Organisatie | Veendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere Regels Jeugdhulp Veendam 2023 |
Citeertitel | Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Veendam 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Veendam 2023 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2023 | nieuwe regeling | 21-03-2023 |
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
Individuele voorzieningen: alle niet vrij toegankelijke jeugdhulp waaronder de regionaal ingekochte productgroepen: specifieke doelgroepen, dagbesteding/dagbehandeling, overig, advies, logeren/respijtzorg, intensief ambulant, verblijf/opname, crisis, jeugdbescherming en jeugdreclassering, en jeugdhulp plus.
Artikel 3. Richtlijn gebruikelijke hulp
Ouders kunnen alleen aanspraak maken op jeugdhulp als er sprake is van boven gebruikelijke hulp.
Hulp en zorg die naar algemeen aanvaarde maatstaven in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders is in een richtlijn uitgewerkt, bijlage 1 richtlijn gebruikelijke hulp aan jeugdigen Veendam 2023.
Artikel 6. Toetsing vaardigheid beheer persoonsgebonden budget
Degene die een pgb gaat beheren, moet aan onderstaande eisen
Artikel 9. Onderdelen beschikking
1. Richtlijn gebruikelijke hulp aan jeugdigen Veendam 2023
2. PGB tarieven jeugdhulp 2019
Bijlage 1. Richtlijn gebruikelijke hulp aan jeugdigen Veendam 2023
In de Verordening jeugdhulp Veendam 2023 wordt gebruikelijke hulp als volgt gedefinieerd: ‘hulp en zorg die naar algemeen aanvaarde maatstaven in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders (hierna ouders te noemen)’. Het college is vrij om eigen beleid over gebruikelijke hulp vast te stellen. Veel gemeenten hebben geregeld dat alleen als sprake is van boven gebruikelijke hulp ouders aanspraak kunnen maken op een jeugdhulpvoorziening. Het gaat dan om hulp en zorg die substantieel intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij jeugdigen van dezelfde leeftijd met een normale ontwikkeling.
Het college hoeft geen voorziening voor jeugdhulp toe te kennen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn. Dit volgt uit artikel 2.3 van de Jeugdwet en de jurisprudentie.1Dat wordt ook wel eigen kracht genoemd. Terwijl de eigen kracht ziet op het hele gezinssysteem, gaat het bij gebruikelijke hulp om de hulp die ouders aan hun kind kunnen bieden. Uit de jurisprudentie volgt ook dat boven gebruikelijke hulp onder omstandigheden van ouders mag worden verwacht.2
Deze richtlijn is een uitwerking van artikel 4 van de Nadere regels jeugdhulp gemeente Veendam 2023 en biedt een objectief afwegingskader om te beoordelen of, en zo ja, in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp.
2. Hoofdlijnen gebruikelijke hulp
Eigen kracht en het aanspreken van het eigen netwerk van inwoners is een belangrijk uitgangspunt van het beleid sociaal domein van Veendam.
Bij toekenning van jeugdhulp wordt gekeken naar de gemiddelde tijdsbesteding die bij die activiteit bij een jeugdige met een normale ontwikkeling van dezelfde leeftijd gebruikelijk is.
Voor de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hun kind zijn ouder(s)verantwoordelijk voor:
- een veilige en beschermende woonomgeving (hiermee bedoelen we fysieke en sociale veiligheid);
- een passend pedagogisch klimaat en stimulans in de ontwikkeling van de jeugdige;
- verzorging, begeleiding en opvoeding.
Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse zorg, hulp en ondersteuning bieden die past bij de levensfase van het kind. Het kan ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle jeugdigen noodzakelijkzijn, maar die wel als gangbare hulpen zorg van ouders aan kinderen kunnen worden gezien. Bij jeugdigen met een chronische aandoening, ziekte, stoornis of beperking is het gebruikelijk dat ouders zo veel mogelijk de dagelijkse zorg leveren, ook als dat meer is dan gemiddeld bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Dit is een belangrijk uitgangspunt. Immers, ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijdsverschil de inzet van de dagelijkse zorg van kind tot kind. Het ene kind ontwikkelt zich nu eenmaal anders dan het andere kind en heeft meer of minder begeleiding en zorg nodig.
