Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nissewaard

Financiële verordening Nissewaard 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNissewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Nissewaard 2023
CiteertitelFinanciële verordening Nissewaard 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening 2020 gemeente Nissewaard.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-04-202301-01-2023nieuwe regeling

22-03-2023

gmb-2023-135646

23.R.00015.A

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Nissewaard 2023

De raad van de gemeente Nissewaard;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 maart 2023

 

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de Auditcommissie 21 februari 2023 en de commissie Bestuur van 7 maart 2023

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Financiële verordening Nissewaard 2023.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De in artikel 1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gebruikte begrippen zijn van overeenkomstige toepassing in deze verordening.

  • 2.

    In deze verordening wordt verder verstaan onder :

    • a.

      administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    • b.

      eenheid: ieder organisatorisch onderdeel binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan burgemeester en wethouders (het college);

    • c.

      BBV: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

    • d.

      budget: verdere onderverdeling van een (sub-)thema. Een budget bestaat uit een samenstel van een aantal kostensoorten;

    • e.

      programma: een samenhangend geheel van budgetten voor de bijbehorende thema’s;

    • f.

      thema: . een samenhangend geheel van activiteiten waarbij de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten zijn beschreven;

    • g.

      Taakveld: één of een samenhangend geheel van budgetnummers-kostensoorten. Taakvelden zijn een wettelijk onderdeel van de financiële begroting en jaarrekening, zoals bedoeld in de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden;

    • h.

      paragraaf: een verzameling van informatie die betrekking heeft op meerdere programma’s: een ‘dwarsdoorsnede’ van de begroting;

    • i.

      rechtmatigheid: het overeenkomstig formele wet- en regelgeving tot stand komen van de baten en lasten en de mutaties in balansposten;

    • j.

      rechtmatigheidsverantwoording: in dit onderdeel in de jaarrekening legt het college verantwoording af over de rechtmatigheid van de baten en lasten en mutaties in de balansposten op een drietal criteria: Begrotingscriterium, Voorwaardencriterium en Misbruik en oneigenlijk gebruik criterium;

    • k.

      Begrotingscriterium: is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

    • l.

      Voorwaardencriterium: is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur;

    • m.

      misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium: is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast, in elk geval bij aanvang van iedere raadsperiode voor die raadsperiode.

  • 2.

    De raad stelt de door het college voorgestelde onderverdeling van de programma's, in thema’s vast.

  • 3.

    De raad kan extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en jaarstukken vaststellen.

  • 4.

    De raad stelt per programma de doelstellingen vast, waarin per programma is opgenomen:

    • 1.

      de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten, ten minste toegelicht aan de hand van de bij ministeriële regeling vast te stellen beleidsindicatoren;

    • 2.

      de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken, en de betrokkenheid hierbij van verbonden partijen;

    • 3.

      de raming van baten en lasten.

  • 5.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten voor de meting van de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Tot de relevante indicatoren per programma behoren in ieder geval de verplichte indicatoren zoals opgenomen in het BBV.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de beleidsbegroting en het jaarverslag worden bij elk programma de lasten en baten per thema weergegeven. In de financiële begroting en jaarrekening wordt daarnaast een overzicht gegeven van de lasten en baten per taakveld.

  • 2.

    De raad stelt in ieder geval bij aanvang van de raadsperiode vast over welke onderwerpen een extra paragraaf- naast de verplichte paragrafen- wordt opgenomen.

  • 3.

    De relevante prestaties van de verbonden partijen worden per programma opgenomen.

  • 4.

    De raad stelt de begroting uiterlijk 13 november voor aanvang van het begrotingsjaar vast. De jaarstukken worden uiterlijk 13 juli vastgesteld door de raad.

  • 5.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 6.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie door middel van een middellange termijn liquiditeitsprognose.

  • 7.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Perspectiefnota

  • 1.

    Het college biedt vóór 30 juni van het begrotingsjaar aan de raad een perspectiefnota aan met daarin de effecten voor het lopend jaar (de voormalige 1e tussenrapportage), het komend jaar en de daarop volgende drie jaren, met daarbij de financieel technische uitgangspunten voor de komende begroting. De raad stelt deze nota vóór 31 juli van het begrotingsjaar vast.

  • 2.

