Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heusden

Beleidregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeusden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlagebeleidsregels maatschappelijke ondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

20-12-2022

gmb-2023-140057

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden; 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023; 

overwegende dat de raad in de hiervoor genoemde Verordening heeft bepaald dat het college nadere regels dient te stellen; 

besluit 

vast te stellen de navolgende:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023 

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023. 

Met inwerkingtreding van dit besluit komen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Heusden 2020, vastgesteld op 1 mei 2020 te vervallen. 

Aldus besloten in de vergadering van het college van Heusden, gehouden op 20 december 2022. 

Het college van Heusden 

De secretaris, De burgemeester, 

BA BA

mr. H.J.M. Timmermans drs. W. van Hees 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen  Artikel 1. Begripsomschrijvingen 

  • 1.

    Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo, de Jeugdwet, de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023.

  • 2.

    Naast de begripsbepalingen in de stukken genoemd in 1.1, wordt in de beleidsregels het volgende verstaan onder: 

    • 1.

      Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Heusden 2023.

    • 2.

      Consulent: de door het college gemandateerde professional voor het afgeven van beschikkingen Wmo

Artikel 2. (Boven) gebruikelijke hulp 

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp, zorg of begeleiding die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar te bieden. Gebruikelijke hulp valt niet onder de Wmo of de jeugdwet. Van partners, (volwassen) kinderen en huisgenoten mag verwacht worden dat zij elkaar hulp, begeleiding en persoonlijke verzorging geven. Redenen als “niet gewend zijn om” of “het niet kunnen”, leiden niet tot aanspraak op ondersteuning. In die situaties kan wel, wanneer het aanleren niet binnen het sociale netwerk of een voorliggende voorziening tot stand kan komen, een tijdelijke ondersteuning afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Indien de verzorgende huisgenoot overbelast dreigt te raken dan wordt hier incidenteel rekening mee gehouden door middel van maatwerk.

Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen.

Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:

  • 1.

    huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden;

  • 2.

    huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien);

  • 3.

    huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar worden geacht te kunnen helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op orde houden

(rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen);

  • 1.

    huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren;

  • 2.

    huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen wanneer de inwoner uitvalt.

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, zowel bij gezondheid als ziekte. Zij dienen te zorgen voor opvoeding van hun kinderen, het geestelijk en lichamelijk welzijn, het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid, te zorgen voor een veilige plek om te wonen en hen financieel te ondersteunen. Bij uitval van één van de ouders, dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Hierbij dienen zij zelf naar oplossingen voor problemen in de zorg te zoeken. Zorgverlof, mantelzorg of andere voorliggende voorzieningen als kinderopvang, kunnen een oplossing bieden. Een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo kan alleen aanvullend op de mogelijkheden van deze voorliggende voorzieningen toegewezen worden.

Artikel 3. Algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening of ondersteuning die algemeen gebruikelijk is, wordt niet verstrekt vanuit Wmo. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

  • 1.

    niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • 2.

    daadwerkelijk beschikbaar is;

  • 3.

    een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

  • 4.

    financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau (op basis van 6% van de bijstandsnorm gedurende 36 maanden).

Voorliggende voorziening

Een voorliggende voorziening gaat altijd voor op een maatwerkvoorziening. Er is geen complete lijst van voorzieningen die algemeen gebruikelijk/ voorliggend zijn, maar voorbeelden zijn:

  • 1.

    fietsen zoals tandem (met uitzondering van een ouder-kind tandem), fiets met lage instap, ligfiets, fiets met trapondersteuning, elektrische fiets (voor een persoon vanaf 12 jaar), bakfiets, brommers;

  • 2.

    personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn en autoaccessoires zoals airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak;

  • 3.

    aanpassingen of renovatie van keuken en badkamer zoals eenhendel mengkranen, thermostatische kranen, keramische of inductie kookplaat, verhoogd toilet of toiletverhoger, tweede toilet, sanibroyeur, antislipvloer/coating, drempelhulp, eenvoudige douchestoel, toiletstoel, badplank, wandbeugels;

  • 4.

    aanpassingen in de woonruimte zoals klimaat beheersende maatregelen, raam- en deurhorren, geaarde stopcontacten;

  • 5.

    ondersteuning of voorzieningen die gedekt worden uit basis- of aanvullende verzekering zoals coaching, psychologische ondersteuning;

  • 6.

    oppas, kinderopvang, huiswerkbegeleiding;

  • 7.

    verhuiskostenvergoeding indien dit ook vanuit de verhuurder, vanwege bijv. de sloop of renovatie van uw woning, aangeboden wordt;

  • 8.

    onderhoud van tuin of verzorging van huisdieren.

Hoofdstuk 2: Integrale benadering Artikel 4. Onderzoek ondersteuning vanuit Wmo

  • 1.

    Maatschappelijke ondersteuning is een maatwerkvoorziening. De consulent voert na melding een onderzoek uit naar de hulpvraag en passende ondersteuning. In het onderzoek wordt de hulpvraag vergeleken met de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben. Persoonlijke normen worden meegenomen, maar zijn nooit leidend bij het bepalen van de juiste ondersteuning. Bij het onderzoek wordt rekening gehouden met de gebruikelijke hulp zoals beschreven in artikel 2 en algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals beschreven in artikel 3.

  • 2.

