Organisatie | Veendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening jeugdhulp Veendam 2023 |
Citeertitel | Verordening jeugdhulp Veendam 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Verordening jeugdhulp Veendam 2023 |
Geen
Nadere regels jeugdhulp 2023
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2023 | nieuwe regeling | 06-03-2023 |
De raad van de gemeente Veendam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Veendam;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.11, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet;
- de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugd-hulp bij de gemeente heeft belegd,
- het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
- het aan de gemeenteraad is opgedragen om regels te stellen
a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
b. over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;
c. over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, en
d. voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet en
e. onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt versterkt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;
f. voor een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van diensten door derden en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan, waarbij rekening wordt gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden, en
g. de continuïteit van de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;
besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp Veendam 2023
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
Het college stelt bij nadere regels vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van artikel 1 het eerste lid, sub c en artikel 1 eerste lid, sub d beschikbaar zijn.
Artikel 3. Voorwaarden individuele voorziening
Een jeugdige komt slechts in aanmerking voor een individuele voorziening voor zover naar het oordeel van het college, huisarts, medisch specialist of jeugdarts de jeugdige:
Artikel 6. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen de jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Artikel 7. Aanvullende regels voor pgb
Onverminderd artikel 8.1.1, tweede en vierde lid, van de Jeugdwet en in aanvulling op artikel 3 verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belang-hebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte jeugdhulp noodzakelijk was.
De jeugdige of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt, kan jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Voor deze persoon geldt een tarief dat niet hoger is dan het tarief voor informele hulp. Het college vraagt bij een persoon die tot het sociale netwerk behoort, dat een Verklaring Omtrent het Gedrag wordt overgelegd.
Het college stelt met inachtneming van het bepaalde in deze verordening nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met de te bieden deskundigheid en/of het vereiste opleidingsniveau en of er gewerkt wordt volgens toepasselijke professionele of kwaliteitsstandaarden.
Artikel 8. Intrekking, opschorting, betaling en onderzoek naar kwaliteit en recht en doelmatigheid van pgb’s
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb bij een ernstig vermoeden van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4 eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijk kader.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4, lid 2 onderdeel b van de Jeugdwet.
Artikel 12. Voorschoolse voorzieningen
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar overige en individuele voorzieningen.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp, uit te voeren kinderbeschermings-maatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Artikel 18. Vertrouwenspersoon
Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Het college kan in bijzondere gevallen een bepaling of bepalingen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken indien toepassing voor de jeugdige en/of zijn ouders leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze Verordening kan het college nadere regels stellen.
Toelichting Verordening Jeugdhulp Veendam 2023
Per 1 april 2023 start een algemene voorziening ambulante jeugdhulp (hierna: AVAJ). De AVAJ biedt antwoord op opvoed- en opgroeivragen die ambulant kunnen worden beantwoord. Vroeger zouden we hebben gezegd: het betreft opvoed- en opgroeivragen op het gebied van licht verstandelijke beperking, jeugd ggz en opvoeden- en opgroeien (de oude domeinen van voor de decentralisatie). De ambulante jeugdhulp die in de AVAJ wordt geboden omvat begeleiding en behandeling gericht op de jeugdige en/of het gezin, wordt individueel of in groepsverband geboden en is licht waar het kan en zwaar waar dat moet. Met de kennis van nu worden jeugdigen en ouders op een zo laagdrempelig mogelijke wijze geholpen met al hun opvoed- en opgroeivragen die ambulant kunnen worden opgelost en de AVAJ organiseert dit zo, dat de juiste interventie op een zo vroeg mogelijke manier wordt ingezet. De medewerker erkent dat de jeugdige of zijn ouders het moeilijk kunnen vinden om de stap naar de hulpverlening te zetten. Bijvoorbeeld: soms kan een gesprek op een bankje in het park, even de handen uit de mouwen steken en praktische ondersteuning bieden in het huishouden of meegaan naar de voetbalclub, een goede ingang bieden om de stap naar hulpverlening te maken of een vertrouwensrelatie te ontwikkelen. In samenspraak met (het netwerk van) de jeugdige wordt een plan opgesteld met de doelen en de in te zetten interventies. Idealiter wordt aangesloten bij evidence based practices. Na afronding van het traject wordt geëvalueerd wat het effect van de ondersteuning is geweest en of nazorg wenselijk is.
