Organisatie | Bergen (L) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht 2023 |
Citeertitel | Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Toetsingsprotocol vergunningen bouw Bijlage 2 - Indeling van handhavingsgebieden |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-03-2023 | nieuwe regeling | 14-03-2023 |
In 2016 is de Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) in werking getreden. De wet is geïntegreerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Doel van de Wet VTH is om de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht beter te organiseren. Gemeenten moeten zorgen voor een goede kwaliteit van de taken op het gebied van uitvoering en handhaving. Ze moeten daarom, onder andere, beleid vaststellen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
In het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) is vandaag de dag de verplichting opgenomen om jaarlijks een programma voor de uitvoering van VTH-taken vast te stellen (art. 7.3 Bor). Dit programma moet door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld en ter informatie aan de gemeenteraad worden aangeboden. Daarnaast dient dit programma het kader van het Interbestuurlijk Toezicht (IBT) dient het uitvoeringsprogramma voor 2023 en het jaarverslag over 2022 ter kennisgeving toegezonden te worden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.
Met de vaststelling van een nieuw VTH-beleidsplan en VTH-uitvoeringsprogramma 2021 werd in de gemeente Bergen (L) voor het eerst tegemoet gekomen aan de wettelijke verplichtingen en provinciale aanbevelingen. Begin 2023 is het tweede VTH-uitvoeringsprogramma ambtelijk geëvalueerd. Aan de hand van de inzichten die hierbij verkregen zijn is dit uitvoeringsprogramma vormgegeven en is beschreven waar we in 2023 mee aan de slag gaan.
Het onderhavige programma beschrijft hoe vergunningverlening, toezicht en handhaving georganiseerd zijn bij verschillende onderwerpen. Het beschrijft de reguliere taken, de projecten en de activiteiten die op het gebied van het omgevingsrecht worden opgepakt. Het gaat hier onder andere om de gemeentelijke taken op het gebied van bouwen, slopen, kappen, milieurechtelijk relevante activiteiten, brandveilig- en bestemmingsplanconform gebruik en openbare orde.
In het kader van dit VTH-uitvoeringsprogramma wordt ervan uitgegaan dat de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) op 1 januari 2024 in werking zullen treden.
Onder de vigeur van de Omgevingswet is het vaststellen van uitvoerings- en handhavingsbeleid wettelijk verplicht (artikel 18.19 van de Omgevingswet in samenhang met artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit). In artikel 13.8 van het Omgevingsbesluit zal de verplichting worden opgenomen om een jaarlijks uitvoeringsprogramma vast te stellen. Voor de gemeentelijke taken op basis van de Algemene plaatselijke verordening, de Verordening fysieke leefomgeving en de bijzondere wetten is en wordt het niet wettelijk verplicht om een VTH-beleid en VTH-uitvoeringsprogramma vast te stellen, maar wordt er in de gemeente Bergen wel voor gekozen om ook deze taakvelden in het VTH-beleid en VTH-uitvoeringsprogramma mee te nemen. Een jaarlijks uitvoeringsprogramma waar de verschillende beleidsvelden samenkomen versterkt immers de gewenste samenhang (meer integraal werken).
1.2 Overzicht van de taakvelden die het VTH-uitvoeringsprogramma omvat
In het kader van het afhandelen van vergunningaanvragen en het houden van toezicht op grond van de regels van de Omgevingswet/Wabo en Apv, zijn de volgende wetten en (beleids)documenten relevant (toekomstige regelgeving is schuin gedrukt):
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bergen (L)
Verordening fysieke leefomgeving gemeente Bergen (L)
Bestemmingsplannen / Omgevingsplan
In het ‘Beleidsplan leefomgeving – vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht’ van de gemeente Bergen zijn de volgende vijf doelen die met vergunningverlening worden nagestreefde opgenomen:
De gemeentelijke taken op het gebied van vergunningverlening waar dit programma betrekking op heeft zijn de volgende:
De werkzaamheden die benoemd zijn onder punt 4 zijn nagenoeg geheel bij de medewerkers van de Regionale uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUDLN) ondergebracht en de werkzaamheden als bedoeld onder punt 5 zijn grotendeels belegd bij de medewerkers van de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN). De overige werkzaamheden worden verricht door de medewerkers van de gemeente Bergen.
In deze paragraaf worden de voor 2023 meest relevante ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en jurisprudentie beschreven waar bij de uitvoering van VTH-gerelateerde werkzaamheden rekening mee gehouden dient te worden.
Financiële problemen in bredere lagen van de bevolking
Een van de gevolgen van de lockdowns in coronatijd was dat in brede lagen van de bevolking in 2020 en 2021 veel gespaard werd. Als gevolg hiervan werden er in het wereldwijde bancaire systeem historisch gezien extreem hoge spaartegoeden aangehouden.
Issues in de wereldwijde bevoorradingsketen als gevolg coronamaatregelen en de het uitbreken van de oorlog in de Oekraïne zorgden voor een dusdanig hoge prijsverhoging van energie en producten dat de inflatiecijfers opliepen tot een hoogte die na de jaren 70 van de vorige eeuw niet meer waren bereikt in Nederland. Het gevolg van deze recordhoge inflatie is dat de recordhoge spaartegoeden in het bancaire systeem in iets meer dan 1 jaar tijd zijn verdampt tot een niveau dat lager ligt dan de afgelopen 30 jaren het geval is (zie de hiernaast opgenomen afbeelding van het aggregaat aan bancaire spaartegoeden).
Ofschoon in financieel zwaar weer verkerende bedrijven momenteel sinds de coronatijd nog veelal met financiële steunpakketten van de overheid en belastinguitstel de hand boven het hoofd wordt gehouden en grote faillissementsgolven tot nog toe zijn uitgebleven, worden er met name op kampeerterreinen in de gemeente in 2021 en 2022 steeds meer mensen gesignaleerd die hier illegaal wonen omdat ze geen reguliere huurwoning meer kunnen betalen.
Omdat de marges van het bedrijfsleven en de koopkracht van de huishoudens in de loop van 2022 sterk uitgehold zijn, is de kans dat de Nederlandse economie in 2023 in een economische recessie terecht komt reëel. In dat geval kunnen de volgende gevolgen verwacht worden.
Indien deze gevolgen intreden zullen deze een aanzienlijke impact hebben op de hoeveelheid omgevingsvergunningen die aangevraagd worden (deze hoeveelheid daalt) en de lengte van de termijnen waarbinnen overtredingen rekening houdend met de financiële mogelijkheden van betrokkenen beëindigd kunnen worden. Het is echter te prematuur om in het kader van dit uitvoeringsprogramma te speculeren op verlichting van de werkdruk door een afname van vergunningaanvragen door recessieperikelen.
De invoering van de Omgevingswet is volgens de laatste berichtgeving uitgesteld naar 1 januari 2024 Deze wet is één van de belangrijkste ontwikkelingen voor de werkzaamheden van de werkateliers VTH en Gebiedsontwikkeling en planologie (GOeP). Door de komst van de Omgevingswet zullen de uitvoeringstaken van deze twee werkateliers dichter bij elkaar komen te liggen. In 2022 is met het oog op de introductie van de Omgevingswet de Verordening fysieke leefomgeving vastgesteld. De juridisch-bestuurlijke aspecten van de uitvoering van de Omgevingswet, zoals delegatie, raadsadvies, burgerparticipatie en het instellen van de commissie kwaliteit leefomgeving zijn in 2022 ook onderzocht. Daarnaast zijn ook de gemeentelijke legesverordening en de verordening VTH onder de loep genomen. Een advies hoe met burgerparticipatie onder de vigeur van de Omgevingswet om te gaan leggen wordt in 2023 aan de gemeenteraad voorgelegd.
Bij de Rijksoverheid lopen momenteel voorbereidingswerkzaamheden voor de invoering van de nieuwe digitale informatievoorziening die bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet nodig is. De introductie van deze informatievoorziening heeft ook invloed op onze eigen werkprocessen en de vormgeving van onze omgevingsplannen (inclusief de bruidschatregelgeving). In 2023 is het mitsdien noodzakelijk om de ontwikkelingen met betrekking tot de introductie van het landelijk Digitaal Systeem Omgevingswet (DSO) te blijven volgen en te zorgen dat noodzakelijke actie ondernomen wordt om onze eigen werkprocessen en systemen hierop aan te kunnen haken. De introductie van de Omgevingswet vergt dat medewerkers van het team VTH ook in 2023 opleidingen en trainingen (zowel op inhoud als op feitelijke afloop van processen) dienen te volgen om goed voorbereid met de nieuwe wet- en regelgeving en systemen te kunnen werken.