    Door middel van een gesprek met een inwoner wordt individueel onderzocht welke vorm van ondersteuning passend is bij de hulpvraag. Het gesprek richt zich op alle leefdomeinen van de inwoner en zijn huishouden. Aspecten zoals wonen, financiële situatie, gezondheid, daginvulling, leefsituatie, sociaal netwerk en talenten zijn onderdeel van het onderzoek. De inzet van de inwoner, het sociaal netwerk, de algemeen gebruikelijke of voorliggende voorzieningen en de ondersteuning vanuit Wmo worden vermeld in het integraal plan van aanpak. De inzet kan zich richten op een gedeelte van het resultaat, maar is in lijn met het integrale resultaat.

  • 3.

    Op basis van het onderzoek bepaalt de consulent of maatwerk ondersteuning op basis van de Wmo noodzakelijk is.

  • 4.

    De onderbouwing van de toegewezen ondersteuning bij het gewenste resultaat wordt vastgelegd in het integraal plan van aanpak. In het integraal plan van aanpak staat tevens beschreven welke resultaten behaald moeten worden. Het integraal plan van aanpak wordt aangevuld met bijlagen zoals de bijlage persoonlijk plan, een ondersteuningsplan, budgetplan en/of overeenkomst voor persoonlijk passend pakket.

  • 5.

    De specifieke werkzaamheden die verricht gaan worden om het resultaat te behalen zijn aanvullend op het integraal plan van aanpak. Zij worden door de inwoner en aanbieder beschreven in de bijlage(n) van het integraal plan van aanpak.

Artikel 5. Toekenning Zorg in Natura (ZiN)

  • 1.

    Wanneer ZiN wordt ingezet, dan:

    • 1.

      bepaalt de consulent de aard en omvang van de maatwerkvoorziening en legt deze vast in het integraal plan van aanpak;

    • 2.

      legt de consulent de toegekende maatwerkvoorziening vast in een beschikking.

  • 1.

    Als uitzondering op lid 1 van dit artikel geldt wanneer de maatwerkvoorziening Wmo begeleiding betreft en de inwoner kiest voor ZiN. Dan geldt dat:

    • 1.

      de consulent bepaalt dat voorliggende voorzieningen onvoldoende zijn en een Wmo voorziening ingezet kan worden. De consulent verstrekt hiervoor een zogenaamd ‘green ticket’, waarmee de inwoner verwezen wordt naar het samenwerkingsverband Wmo;

    • 2.

      het samenwerkingsverband Wmo op basis van een intakegesprek de toegekende aard en omvang van de voorziening bepaalt om de gestelde resultaten te bereiken. Het samenwerkingsverband Wmo verwerkt dit samen met de inwoner in het integraal plan van aanpak.

  • 1.

    Van de inwoner en/of zijn/haar sociaal netwerk wordt verwacht dat er medewerking wordt verleend aan een zo efficiënt mogelijke uitvoering van de ondersteuning, zodat dit zo optimaal mogelijk bijdraagt aan het gewenste resultaat. Te denken valt aan:

    • 1.

      afstemmen van de inrichting van de woning aan de ondersteuning (waaronder opgeruimd, en /of functioneel);

    • 2.

      afstemmen van de eigen planning aan de planning van de ondersteuning;

    • 3.

      nakomen van gemaakte afspraken/ opvolgen van de adviezen die voortvloeien uit de ondersteuning;

    • 4.

      meewerken aan afstemming met sociaal netwerk, andere betrokken partijen e.d..

Artikel 6. Algemene uitgangspunten huishoudelijke ondersteuning

De te behalen resultaten worden beschreven in artikel 7. De daarbij behorende activiteiten en frequentie staan vermeld in het HHM normenkader (juni 2019, met aanvullende instructie 2022). De frequentie die per activiteit is beschreven, is een richtlijn. De frequentie is bijvoorbeeld afhankelijk van:

  • 1.

    wat een inwoner of zijn/haar netwerk zelf kan of geleerd kan worden;

  • 2.

    wat de aard van de beperkingen van de inwoner is;

  • 3.

    in hoeverre er gebruik gemaakt kan worden van voorliggende voorzieningen (zoals maaltijdservice, boodschappendienst, was- en strijkservice of klussendienst).

Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wordt gebruik gemaakt van het HHM-normenkader (juni 2019, met aanvullende instructie 2022). Als resultaat wordt gewerkt met ‘een schoon en leefbaar huis’. De definitie hiervan luidt als volgt: Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen.

Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Met dit normenkader kan een verantwoord niveau van schoon, opgeruimd en georganiseerd worden gerealiseerd. Aandachtspunt is dat persoonlijke opvattingen van inwoner en/ of zorgaanbieder soms anders zijn dan waarop het normenkader is gebaseerd. Het normenkader is hierin dan leidend.

Het normenkader gaat uit van een gemiddelde inwonersituatie:

een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

 

de inwoner kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

 

de inwoner heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

 

er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de inwoner die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

Dit betekent dat dit HHM-normenkader niet voor iedere inwoner passend is en er dus maatwerk moet worden aangeboden (meer of minder inzet) afhankelijk van de situatie van de inwoner. Hiervoor zijn een aantal kenmerken waar rekening mee kan worden gehouden verder uitgewerkt.

De aanwezigheid van deze kenmerken wil nog niet automatisch betekenen dat dit leidt tot meer inzet. Het is steeds de vraag aan consulent of het kenmerk leidt tot extra vervuiling en dus meer inzet nodig is om het resultaat te behalen. Indien er sprake is van een medisch geobjectiveerde beperking/belemmering van de inwoner kan er extra ondersteuning worden ingezet. Voorbeelden zijn: Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/ alcoholisme. Dit kan op twee manieren uitwerken:

  • 1.

    het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat er meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremors, besmet wasgoed (bij bijvoorbeeld chemokuur of Norovirus);

  • 2.

    het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Dit ter voorkoming van problemen bij de inwoner voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem of COPD. 