    In de Perspectiefnota wordt ten minste aandacht besteed aan:

    • a.

      maatschappelijke ontwikkelingen, alsmede gewenste maatschappelijke effecten en het hiertoe te formuleren gemeentelijk beleid;

    • b.

      eventuele wijziging van de onderverdeling van programma's, thema’s en/of paragrafen;

    • c.

      de te hanteren rekenkundige en technische uitgangspunten;

    • d.

      de te hanteren indices met betrekking tot lonen, prijzen en tarieven.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Het college mag alleen, al dan niet meerjarige, uitgaven of verplichtingen aangaan die passen binnen de beleidsmatige en financiële kaders van de vastgestelde programmabegroting, de vastgestelde begrotingswijzigingen en de daarbij behorende meerjarenramingen.

  • 3.

    Het college is bevoegd om binnen de totale budgetruimte van een programma, passend binnen bestaand beleid, budgettair neutraal te schuiven met budgetten.

  • 4.

    Het college is bevoegd om binnen de totale investeringsruimte van een programma, passend binnen bestaand beleid, budgettair neutraal te schuiven met budgetten, mits de hieruit voortkomende kapitaallasten binnen het programma kunnen worden opgevangen.

  • 5.

    Bij bestaand beleid gedurende het begrotingsjaar binnen een programma van de vastgestelde programmabegroting ontstane tegenvallende lasten en/of baten worden zonder voorafgaande begrotingswijziging opgevangen door direct gerelateerde meevallende lasten en/of baten binnen hetzelfde programma. De dekking van het restant vereist een begrotingswijziging.

  • 6.

    Bij bestaand beleid gedurende het begrotingsjaar binnen een programma van de vastgestelde programmabegroting ontstane meevallende lasten en/of baten worden zonder voorafgaande begrotingswijziging ingezet voor de dekking van direct gerelateerde tegenvallende lasten en/of baten binnen hetzelfde programma. Het restant komt ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen en kan zonder voorafgaande begrotingswijziging niet voor een ander dan het vastgesteld beleid worden ingezet.

  • 7.

    Investeringskredieten, die niet apart door de raad behandeld hoeven te worden, worden opgenomen in het investeringsplan en zijn direct bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 8.

    Het college informeert de raad bij (dreigende) overschrijding van de geautoriseerde lasten of de geautoriseerde investeringskredieten. Tevens geldt de informatieplicht bij dreigende onderschrijding van de geautoriseerde baten. De raad geeft aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het beleid of budget.

  • 9.

    Het college is gemachtigd bij nieuwe projecten/ ontwikkelingen, passend binnen bestaand beleid, uitgaven te doen tot €25.000 (op totaalniveau van projecten) en legt hierover achteraf in de tussenrapportage en /of Jaarstukken verantwoording af;

  • 10.

    Overhevelingsvoorstellen voor: incidentele budgetten en investeringen waarvan het saldo groter is dan € 25.000, of politiek relevante budgetten en investeringen, die in enig jaar niet worden besteed, maar in het opvolgende begrotingsjaar zullen worden besteed, worden gedaan voor de behandeling van de perspectiefnota in het daaropvolgende begrotingsjaar.

  • 11.

    Overeenkomstig door de raad vastgestelde Nota Reserves en Voorzieningen, of middels een apart raadsbesluit, is het college bevoegd tot het doen van onttrekkingen en storingen, binnen bestaand beleid, van de reserves die aangemerkt zijn als een systeemreserve.

  • 12.

    De Raad wordt minimaal 2 keer per jaar geïnformeerd over begrotingsafwijkingen die ter autorisatie worden aangeboden.

  • 13.

    Verschuivingen tussen jaarschijven in een investeringsbudget hoeven niet ter autorisatie aan de Raad te worden aangeboden indien de totale omvang van de verwachte uitgaven nog passend is binnen het investeringsbudget.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussenrapportages over de afwijkingen ten opzichte van de begroting in de laatste vergadering voor het zomerreces (zoals opgenomen in de perspectiefnota) en in de laatste vergadering van het jaar.

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de afwijkingen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      De beleidsmatige ontwikkelingen

    • b.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar thema’s;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen a en b, alsmede de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    De rapportagegrens in een tussenrapportage voor afwijkingen op de ramingen van budgetten, zowel voor de baten als voor de lasten is € 25.000 en voor investeringskredieten € 50.000. Vanaf deze bedragen wordt dit apart toegelicht.

  • 4.

    Bij de behandeling van een tussenrapportage in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten, de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1.

    Het college biedt de raad voor 30 juni de jaarstukken van het voorgaande boekjaar aan. De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening, deze worden gelijktijdig ter vaststelling aan de raad aangeboden.

  • 2.

    In het jaarverslag legt het college verantwoording af op basis van de door de raad vastgestelde programmabegroting.

  • 3.