Eisen aan VTH-uitvoeringsprogramma na introductie Omgevingswet
Naar verwachting zullen de volgende wettelijke verplichting tot het opstellen van uitvoerings- en handhavingsbeleid opgenomen worden in de artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit:
De uitvoerings- en handhavingsstrategie biedt in ieder geval inzicht in:
De handhavingsstrategie biedt ook inzicht in:
De Wet kwaliteitsborging (Wkb) treedt naar verwachting tegelijk met de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking. De Wkb heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren door inschakeling van private kwaliteitsborgers. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particuliere en professionele opdrachtgevers uitgebreid. De Wet Kwaliteitsborging heeft drie doelen, te weten:
Om de doelen van de Wkb te bewerkstelligen wordt het proces voor vergunningverlening in tweeën opgeknipt:
De bouwtechnische component: hiervoor wordt de check van het bouwplan vooraf vervangen door toetsing in de praktijk op het bouwwerk zoals gebouwd. De gemeente voert dan ook geen bouwtechnische toets meer uit voor de ingediende aanvragen of meldingen. Wel toetsen we of de ingeschakelde kwaliteitsborger voldoet aan de eisen uit de Wkb.
De eerste fase die in 2023 in werking treedt is gericht op de lichtste categorieën (gevolgklasse 1) uit het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL).
De initiatiefnemer (opdrachtgever) wordt verplicht een onafhankelijke kwaliteitsborger in te schakelen die tijdens de bouw toetst op conformiteit met de bouwtechnische voorschriften uit het BBL en verklaart of de getoetste onderdelen aan de voorschriften voldoen. Dit wordt bij private partijen belegd. Het bouw- en woningtoezicht, zoals gemeenten dat nu uitvoeren, wordt een taak van marktpartijen. Een verklaring van de kwaliteitsborger zal bij oplevering voorwaarde zijn voor ingebruikname. Dit betekent dat de rol van de gemeente in het bouwproces anders wordt. Aan de ene kant gaan er taken weg, de bouwtechnische toets vooraf en de eindcontrole achteraf. Aan de andere kant komen er taken bij want van de gemeente wordt verwacht dat die onder andere het werk van de kwaliteitsborger gaan controleren. Voldoet deze aan de eisen die de wet stelt hierover, bijvoorbeeld of het een gecertificeerde kwaliteitsborger is. Daarnaast moet de gemeente toetsen of alle risico’s voor dat specifieke bouwwerk goed worden geborgd en vastgelegd in het borgingsplan met risicobeoordeling. Eventueel kan de gemeente controle- en stopmomenten opleggen.
Ook zal bij het toezicht de rol anders worden ten gevolge van deze wet. Voor bestaande bouw blijven we bevoegd gezag de verandering zit met name bij het toezicht op nieuwbouw. Wanneer we onder de nieuwe wetgeving van de kwaliteitsborger een gereed melding ontvangen dan kan binnen tien werkdagen daarna (zoals vermeld in de wet Kwaliteitsborging, sectie ‘Ingebruikname bouwwerk) bij het ontbreken van de voor gereed melding van belang zijnde gegevens besloten worden dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen. Een controle door de gemeente zal dan toch nog plaats vinden.
Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de bouwregelgeving vooraf wordt ook het toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf. Bij het vervullen van deze nieuwe rol, biedt de Wkb ruimte aan gemeenten om in beleid specifieke keuzes te maken. Het betreft keuzes over:
Bij welk type bouwwerk of onderwerp wil de gemeente (wanneer) wel/niet betrokken worden? Artikel 2.20 van het Bbl biedt de gemeente de mogelijkheid om voor specifieke bouwwerkzaamheden en de momenten waarop deze worden uitgevoerd gegevens en bescheiden op te vragen met het oog op het voorkomen en of beperken van risico’s die van invloed kunnen zijn op het voldoen van het te bouwen bouwwerk aan de regels.
Indien er sprake is van een strijdigheid met de bouwregelgeving moet de kwaliteitsborger de gemeente hierover informeren. Een gemeente kan zelf bepalen hoe zij vanuit haar handhavende rol met de verstrekte informatie omgaat. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het aanschrijven van de indiener waarin een verbod op gebruik wordt opgelegd totdat er informatie wordt overlegd waaruit blijkt dat het probleem is opgelost. Of inhoudelijk door middel van een fysieke controle door de toezichthouder.
De gemeente kan kiezen hoe zij met de gereedmelding bouwen omgaat. Bij de gereedmelding wordt een ‘As build’ dossier aan het bevoegd gezag verstrekt. Een gemeente kan vervolgens - net als bij de bouwmelding - kiezen om het dossier inhoudelijk te beoordelen met als doel eventueel nog zelf een controle uit te voeren. Het is ook mogelijk om deze stukken – zonder verdere inhoudelijke beoordeling – te archiveren voor toekomstig gebruik.
Onder de Wkb ziet een onafhankelijke (gecertificeerde) kwaliteitsborger erop toe dat het bouwwerk daadwerkelijk aan de eisen uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) voldoet. Het is ook de kwaliteitsborger die aan de vergunninghouder een verklaring afgeeft op het moment dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het bouwwerk voldoet aan het Bbl (Bouwbesluit 2012). Het bevoegd gezag, de gemeente, vertrouwd (en mag in beginsel vertrouwen) op de deskundigheid van de kwaliteitsborger en laat de verantwoordelijkheid voor het voldoen van het bouwwerk aan wet- en regelgeving daar waar deze hoort. Uiteindelijke dienen er op voornoemde punten keuzes gemaakt te worden door de gemeente.
Momenteel worden er landelijk grote vraagtekens gezet bij de praktische uitvoerbaarheid van de controle van de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht door private kwaliteitsborgers vlak na de introductie van de Wkb. De vrees is dat er na de introductie van deze wet maandenlang landelijk niet voldoende private kwaliteitsborgers actief zullen om al het noodzakelijke toezichtwerk te kunnen verrichten. Met het oog hierop wordt daarom voor 2023 nog niet verwacht dat bouwplantoetsers en toezichthouders bouwzaken minder werk dan gewoonlijk zullen hebben. De gemeente Bergen wenst de ontwikkelingen op dit punt eerst af te wachten alvorens keuzes omtrent voornoemde punten in beleid vast te leggen.
Wet elektronische publicaties (WEP)
Op 1 juli 2021 is de Wet elektronische publicaties (WEP) in werking getreden. Deze wet verplicht ook gemeentelijke bestuursorganen om alle officiële publicaties online te zetten via de website officielebekendmakingen.nl. Gemeente bergen publiceert sinds 2022 al volledig via deze weg. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het op grond van deze wet ook verplicht om de vergunning zelf (met de bijlagen) digitaal ter inzage te leggen. Hiervoor zijn aanpassingen noodzakelijk zodat de digitale stukken, met in acht name van de AVG (algemene verordening gegevensbescherming), online ter inzage kunnen worden gelegd. Deze omstandigheid vergt in 2023 extra aandacht en training van VTH-medewerkers.
Stikstofproblematiek (PAS) en problematiek grondafvoer (PFAS)
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State in 2019 is komen vast te staan dat het landelijke Programma Aanpak Stikstof (PAS) strijdig is met Europese regelgeving. Daardoor kan het PAS geen juridische grondslag meer bieden voor vergunningverlening en heeft dit grote gevolgen voor met name de vergunningverlening voor de agrarische sector en de bouwsector. PFAS is een afkorting van poly- en perfluoralkylstoffen. Op veel (bouw)locaties zitten deze in de grond. Bij grondafgravingen (o.a. in verband met bouwactiviteiten) dient aan deze regels te worden voldaan, maar dit levert in de praktijk vaak problemen op.
In 2020 heeft de gemeente Bergen een nieuw bodembeleid vastgesteld waardoor de belemmeringen voor grondverzet die veroorzaakt werden door problemen rondom landelijke PFAS-regelgeving op het grondgebied van de gemeente Bergen zijn weggenomen.
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden.
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering regelt onder meer drie resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie: in 2025 moet minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben; in 2030 minimaal de helft en in 2035 minimaal 74%. De wet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om die reductie te bereiken en de natuur te herstellen. De bouwfase is in de nieuwe wetgeving vrijgesteld van de omgevingsvergunning natuur onderdeel stikstof (waarvoor het college van Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is).
In oktober 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de bouwvrijstelling ten aanzien van stikstofregels niet gebruikt mag worden bij bouwprojecten. Een bouwvrijstelling houdt in dat voor de tijdelijke stikstofuitstoot die tijdens de bouw ontstaat geen vergunning nodig is. De Raad van State vindt dit niet juist, omdat het niet is uit te sluiten dat de natuur hierdoor schade oploopt. De bouwvrijstelling voldoet daarmee niet aan het Europees natuurbeschermingsrecht volgens de Afdeling.