In Bijlage 1 van het HHM-normenkader zijn een aantal situaties beschreven waarbij extra inzet, dan wel minder inzet kan worden toegekend. Een concreet voorbeeld hiervan is als sprake is van een inwonend kind tussen de 18 en 23 jaar die in staat wordt geacht gebruikelijk hulp te leveren (zoals beschreven in Hoofdstuk 1, artikel 2). In dat geval kan één of tweemaal extra mindering met 15 minuten plaatsvinden.

Het HHM-normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd, er wordt dus geen tijd weergegeven per activiteit en het is geen instructietijd voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten.

 

Resultaatgebied Wat wordt hieronder verstaan? Welke activiteiten kunnen uitgevoerd Zijn er bijzonderheden? worden?

Een schoon en De inwoner ontvangt hulp bij het Concrete taken bij deze vorm van Het gaat bij dit resultaat alleen om de binnenleefbaar huis huishouden zodat hij in een woning ondersteuning kunnen zijn: opruimen, ruimte van de woning. De buitenruimte (zoals het woont die op orde en schoon is stof afnemen, bedden verschonen, zemen van ramen aan de buitenkant of het tuinconform de basale hygiëne-eisen. afwassen, stofzuigen, reinigen van /balkononderhoud) behoren niet tot dit resultaat. Iedereen in de leefeenheid moet (op  vloeren, ramen zemen binnen, keuken Voor deze activiteiten kan er gekeken worden zijn minst) gebruik kunnen maken van en tafels en sanitair schoonmaken. naar passende voorliggende voorzieningen.

een schone woonkamer, als Overige ruimten of niet in gebruik zijnde Het is aan de inwoner en aanbieder samen om in

slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes  ruimten/objecten mogen incidenteel goed overleg te besluiten welke ruimten/objecten (inclusief schoon beddengoed), de worden schoongemaakt. in welke frequentie worden schoongemaakt. Dit is keuken, sanitaire ruimtes (maximaal 1 om maatwerk mogelijk te maken. badkamer en 2 toiletten) en de gang.

Schone, draagbare De inwoner ontvangt ondersteuning De concrete activiteiten bij deze Het strijken van onderkleding of het bedden- en en doelmatige zodat hij over schone kleding kan ondersteuning kunnen zijn: wasgoed  linnengoed behoort niet tot dit resultaat. Verwacht kleding beschikken. Hieronder wordt ook het sorteren, wassen, drogen en strijken. Bij mag worden dat de inwoner beschikt over een

Artikel 7.

Inhoud resultaten en bijbehorende activiteiten huishoudelijke ondersteuning

(wasverzorging) wassen van bed- en linnengoed (en geval van strijken, wordt er in beginsel wasmachine en indien mogelijk een wasdroger. handdoeken) verstaan. Dit resultaat vanuit gegaan dat enkel zichtbare wordt pas afgegeven als voorliggende  bovenkleding gestreken dient te worden Voorbeeld van een voorliggende voorziening is de voorzieningen niet (voldoende) en dat de inwoner over zoveel mogelijk  was- en strijkservice. compenseren. strijkvrije kleding beschikt. Ook hier kan

in overleg met de inwoner van worden afgeweken om maatwerk mogelijk te maken.

Het beschikken De inwoner ontvangt ondersteuning De volgende activiteiten kunnen worden Bij het verzorgen van de maaltijd wordt uitgegaan over goederen voor zodat hij over de benodigde maaltijden uitgevoerd: broodmaaltijd bereiden en van twee broodmaaltijden en één warme maaltijd eerste kan beschikken. Dit resultaat wordt klaarzetten, warme maaltijd opwarmen  per dag, waarbij een of twee keer in de week ook levensbehoeften pas afgegeven als voorliggende en klaarzetten en benodigdheden in plaats van een warme maaltijd een

(boodschappen) voorzieningen niet (voldoende) afruimen en afwassen. Het verzorgen broodmaaltijd aan de orde kan komen compenseren. van de boodschappen en de bereiding

van warme maaltijden behoren niet tot Indien bijvoorbeeld het toedienen van voedsel de uit te voeren activiteiten.  noodzakelijk is, dan spreken we over persoonlijke

verzorging dat behoort onder de Zorgverzekeringswet.

Voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn: boodschappendiensten, maaltijdservices, kant-enklaar maaltijden en andere voorzieningen buiten de Wmo 2015.

Het kortdurend aanleren van huishoudelijke vaardigheden door het gezamenlijk uitvoeren van huishoudelijke taken (regie / organisatie)

De inwoner ontvangt ondersteuning om huishoudelijke vaardigheden en taken aan te leren en zelfstandig uit te kunnen voeren. Dit kan zijn door:

  • 1.

    het aanleren van huishoudelijke taken;

  • 2.

    het stimuleren en samen opwerken (coachen) bij het doen van het huishouden;

  • 3.

    het organiseren van het huishouden.

Activiteiten kunnen gericht zijn op het huishouden en het organiseren ervan. Een hulp legt de inwoner uit hoe het huishouden werkt. De inwoner is bijvoorbeeld zelf gezond, maar weet niet hoe de huishoudelijke activiteiten uit te voeren of is niet gewend deze uit te voeren.