    De rapportagegrens in de jaarstukken voor afwijkingen op de ramingen van budgetten, zowel voor de baten als voor de lasten is € 25.000 en voor investeringskredieten € 50.000. Vanaf deze bedragen wordt apart toegelicht.

Artikel 8 Rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het college legt middels het wettelijke model in de jaarrekening verantwoording af over de rechtmatigheid van de baten en lasten en mutaties in de balansposten op een drietal criteria: Begrotingscriterium, Voorwaardencriterium en Misbruik en oneigenlijk gebruik criterium

  • 2.

    Het actuele normenkader voor de rechtmatigheidsverantwoording betreft de inventarisatie van de voor de verantwoording relevante regelgeving, van andere hogere overheden en van de gemeente zelf, en wordt jaarlijks door de raad vastgesteld en daarna door het college uitgewerkt in een toetsingskader.

  • 3.

    De verantwoordingsgrens voor zowel fouten als voor onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording bedraagt 2% van de totale lasten (inclusief toevoegingen aan de reserve).

  • 4.

    De rapportagegrens voor aanvullende informatie in de paragraaf Bedrijfsvoering over fouten en onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording bedraagt € 100.000.

  • 5.

    In de paragraaf Bedrijfsvoering beschrijft het college welke acties hij onderneemt om de fouten en onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen (verbeterplan).

  • 6.

    Ontbrekende afrekeningen waarvoor aannemelijk is dat het college na afronding van de jaarstukken een onderbouwing voor de rechtmatigheid kan verstrekken, leiden niet tot een afwijking en worden niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 9 Wijze van omgaan met begrotingsonrechtmatigheden

Overschrijdingen van de begroting ten opzichte van de begroting inclusief de vastgestelde begrotingswijzigingen, die zich voordoen in het 4e kwartaal van het begrotingsjaar en een van de volgende oorzaken hebben, worden niet meegenomen in de rechtmatigheidsverantwoording:

  • 1.

    Begrotingsoverschrijdingen, die kleiner zijn dan € 25.000;

  • 2.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van autonome ontwikkelingen (ontwikkelingen waar het college geen invloed op heeft) ;

  • 3.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van verplichte uitgaven, waaronder de open-eind-regelingen;

  • 4.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van artikel 175 van de Gemeentewet (oproer, wanordelijk- heden, rampen of zware ongevallen of vrees daartoe)

  • 5.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van onvoorziene situaties binnen de kaders en limieten van artikel 5 lid 9 van deze verordening.

  • 6.

    Begrotingsoverschrijdingen, waarover het college verantwoording heeft afgelegd via vastgestelde raadsstukken.

  • 7.

    Begrotingsoverschrijdingen die passen binnen de vastgestelde totale exploitatieopzet van een grondexploitatie.

Artikel 10 EMU-saldo

  • 1.

    Het college informeert de raad als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden.

  • 2.

    De toelichting op de meerjarenraming bevat ten minste de ontwikkeling van het EMU-saldo voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 11 Vaste activa

  • 1.

    Het college biedt de raad een (bijgestelde) nota Activabeleid aan. Bijstelling vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en bevat:

    • a.

      de wijze van waarderen van activa;

    • b.

      de wijze van activeren van activa;

    • c.

      de wijze van afschrijven van activa.

  • 2.

    Het college biedt indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Rentebeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad een (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan. Bijstelling vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en bevat:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    richtlijnen tot het vormen of laten vervallen van een bestemmingsreserve.

Artikel 13 Kostprijsberekening en financieringsfunctie

  • 1.

    Het college biedt de raad een (bijgestelde) nota Kostentoerekening en overhead ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. Bijstelling vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

  • 2.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de overheadkosten betrokken, zoals opgenomen in de nota Kostentoerekening en overhead en op basis van de notitie overhead van de commissie BBV.

  • 3.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. De betreffende rentepercentages worden jaarlijks in de Perspectiefnota vastgesteld.

  • 4.

    Het financieringsbeleid wordt door de raad in de nota Treasurybeleid vastgesteld. Het college biedt indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Treasurybeleid aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

Artikel 14 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken, leningen of garanties en kapitaal aan overheidsbedrijven of derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij afwijking van het eerste lid doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

Artikel 15 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

Artikel 16 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het college biedt de raad een (bijgestelde) nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. Bijstelling vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

Artikel 17 Verbonden Partijen

Het college biedt de raad een nota Verbonden partijen ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

Artikel 18 Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt indien nodig de raad een nota Grondbeleid ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. In de nota wordt aandacht besteed aan de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente, zowel met betrekking tot de in exploitatie genomen gronden als de niet in exploitatie genomen gronden

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks voor 30 juni een vertrouwelijke nota Grondexploitatie aan. Deze nota bevat parameters, prijzen en detailgegevens per project.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 19 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen (zie ook artikel 10 van het BBV) in ieder geval op:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 20 Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het gemiddeld verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • c.

    de rentevisie;

  • d.

    de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

  • e.

    de kasgeldlimiet;

  • f.

    de renterisiconorm;

  • g.

    schatkistbankieren.