Permanent toezicht is onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor men op tijd kan ingrijpen als dat nodig is. Na het derde levens jaar is permanent toezicht geen gebruikelijke hulp meer (zie tabel).
Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan worden afgeleid dat boven gebruikelijke hulp onder bepaalde omstandigheden ook van ouders kan worden verwacht en dus onder' eigen kracht' kan vallen. Om dat vast te stellen moet college goed onderzoeken of sprake is van voldoende eigen kracht van ouders. Uit de uitspraak van de CRvB volgt dat de volgende factoren in ieder geval van belang zijn:
- de behoefte en de mogelijkheden van de jeugdige;
- de voor de jeugdige benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan;
- de mogelijkheden, de draagkracht en belastbaarheid van ouders/het netwerk;
- de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;
- het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen.
Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de ouder(s) de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan kan de gemeente concluderen dat sprake is van voldoende eigen kracht. Voor de vraag of dat zo is, moeten de volgende vragen worden onderzocht:
1. Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?
2. Is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?
3. Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?
4. Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?
Als alle relevante factoren en belangen gewogen zijn en dit tot de conclusie leidt dat ouders de noodzakelijke hulp kunnen bieden, is sprake van voldoende eigen krachten hoeft geen jeugdhulp toegewezen te worden3.Indien noodzakelijk kunnen ouders een beroep doen op inkomensregelingen van de gemeente.
Ook wordt een redelijkheidstoets gedaan: wat mag in redelijkheid verwacht worden van de ouders en hun netwerk in de betreffende situatie. Dit gaat verder dan de vraag of de geboden ondersteuning als normaal of gangbaar gezien kan worden. Dit is ter afweging aan de consulent in overleg met de aanvrager.
De beoordeling of hulp gebruikelijk is, hangt mede af van de leeftijd van het kind. De meeste kinderen vanaf 4jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. Ook bij andere ADL-activiteiten heeft het ene kind meer en/of langer sturing en begeleiding nodig dan het andere. Als een kind van 10 jaar nog toezichtnodig heeft bij het tandenpoetsen, is het gebruikelijk dat de ouder dit toezicht biedt.
Voorbeelden van gebruikelijke hulp
Van ouders kan worden verwacht dat zij hun kind:
- begeleiden naar activiteiten zoals muziekles, zwemles en sport;
- begeleiden naar het ziekenhuis. Deze uren kunnen wel meegewogen worden in het totaal plaatje van de(over)belasting van de ouders voor de zorg van hun kind;
- ondersteunen bij het leren valt in de regel onder ofwel gebruikelijke zorg, ofwel onder onderwijs, niet onder jeugdhulp;
- begeleiden bij plannen en structureren van dagindeling, (huis)werk en vrijetijdsbesteding;
- vervoeren naar de locatie waar jeugdhulp geboden wordt. Als de jeugdige is aan gewezen op speciaal vervoer, valt dit wel onder de Jeugdwet. Als de jeugdige niet in staat is om zelfstandig te reizen, van wege een medische noodzaak of een gebrek aan zelfredzaamheid en ouders zijn daarbij niet in staat de jeugdige te zelf vervoeren of te laten vervoeren met het openbaar vervoer, dan valt dit ook onder de Jeugdwet.
3. Uitval of overbelasting van een ouder
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voorde jeugdige over. Hiervoor moet de ouder, als dat mogelijk is, aanspraak maken op zorgverlof. Is dit niet mogelijk, dan wordt gekeken naar andere voorliggende voorzieningen(kinderopvang, opvang op school, naschoolse opvang). Daarbij wordt gekeken naar wat in redelijkheid met mantelzorg (sociaal netwerk van het gezin) kan worden opgevangen. Zijn deze mogelijkheden maximaal benut of afwezig, dan is toewijzing van een individuele voorziening vanuit de jeugdhulp mogelijk. Hetzelfde geldt voor de uitval van de ouder in een éénoudergezin. Is geen hulp vanuit het eigen netwerk mogelijk, dan kan jeugdhulp worden ingezet, tenzij er alternatieven zijn in de vorm van een algemene voorziening(zoals maatjes, inzet vrijwilligers, etc.).