Deze omstandigheid heeft er in het laatste kwartaal van 2022 voor gezorgd dat er bij iedere bouwaanvraag een extra toets plaats moet vinden om te bezien of er eventueel een Wet natuurbeschermingsvergunning vereist is wegens de overschrijding van stikstofdepositie-voorschriften ten aanzien van bouwprojecten. Gelet op de complexiteit van deze materie heeft deze uitspraak geleid tot wachtrijen voor adviezen hieromtrent bij RO-bureaus die hieromtrent adviseren. Voor 2023 wordt bezien of er specifiek op dit onderdeel extra kennis in de eigen organisatie geborgd kan worden om de voortgang van vergunningtoetsen te kunnen blijven waarborgen.
Vaststelling Coalitieprogramma CDA/PK/VVD 2022-2026
In 2022 is het Coalitieprogramma CDA/PK/VVD 2022-2026 (https://www.bergen.nl/coalitieprogramma) vastgesteld. In dit coalitieprogramma is ten aanzien van het uitvoeren van VTH-taken het volgende geschreven:
“Handhaving door de gemeente is primair gericht op het in overleg bereiken van oplossingen. Deze handhaving houden we op een hoog niveau door de inzet van bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) en intensieve samenwerking met de wijkagenten. Ook in onze gemeente speelt het risico van ondermijning, georganiseerde criminaliteit waarbij de onderwereld en bovenwereld met elkaar zijn verweven. Wij besteden duurzaam aandacht aan het bestrijden van ondermijning.”
Deze insteek en aandachtspunten dienen in het onderhavige VTH-uitvoeringsprogramma 2023 geborgd te worden. Het uitgangspunt van dit programma is dat er altijd eerst overwogen wordt of problemen kunnen worden opgelost zonder dat er formele stappen worden gezet. Alleen wanneer minnelijk overleg, of het interveniëren niet leidt tot beëindiging van de overtreding worden er handhavingsinstrumenten ingezet.
In 2018 heeft de gemeenteraad de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht vastgesteld. Deze verordening vormt een uitwerking van de kwaliteitscriteria zoals die zijn opgenomen in het BOR. Met de vaststelling hiervan heeft de gemeente Bergen zich geconformeerd aan het voldoen aan deze criteria op minimaal het bodemniveau zoals opgenomen in de verordening. In 2019 heeft een extern bureau een assessment van iedere VTH-medewerker uitgevoerd en getoetst of de medewerkers voldoen aan de kwaliteitscriteria. De indruk bestond dat de gemeentelijke organisatie beschikte over voldoende gekwalificeerd personeel in de diverse voor de werkpraktijk meest noodzakelijke deskundigheidsgebieden binnen het werkveld van VTH. Voor enkele specifieke deskundigheidsgebieden ontbreekt het aan personeel dat aan de VTH-kwaliteitscriteria voldoet en is de gemeente afhankelijk van adviezen van externe medewerkers van de RUD of inhuurkrachten.
Met de komst van de Omgevingswet komt de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) te vervallen. Daarmee vervalt tegelijkertijd de wettelijke grondslag voor de Verordening kwaliteit VTH. In de artikelen 18.20 en 18.23 van de Omgevingswet wordt de nieuwe grondslag gegeven.
Met het oog op deze grondslagwijziging is in 2022 al een wijziging van de Verordening kwaliteit VTH voorbereid die hierop anticipeert en ervoor zorgt dat deze verordening op basis van de nieuwe wettelijke grondslag tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht wordt. Deze verordening wordt tegelijk met het in werking treden van de Omgevingswet vastgesteld.
Op grond van artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) kunnen het college en de burgemeester bij de behandeling van een aanvraag om vergunning, een advies vragen aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen op basis waarvan de vergunning mogelijk geweigerd kan worden.
Om te komen tot een eenduidige en effectieve uitvoering van de bevoegdheden van de wet Bibob is eind 2021 het gemeentelijke Bibob-beleid vastgesteld. Het is net als 2022 de bedoeling om vergunningaanvragen in 2023 conform dit beleid te beoordelen.
Herijking Damoclesbeleid en voorbereiding Politie-handhavingsarrangement
Een gedeelte van de geplande uren bij toezicht en juridische handhaving is gericht op de uitvoering van het Damoclesbeleid, voorkomen van overlast en ondermijning. Dit zijn uiteenlopende taken zoals opvolging meldingen, opvolging bestuurlijke rapportages van de politie, opvolging van klachten maar ook het daadwerkelijk sluiten van panden, houden van toezicht en overgaan tot bestuurlijke handhaving.
Het thema ondermijning heeft een hoge prioriteit. Bij reguliere controles (milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, BRP, BAG), klachten en meldingen worden signalen voor ondermijnende criminaliteit altijd in een lokaal informatieoverleg besproken. Ondermijning gaat verder dan alleen drugs maar bestaat uit diverse activiteiten. In verband met de aanpak zijn diverse afspraken vastgelegd. Dit om mogelijke terechte signalen in vroeg stadium te kunnen volgen of actie op uit te zetten. Dat kan via de verschillende strategieën en is natuurlijk afhankelijk van de aanpak. Integraal en daadkrachtig optreden tegen ondermijning gaat in samenwerking met de politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst, het RIEC en overige overheidspartners. Ook in 2023 zal een van onze BOA’s deelnemen aan het intergemeentelijk opererende ACT!-team dat als doel heeft om ondermijningsignalen te onderzoeken.
Daarnaast hebben zich de laatste jaren ontwikkelingen in de jurisprudentie voorgedaan met betrekking tot het vraagstuk van de evenredigheid van het sluiten van een woning na de ontdekking van een verboden handelshoeveelheid drugs. Het huidige Damoclesbeleid van de gemeente voorziet momenteel niet in alle nuances met betrekking tot noodzakelijke maatwerkoplossingen zoals deze voortvloeien uit de meest recente jurisprudentie. Dit beleid dient mitsdien in 2023 herzien te worden.
Tenslotte moet vastgesteld worden dat het in de praktijk niet altijd duidelijk is welke diensten en inzet gemeentelijke BOA’s van de politie kunnen verwachten. In 2022 is gebleken dat het niet goed tussen de BOA’s en de politie geregeld is hoe er in de praktijk gehandeld dient te worden wanneer BOA’s een verdachte van een strafbaar feit aangehouden hebben. Afspraken met de politie over onder andere het vervoeren van deze persoon naar het politiebureau zijn noodzakelijk. Door een politie-arrangement op te stellen en te laten accorderen over en weer kan duidelijkheid geschapen worden over de verwachtingen die BOA’s en politieagenten onderling mogen hebben. Hier ligt voor 2023 een opgave voor het VTH-team.
Wet politiegegevens-Audit en verbeterplan
Eind december 2022 werd het rapport opgeleverd met betrekking tot de externe Audit omtrent de registratie van politiegegevens die in de gemeentelijke organisatie worden verwerkt (WPG-audit). Dit is een nieuwe wettelijke verplichting waar in 2022 voor het eerst in onze organisatie naar gekeken is door een externe Auditor.
Net zoals bij 95% van alle andere gemeenten in Nederland het geval is, ontbreekt het ook in de gemeente Bergen aan op schrift vastgestelde werkprocessen en aangewezen personen om aan al de criteria van de Audit te voldoen. In 2023 dient hiervoor een verbeterplan opgesteld te worden.
Inspectieview milieu, Squit2020 en RXmission
Inspectieview Milieu is een informatieportaal dat vooral toezichthouders, maar ook vergunningverleners in staat stelt informatie over (toezichts)objecten te raadplegen die afkomstig is van de databases van andere inspectie- en omgevingsdiensten. De wetgever ziet deze samenwerking tussen verschillende toezichthoudende organen en het delen van (inspectie)informatie namelijk als een belangrijke voorwaarde om meer risicogericht en informatie-gestuurd te kunnen handhaven en om de handhaving efficiënter en effectiever in te richten.
Het aansluiten op Inspectieview is voor omgevingsdiensten verplicht. Deze wettelijke verplichting bestaat al langer, maar vanwege technische problemen bij de ontwikkeling van informatiesystemen afgestemd op de nieuwe omgevingswet, is uitstel verleend. Inmiddels zijn de technische problemen overwonnen en zijn per 1 juli 2022 zijn alle andere omgevingsdiensten aangesloten.
De RUD LN is technisch en administratief klaar voor de aansluiting op Inspectieview, maar deze kan pas aansluiten als er ook data worden geleverd door alle deelnemers in de RUD LN. Dat is nu nog niet het geval. Hiervoor moeten de medewerkers van uw gemeente de (bij de RUD ingebrachte) de toezichtsinformatie gaan vastleggen in de werkomgeving die daarvoor bij de RUD LN is ingericht. Alleen dan kan gewerkt worden zoals iedere andere omgevingsdienst dit doet en kan voldaan worden aan de wettelijke verplichting.