Bij het inrichten en uitvoeren van de ambulante jeugdhulp zoals hierboven omschreven hoeft uitdrukkelijk niet gedacht en gewerkt te worden in de standaardproducten uit het productenboek van de jeugdhulpregio Groningen (www.rigg.nl). De standaardproducten worden slechts gebruikt om de buitengrens van de AVAJ te definiëren. De afbakening wordt gevormd door de volgende standaard-producten uit het Productenboek Jeugdhulp Inkoop Open House versie 1 januari 2022:
• Individuele begeleiding basis, 45A04
• individuele begeleiding specialistisch, 45A53
• individuele behandeling basis 51G01
• Individuele behandeling licht medicatiecontrole 52G12
• Individuele behandeling specialistisch 52G09
• Individuele behandeling specialistisch middel 52G02
• Individuele diagnostiek 52G06
• Individuele behandeling laagfrequent 52G07
• Individuele behandeling specialistisch zwaar-zeer zwaar 52G08
• Gezinsbegeleiding basis 45A51
• Gezinsbegeleiding specialistisch 45A56
• Intensieve ambulante of psychiatrische gezinsbehandeling 45G03
• Gezinsbegeleiding laagfrequent 45G01
• Groepsbegeleiding basis 45A49
• Groepsbegeleiding specialistisch 45A54
Onder overige voorziening verstaan we algemene vrij toegankelijke voorzieningen zonder of met beperkt voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en zijn ouders. Onder het begrip overige voorziening valt ook de algemene voorziening voor ambulante jeugdhulp (AVAJ).
Een individuele voorziening is niet vrij toegankelijk. Dit houdt in dat beoordeeld moet worden of de jeugdige de jeugdhulp daadwerkelijk nodig heeft. Het besluit of en welke voorziening nodig is, wordt uiteindelijk genomen door het college.
Met gebruikelijke hulp wordt de draagkracht bedoeld met betrekking tot de zorg van de ouders voor de kinderen. In de Jeugdwet wordt met ouder aangeduid degene die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt. Deze zorgplicht strekt tot de opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder, onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval vervangen de ouders elkaar. In de Memorie van Toelichting van de Jeugdwet wordt toegelicht dat de gemeente alleen een voorziening hoeft te treffen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders ontoereikend zijn: de gemeente biedt zo nodig hulp aan de jeugdige of zijn ouders bij het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, maar het uitgangspunt is de eigen kracht.
Het begrip informele hulp wordt in de Memorie van Toelichting van de Jeugdwet omschreven als de zorgrelaties tussen mensen binnen het gezin, in familie-, buurt of andere informele of gemeenschapsverbanden, die een belangrijk en natuurlijk vehikel vormen voor sociale cohesie en een bron van sociaal kapitaal. Tot deze zorgrelaties/ het sociale netwerk worden gerekend: personen uit de huiselijke kring, eerstegraads familieleden (de (adoptie)ouders), tweedegraads familieleden (grootouders, broers en zussen) en andere personen met wie een sociale relatie wordt onderhouden (mantelzorgers, buren, medeleden van een vereniging etc.). Zorg en ondersteuning die vanuit een sociale relatie wordt verleend, wordt aangemerkt als informele hulp. Dus ook als iemand staat ingeschreven bij de KvK en over een opleiding in de zorg beschikt.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
In dit artikel is de gedelegeerde verplichting van artikel 2.9 onder a van de Jeugdwet uitgewerkt. Daarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de Memorie van Toelichting van de Jeugd-wet blijkt dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod.
Volgens de Memorie van Toelichting van de Jeugdwet bepaalt de gemeente zelf welke hulp vrij toegankelijk is (de algemene voorzieningen) en welke niet (de individuele voorzieningen).
Artikel 3. Voorwaarden individuele voorzieningen
Op grond van artikel 2.9 Jeugdwet dient in ieder geval in de verordening bepaald te worden op basis
van welke voorwaarden iemand voor een individuele voorziening in aanmerking komt. Er is onderscheid gemaakt in de voorwaarden voor individuele voorzieningen (artikel 3) en aanvullende regels voor een pgb (artikel 7).
Nadat de huisarts, medisch specialist of jeugdarts heeft geoordeeld dat vrij toegankelijke hulp niet volstaat, verwijst hij de jeugdige en/ of zijn ouder voor niet-vrij toegankelijke hulp door naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
Volgens artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet heeft de huisarts, medisch specialist of jeugdarts ook een autonome, directe verwijzingsmogelijkheid voor jeugdhulp. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige of kunnen zijn ouders rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder.
In de praktijk zal de jeugdhulpaanbieder (jeugdpsychiater, gezinswerker, orthopedagoog) na de verwijzing beoordelen welke hulp precies nodig is. In overleg met de jeugdige en/ of zijn ouders worden inhoud, vorm, omvang en duur van de hulp vastgesteld. De beoordeling zal gebaseerd zijn op de protocollen en richtlijnen voor professionals.
Artikel 5. Toegang jeugdhulp via de gemeente
In artikel 2.9 onder a van de Jeugdwet is bepaald dat bij verordening in ieder geval regels worden gesteld over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, en over de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren voor een individuele voorziening. Het college dient bij het vaststellen van deze nadere regels hoofdstuk 2 van de Jeugdwet in acht te nemen.
Artikel 7. Aanvullende regels voor pgb
De vereiste Verklaring Omtrent het Gedrag is niet alleen bedoeld om veilige zorg te waarborgen maar ook om misbruik of oneigenlijk gebruik als bedoeld in artikel 2.1.3 lid 4 van de Jeugdwet tegen te gaan. Deze vereisten gelden ook indien het pgb wordt betrokken uit het sociale netwerk.