Wanneer de uitval van de ouder naar verwachting langer gaat duren en een langdurige roplossing nodig is, wordt naar een alternatieve en meer blijvende oplossing gezocht. Hierbij wordt ook de aanwezigheid van mantelzorg betrokken. Sommige hulp kan vanuit de ZvW of de WLZ worden ingezet, zeker als het kind ernstig en langdurig gehandicapt is.
De zorg voor een jeugdige kan zo zwaar worden, dat overbelasting bij de ouder(s) ontstaat. Om voor jeugdhulp in aanmerking te komen, moet de overbelasting van de ouder veroorzaakt worden door de hulp aan de jeugdige. Bij overbelasting door een drukke baan en/of nevenactiviteiten, ligt de verantwoordelijkheid voor een oplossing hier in eerste instantie bij de ouders zelf. Bijvoorbeeld in aanpassingen in de leefsituatie, op het werken/of in de nevenactiviteiten. Bij de eventuele toewijzing van jeugdhulp wordt hier eerst naar gekeken.
Wanneer een nieuwe/ herhaalde zorgtoewijzing wordt aangevraagd, wordt gekeken of en welke (aantoonbare)inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen. Ook hier wordt bij de zorgtoewijzing rekening mee gehouden.
Het kan zijn dat er sprake is van andere factoren waardoor ouders geen of niet voldoendegebruikelijke hulpkunnen leveren, zoals bij jeugdigen met ernstige verslavingsproblematieken/of psychiatrische problematiek, of wanneer de ouders zelf met een licht verstandelijke beperking hebben. In alle gevallen zal eerst naar de eigenmogelijkheden en een voorliggend aanbod gekeken worden voor jeugdhulp aangevraagd kan worden.
4. Richtlijnen voor gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie
Hier volgen algemene richtlijnen voor gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen meteen normaalontwikkelingsprofiel per leeftijdscategorie. Deze kunnen worden gebruikt voor het beoordelen of jeugdhulpnodig is.
Jeugdigen van 0 tot en met 2 jaar
• Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;
• Ouderlijk toezicht is 24 uur per dag zeer nabij nodig;
• Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;
• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
• Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand(bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);
• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
• Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;
• Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;
• Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;
• Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;
• Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Jeugdigen van 5 tot en met 11 jaar
• Hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;
• Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);
• Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;
• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische, geestelijke en emotionele ontwikkeling;
• Zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;
• Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteitenter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;
• Hebben hulp nodig bij plannen en structureren van (huis)werk en vrijetijdsbesteding;
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en opvoeding en begeleiding wordt geboden.
Jeugdigen van 12 tot en met 17 jaar
• Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;
• Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;
• Kunnen vanaf 16 jaar maximaal één dag en nacht alleen gelaten worden;
• Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;
• Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;
• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);
• Hebben hulp nodig bij plannen en structureren van (huis)werk en vrijetijdsbesteding;
• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd.
Bij een normaal ontwikkelingsprofiel worden jeugdigen vanaf het 18 e levensjaar in staat geacht zelfstandig te kunnen wonen, al dan niet met begeleidingen een steunend netwerk.
Bijlage 2 Pgb tarieven Jeugdhulp per 1 januari 2019
Pgb tarieven (formele hulp) begeleiding individueel, begeleiding groep zonder vervoer, persoonlijke verzorging
Pgb tarieven formele hulp: kortdurend verblijf
Bijlage 3: Pgb Jeugd 24 uurs toezicht (BW) per 1 januari 2019
Tabel – Formele Pgb-tarieven BW (per jaar) uitgesplitst naar componenten
Informeel tarief Pgb conform informeel tarief ‘beschermd wonen ‘
- Toezichttarief op jaarbasis is vast bedrag ad € 3690,15
- Het informele uurtarief voor begeleiding/persoonlijke verzorging is 20,- per uur.