Bij het samen opwerken of coachen kan het gaan het om het samen uitvoeren van huishoudelijke taken. De inwoner kan (deels) de huishoudelijke taken wel uitvoeren, maar heeft stimulans

(´een duwtje in de rug´) nodig om ze uit te voeren door middel van praktische begeleiding

(voordoen) en aanwijzingen.

Bij het organiseren van het huishouden kan het gaan om de praktische organisatie van het huishouden. Bijvoorbeeld bij het (indien mogelijk samen) plannen van huishoudelijke activiteiten of het scheiden van voedingsmiddelen in verband met de maximale houdbaarheidsdatum.

Dit resultaat wordt kortdurend toegekend. Mocht de inwoner niet leerbaar zijn, dan dient een ander resultaat te worden toegekend.

Het op orde brengen van de (financiële) administratie, het maken van een boodschappenlijstje en het doen van boodschappen behoren niet tot dit resultaat.

Indien noodzakelijk is dat de organisatie van het huishouden wordt overgenomen dient een andere vorm van ondersteuning (resultaatgebied: het huishouden wordt zelfstandig uitgevoerd) te worden afgegeven.

 Artikel 8. Woningaanpassingen 

Wanneer een woningaanpassing noodzakelijk is, bepaalt de consulent welke aanpassingen noodzakelijk zijn. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt bepaald op basis van:

  • 1.

    de Ergokostenwijzer voor Wmo aanpassingen van CasaData voor een totaal van aanpassingen tot € 7.000,-;

  • 2.

    een bouwkundig advies wanneer het totaal aan aanpassingen € 7.000,- overstijgen, of als de consulent dit gezien de complexiteit nodig acht.

De vastgestelde financiële tegemoetkoming betreft een maximum bedrag en wordt achteraf betaald op basis van facturen.

Artikel 9. Primaat verhuizen 

Het primaat van verhuizen betekent dat het verstrekken van een voorziening voor verhuizing voorrang heeft op andere woonvoorzieningen, wanneer verhuizen goedkoper is dan het aanpassen van de woning en dit ook een compenserende oplossing is. Het primaat van verhuizen is een uitwerking van het principe van de goedkoopst compenserende oplossing. De achterliggende gedachte bij het primaat van verhuizing is dat er zo efficiënt mogelijk met de beschikbare middelen en de woningvoorraad wordt omgegaan.

Belangenafweging

Het college moet onderzoeken of het primaat van verhuizen aan inwoner mag worden tegengeworpen, gelet op de individuele omstandigheden van inwoner. Dus bij iedere casus moet het college de belangen afwegen en beoordelen of het primaat van verhuizen een compenserende voorziening is. Als dat niet het geval is, moet het college afwijken van het verhuisprimaat en een andere compenserende woonvoorziening verstrekken. Bij die belangenafweging tussen verhuizen of het aanpassen van de huidige woning, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • 1.

    Kostenvergelijking tussen aanpassen en verhuizen.

Er wordt een kostenvergelijking gemaakt tussen een verhuizing en een aanpassing van de bestaande woning om te bepalen wat de goedkoopst compenserende oplossing is. Bij het maken van een kostenvergelijking moeten wel alle kosten worden betrokken. Dat houdt in dat het college de aanpassingskosten van de huidige woning moet afzetten tegen:   de voorziening voor verhuizing en inrichting voor de inwoner;

  • 1.

    het eventueel aanpassen van de nieuwe woning.

Als een 'nieuwe' aangepaste woning leeg staat, moet het college om een totale kostenvergelijking te kunnen maken ook rekening houden met een eventuele ‘voorziening voor huurderving’. Daarbij gaat het om de huurprijs van de te betrekken woning.

  • 1.

    Sociale omstandigheden.

Sociale omstandigheden van de inwoner spelen een rol bij de afweging tussen wel of niet verhuizen. De sociale omstandigheden worden in kaart gebracht. Daarbij valt te denken aan:

  • 1.

    de binding die de inwoner heeft met de buurt (hoelang woont de inwoner al in die buurt);

  • 2.

    de aanwezigheid van familie en/of vrienden;

  • 3.

    de mantelzorg die door verhuizing zou wegvallen;

  • 4.

    de gezondheidssituatie van de partner;

  • 1.

    Volkshuisvestelijke factor kan een rol spelen.

Niet alleen de kosten spelen een rol bij de uiteindelijke keuze van een voorziening. Ook belangen op het gebied van huisvesting kunnen een rol spelen. Als een aangepaste woning beschikbaar is, kan het ondoelmatig zijn om ook een andere woning aan te passen. Niet alle aangepaste woningen zullen namelijk even goed verhuurbaar zijn. Als een geschikte kandidaat voor die woning gevonden wordt, kan verhuizen de voorkeur hebben, ook al leidt dit niet direct tot lagere kosten. Het is in beginsel aan de inwoner om te onderzoeken of de woningbouwvereniging een aangepaste woning beschikbaar heeft of krijgt.

  • 1.

    Woning moet binnen medisch aanvaardbare termijn beschikbaar zijn.

Een belangrijk aspect bij het wel of niet toepassen van het verhuisprimaat is de termijn waarbinnen de verhuizing kan plaatsvinden en de vraag of die termijn medisch aanvaardbaar is. Dat zal veelal moeten blijken uit medisch advies. Indien binnen de medisch aanvaardbare termijn geen woning beschikbaar is, kan niet worden gezegd dat verhuizen een compenserende oplossing is.