Artikel 21 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico's;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

  • d.

    een kengetal voor de:

    • 1.

      netto schuldquote;

    • 2.

      netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

    • 3.

      solvabiliteitsratio;

    • 4.

      grondexploitatie;

    • 5.

      structurele exploitatieruimte;

    • 6.

      belastingcapaciteit;

  • e.

    een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

Artikel 22 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV in ieder geval de vigerende onderhoudsplannen openbare ruimte op.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar het geactualiseerd beleidskader Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR) aan. De plannen (IBOR) geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de openbare ruimte. De raad stelt de plannen vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad periodiek (per raadsperiode) een beheersplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. Jaarlijks krijgt het college een jaarplan met daarin de uitwerking van het beheersplan.

Artikel 23 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de automatiseringskosten;

  • d.

    Afwijkingen tussen de bijgestelde begroting en de gerealiseerde cijfers op basis van de jaarrekening worden voorzien van een rechtmatigheidstoets en opgenomen in de paragraaf bedrijfsvoering rekening houdende met de door de Raad vastgestelde rapporteringstolerantie van € 100.000 en worden onderverdeeld naar fouten en onduidelijkheden.

  • e.

    In de paragraaf Bedrijfsvoering beschrijft het college welke acties hij onderneemt om de rechtmatigheidsfouten en rechtmatigheidsonduidelijkheden in de toekomst te voorkomen (verbeterplan).

  • f.

    Het college informeert in de programmabegroting en rapporteert bij de jaarstukken in de paragraaf Bedrijfsvoering over:

    • -

      niet financiële onrechtmatigheid (inclusief fraude(s) vanuit de eigen organisatie;

    • -

      het niet naleven van de bepalingen in de Wet Fido en bijbehorende Regelingen);

    • -

      en over de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, zoals bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 24 Verbonden partijen

  • 1.

    De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat (zie ook artikel 15 BBV) ten minste:

    • a.

      de visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • b.

      de lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

      • 1.

        gemeenschappelijke regelingen;

      • 2.

        vennootschappen en coöperaties;

      • 3.

        stichtingen en verenigingen,

      • 4.

        overige verbonden partijen.

  • 2.

    In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de wijze waarop de gemeente een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    • b.

      het belang dat de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • c.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

    • e.

      de eventuele risico's, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de verbonden partij voor de financiële positie van de gemeente.

Artikel 25 Grondbeleid

De paragraaf betreffende het grondbeleid bevat ten minste:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Artikel 26 Openbaarheid (Woo)

In deze paragraaf dient op grond van de Wet open overheid (Woo) jaarlijks aandacht besteed te worden aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van de Woo en in de verantwoording verslag te doen van de uitvoering van deze wet, mede in relatie tot de beleidsvoornemens.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatorische eenheden afzonderlijk;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de financiële positie van de gemeente;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28 Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten;

  • f.

    het bepalen van relevante indicatoren per programma ten behoeve van het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 29 Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen vanaf € 25.000 per bezitting.

  • 2.

    Indien een bezitting (actief) administratief is afgeschreven máár nog in gebruik wordt deze gehandhaafd in de activa-administratie. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zijn hierop uitgezonderd.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch wordt gecontroleerd.

  • 4.

    De raad wordt, bij afwijkingen in de registratie van bezittingen en het herstel van de tekortkomingen, zo nodig tussentijds, maar in ieder geval bij de jaarstukken geïnformeerd over de geconstateerde tekortkomingen en het herstel daarvan.

Artikel 30 Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de tien jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3.

    Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen en/of een aantal bedrijfsprocessen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op de toe passing van gemeentelijke regelingen. Het college treft maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De concerncontroller is bevoegd zijn bevindingen direct aan de raad te rapporteren. Hij doet hiervan mededeling aan het college.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 31 Overgangsrecht

De Financiële verordening 2020 gemeente Nissewaard blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32 Intrekking oude regeling

De Financiële verordening 2020 gemeente Nissewaard wordt ingetrokken.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Nissewaard 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nissewaard op 22 maart 2023

de griffier,

S. J.M. Mackaij

de voorzitter,

F. van Oosten