- Voor dagbesteding als ‘op plus’ in een informeel pakket geldt het tarief bij € 46,- per dagdeel.
Deze lijst is een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden vanuit het Pgb Jeugdhulp vergoed kunnen worden.
Deze lijst is geen limitatieve opsomming. Komt een onderwerp niet op de lijst voor, dan wordt het individuele geval beoordeeld..
Het Servicecentrum PGB helpt u gratis met uw zorgovereenkomst en loonadministratie
De belangenvereniging voor mensen met een persoonsgebonden budget helpt u bij al uw PGB vragen. www.pgb.nl.
In deze lijst wordt gesproken over cliëntsysteem, hiermee wordt bedoeld die personen waarmee de budgethouder een leefeenheid vormt en familieleden in de eerste en tweede graad, als ouder-kind, opa/oma, broer/zus van de budgethouder.
In kolom A is het onderwerp beschreven.
In kolom B zijn er de volgende mogelijkheden:
JA: dit betekent dat u deze kosten mag betalen uit uw pgb
NEE: dit betekent dat u deze kosten niet mag betalen uit uw pgb
JA MITS: u mag uitsluitend onder bepaalde voorwaarden kosten uit het pgb
NEE, TENZIJ: de kosten vallen niet onder het pgb, maar gedeeltelijk kunt u
bepaalde kosten wel bekostigen
In kolom C kunt u lezen of en zo ja welke voorwaarden er worden
In kolom D staan voorbeelden genoemd of leest u waar u meer informatie over dit onderwerp kunt vinden.
In kolom E worden eventuele voorliggende voorzieningen genoemd
Bijlage 4 vervolg Lijst PGB 2018
Toelichting bij Nadere Regels Jeugdhulp Veendam 2023
In de begripsbepalingen zijn een aantal definities vastgelegd.
De definities van ‘onderzoek’ en ‘melding’ zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de wet en het gebruik hier afwijkt van het normaalspraakgebruik.
De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp. De melding (artikel 4) is iets anders dan de aan vraag om een individuele voorziening; dit laatste is geregeld in artikel 8.
Het onderzoek naar de hulpvraag is veelal een mondeling contact waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.
In het tweede lid wordt expliciet vermeld dat indien niet anders is bepaald de definities van de Jeugdwet respectievelijk de verordening van toepassing zijn.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
In artikel 2 van de Verordening Jeugdhulp Veendam 2023 is bepaald dat het college bij nadere regels vaststelt welke overige en individuele voorziening beschikbaar zijn. De Algemene Voorziening Ambulante Jeugdhulp (AVAJ) is toegevoegd onder de overige voorzieningen. In artikel 3 van de verordening is geregeld dat een jeugdige slechts in aanmerking komt voor een individuele voorziening als door de verwijzer geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening op overige voorziening. Een en ander is verder uitgewerkt in artikel 5 onder 2 van deze regels. Hiermee wordt de AVAJ voorliggend aan een individuele voorziening.
De beschikbare individuele voorzieningen omvat de producten die worden ingekocht via de RIGG. Onder 3 zijn de productgroepen opgesomd conform de wijze waarop de RIGG de producen in productgroepen clustert. In het productenboek van de RIGG zijn de producten volgens deze clustering gerangschikt.
Artikel 3. Richtlijn gebruikelijke hulp
De gemeente Veendam hanteert een onderscheid tussen gebruikelijke en boven-gebruikelijke hulp. Dit is geregeld in artikel 3 van de verordening. Deze richtlijn biedt een objectief afwegingskader om te beoordelen of en zo ja in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp. Het college is vrij om eigen beleid over gebruikelijke hulp vast te stellen. Veel gemeenten hanteren echter de CIZ-richtlijnen. Als er richtlijnen in gemeentelijk beleid zijn opgenomen (zoals de richtlijnen van het CIZ) dan is toetsing aan die richtlijnen verplicht om te bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp(Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20-7-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4538).De gemeente Veendam kiest voor een eigen richtlijn. Deze is als bijlage bij de Nadereregels gevoegd.