  • 1.

    Afstemming met andere voorzieningen.

Voor het maken van de keuze is afstemming met overige voorzieningen van belang. Vooral afstemming met eventuele vervoersvoorzieningen kan van groot belang zijn. Criteria die hierbij een rol spelen zijn de afstand tot openbaar vervoerhaltes en de aanwezigheid van voorzieningen als winkelcentra, ziekenhuizen, et cetera. Als een woning dicht bij dergelijke voorzieningen ligt, kan het college tot de conclusie komen dat het adequater is om de huidige woning aan te passen dan de inwoner te laten verhuizen. De bereikbaarheid van voorzieningen blijft daardoor beter en op het gebied van vervoersvoorzieningen hoeven wellicht minder aanvullende maatregelen te worden genomen.

  • 1.

    Werksituatie.

Ook de werksituatie van de inwoner kan van invloed zijn op de beslissing om al dan niet te verhuizen. Als de inwoner door de verhuizing dichter bij zijn werk kan komen te wonen, verdient verhuizing wellicht de voorkeur. Dat houdt echter niet in dat verhuizen om dichterbij het werk te wonen op zichzelf een reden is om een verhuiskostenvergoeding te verstrekken.

  • 1.

    Verandering in woonlasten.

Het college zal bij de afweging tussen het aanpassen van de huidige woning en verhuizen naar een andere woning rekening houden met de woonlastenconsequenties van deze opties. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de woonlasten bij het blijven wonen in de huidige woning en het verhuizen naar een andere woning. Van belang is dat de financiële gevolgen van een verhuizing binnen aanvaardbare grenzen vallen.

  • 1.

    Wooncomfort.

Bij de afweging of het primaat van verhuizing kan worden toegepast, wordt door het college ook rekening houden met het wooncomfort. Van inwoners kan niet verwacht worden dat zij er qua wooncomfort op achteruitgaan.

  • 1.

    Is de inwoner huurder of eigenaar van de woning?

Indien de inwoner eigenaar van de woning is, zal een verhuizing of aanpassing van de woning andere gevolgen met zich meebrengen dan wanneer de inwoner de woning huurt. Het verhuizen vanuit een koopwoning kan meer consequenties hebben dan verhuizen vanuit een huurwoning, met name in financiële zin. Zo is vaak sprake van een hypotheek op het huis en ontbreekt bij een eigen woning de mogelijkheid van huurtoeslag.

  • 1.

    De wil van de inwoner om te verhuizen.

Het ligt voor de hand dat mensen die een beperking krijgen in de meeste gevallen moeite zullen hebben om te accepteren dat zij bepaalde dingen niet meer zelfstandig kunnen doen. Als daarbij ook de woonsituatie ingrijpend verandert, kan dat op extra bezwaren stuiten om mee te willen werken aan een verhuizing. Ondanks dat een verhuizing uiteindelijk een hele goede oplossing kan zijn, is de inwoner het hier in eerste instantie vaak niet mee eens.

Het college kan op grond van de belangenafweging tot de conclusie komen dat verhuizen de meest compenserende oplossing is en om deze reden het aanpassen van de huidige woning niet vergoeden.

Als alle factoren in de overweging zijn meegenomen en het college beslist dat verhuizen de goedkoopst compenserende voorziening is, dan is dat de voorziening die wordt verleend. Door het primaat bij verhuizen te leggen heeft het college juridisch gezien een aanknopingspunt om niet de huidige woning aan te passen als inwoner niet wil verhuizen. Het college kan dan niet worden verweten dat ze niet aan de compensatieplicht voldoet. Er is immers een compenserende voorziening aangeboden, die niet door de inwoner geaccepteerd is. Als inwoner ondanks dat het primaat van verhuizen kan worden toegepast toch niet wil verhuizen, dan kan een bedrag ter hoogte van een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt aan inwoner. Hiermee kan hij de huidige woning deels aanpassen en neemt hij de meerkosten voor eigen rekening. Het college heeft dan voldaan aan haar compensatieplicht.

Artikel 10. Verhuiskosten

Voor verhuiskosten die gemaakt worden om naar een passende woning te verhuizen kan een financiële tegemoetkoming worden toegekend. De vergoeding kan ook gebruikt worden voor de inrichting van de nieuwe woning. Bij de inrichting kan rekening gehouden worden met de leefbaarheid van de woning en de medisch noodzakelijke inrichting.

Artikel 11. Bezoekbaar maken woning

Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken voor het bezoekbaar maken van een, in de gemeente gelegen, woning, voor:

  • 1.

    een persoon die zijn hoofdverblijf in een instelling heeft, en

  • 2.

    regelmatig een bezoek brengt aan de bezoekbaar te maken woning (gewoonlijk als familiebezoek), en

  • 3.

    deze woning niet op een normale manier kan betreden of bereiken, en/of

  • 4.

    geen gebruik kan maken van het toilet.

Een maatwerkvoorziening voor het bezoekbaar maken van een woning wordt niet toegekend voor incidentele logeerbezoeken. Het college verstrekt voor het bezoekbaar maken van de woning de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening waarmee de woning en de woonkamer bereikbaar en besteedbaar kunnen worden gemaakt, en gebruik gemaakt kan worden van het toilet of een toiletgelegenheid.