Een pgb is uitsluitend bedoeld voor de bekostiging van de toegekende individuele voorziening, niet voor bijvoorbeeld administratie- of coördinatiekosten. Voor crisishulp en – opvang is een pgb niet mogelijk omdat er direct (zonder plan) hulp ingezet moet kunnen worden. Voor pleegzorg wordt geen pgb verstrekt omdat voor dat doel recht op pleegvergoeding bestaat.
Artikel 8. Intrekking, opschorting, betaling en onderzoek naar kwaliteit en recht en doelmatigheid van pgb’s
Het behoort tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid om misbruik van voorzieningen te voorkomen en op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s.
Artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4 van de Jeugdwet zijn gericht op het pgb. Waar mogelijk is dit in de verordening uitgebreid met de individuele voorziening in natura. De Memorie van Toelichting vermeldt dat de inlichtingenverplichting van de jeugdige en zijn ouders verlangt dat zij voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of de individuele voorziening of het pgb terecht is verstrekt. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan kan dat gevolgen hebben voor de toekenning van de voorziening of het pgb. Het college kan op elk moment informatie en bewijsstukken opvragen.
Het college kan een beslissing herzien of intrekken. Is er sprake van een verwijtbare gedraging van de jeugdige of zijn ouders, dan kan het college het pgb (gedeeltelijk) terugvorderen.
De intrekkingsmogelijkheid is een bevoegdheid die het college de ruimte geeft om de omstandigheden van het geval af te wegen. Het is geen verplichting om een pgb in te trekken. Wordt een pgb ingetrokken omdat het niet binnen drie maanden wordt gebruikt, dan herleeft de zorgplicht van de gemeente: de situatie moet opnieuw worden bekeken.
Het (tijdelijk) opschorten van een pgb kan een beter instrument zijn dan het besluit op grond van artikel 8.1.4 van de Jeugdwet in te trekken of te herzien. Opschorting biedt ruimte voor herstelmaatregelen of nader onderzoek. Het is aan de SVB om te beslissen over opschorting maar het college kan hier om verzoeken volgens artikel 8, vierde lid, aanhef en onder f, van de Regeling Jeugdwet. De termijn van dertien weken betreft een uniforme regeling voor gemeenten.
Naast de beoordeling van de kwaliteit, dient het college, al dan niet steekproefsgewijs, ook te onder zoeken of de verstrekte pgb’s worden gebruikt, respectievelijk besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt en of de besteding op een rechtmatig is. Een onderzoek kan betrekking hebben op het handelen van de jeugdige, zijn ouders of de zorgverlener.
Het onderzoek kan bestaan uit: dossieronderzoek, bezoek aan de jeugdige of zijn ouders, bezoek aan de locatie waar de ondersteuning wordt uitgevoerd en gesprekken met zorgverleners. Het college moet periodiek onderzoeken of er aanleiding is om een besluit voor een pgb te heroverwegen.
Artikel 17 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door derden laten verrichten en moet dan regels stellen ter waarborging van een goede prijs-kwaliteitverhouding (artikel 2.11 en 2.12 van de Jeugdwet). Er mag niet alleen worden gekeken naar de laagste prijs; daarom wordt aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven rekening dient te houden.
Artikel 18. Vertrouwenspersoon
In artikel 2.5 van de Jeugdwet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders en/of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie. Bij algemene maatregel van bestuur (paragraaf 4.1 van Besluit Jeugdwet) is een nadere uitwerking gegeven van de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon.
Iemand die zich onheus bejegend voelt kan een klacht indienen bij de organisatie die verantwoordelijk is voor de betrokken medewerker. Voor het handelen van de eigen medewerkers heeft de gemeente, zoals in de Awb is bepaald, een algemene klachtenregeling. Hierin is ook het recht neergelegd om na de behandeling van een klacht de ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen.
Alle aanbieders en hulpverleners zijn verplicht een klachtenregeling te hebben. De Jeugdwet schrijft voor aan welke eisen een klachtenregeling moet voldoen ten aanzien van onafhankelijkheid, afhandelingstermijnen, rapportages etc.
Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Artikel 2.10 Jeugdwet verwijst naar artikel 2.1.3, tweede lid onder e van de Wmo 2015, dat van gemeenten opdraagt om bij verordening te regelen hoe ingezetenen betrokken worden bij de totstand-koming van het beleid. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij dit willen doen.
De hardheidsclausule is van toepassing op zowel de verordening als de nadere regels.
Een hardheidsclausule is bedoeld voor niet precies te voorziene gevallen waarin de toepassing van een regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, gelet op het doel en de strekking van die regeling.
Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
De verordening gaat in op de dag na publicatie. Vanaf die dag staat de algemene voorziening voor ambulante jeugdhulp open en worden hulpvragen volgens de nieuwe verordening behandeld. De nog lopende indicaties blijven geldig. Na afloop van deze indicaties zullen veel jeugdigen en hun ouders zo nodig gebruik kunnen maken van de AVAJ. Op aanvragen die vóór de publicatie werden ingediend wordt beslist volgens de oude verordening, tenzij dit ongunstiger uitpakt voor de aanvrager.