Artikel 4. tot en met 8. Algemeen
In artikel 5 van de Verordening is bepaald dat het college met inachtneming van hoofdstuk 2 van de jeugdwet nadere regels stelt met betrekking tot de aanvraag van een individuele voorziening. Voor het verkrijgen van een individuele voorziening, geldt de in artikel 3 tot en met 8 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, zoals beschreven in artikel 5, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Artikel 4, eerste lid: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure in de zin van artikel 4 van deze Nadere Regels.
Artikel 4, tweede lid: het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhulp niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen. Ook op andere plaatsen in deze Nadere regels, de verordening en in de wet waar staat “het college”, kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. jeugdigen en ouders hebben onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op een zorgvuldige procedure. Het onderzoek(artikel 5), afhankelijk van de inhoud van de melding, meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bovendien hiervan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afgezien worden. Daartegenover staat dat, als dat nodig is, er ook sprake kan zijn van meerdere (opeenvolgende gesprekken). Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal een gesprek nodig zijn om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. Een onderzoek zullen uiteindelijk vaak wel in enige vorm nodig zijn, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Ook andere bepalingen (schriftelijke verslaglegging (artikel 7) en schriftelijke indieningaanvraag (artikel 7) zijn opgenomen met het oog op een zorgvuldige procedure en in het belang van een zorgvuldige dossiervorming.
Eerste lid: deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd. Hiermee wordt ook aan de informatieplicht voldaan over de voor het onderzoek benodigde persoonsgegevens. Welke gegevens worden opgeslagen, waarvoor en eventueel met wie gegevens worden gedeeld.
Tweede lid: Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.
In het onderzoek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningenkunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging ten grondslag liggen.
Een gesprek kan ook worden aangegaan zonder dat er sprake is van een aanvraag voorjeugdhulp. Professionals en medeopvoeders zijn ook verantwoordelijk voor de veiligheid en welzijn van het kind. Zorgen worden via de reguliere communicatie met ouders besproken. Wanneer ouders echter niet in staat of bereid zijn om daar goed op te reageren moet er in het belang van het kind toch hulp worden ingezet. In dat geval is er sprake van ongevraagde ondersteuning tot en met drang. Daarbij staat altijd wel de dialoog met de ouders centraal staat maar is het gesprek niet leidend. De jeugdhulp wordt namelijk op basis van een afweging van deskundigen door de casemanager ingezet.
In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld en of er sprake is van boven gebruikelijke hulp (artikel 3). Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.
Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.
Artikel 6 Toetsing vaardigheid beheer persoonsgebonden budget.
De VNG, het ministerie van VWS, ZN en Per Saldo hebben het 'Kader pgb-vaardigheid' opgesteld. Hierin is een lijst van 10 punten opgenomen, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of iemand pgb-vaardig is. Het doel van het kader is om potentiële pgb-houders te informeren over welke taken, kennis en vaardigheden er zoal komen kijken bij een pgb. Door hen goed te informeren,
zijn zij beter toegerust om een bewuste keuze voor een pgb. In dit artikel wordt onder (potentiële) pgb-houder verstaan de persoon die met het pgb jeugdhulp gaat inkopen en gaat beheren. In verreweg de meeste gevallen is dit een ouder. Daar waar in dit artikel jeugdhulpverlener staat, wordt ook verstaan iemand uit het sociale netwerk. In dit artikel worden 10 eisen gesteld om als 'pgb-vaardig' te kunnen worden gekwalificeerd.
Onderdeel a. De pgb-houder weet welke zorg hij, of de persoon voor wie het budget bestemd is, nodig heeft. Als hij dat niet weet, is zorg in natura mogelijk meer aangewezen.