De VTH-applicatie Squit20/20 ondersteunt de koppeling met Inspectieview niet (goed). Vandaar dat in december van 2022 de overstap gemaakt is van Squit20/20 naar RXmission. Laatstgenoemd zaaksysteem kent wel een goed werkende koppeling met Inspectieview milieu (de koppeling met Djuma werkt media februari 2023 echter nog niet). VTH-medewerkers worden in 2023 geacht met dit programma te werken.
In 2022 heeft de gemeente Bergen in het kader van het project omtrent de verbetering van de dienstverlening de volgende servicenormen vastgesteld, waar ook de medewerkers van het VTH-team zich aan zullen conformeren.
U kunt 24 uur per dag, 7 dagen per week terecht op bergen.nl;
Richtlijnen voor externe communicatie
In 2022 heeft de gemeente Bergen in het kader van het project omtrent de verbetering van de dienstverlening de volgende richtlijnen voor externe communicatie vastgesteld, waar ook de medewerkers van het VTH-team zich aan zullen conformeren.
Bij beschikkingen die worden uitgevaardigd, wordt de naam van de behandelaar van de zaak duidelijk vermeld. Ook wordt zijn of haar directe telefoonnummer, inclusief tijden waarop hij of zij doordeweeks telefonisch bereikbaar is, benoemd. Uitzondering zijn beschikkingen omtrent criminele activiteiten zoals Opiumwetbeschikkingen.
Ontwikkelingen binnen de RUD Limburg-Noord
In 2022 heeft het Rijk in het kader van de Regeling THE SPUK-gelden aan de RUD Limburg-Noord ter beschikking gesteld om meerjarig additioneel toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht te realiseren. Het plan van de RUD is dat er 5 medewerkers binnen de RUD worden aangesteld om vanaf 2023 controles uit te gaan voeren op de regels van het omgevingsrecht die zien op het meer efficient gebruiken van energie. Het gaat hier onder andere om toezichthoudende capaciteit die ook de gemeente Bergen kan benutten om controles uit te laten voeren op de naleving van de verplichting dat kantoren vanaf 2023 moeten voldoen aan minimaal Energielabel C.
Per 1 januari 2023 is de RUD Limburg-Noord gestart met vier werkverdelers voor de specialismen externe veiligheid, luchtkwaliteit, geluid en bodemtoezicht.
In 2023 wordt er proefgedraaid met een centrale werkverdeling. De bedoeling hiervan is dat de RUD-specialisten goed gevonden en gepositioneerd worden, waardoor ze de taken op het gewenste kwaliteitsniveau (kwaliteitscriteria) kunnen uitvoeren. Deze werkverdelers moeten anders dan in voorgaande jaren het werk zelf gaan organiseren (zorgen dat het werk uit het uitvoeringsprogramma bij de juiste personen terecht komt).
1.4 Terugblik op 2022 en verbeterpunten voor 2023
In het navolgende zal aan de hand van de bevindingen uit het VTH-jaarverslag over 2022, de voorziene ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en binnen de organisatie bezien worden welke accenten en inspanningen behouden moet blijven en welke extra prioriteit vergen.
De belangrijkste conclusie uit het VTH-jaarverslag over 2022 is dat er in 2022 ruimschoots binnen de daarvoor gereserveerde budgetten en met het daarvoor beschikbare personeel op uitvoering is gegeven aan bijna alle doelstellingen en ambities die in het VTH-uitvoeringsprogramma voor 2022 zijn geformuleerd. Voor 2023 dient verder zoveel mogelijk op dezelfde voet uitvoering aan de werkzaamheden gegeven te worden als in 2022 gedaan is.
In VTH-jaarverslag over 2022 zijn de volgende aandachts-, actie- en verbeterpunten voor 2023 genoemd:
In 2022 is een geactualiseerde verordening Kwaliteitscriteria voorbereid en heeft de gemeenteraad ook een nieuw evenementenbeleid, festiviteitenbesluit en terrassenbeleid vastgesteld. Het is wellicht verstandig om alle horeca-ondernemers in de gemeente in het eerste kwartaal van 2023 schriftelijk op de meest relevante (gewijzigde) regels van deze beleidstukken te wijzen, zodat we zeker weten dat ze op de hoogte zijn van de laatste regelgeving.
In 2022 was de werkdruk in verband met de behandeling van meldingen evenals vergunning- en ontheffingsaanvragen op het gebied van bouw, APV- en bijzondere wetten hoog in verband met buiten verwachting veel of complexe aanvragen en een toegenomen administratieve werkdruk door gebruikmaking van nieuwe zaaksystemen. Daarnaast is de gemeentelijke organisatie afhankelijk van 1 medewerker die op jaarbasis meer dan 250 ontheffings- en vergunningaanvragen behandeld die noodzakelijk zijn om allerlei evenementen doorgang te kunnen laten vinden. De organisatie en daarmee ook het verenigingsleven van de gemeente is kwetsbaar zonder (gedeeltelijke) achtervang voor deze functie. Het verdient aanbeveling om de functie van een (deeltijd) administratief ondersteunende kracht in 2023 vast in de gemeentelijke begroting op te nemen en deze medewerker ook te begeleiden zodat deze ondersteuning kan bieden bij de inhoudelijke voorbereiding van de beslissingen op deze vergunningaanvragen.
In het VTH-jaarverslag over 2022 is aangegeven dat voor 2023 dient te worden bezien of er specifiek op het onderdeel stikstofperikelen aangaande bouwactiviteiten bij vergunningverlening extra kennis in de eigen organisatie geborgd kan worden om de voortgang van vergunningtoetsen te kunnen blijven waarborgen.
Eind december 2022 werd het rapport opgeleverd met betrekking tot de externe Audit omtrent de registratie van politiegegevens die in de gemeentelijke organisatie worden verwerkt (WPG-audit). Dit is een nieuwe wettelijke verplichting waar in 2022 voor het eerst in onze organisatie naar gekeken is door een externe Auditor. Net zoals bij 95% van alle andere gemeenten in Nederland het geval is, ontbreekt het ook in de gemeente Bergen aan op schrift vastgestelde werkprocessen en aangewezen personen om aan al de criteria van de Audit te voldoen.
Mede als gevolg van enkele incidenten is heeft het BOA-team in 2022 voor het eerst aan trainingen deelgenomen om in 2023 eventueel met een wapenstok en handboeien uitgerust te kunnen worden. In 2023 dienen de formaliteiten rondom het mogen werken met deze geweldsmiddelen en eventueel een bodycam geregeld te worden met de korpschef politietaken en dienen de BOA’s met succes een examen RTGB af te ronden om bevoegdelijk uitgerust te kunnen worden met handboeien en een korte wapenstok.
Op basis van de paragraaf 1.2 beschreven ontwikkelingen dienen daarnaast de volgende onderwerpen aandacht te krijgen in 2023:
In dit VTH-programma zal ervoor gezorgd worden dat al deze aandachts- en verbeterpunten actiepunten worden voor 2023.
1.5 Beleidstechnische en organisatorische doelstellingen VTH-taken 2023
Hieronder volgt een overzicht van de beleidstechnische en organisatorische doelstellingen op het gebied van VTH-taken voor 2023.
Door de introductie van de omgevingswet zal er in meer gevallen dan nu het geval is een reguliere vergunningsprocedure gevolgd kunnen worden waarvoor in beginsel een beslistermijn van acht weken geldt. Deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verdaagd. Indien niet binnen de door de wetgever gestelde termijn wordt beslist ontstaat onder de Omgevingswet (Ow) geen vergunning van rechtswege meer. Als de beslistermijn verstreken is, maar er is nog geen besluit genomen kan een gevolg zijn dat de gemeente op grond van Algemene wet bestuursrecht een dwangsom moet betalen aan de aanvrager. De verwachting is dat de werkdruk hierdoor toeneemt.
Voor sommige activiteiten betekent deze verandering (ten opzichte van de Wabo) dat veel sneller duidelijk wordt of een vergunning al dan niet wordt verleend (van zes maanden naar acht weken). De bedoeling van de wetgever is dat onder de Ow de voorbereiding van de omgevingsvergunning zoveel mogelijk in de informele voorfase (dus voor het indienen van de officiële aanvraag) plaatsvindt. Op die manier kan met een kortere beslistermijn worden volstaan.
Wel bepaalt de Ow dat de uitgebreide procedure van toepassing is, op verzoek of met instemming van de aanvrager. Daarnaast kan het college bij activiteiten die aanzienlijke gevolgen voor de omgeving kunnen hebben en waarvan de verwachting is dat verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben, na het horen van de aanvrager, eenzijdig besluiten dat de uitgebreide procedure van toepassing is.
