Organisatie | Kampen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Damoclesbeleid gemeente Kampen (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet) |
Citeertitel | Damoclesbeleid gemeente Kampen (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet) |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2023 | nieuwe regeling | 22-03-2023 | 21294-2023 |
Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met ondermijnende criminaliteit, zoals drugshandel. Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen deze illegale handel. In dit beleid staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bestuurlijke dwangmiddelen bij drugshandel of voorbereidingshandelingen hiertoe.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II), artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen.
Artikel 13b van de Opiumwet luidt:
Als gezegd is ook de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van kracht (in werking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, 5391), waar bij het opstellen van het beleid aansluiting is gezocht en waarbij bij de uitleg en toepassing van dit beleid aansluiting wordt gezocht.
De bestuursdwangbevoegdheid ziet dus ook op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of 11a Opiumwet. Dit kan blijken uit de aard, hoeveelheid en samenstelling van voorwerpen en stoffen en/of uit andere informatie, waaronder waarnemingen, meldingen, (tap)gesprekken of observaties. Uit rechtspraak volgt dat het om als voorbereidingshandeling te kwalificeren niet nodig is dat alle aangetroffen stoffen en voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een drugsproductiepunt op te zetten (o.a. ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617). Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden voorwerpen voor dat doel bestemd waren. Ook als slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn voor de productie van drugs, kan de burgemeester bevoegd zijn handhavend op te treden.
Grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt
Bij de vaststelling van hetgeen wat beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren, terug te vinden in de Aanwijzing Opiumwet, een rol:
De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid aan planten. Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik;
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder handel wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de aflevering van de drugs elders plaatsvindt. Met betrekking tot handel in drugs wordt aansluiting gezocht bij de Aanwijzing Opiumwet;
betrokkene: de overtreder, de eigenaar van het pand, de (hoofd)bewoner(s), of degene die anderszins als rechthebbende op de zaak waarop de last betrekking heeft kan worden aangemerkt (zie ook artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Bij de vraag of iemand betrokkene is, speelt de verwijtbaarheid van die persoon geen rol. De verwijtbaarheid is wel relevant in het kader van o.a. de evenredigheid van de te treffen maatregel, bij de wijze waarop de burgemeester omgaat met de gevolgen van de sluiting voor de betrokkene en bij het kostenverhaal bij toepassing van bestuursdwang;
woning: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt (woongenot) of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie;
lokaal: Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid, Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie;
4. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)
Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid tot het sluiten van panden of het toepassen van andere sanctiemiddelen door de burgemeester:
Het algemene doel van de Opiumwet en artikel 13b van deze wet in het bijzonder is de preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, onder meer bezien vanuit het perspectief van de openbare orde (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 324, nr. 3, blz. 5 en ABRvS 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3251). Het doel is ook dat een locatie wordt weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden en om zo een barrière op te werpen en het criminele ondernemingsproces te verstoren, alsmede een sterk signaal te geven om herhaling van drugshandel en voorbereidingshandelingen te voorkomen en de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegen te gaan (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 763, nr. 3, p. 2). De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet betreft een herstelsanctie, die er concreet toe strekt om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal of een daarbij behorend erf (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en de gevolgen weg te nemen en voor wat betreft voorbereidingshandelingen de aanvang van drugshandel- en/of productie te beletten.
Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de Opiumwet de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. De bestuursdwang is blijkens de wetgeschiedenis bedoeld als sluitingsmaatregel. Afhankelijk van de omstandigheden van de situatie kan op grond van artikel 5:32, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht ook gekozen worden om gebruik te maken van een andere sanctiemaatregel zoals een last onder dwangsom. Ook het geven van een waarschuwing behoort tot de mogelijkheden. In het kader van de evenredigheidstoets zal dit per situatie beoordeeld worden. Hierbij wordt onder ander gekeken naar de bevoegdheid, geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de toe te passen sanctiemaatregel.
Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan ook gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt, alvorens tot besluitvorming over te gaan, de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken.
Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:
A. Drugshandel in woningen en daarbij behorende erven
Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen herstelsanctieregimes van woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen het recht op ongestoord woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer in het geding is. Woningen en daarbij behorende erven kunnen worden gesloten in de onderstaande gevallen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.
- Softdrugs in woningen en/of bijbehorende erven
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) waarbij sprake is van een handelshoeveelheid kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen worden:
- Harddrugs in woningen en/of bijbehorende erven
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) waarbij sprake is van een handelshoeveelheid kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen worden:
B. Drugshandel in lokalen en daarbij behorende erven
Drugshandel in of bij lokalen kan een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid vormen. Daarbij legt het een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Dit vormt een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en het leidt vaak tot verloedering van het straatbeeld. Lokalen en daarbij behorende erven kunnen worden gesloten in de onderstaande gevallen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.
- Softdrugs in lokalen en/of bijbehorende erven
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) waarbij sprake is van een handelshoeveelheid kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:
- Harddrugs in lokalen en/of bijbehorende erven
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) waarbij sprake is van een handelshoeveelheid kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
C. Voorbereidingshandelingen in woningen en daarbij behorende erven
- Voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet in woningen en/of bijbehorende erven
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
- Voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet in woningen en/of bijbehorende erven
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
- Voorbereidingshandelingen in lokalen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet in lokalen en/of bijbehorende erven
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is/zijn kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
- Voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet in lokalen en/of bijbehorende erven
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig zijn of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij verzwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld een stap in de sanctiestrategie worden overgeslagen of voor een ingrijpender middel – daaronder begrepen een langere sluitingsperiode – worden gekozen. Ook kunnen er echter omstandigheden zijn die juist nopen tot een minder strenge toepassing van het beleid. Bij de keuze voor een bepaalde maatregel op grond van dit beleid wordt te allen tijde afgewogen wat de noodzaak van de gekozen maatregel met het oog op de daarmee beoogde doelen/het daarmee beoogde doel, afgezet tegen de aan de zijde van de betrokkene spelende mate van verwijtbaarheid, de gevolgen van de maatregel en de aanwezigheid van (andere) bijzondere omstandigheden.
De burgemeester is op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken verplicht om een besluit tot sluiting, dat is gegrond op artikel 13b Opiumwet, zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (Kadaster).