Artikel 12. Vergoeding van autoaanpassingen

Wanneer de consulent vaststelt dat vervoer met eigen auto de goedkoopst compenserende oplossing is voor lokale verplaatsingen kunnen aanpassingen aan de auto noodzakelijk zijn. In deze situaties hanteert het college de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    de auto waar de autoaanpassing voor bestemd is, moet nog ten minste zeven jaar te gebruiken zijn. Daarvoor doet het college onderzoek naar de gemiddelde levensduur van de auto. Bij twijfel kan een technische keuring van de auto door een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld de ANWB) nodig zijn;

  • 2.

    Meerkosten voor wegenbelasting, onderhoud, reparatie en verzekering worden meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding.

Artikel 13. Persoonlijk passend pakket

  • 1.

    Een persoonlijk passend pakket (PPP) wordt ingezet als maatwerkoplossing in de volgende situaties:

    • 1.

      Inwoner die hulp nodig heeft met een vraag die tussen wetten en regels invalt. Bijvoorbeeld een inwoner heeft een hulpmiddel nodig en kan dat niet betalen. De inwoner krijgt het hulpmiddel niet vergoed door zorgverzekeraar of de Wmo en komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

    • 2.

      Het ontbreken van bestaanszekerheid. Deze moet eerst op orde komen voordat maatschappelijk ondersteuning effectief kan zijn. Denk aan helpen met aflossen schulden, huis opruimen, zorgen voor passende woning (overbrugging in kosten of huisvesting).

    • 3.

      Om tot een doorbraak te komen in een ingewikkelde casus met een oplossing buiten de gebaande paden die effectiever is dan aanbod dat vanuit Wmo had kunnen worden ingezet.

  • 2.

    In alle gevallen waarin de consulent een PPP in wil zetten vindt overleg plaats met de kwaliteitsmedewerker.

Hoofdstuk 3: Aanvullende regels Persoonsgebonden budget (pgb) Artikel 14. Toekenning pgb

Een inwoner kan kiezen voor een pgb, maar moet hiervoor wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Het is van belang dat de inwoner de keuze voor een pgb bewust en weloverwogen maakt. Hiervoor nemen we de volgende stappen:

  • 1.

    de inwoner wordt gevraagd de keuze voor een pgb inhoudelijk te onderbouwen. Een pgb kan alleen toegekend worden als er naast het integraal plan van aanpak, ook een budgetplan is opgesteld door de inwoner. In dit budgetplan dient de inwoner de volgende punten te onderbouwen:

    • 1.

      waarom een pgb gewenst is in plaats van ZiN (motivering); o  hoe de ondersteuning veilig, doeltreffend en klantgericht (kwaliteit) wordt vormgegeven;

    • 2.

      bij wie deze ondersteuning wordt ingekocht (professionals of mensen uit het eigen netwerk). De zorgaanbieder dient te voldoen aan de kwaliteitseisen pgb zoals beschreven in artikel 16.

  • 1.

    met de inwoner wordt besproken wat een pgb inhoudt en wat de verantwoordelijkheden en verplichtingen zijn die hierbij horen;

  • 2.

    het aanbod ZiN van gecontracteerde zorgaanbieders wordt met de inwoner besproken en gevraagd wordt of de inwoner een kennismakingsgesprek met één van de gecontracteerde zorgaanbieders wil aangaan om daarna een definitieve keuze voor ZiN of pgb te maken;

  • 3.

    de pgb-vaardigheid van de inwoner wordt onderzocht (de criteria zijn beschreven in artikel 15). De toets op pgb-vaardigheid is niet van toepassing bij verstrekking van een eenmalig pgb.

Artikel 15. Pgb-vaardigheid

Om een pgb toegekend te krijgen moet de inwoner pgb vaardig zijn. De pgb vaardigheid wordt getoetst op basis ‘10 punten pgb-vaardigheid’, zoals gepubliceerd door het ministerie van VWS en opgesteld op basis van het kader van de VNG, het ministerie van VWS, ZN en Per Saldo en de handreiking voor toetsing op (minimale) pgb-vaardigheid. Wanneer een pgb, vanwege het niet voldoen aan deze voorwaarden, wordt afgewezen, wordt dit altijd goed onderbouwd en in het integraal plan van aanpak vastgelegd.

De ‘10 punten pgb-vaardigheid’ beschrijft onderstaande punten en zijn de basis voor de toets op pgbvaardigheid:

  • 1.

    Een goed overzicht van uw eigen situatie houden;

  • 2.

    Weten welke regels er horen bij een pgb;

  • 3.

    Een overzichtelijke pgb-administratie bijhouden;

  • 4.

    Communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of zorgkantoor, de SVB en zorgverleners;

  • 5.

    Zelfstandig handelen en zelf voor zorgverleners kiezen;

  • 6.

    Zelf afspraken maken en deze afspraken bijhouden. En u hier aan houden;

  • 7.

    Beoordelen of de zorg uit het pgb bij u past;

  • 8.

    Zelf de zorg regelen met 1 of meer zorgverleners;

  • 9.

    Zorgen dat de zorgverleners die voor u werken weten wat ze moeten doen;

  • 10.

    Weten wat u moet doen als werkgever of opdrachtgever van een zorgverlener;

Artikel 16. Kwaliteit ondersteuning formeel pgb 

Om in aanmerking te kunnen komen voor een persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel, dagbesteding, kortdurend verblijf, persoonlijke verzorging en/of hulp bij het huishouden moet de zorgaanbieder aan kwaliteitseisen te voldoen. De zorgaanbieder dient in het budgetplan te verklaren te voldoen aan de onderstaande (kwaliteits)eisen.