De Omgevingswet vraagt om een integrale afweging, met als uitgangspunt: ‘Hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken?’ Dit vraagt om een zorgvuldig proces. Een proces van overleg over het initiatief met bestuurlijke partners, ketenpartners en belanghebbenden. Een proces dat (ruimschoots) start voordat een aanvraag om omgevingsvergunning formeel ingediend wordt bij de gemeente. Dit alles krijgt vorm in het vooroverleg. Echter in het geval van een zeer complex plan, is een regulier vooroverleg mogelijk niet afdoende om vervolgens de behandeltermijn van acht werken te halen. Het in 2022 in het team geïntroduceerde initiatievenoverleg strekt er mede toe om deze gevallen vroegtijdig te duiden en te bepalen wat er in dit gevallen het beste gedaan kan worden, om termijnoverschrijdingen te voorkomen.
Ook is onder de Ow een nieuw aanvraagvereiste geïntroduceerd. Het betreft participatie bij een vergunningaanvraag. Dit nieuwe vereiste stimuleert initiatiefnemers om informatie te verschaffen over de wijze waarop de belangen van belanghebbenden zijn gehoord en hoe het resultaat daarvan is verwerkt in het plan. Een initiatiefnemer is namelijk niet (altijd) verplicht om daadwerkelijk aan participatie te doen. Het niet betrekken van de omgeving en/of daarover geen gegevens overleggen, is geen grond voor het buiten behandeling laten of het weigeren van een vergunningsaanvraag.
Deze vrijblijvendheid werd bezwaarlijk gevonden in de gevallen waarin wordt afgeweken van het omgevingsplan, een zogeheten ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’. Dit heeft geresulteerd in een toegevoegde bepaling aan de Ow. In deze bepaling is aan de gemeenteraad de bevoegdheid gegeven om gevallen van buitenplanse activiteiten aan te wijzen, waarbij het wel verplicht is te participeren met de omgeving vóórdat een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend. Voor die gevallen moet de aanvrager aantonen dat hij aan participatie heeft gedaan. Als hij dit niet doet, kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. In welke gevallen het verplicht is te participeren en hoe de gemeente de aangeleverde participatiegegevens beoordeeld, zal in 2023 vastgesteld worden in de gemeentelijke Participatieverordening.
Hoofdstuk 2: Programma vergunningverlening Wabo
2.1 Centrale doelen en operationele uitgangspunten
In dit uitvoeringsprogramma zijn de algemene doelen uitgewerkt naar de volgende concrete operationele doelen en uitgangspunten:
Met het oog op de introductie van de Omgevingswet dient ervoor gezorgd te worden dat er voldoende tijd beschikbaar is om ervoor te zorgen dat het werk op een goede wijze uitgevoerd kan worden onder de vigeur van de nieuwe wetgeving.
De primaire opgave voor 2023 is dat er na de introductie van de Omgevingswet conform de nieuwe voorschriften en eisen wordt gewerkt en vergunningaanvragen op basis hiervan conform de voorschriften die hier dan voor gelden binnen de voorgeschreven termijnen kunnen worden afgehandeld.
2.2 Risico-analyse en prioriteitenmatrix vergunningverlening
In dit deel wordt het algemene uitgangspunt van risicogestuurd werken, zoals toegelicht in het beleid, uitgewerkt. De vertaling van beleid naar uitvoering bepaalt de gemeente aan de hand van risico’s. Daar waar de grootste risico’s liggen, worden vergunningaanvragen het meest intensief getoetst.
Indien aan de activiteiten waarop de vergunningaanvraag ziet grote risico’s kleven, wordt die aanvraag met meer diepgang beoordeeld dan te vergunnen activiteiten die minder risico’s met zich meebrengen. Dit hoeven niet altijd fysieke (veiligheids)risico’s te zijn. Ook belangen van natuur en milieu evenals rechtszekerheid en bestuurlijke risico’s worden hierin meegewogen. Uiteindelijk resulteert vergunningverlening in een goed afgewogen besluit dat handhaafbaar is en waarbij alle relevante aspecten in de besluitvorming zijn betrokken.
Maatschappelijke gebouwen (scholen, Fitnessruimtes, dagverblijven) | ||||||||||
Aanvraag omgevingsvergunning in afwijking van ruimtelijke regels | ||||||||||
De uitkomst van deze risico-analyse dient als richtlijn gebruikt worden om voor een gehele vergunningscategorie te bepalen hoe intensief deze in relatie tot alle andere vergunningen getoetst dient te worden. Binnen ieder van deze vergunningscategorieën behoort vervolgens voor individuele vergunningen aan de hand van een inschatting van de technisch-inhoudelijke complexiteit en de sociaal-maatschappelijke complexiteit beoordeeld te worden tot welke van de volgende 4 categorieën de concrete aanvraag toebehoort om de uiteindelijke diepgang van toetsing en aandacht voor maatwerk te duiden:
2.3. Prestatiedoelstellingen en toetsingsprotocol bouwen en ruimtelijke ordening
In het volgende overzicht wordt per taak van het team vergunningverlening bouw een inschatting gemaakt van de hoeveelheid tijd die er nodig is om deze werkzaamheden (gelet op de te verwachten aantallen vergunningaanvragen) naar behoren te kunnen vervullen:
In totaal wordt becijferd dat er zo’n 3.600 uren benodigd zijn om het aantal vergunningaanvragen dat in 2023 wordt verwacht te kunnen behandelen en daarnaast ook de noodzakelijke andere werkzaamheden te verrichten. Er wordt ingeschat dat er in de praktijk zo’n 3.600 uur aan personele uren beschikbaar zijn (inclusief 350 uur van de nieuwe administratieve deeltijd kracht) om al dit werk uit te voeren bij de medewerkers die blijkens hun functie-omschrijving een rol toebedeeld gekregen hebben bij deze vergunningsverleningstaken.
Het is de verwachting dat de introductie van de Wkb op termijn tot gevolg zal hebben dat de medewerkers die vergunningsaanvragen beoordelen hier minder werk aan zullen hebben. Omdat er verwacht wordt dat er nog veel bouwaanvragen vóór de introductie van de Omgevingswet worden ingediend om op de vertrouwde wijze getoetst te kunnen worden, wordt ingeschat dat het aantal uren om bouwaanvragen te toetsen in 2023 slechts in beperkte mate minder zal zijn dan de afgelopen jaren.
Toetsingsprotocol bouwaanvragen
Aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden getoetst aan de voorschriften uit het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit 2012. Dit toetsingsprotocol heeft betrekking op de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012.
De wetgever heeft de technische voorschriften uit het Bouwbesluit niet gedifferentieerd naar zwaarte. Net als voor alle andere gemeenten is het ook voor de gemeente Bergen praktisch niet mogelijk en gewenst om alle voorschriften even uitputtend te toetsen. Hiervoor ontbreken de financiële middelen en capaciteit.
Ook vraagt niet elk gebouw/bouwwerk om dezelfde mate van controle en lopen bouwplannen zeer uiteen. De overheid kan zich, gemotiveerd, beperken tot het toetsen van die aspecten die zij het risicovolst acht en dus prioriteit wil geven. Dit kan, omdat de verantwoordelijkheid voor de naleving van de regelgeving sinds 2007 in de Woningwet expliciet bij de marktpartijen is neergelegd.
Burgers en ondernemers worden geacht op de hoogte te zijn van de wet- en regelgeving en hebben de primaire verantwoordelijkheid zich hieraan te houden. De opdrachtgever van een bouwproject is ervoor verantwoordelijk dat de bouwwerkzaamheden goed en veilig worden uitgevoerd. Een gebouw moet altijd voldoen aan de voorschriften die staan in het Bouwbesluit. De aanvrager van een vergunning is verantwoordelijk voor het indienen van een correcte aanvraag. De gemeente beoordeelt of de bij de aanvraag om een omgevingsvergunning overgelegde gegevens aannemelijk maken dat de bouwactiviteit voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Door dit aannemelijkheidcriterium te hanteren kan de diepgang van de toetsing van een bouwplan variëren.
Deze eigen verantwoordelijkheid van de marktpartijen legitimeert de gemeente om zich te beperken tot het toetsen van die onderdelen van het bouwbesluit die zij belangrijk acht.
Met dit toetsingsprotocol wordt weloverwogen en herleidbaar aangegeven welke aspecten welke aandacht verdienen. Met het vastleggen van de toetsniveaus:
Het toetsingsprotocol dat in Bijlage 1 bij dit uitvoeringsprogramma is opgenomen bestaat uit een matrix. In deze matrix worden verticaal de aspecten per hoofdstuk uit het Bouwbesluit 2012 weergegeven, zoals veiligheid (constructie van het bouwwerk, gebruik), gezondheid (geluid, licht, ventilatie), bruikbaarheid (toegankelijkheid, vrije doorgang) en energiezuinigheid (isolatie, terugdringen gebruik gas en elektriciteit). Horizontaal zijn de gebruiksfuncties weergegeven die het Bouwbesluit onderscheidt, zoals woon-, industrie- en winkelfunctie. Per combinatie wordt weergegeven hoe intensief een bouwplan moet worden getoetst.
