvraag waarbij de aanvrager het gebrek nog kan herstellen door het aanleveren van de benodigde informatie, wordt de aanvrager conform artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. Er kan zich ook de situatie voordoen dat de aanvrager onjuiste gegevens heeft verstrekt. Het college kan in dat geval weigeren om aan de aanvrager een vergunning te verlenen. Belangrijk is dat het niet uitmaakt of de aanvrager een verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het verstrekken van onvolledige of de onjuiste informatie.
Artikel 11: Standplaatsen tijdens evenementen
Binnen een evenemententerrein past (bijna) nooit een standplaats, omdat het terrein al nodig is voor de zaken rondom het evenement. Daarom kan er geen gebruik gemaakt worden van een standplaats ten tijde van evenementen. Niet alleen de fysieke onmogelijkheid om een standplaats binnen het evenemententerrein in te nemen, speelt mee, maar bijvoorbeeld ook de veiligheid met betrekking tot verkeersmaatregelen, opbouw, afbouw van het evenement. Bovendien kunnen door het evenement klanten de standplaats niet of nauwelijks (en niet veilig) bereiken.
Standplaatshouders kunnen alvorens zij inschrijven op een standplaats informeren hoeveel evenementen er op de betreffende locaties worden verwacht. Burgemeester en wethouder stellen de vergunninghouder van de standplaats ten minste vier weken voorafgaande aan de datum waarop het evenement wordt gehouden in kennis van de aanvraag om vergunning of melding van het evenement. Het staat de standplaatshouder vrij om in overleg te gaan met de organisatie van het evenement om te bespreken of hij onderdeel uit kan maken van het evenement. Als de organisatie van het evenement daarmee akkoord gaat dan dient de standplaatshouder zich te houden aan de voorschriften (inclusief tijden) van de evenementenvergunning en aan de huisregels van de organisatie.
Artikel 12: Het innemen van de standplaats
De vergunninghouder is verplicht om de op de weekmarktvergunning vermelde standplaats persoonlijk in te nemen. Als de vergunning aan een rechtspersoon is verleend, wordt in de vergunning vermeld welke natuurlijke persoon de standplaats daadwerkelijk inneemt. Deze persoon moet werkzaam zijn bij de rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend. Als vanwege vakantie of bijzondere omstandigheden de standplaats niet persoonlijk kan worden ingenomen, kunnen burgemeester en wethouders erin toestemmen dat een vervanger de standplaats inneemt. De vergunninghouder moet een aanvraag om toestemming indienen, met daarin de reden en de duur van zijn afwezigheid en de naam van de beoogde vervanger. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming weigeren. Het spreekt voor zich dat de vervanger optreedt namens de vergunninghouder en evenzeer gebonden is aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.
Artikel 13: Opvolging en overschrijven weekmarktvergunning
Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de weekmarktvergunning in te trekken. Intrekking van de vergunning gebeurt ook na het overlijden, onder curatele stelling, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering van de vergunninghouder. Een alternatief is dat de vergunning (op aanvraag) wordt overgeschreven op naam van een ander. Artikel 13 regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. De aanvraag om overschrijving moet worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden, onder curatele stelling, of pensionering van de vergunninghouder, dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.
De overschrijving wordt geweigerd als niet wordt voldaan aan (een van) de eisen of voorwaarden die zijn genoemd in het eerste tot en met het derde lid. Als de persoon op wie de weekmarktvergunning wordt overgeschreven al over een dergelijke vergunning beschikt, wordt die vergunning ingetrokken.
Artikel 14: Intrekking en vervallen weekmarktvergunning
Burgemeester en wethouders zijn gehouden de weekmarktvergunning in te trekken als de vergunning-houder daarom vraagt, of na diens overlijden, ondercuratelestelling, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving is gedaan (zie artikel 13 van deze verordening). Op grond van het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als één van de daar genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning op grond van het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn.
Artikel 15: Dagplaatsen, standwerkers en bediening
Binnen het toepassingsgebied van deze verordening (de door burgemeester en wethouders ingestelde weekmarkten in de gemeente) worden alleen weekmarktvergunningen verleend en geen dagplaats-, standwerk- of bedieningsvergunningen. De enige uitzondering daarop is de mogelijkheid van een dagplaatsvergunning voor niet-commerciële doeleinden, zoals een politieke partij die campagne voert of een goed doel.
Artikel 16, 17 en 18: Algemene verplichtingen
Deze artikelen bevatten een aantal algemene bepalingen voor weekmarktvergunninghouders. Daarbij gaat het voornamelijk om algemene verplichtingen, zoals de verplichting om de vergunning te laten zien op eerste verzoek van een toezichthouder, de verplichting om de markttijden in acht te nemen en de verplichting om de markt schoon te houden. Deze verplichtingen gelden uiteraard ook voor eventuele vervangers van vergunninghouders. Als burgemeester en wethouders besluiten tot toewijzing van de aanvraag van een afwijking van de markttijden wordt dat opgenomen in de weekmarktvergunning.
Artikel 20: Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit artikel regelt de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een bijzondere vorm van bestuursdwang, namelijk verwijdering, toe te passen. Deze bevoegdheid kan worden gebruikt als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt, of bij andere (ernstige) overtredingen van de Marktverordening.
Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid verondersteld (zie artikel 5:31, eerste lid, van de Awb). Dan kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij de haast zo groot is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel moet het besluit dan achteraf alsnog bekendgemaakt worden (artikel 5:31, tweede lid, in samenhang met artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een spoedeisend geval, of van een zéér spoedeisend geval.
Op grond van het eerste lid blijven de besluiten op grond van de vorige marktverordeningen (vergunningen, ontheffingen, mandaten, inrichtingsplan enz.) bestaan, totdat ze (ambtshalve) worden gewijzigd of ingetrokken. Zo hebben burgemeester en wethouders de gelegenheid om te doen wat er moet gebeuren. Dat is vooral van belang voor de vergunningen voor onbepaalde tijd: dit moeten immers vergunningen voor bepaalde tijd zijn. Alle reeds verleende weekmarktvergunningen voor onbepaalde tijd worden daarom op het moment van inwerkingtreding omgezet naar een weekmarktvergunning met een looptijd van vijftien jaar.
De anciënniteitslijsten komen te vervallen. Het laten voortbestaan van deze lijsten dient nauwelijks doel en is Europeesrechtelijk mogelijk problematisch.
Op aanvragen die zijn ingediend ten tijde van de Markverordening Aa en Hunze 2018 en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze Marktverordening, is deze Marktverordening van toepassing. Voor deze situatie is niet voorzien in overgangsrecht en geldt dus onmiddellijke inwerkingtreding.