Onderdeel b. De pgb-houder moet weten welke regels er horen bij een pgb, of weet waar hij die regels kan vinden. Bijvoorbeeld op de website van de verstrekker die het pgb geeft. Het helpt
als de pgb-houder digitaal vaardig is, bijvoorbeeld dat hij kan omgaan met de computer
en e-mail en websites op het internet kan bezoeken.
Onderdeel c. De pgb-houder is in staat een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden en weet
ook welk deel van het pgb al uitgegeven is. Een overzichtelijke pgb-administratie is niet alleen handig voor de pgb-houder zelf. Hij kan de administratie ook nodig hebben als de pgb-verstrekker (bijvoorbeeld de gemeente) daarom vraagt.
Onderdeel d. De pgb-houder moet uit zichzelf en zelfverzekerd kunnen communiceren met andere partijen. Bijvoorbeeld op tijd brieven van de jeugdhulpverlener beantwoorden of telefoongesprekken
voeren met jeugdhulpverleners. Als er iets verandert, moet hij dat zelf aangeven. Die verplichting geldt altijd en volgt uit de wet en de verordening.
Als de pgb-houder een pgb krijgt, moet hij zelf jeugdhulpverleners uitzoeken en afspraken maken over de jeugdhulp die ze gaan geven en over hun uurtarief en hun uren.
De pgb-houder moet tussendoor controleren of alles volgens afspraak verloopt. Bijvoorbeeld of de jeugdhulp verlener genoeg uren maakt. Omgekeerd moet hij kunnen laten zien dat hij de jeugdhulp inkoopt waarvoor hij het geld gekregen heeft.
De pgb-houder moet beoordelen of de jeugdhulp die met het pgb wordt ingekocht passend
is en of de kwaliteit van de jeugdhulp in orde is. Als hij de zorg niet goed vindt, kan hij uitleggen waarom. Als de zorg niet volgens afspraak verloopt, grijpt hij zelf in. Bijvoorbeeld door de jeugdhulpverlener te bellen en uit te leggen wat er niet goed gaat.
De pgb-houder moet zelf de jeugdhulp regelen met één of meer jeugdhulpverleners en dat zo regelen dat er altijd jeugdhulp is en dat de hulp juist wordt ingezet. Ook als de jeugdhulpverlener ziek is of op vakantie gaat. Hij moet zelf jeugdhulpverleners kunnen kiezen die goed bij zijn situatie passen en hij moet zelf opletten of zij hun werk goed doen. Als de jeugdhulpverlener ziek is, moet hij zelf vervanging regelen.
De pgb-houder moet ervoor zorgen dat de jeugdhulpverleners die voor hem werken weten wat ze moeten doen en hij durft daarover een gesprek te beginnen als zij hun werk niet goed doen. Als de pgb-houder een overeenkomst met een jeugdhulpverlener is aangegaan, dan is hij juridisch gezien werkgever of opdrachtgever. Hij moet dan goed kunnen vertellen wat de jeugdhulpverlener moet doen.
De pgb-houder hoeft niet alle regels over hoe een werkgever of opdrachtgever zijn taak moet vervullen te kennen. Bijvoorbeeld bij ontslag van een zorgverlener. Maar hij moet de informatie daarover wel zelf kunnenvinden. Bijvoorbeeld bij instanties die hierover advies geven.
De publicatie ‘Handreiking voor toetsing op (minimale) pgb-vaardigheid’ van de Rijksoverheid
Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij is een voorbeeld genomen aan de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015 (Kamerstukken II2013/14 33 841, nr.3) staat hierover dat het college een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om de cliënt in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijkzijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen.
Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid).
Deze bepaling is een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9,onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder gevalregels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.