Er is voor gekozen om de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 te hanteren. Hierin is een groter belang gegeven aan veiligheid- en gezondheidsaspecten. Bovendien worden bouwwerken die worden gebruikt voor gevoelige gebruiksfuncties intensiever getoetst. Een voorbeeld daarvan is een verzorgingstehuis. Bouwwerken die door hun gebruik of omvang een groter risico vormen voor de brandveiligheid hebben een hoge prioriteit gekregen.
De diepgang van de toets kan variëren van “geen toets” tot “volledig toetsen”:
Er wordt verwacht dat in de toekomst in de Woningwet wordt geregeld dat de aanvrager van een vergunning kan kiezen tussen de huidige Bouwbesluittoetsing door de gemeente of een Bouwbesluittoetsing door een gecertificeerde, private partij. De toets moet dan door de gemeente worden geaccepteerd en hoeft de gemeente de aanvraag niet te toetsen.
Niveau 1. Uitgangspuntentoets.
Getoetst wordt of alle stukken beschikbaar zijn om de uitgangspunten van de aanvraag te kunnen beoordelen. De toets beperkt zich tot de aangeleverde stukken („ontvankelijkheidtoets‟). Dit niveau is de minimale invulling. Niveau 1 wordt toegepast wanneer de kans en de gevolgen zeer gering zijn. In het Bouwbesluit 2012 is het aantal voorschriften met 30% teruggebracht in vergelijking met de vorige versie. De resterende voorschriften zijn in principe dermate relevant dat het toekennen van niveau 1 alleen nog uitzonderingen betreft.
Niveau 3. Representatief toetsen.
Per te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. Op basis van de visuele toets wordt bepaald welke aspecten moeten worden nagerekend. Het bepalen van de belangrijkste berekeningen blijft een taak van de toetser.
Getoetst wordt of de uitgangspunten van de aangeleverde stukken in de juiste vorm zijn en of van elk te toetsen aspect de uitgangspunten juist zijn. Van elk te toetsen aspect worden de uitkomsten gecontroleerd of nagerekend. Niveau 4 komt in de matrix alleen voor met betrekking tot het toepassen van gelijkwaardige oplossingen.
Elke toets begint met toetsniveau 1 om vast te stellen of alle voor de inhoudelijke beoordeling noodzakelijke gegevens ook daadwerkelijk zijn ingediend en zo nodig aanvullende gegevens op te vragen. Hierbij ligt de focus op de gegevens die nodig zijn om het bouwplan adequaat te kunnen beoordelen. Geeft de matrix aan dat met toetsen op niveau 1 kan worden volstaan, dan gaat de toetser alleen verder als de stukken daartoe aanleiding geven. Hetzelfde geldt voor de andere toetsniveaus zoals aangegeven in de matrix. Vanaf toetsniveau 2 wordt beoordeeld of een uitkomst aannemelijk is.
Indien vergunningaanvragen conform de niveaus als bedoeld in de bijgevoegde Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 wordt getoetst moeten de grootste risico’s adequaat kunnen worden ondervangen.
2.4. Prioriteiten en prestatiedoelstellingen APV en bijzondere wetten
In het volgende overzicht wordt per taak van het team vergunningverlening APV en bijzondere wetten een inschatting gemaakt van de hoeveelheid tijd die er in 2023 nodig is om deze werkzaamheden (gelet op de te verwachten aantallen vergunningaanvragen) naar behoren te kunnen vervullen.
Er wordt ingeschat dat er in 2023 feitelijk zo’n 1500 uur (inclusief 250 uur van de administratieve medewerker) beschikbaar is voor het uitvoeren van voornoemde taken.
In 2022 heeft de gemeenteraad een nieuw evenementen- en terassenbeleid vastgesteld dat 1 april 2023 van kracht zal worden. Er wordt op ingestoken om ondernemers van de belangrijkste wijzigingen in dit beleid op de hoogte te brengen. Verwacht wordt dat diverse horecazaken als gevolg van de beleidswijziging een gewijzigde vergunning of aanvullende terrassenvergunning dienen aan te vragen. Op dit vlak worden mitsdien in 2023 meer aanvragen verwacht dan de afgelopen jaren zijn ingediend.
Het bestand van drank- en horecabedrijven is nog niet volledig geïnventariseerd en geactualiseerd. Niet alle horecaondernemers beschikken over een adequate Alcoholwet-vergunning. Hier dient de komende jaren actie op ondernomen te worden, zodat alle ondernemers over adequate en actuele vergunningen komen te beschikken.
Evenementen zijn belangrijk in de gemeente Bergen. Deze dragen bij aan de saamhorigheid en vergroten de maatschappelijke cohesie. In het in 2022 vastgestelde gemeentelijke evenementenbeleid zijn kaders vastgelegd die duidelijkheid verschaffen voor welke activiteiten en op welke wijze een evenementenvergunning aangevraagd dient te worden. Daarnaast bevat het nieuwe beleid ook kaders die aangeven op welke wijze evenementen prettig, beheersbaar en vooral veilig moeten verlopen. Het vergunningentraject is een belangrijke schakel in het gehele proces. Het is daarbij van belang dat organisatoren een vergunningaanvraag tijdig indienen. Bij een niet tijdige indiening spreken we de organisatoren daarop aan en wijzen hen op het belang van tijdig indienen en hun eigen verantwoordelijkheid hierin. Afhankelijk van het soort evenement en de complexiteit maken we een afweging of de vergunningaanvraag alsnog kan worden behandeld. Indien een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld of als er om moverende redenen een voornemen tot weigeren is, wordt altijd vooraf de burgemeester geïnformeerd.
2.5. Prioriteiten en prestatiedoelstellingen omgevingsvergunningen milieuactiviteiten
Sinds 2017 zijn alle milieu gerelateerde Wabo-taken bij de GR-RUD Limburg Noord (RUDLN) belegd.
Ten behoeve van de programmering van de werkzaamheden stelt de RUDLN jaarlijks een uitvoeringsprogramma op. De werkafspraak binnen de RUDLN is dat eerst de afzonderlijke partners voor de onder hun bevoegdheid vallende taken een lokaal uitvoeringsprogramma vaststellen.
Door het samenvoegen van de uitvoeringsprogramma’s van de afzonderlijke partners ontstaat het werkprogramma van de RUDLN.
Het RUDLN-uitvoeringprogramma voor de gemeente Bergen (UP-2023) komt op hoofdlijnen overeen met het UP het voor 2022 en is op de volgende afbeeldingen zichtbaar gemaakt.
De programmering is gebaseerd op het gemeentelijke inrichtingenbestand en kengetallen die een relatie leggen tussen de bedrijvigheid (activiteiten) in onze gemeente en de daarmee verband houdende werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening toezicht en handhaving (VTH).
Het is de inschatting dat we 819 uur nodig hebben om de hoeveelheid aanvragen voor vergunningen en meldingen m.b.t. milieuactiviteiten te kunnen behandelen.
Een deel van onze gemeentelijke taken wordt structureel buiten onze organisatie belegd. Het uitvoeringsprogramma geeft inzicht in de benodigde capaciteit en middelen.
Met het oog op de verwachte introductie van de Omgevingswet in 2024 zal het bestaande inrichtingenbestand geconverteerd dienen te worden naar de nieuwe categorieën van milieu-activiteiten die de Omgevingswet onderscheid. Met het oog op deze conversie is het opportuun om te bezien welke bestaande vergunningen ingetrokken kunnen worden. Alle vergunningen van inrichtingen die ingetrokken worden voor de introductie van de Omgevingswet hoeven immers niet actief geconverteerd dienen te worden.
Verwacht wordt dat 100 uur werk gepaard gaat met deze conversie.
Hoofdstuk 3: Programma toezicht en handhaving
3.1. Operationele uitgangspunten en beleidstechnische en organisatorische doelstellingen
Zie paragraaf 1.5. In aanvulling hierop gelden in 2023 de volgende uitgangspunten en ambities.
3.2. Doelstellingen toezichttaken
3.2.1 Toezichttaken paars kleurspoor
B.Benodigde en beschikbare toezichtcapaciteit
Om structureel toezicht uit te kunnen oefenen op de taken die op het vlak van het paarse kleurspoor in de hoge risicoklasse zijn ingeschaald en ook excessen met betrekking tot de taken die ingeschaald zijn in een gemiddelde risicoklasse, wordt ingeschat dat de volgende toezichtcapaciteit benodigd zal zijn.
De inschatting is dat er voor adequaat toezicht op al de voornoemde taken van het paarse kleurpoort 1400 uur benodigd zijn. Verdeeld over drie van de eigen medewerkers is er in de praktijk ook ongeveer 1400 uur aan toezichthoudende capaciteit beschikbaar.
C. Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.2.2. Geel kleurspoor: Stelselmatige controles op de naleving van milieu-inrichtingen
3.2.3. Rood kleurspoor: Stelselmatige controles op de naleving van brandveiligheidsregelgeving
B.Beschikbare toezichtcapaciteit
Er zal bij de Veiligheidsregio Limburg Noord – Brandweerdistrict Venray zo’n 300 uur beschikbaar zijn om toezicht te houden op de bovenstaande taken.
C.Hoe verdelen we de beschikbare toezichtcapaciteit over de diverse taken met prioriteit?
D.Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.2.4. Blauw kleurspoor: Gebiedsgerichte inspecties Blauwe BOA
De primaire functie van de Blauwe BOA is om uitvoering te geven aan de ambitie om gebiedsgericht programmatisch toezicht op de regels van het Omgevingsrecht plaats te kunnen laten vinden. De Blauwe BOA heeft de volgende standaard aandachtspunten:
Daarnaast wordt de blauwe BOA ingezet bij het sluiten van panden waar Opiumwet delicten zijn begaan en tijdens evenementen voor het toezien op de naleving van de verleende evenementenvergunning en/of ontheffing en vervullen zij een rol bij de aanpak van ondermijning en jeugdoverlast. Zij leveren daarmee (net als de bouwtoezichthouders) een bijdrage aan de veiligheidsaanpak.
Tenslotte zorgt de blauwe BOA voor (her)controles met betrekking tot handhavingszaken die geen specialistische kennis op het gebied van bouw-, brandveiligheid- of milieuregelgeving vergen.
Bij uitzondering kan de blauwe BOA na goedkeuring van de coördinator VTH ingezet worden bij het uitoefenen van adequaat toezicht op de juistheid van de adresgegevens na een daartoe strekkend verzoek van het team Burgerzaken. Wanneer er twijfel bestaat over de juistheid van het adres wordt een adresonderzoek opgestart. Dit kan zowel een administratieve controle als een fysieke adrescontrole zijn. Het doel van het adresonderzoek is om de feitelijke bewoningssituatie op een adres vast te stellen en deze, voor zover de aangetroffen personen langer dan 4 maanden in Nederland (gaan) verblijven, in de BRP te registreren. Veelal is een schriftelijk uitgevoerd adresonderzoek toereikend om te komen tot een juiste BRP- registratie. Indien dit niet het geval is volgt een fysieke adrescontrole.
B. Beschikbare en benodigde toezichtscapaciteit
Er wordt ingeschat dat er ongeveer 1250 uur aan beschikbare toezichthoudende capaciteit voorhanden is in 2023 en dat al deze uren benodigd zijn voor het uitvoeren van de hierna genoemde taken en ambities. Ook zullen er 50 uren van de gemeentelijke BOA Domein I dienen worden besteed aan toezicht op de naleving van de regels van de Alcoholwet en op basis hiervan verleende vergunningen (grijze kleurspoor). De verwachting is dat er daarnaast nog 200 uur inhuur van een externe BOA Domein I noodzakelijk is om gedurende de vakantieperiodes van de gemeentelijke BOA Domein I en in de weekenden te kunnen garanderen dat er voldoende doorlopend toezicht door BOA’s op het grondgebied van de gemeente plaatsvindt.
C. Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
Patrouille (rijden over de hoofdwegen en situaties waarin bedreigingen verondersteld worden concreet inventariseren) | |
| |
|
Gebiedsgerichte controles: Inspectieprofiel recreatiegebieden | |
| |
|
3.2.5. Grijskleurspoor: Inspectietaken Alcoholwet en exploitatievergunningen horeca
B.Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.2.6. Groen kleurspoor: Inspectieprofielen gebiedsgericht toezicht Groene BOA’s
Op basis van de dataset van het SSIL (meest complete recente is uit 2021) zijn dit de meest voorkomende overtredingen in Limburg:
B. Beschikbare toezichtcapaciteit
Er is naar verwachting 2400 uur aan Groene BOA-capaciteit voorhanden in 2023. Geheel 2023 heeft de gemeente de beschikking over 2 Fulltime groene BOA’s (Domein II) die hun noodzakelijke diploma’s behaald hebben.
C. Hoe verdelen we de beschikbare toezichtcapaciteit over de diverse taken met prioriteit?
Inspectieprofiel watergebieden Maas, Voorhaven, Leukermeer en Reindersmeer | |
Gedurende vakantieseizoen dagelijkse inspecties / buiten vakantieseizoen maandelijkse inspecties | |
| |
|
D. Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.3. Juridische handhavingstaken
Het is de primaire insteek van het handhavingsbeleid om te bezien of er in onderling overleg goede structurele oplossingen gevonden kunnen worden voor activiteiten die overtredingen opleveren. Voor die zaken die niet in goed overleg opgelost kunnen worden en waar een handhavingsprocedure voor gestart worden, geldt het volgende. Indien er sprake is van een werkvoorraad van nieuwe handhavingszaken dienen de zaken die op basis van de het onderstaande schema de hoogste score hebben gekregen het eerste opgepakt te worden.
B. Benodigde en beschikbare personele capaciteit
Er is naar schatting ongeveer 2300 uur aan juridische personele capaciteit benodigd om alle werkzaamheden die verwacht worden te verrichten die voortvloeit uit voornoemde taken. Er is ongeveer 2300 uur aan juridische personele capaciteit beschikbaar.
Deze feitelijk beschikbare capaciteit is zo’n 300 uur minder dan vorige jaren. Dit komt enerzijds doordat een juridisch medewerker iets minder is gaan werken en de andere juridische medewerker taken in het kader van de RUD LN over zal nemen van een collega, waardoor er minder uren overblijven voor voornoemde taken.
Hoofdstuk 4: Wijze van uitvoering controles
4.2 Hoe wordt inhoud gegeven aan efficiënte en effectieve toetsing door integraal te werken?
4.3 Samenwerking met andere bestuursorganen, organisaties en dienstverleners
4.3.1: Regionale uitvoeringsdienst Limburg Noord (RUDLN)
Op 27 maart 2012 is de ‘Bestuursovereenkomst RUD Limburg-Noord’ (Bok RUDLN) door alle Noord- en Midden-Limburgse gemeentes ondertekend. In deze overeenkomst is onder andere bepaald dat er met het oog op het uitvoeren van de toezichtstaken conform de kwaliteitscriteria die hier krachtens de Wabo aan gesteld worden diverse toezichtstaken op het gebied van milieuregelgeving bij de RUDLN zijn ondergebracht. Het betreft de volgende toezichtstaken.
Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen, grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven voor civiel gebruik of andere gevaarlijk stoffen, voor zover het die activiteiten betreft. Het gaat hierbij om het ketengerichte toezicht.
De hiervoor genoemde taken worden de basistaken genoemd, waarvoor bij wet is bepaald dat deze bij een RUD ondergebracht moeten worden. De Bok RUDLN is inmiddels aangepast vanwege nieuwe inzichten waaronder de toename van taken die bij de RUD worden belegd. De wens van meerdere partners was om meer taken dan enkel de basistaken onder de RUD-paraplu te brengen. Verder zijn taken van de provincie overgeheveld naar de gemeenten welke ook bij de RUD zijn belegd.
Met ingang van 1 januari 2015 heeft de gemeente Bergen alle milieutaken onder de RUD-paraplu gebracht. Het betreft alle vergunningverlening, toezicht, handhaving en specialistische taken op het gebied van milieu. Daarnaast is het specialisme ‘constructieve veiligheid’ onder de RUD-paraplu gebracht. De situatie is momenteel zo dat het milieutoezicht bij agrarische bedrijven in de gemeente Bergen in de praktijk via de RUD Limburg-Noord uitgevoerd wordt. Het milieutoezicht bij de overige bedrijven in onze gemeente wordt in principe uitgevoerd door de eigen gemeentelijke toezichthouder milieu. In 2016 is de gemeentelijke Kwaliteitsverordening vastgesteld waarin bepaald is op welke wijze we aan de regionale kwaliteitseisen op het gebied van de uitvoering van WABO-taken willen voldoen. Sinds oktober 2017 geldt een Gemeenschappelijke Regeling Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (GR RUD LN). Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-61521.html
4.3.2: Samenwerking met politie en justitie
In de Sanctie- en gedoogstrategie Limburg die ook door de gemeente Bergen gevolgd wordt is bepaald in welke gevallen politie en justitie bij handhavingszaken betrokken worden. Ten aanzien van milieugerelateerde overtredingen wordt de overtreding van de zogenaamde ‘gekwalificeerde kernbepalingen’ ook aan de politie gemeld opdat deze ook strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Daarnaast worden overtredingen van de regels van het omgevingsrecht die niet via bestuursrechtelijke maatregelen hersteld kunnen worden en een overtreding van de Wet economische delicten of andere strafrechtelijke wetsartikelen opleveren bij de politie gemeld.