De pgb-zorgverlener:

  • 1.

    zorgt voor een ondersteuningsplan waaruit blijkt welke kansen/mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften de inwoner heeft en welke voorziening er wordt geboden;

  • 2.

    zorgt ervoor dat de voorziening passend is bij de doelen van de inwoner op basis waarvan de maatwerkvoorziening is afgegeven;

  • 3.

    legt de beoogde doelen (of subdoelen) met de inwoner vast in het ondersteuningsplan met daarbij de wijze waarop deze doelen behaald worden en binnen welke termijn;

  • 4.

    evalueert tussentijds op basis van het ondersteuningsplan de verleende ondersteuning en stelt deze waar nodig bij. Indien een evaluatie leidt tot bijstelling wordt dit vastgelegd in het ondersteuningsplan;

  • 5.

    maakt afspraken met de inwoner over de bereikbaarheid, verlof en ziekte;

  • 6.

    draagt zorg voor continuïteit op het gebied van personele inzet en voldoende ondersteuning;

  • 7.

    zorgt ervoor dat de medewerkers de inwoners passend en correct bejegenen;

  • 8.

    brengt de fysieke en sociale veiligheid van inwoners in kaart en houdt daarmee rekening bij de geboden voorziening

  • 9.

    hanteert de meldcode Huiselijk geweld en (kinder)mishandeling volgens de wettelijk gestelde eisen;

  • 10.

    draagt er zorg voor dat medewerkers op de hoogte zijn van de meldcode en weten hoe zij hier naar moeten handelen;

  • 11

    houdt zich aan het meest recente protocol toezicht en onderzoek van calamiteiten en geweldsincidenten;

  • 12

    Is verplicht het bij de toezichthouder te melden wanneer zich een calamiteit heeft voorgedaan of wanneer er sprake was van geweld bij de verstrekking van een voorziening (artikel 3.4. lid 1 Wmo 2015). De calamiteit of geweldsincident dient binnen 3 dagen gemeld te worden via www.ggdhvb.nl/toezichtWmo; 

  • 13

    verstrekt bij en naar aanleiding van een melding aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. Hieronder ook begrepen de persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens (als bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming);

  • 14

    is bekend met en handelt conform de Nederlandse wet- en regelgeving, richtlijnen, verdragen en de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden;

  • 15

    wordt niet onderzocht (lopend onderzoek) door het college of de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Tevens mag er geen sprake zijn van een justitiële maatregel. Indien er sprake is van een lopend onderzoek dient toestemming voor het leveren van zorg te worden overlegd bij de aanvraag voor het PGB;

  • 16

    meldt bij de inwoner en het college indien hij in de afgelopen 5 jaar een maatregel opgelegd heeft gekregen door een instantie;

  • 17

    staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waarbij de activiteiten bij de inschrijving overeenkomen met de te verlenen ondersteuning die past binnen de kaders van de te verlenen ondersteuning.

  • 18

    treft een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de zorgverlener die voor de gebruikers van belang zijn;

  • 19

    heeft een toegankelijke klachtenregeling die onafhankelijke afhandeling van klachten garandeert;

  • 20

    zorgt ervoor dat de inwoner en/of zijn vertegenwoordiger en de mantelzorger op de hoogte zijn van de klachtenregeling, neemt eventuele klachten in behandeling en handelt deze tijdig en passend af;

  • 21

    zorgt ervoor dat hij/zij en/of de aangewezen medewerker vakbekwaam is, dat wil zeggen dat hij/zij beschikt over ervaringen en kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek van de inwoner;

  • 22

    zorgt ervoor dat hij c.q. de medewerkers zich houden aan de voor hen geldende beroepscode;

  • 23

    zorgt ervoor dat indien vrijwilligers en/of ervaringsdeskundigen en/of stagiairs worden ingezet zij een aanvulling zijn en begeleid worden door het gekwalificeerde personeelsbestand;

  • 24

    beschikt over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag voor alle personeelsleden (ook vrijwilligers en stagairs) die in contact komen met inwoners. Bij indiensttreding/aanvang van de werkzaamheden mag de VOG niet ouder zijn dan drie maanden. Deze dient elke vijf jaar te worden vernieuwd;

  • 25

    draagt zorgt voor dat medewerkers hun taalgebruik afstemmen op de inwoner. De zorgverlener beheerst minstens de Nederlandse taal in woord en geschrift. Minimaal op het Europees Referentiekader niveau A2;

  • 26

    zorgt ervoor dat door de inwoner en inwonervertegenwoordiger geaccordeerde verslagen van evaluatiegesprekken worden vastgelegd en bewaard gedurende de wettelijke termijn voor zorgdossiers (15 jaar na begeleiding);

  • 27

    hanteert de Governance Code Zorg 2022. Als inwoner of het college hierom vraagt, licht de aanbieder toe hoe de Governance Code wordt toegepast in de organisatie;

  • 28

    voert een deugdelijke administratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, inwonerdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming;

  • 29

    geeft desgevraagd het college volledig inzicht in de boekhouding en bedrijfsvoering, inclusief gelieerde ondernemingen of instellingen (waar via eigendom of zeggenschap een zakelijke relatie mee bestaat).