In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze nadere regels wijken daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven vaneen beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Beslistermijnen Awb In de verordening is geen termijn opgenomen om te beslissen op een aanvraag. De regeling in de Awb geldt onverkort. In artikel 4:13van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien(artikel 4:14, derde lid, van de Awb). Deze termijnen maximumtermijnen. Indiennodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele voorziening worden verstrekt ,in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetrajectbenodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.
Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend verslag als aan vraag aan te merken.
Het uitgangspunt van de jeugdhulp is één gezin, één plan en één regisseur. De regisseur oftewel de casemanager zal in de regel een plan opstellen met het gezin en mogelijk medeopvoeders. Het plan is de basis voor de aanvraag of kan als een aanvraag worden aangemerkt. Het maakt het ook mogelijk om de wederkerigheid van de jeugdhulp te formuleren. Niet alleen de gemeente biedt een voorziening maar ook de ouders en of mede opvoedersgaan actief aan de slag. De actieve inzet van ouders kan voorwaardelijk zijn voorde ondersteuning vanuit de gemeente.
Omdat de toekenning van jeugdhulp wordt gemandateerd aan de case manager zal in veel gevallen geen formele aanvraag worden ingediend en geen beschikking worden verstrekt. De toegekende jeugdhulp en het plan worden wel geregistreerd. De gemeenten schaffen hiervoor de benodigde instrumenten aan die door de professionals maar ook ouders kunnen worden gebruikt. Alle aanvragen voor jeugdhulp worden ter afhandeling bij de casemanagers neergelegd. Wanneer een aanvrager het niet eens kan worden meteen casemanager kan diegene en/of de ouders schriftelijk een aanvraag indienen. De casemanager zal deze moeten afhandelen conform de formele eisen van de Awb en een beschikking afgeven. Bij een afwijzing kan de aanvrager bezwaar maken en een voorlopige voorziening aanvragenconform de Awb.
Wanneer de veiligheid en welzijn van het kind er om vragen kan het nodig zijn dat de gemeente jeugdhulp inzet zonder dat er een aanvraag ligt. Naar het oordeel van professionals en deskundigen wordt dan een voorziening ingezet. Hierbij is sprake van drang. Dat wil zeggen dat er sprake is van een ernstige situatie en dat het accepteren van een voorziening kan voorkomen dat een gang naar het gedwongen kader moet worden gemaakt. In dat geval is het voorde rechtsbescherming van de ouders van belang dat een beschikking wordt afgegeven.
Artikel 9. Onderdelen beschikking.
Een beschikking wordt alleen afgegeven als de betrokkene hierom vraagt. Tegen de beschikking is bezwaar en beroep mogelijk.
Artikel 10. Tarieven persoonsgebonden budget
Leden 1 en 2: De kaders waarbinnen de pgb’s worden vastgesteld zijn nu naar aanleiding van jurisprudentie opgenomen in de verordening. In de nadere regels worden de pgb’s met inachtneming van deze kaders vastgesteld.
Het formele tarief mag niet hoger zijn dan laagste tarief zorg in natura en de inwonermoet met het tarief de benodigde ondersteuning kunnen inkopen. Daarnaast zijn de diverse vormen van zorg onderscheiden te weten begeleiding individueel, begeleiding groep met en zonder vervoer, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging. Voor informele hulp geldt dat het tarief toereikend is te achten voor een niet opgeleid persoon.
(Zie voor de tarieven bijlage 2)
Lid 3: Voor 24-uurs toezicht in de nabijheid van de jeugdige is het tarief modulair opgebouwd te weten: of met begeleiding en / of met persoonlijke verzorging en /of met verplegingen kan in afwijking van de overige tarieven een jaartarief betreffen. (zie bijlage3)
Leden 4 en 5: De werkelijke kosten van de voorziening kunnen lager zijn dan de vastgestelde pgb tarieven. In dat geval worden de werkelijke kosten in de vorm van een pgb toegekend. De pgb tarieven zijn de maximale bedragen die kunnen worden gedeclareerd bij de SVB.
Lid 6: Bijlage 4 is een nadere invulling van artikel 7 lid 4 onder b van de Verordening.