Artikel 17. Onderscheid formele ondersteuning en informele ondersteuning In het kader van het toekennen van een pgb, wordt er onderscheid gemaakt tussen formele ondersteuning en informele ondersteuning. Een pgb voor formele ondersteuning kan alleen worden toegekend als de zorg wordt verleend door iemand die hiervoor opgeleid is. Dit kan bepaald worden op basis van de te overleggen diploma’s of certificaten.

Wanneer er geen diploma’s of certificaten zijn, of de hulpverlener een familielid is (eerste of tweede graad) is het per definitie informele ondersteuning. Hier staat een vergoeding tegenover ten hoogte van het minimumloon tegenover. De vergoeding overstijgt nooit de goedkoopst adequate voorziening (ZiN) in de betreffende situatie.

Artikel 18. Besteding pgb 

Een pgb is bedoeld voor zorg en ondersteuning. Het pgb kent geen vrij besteedbaar bedrag.

Eventuele reiskosten van de inwoner of zorgaanbieder mogen uit het pgb worden betaald. Hier mag maximaal 10% van het totale pgb budget aan worden uitgegeven. Er mag een vast maandbedrag worden afgesproken met de zorgaanbieder. De volgende kosten mogen niet uit een pgb betaald worden:

  • 1.

    bemiddelingskosten;

  • 2.

    administratiekosten;

  • 3.

    eenmalige uitkering;

  • 4.

    feestdagenuitkering;

  • 5.

    eigen bijdrage aan het Centraal Administratie Kantoor (CAK);

  • 6.

    eten en drinken;   schoonmaakmiddelen;

  • 7.

    kleding.

Hoofdstuk 4: Kwaliteit en controle Artikel 19. Opmerkzaam zijn en melden

De professional die de ondersteuning levert kan verandering van leven en/of leefomgeving constateren bij de inwoner. Als een professional veranderingen opmerkt tijdens de werkzaamheden die van invloed zijn (positief of negatief) op de ondersteuning die geboden wordt, dient deze hiervan melding te maken bij zijn/haar leidinggevende/coördinator. De leidinggevende maakt de afweging of dit invloed heeft op de geboden ondersteuning. De leidinggevende meldt dit in geval van Wmo begeleiding bij het samenwerkingsverband Wmo en in de andere gevallen bij de consulent. Het samenwerkingsverband Wmo of de consulent kan dan beoordelen of er aanleiding is voor een wijziging in de toewijzing en eventueel een heronderzoek uit voeren. De wijziging in de situatie kan aanleiding zijn om de toewijzing te beëindigen, bij te stellen of een andere vorm van ondersteuning toe te wijzen.

Artikel 20. Kwaliteit en controle zorg in natura

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van Zorg in Natura wordt in het integraal plan van aanpak in ieder geval vastgelegd voor welk resultaat de maatwerkvoorziening wordt aangewend. In het integraal plan van aanpak kunnen tevens aanvullende voorwaarden worden gesteld aan (de kwaliteit van) de ondersteuning die ingezet wordt om dit resultaat te behalen. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van het vastgelegde resultaat door overleggen met de aanbieders, een continu gemeten

cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 21. Kwaliteit en controle pgb 

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in het integraal plan van aanpak en het budgetplan in ieder geval vastgelegd voor welk resultaat de maatwerkvoorziening wordt aangewend en hoe het budget daarvoor wordt ingezet. In het integraal plan van aanpak kunnen tevens aanvullende voorwaarden worden gesteld aan (de kwaliteit van) de ondersteuning die ingezet wordt om dit resultaat te behalen. Daarnaast wordt vastgelegd dat de inwoner de facturen en de betalingsbewijzen van de maatwerkvoorziening dient te bewaren. Deze moeten bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) of, in geval van eenmalige pgb bij de gemeente worden aangeleverd. Het college toetst pgb zorgverlener regelmatig op de kwaliteitseisen uit artikel 16. Door de benodigde zorgovereenkomst tussen inwoner en aanbieder te accorderen, op basis van controle van de ingediende facturen en uitbetaalde pgb’s, en door controle op de behaalde resultaten, controleert het college of het pgb rechtmatig is uitgegeven.

Artikel 22. Toetsing van afspraken en klanttevredenheid

Om te toetsen of de aanbieders voldoen aan de gemaakte afspraken in het integraal plan van aanpak (incl. de bijlagen), wordt er steekproefsgewijs gecontroleerd of de ondersteuning effectief en efficiënt bijdraagt aan het gewenste resultaat. Daarnaast wordt de ervaring van de inwoners gemeten met het cliëntervaringsonderzoek en met inwonertevredenheidsonderzoeken van aanbieders.

Hoofdstuk 5: Overige bepalingen Artikel 23. Waardering mantelzorgers

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente wordt, net als de reguliere mantelzorgondersteuning, uitgevoerd door de maatschappelijke partners in het voorliggend veld. 

Artikel 24. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 

Wanneer er sprake is van calamiteiten of geweld bij de levering van een voorziening door een aanbieder, dient hiervan melding te worden gedaan via het agressie- en geweldprotocol gemeente Heusden. Meldingen moeten worden doorgegeven aan de aangewezen toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo. Deze doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 25. Veilig Thuis 

Elke professional of burger die een vermoeden heeft van geweld in huiselijke kring, zowel bij volwassenen als bij kinderen, moet hierover een melding doen bij Veilig Thuis. Professionals zijn verplicht te werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen  Artikel 26. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 

Nadere regels over het betrekken van ingezetenen bij het bepalen van beleid zijn vastgelegd in de Verordening Adviesraad Sociaal Domein Heusden.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel 

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2023.