Daarnaast wordt de politie om assistentie gevraagd in handhavingszaken waar de gemoederen hoog op kunnen lopen en toezichthouders zich bedreigd kunnen voelen of bij het verrichten van hun taken onrechtmatig gehinderd worden door de overtreders of andere belanghebbenden.
4.3.3: Samenwerking met BOA’s van Het Limburgs landschap, de provincie Limburg en het waterschap
Momenteel zijn er van verschillende instanties buitengewone opsporingsambtenaren en toezichthouders actief op het grondgebied van de gemeente Bergen. Tot deze instanties behoren onder andere: Natuurmonumenten, sportvisserij Limburg, Staatsbosbeheer, Provincie Limburg, de politie en het Limburgs Landschap.
Ieder van deze opsporingsambtenaren en toezichthouders doet waarnemingen op Bergens grondgebied die ook van waarde voor andere instanties kunnen zijn. Een betere onderlinge communicatie, afstemming en gecoördineerde inzet met betrekking tot bepaalde issues (zoals de aanpak van afval- en asbestdumpingen, crosspraktijken en stroperij) kan een grote meerwaarde voor de gemeente hebben. In januari 2019 heeft de gemeente Bergen ingestemd met het bevoegdheidsconvenant ‘Handhaving in de natuur in de provincie Limburg’.
Dit convenant beoogt een goede samenwerking te bewerkstelligen op het gebied van de informatiewisseling en maakt het tevens mogelijk dat de buitengewoon opsporingsambtenaren van de deelnemende partijen op elkaars grondgebied (werkgebied) van hun bevoegdheden gebruik kunnen maken.
Het grote voordeel van deze convenant-constructie is dat we te allen tijde zelf bepalen kunnen of we assistentie aan andere instanties verlenen en dat we naar believen hulp kunnen vragen aan andere instanties. De coördinatie van oproepen voor gezamenlijke acties ligt bij de Provincie en politie, dus er komt voor de gemeente geen extra coördinerend werk bij, terwijl we er wel voordelen van hebben.
4.3.4: Samenwerking met douane, belastingdienst, NVWA, GGD en arbeidsinspectie
Deze samenwerking is beperkt tot themagerichte integrale handhavingsacties. Wanneer het vermoeden bestaat dat zich op een bepaalde locatie een groot aantal tekortkomingen voordoet die (ook) voor de douane, belastingdienst, voedsel- en warenautoriteit, GGD en/of arbeidsinspectie relevant kunnen zijn worden deze instanties ook voor het uitvoeren van de controle verzocht om aan te geven of zij behoefte hebben deel te nemen aan een onaangekondigde controle op de locatie waar de overtredingen vermoed worden. In het verleden heeft de gemeente Bergen een dergelijke integrale controle op verschillende kampeerterreinen in de gemeente plaats laten vinden.
4.3.5: Inschakelen van professionele rechtshulp (advocaten)
In sommige gevallen kan een bepaald resultaat (herstel in rechtmatige toestand) zowel bereikt worden door een publiekrechtelijk handhavingstraject te volgen als in te steken op een civielrechtelijk handhavingstraject (normaal gesproken is het volgen van het civielrechtelijke traject echter op basis van de zogenaamde ‘Tweewegen-leer’ uitgesloten wanneer een publiekrechtelijk traject gevolgd kan worden). In deze situaties heeft het de voorkeur in te steken op het volgen van een publiekrechtelijk handhavingstraject. Voor het initiëren van civielrechtelijke procedures geldt namelijk vaak verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat wat de gemeente veel geld kan kosten. Met het oog op het beperken van de met handhavingprocedures gemoeide kosten dient er zo spaarzaam mogelijk gebruik gemaakt te worden van de inschakeling van professionele rechtshulp.
Indien de gemeente zelf aansprakelijk wordt gesteld in een civiele procedure bestaat er echter vaak de mogelijkheid om deze kwestie door de verzekeraar te laten behandelen omdat de gemeente hiervoor verzekerd is.
4.3.6: Regionaal uitvoeringsteam (ACT / RIT) en het Flexibel regionaal uitvoeringsteam (FRIT)
Er worden in 2021 ervaringen opgedaan in het Regionaal uitvoeringsteam (RIT) en het Flexibel regionaal uitvoeringsteam (FRIT), het eerste team heeft ten doel ondermijning tegen te gaan, het tweede team heeft ten doel overtredingen met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten tegen te gaan.
Door deze samenwerking wordt beoogd om belasting-, premie-, uitkeringsfraude terug te dringen, misbruik en oneigenlijk gebruik van toeslagen alsmede overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee samenhangende misstanden de kop in te drukken en concrete aanknopingspunten te vinden die voor toetsen op basis van de Wet BIBOB relevant zijn. De bedoeling is dat tijdens de looptijd van deze pilot alle risicovolle werkgevers, uitzendbureaus, huisvesters en de samenhang tussen deze actoren voor de gemeente Bergen in beeld gebracht wordt.
Dit onderzoek zal in samenwerking met 8 landelijke ketenpartners (waaronder de belastingdienst, de Immigratie- en naturalisatiedienst, het UWV, de SVB en de inspectie SZW) plaatsvinden. Om onderling relevante gegevens uit te kunnen wisselen en samen te kunnen werken is begin 2021 een convenant tussen partijen gesloten en heeft de gemeente Bergen ook de “Samenwerkingsovereenkomst voor Interventieteams 2017 (LSI)”.
4.3.7: Samenwerking met Veiligheidsregio Limburg Noord
De VRLN beoordeeld de risico’s van branden, rampen en crises en gaat in op de mogelijkheden deze incidenten te voorkomen, te beperken, de zelfredzaamheid te versterken en de maatregelen om het brandweeroptreden zo goed en veilig mogelijk te kunnen laten plaatsvinden. Hiervoor adviseert de VRLN de gemeente Bergen risicogericht in het kader van de vergunningverlening op het gebied van omgevings- en brandveiligheid. Ook voert de VRLN op dit gebied het toezicht uit en adviseert het de gemeente Bergen in het kader van handhaving. De VRH rapporteert per kwartaal jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en de communicatielijnen zijn kort en goed.
Hoofdstuk 5: Vormgeving juridisch handhavingstraject (aanschrijvingstraject)
Na het constateren van een overtreding wordt de sanctiestrategie gehanteerd volgens standaard het driestappentraject. Binnen de gemeentelijke organisatie zal de sanctiestrategie zoveel mogelijk uniform toegepast worden. Een op te leggen sanctie kan zijn: een last onder dwangsom, bestuursdwang of het intrekken van een vergunning/ontheffing.
De keuze voor drie stappen is ingegeven door het inzicht dat enerzijds een overtreder de ruimte dient te krijgen zijn gedrag aan te passen en maatregelen moet kunnen nemen. Anderzijds mag het handhavingstraject niet onevenredig lang worden met het gevaar dat er onvoldoende zicht is op het beëindigen van de illegale situatie.
Mondeling contact en eerste aanschrijving (sommatiebrief)
De overtreder wordt door middel van een brief op de overtreding gewezen en krijgt de mogelijkheid om binnen een gestelde termijn de overtreding te beëindigen en eventuele schade te herstellen. In alle gevallen waarin dit (redelijkerwijs) mogelijk is dient vóór het versturen van de eerste brief mondeling contact gezocht te worden om de overtreder in kennis te stellen van de actie die vanuit de gemeente geïnitieerd zal worden naar aanleiding van de bevindingen. Wanneer tijdens dit mondelinge contact goede afspraken gemaakt kunnen worden over de beëindiging van de overtreding kan ervoor gekozen worden om het versturen van de sommatiebrief achterwege te laten. Het achterwege laten van de sommatiebrief dient echter uitzondering te vormen om vertragingstactieken de kop in te drukken en geen misverstanden te laten bestaan over datgeen wat concreet gevorderd wordt.1 Mensen wordt vooraf medegedeeld dat ze deze brief kunnen verwachten en waarom deze gestuurd wordt. Bij de overtreding van een kernvoorschrift in de milieuvergunning volgt direct een brief naar het Openbaar Ministerie.
Hercontrole en vooraanschrijving zienswijze
Als geconstateerd wordt dat aan het eerste schrijven geen gehoor is gegeven, wordt naar de overtreder een bestuurlijke waarschuwing verstuurd met een nieuwe termijn. Daarbij wordt duidelijk gemaakt welke sancties de gemeente open staan om de overtreding te beëindigen en eventuele schade te herstellen. De politie (het Openbaar Ministerie) heeft hierbij de mogelijkheid om ook strafrechtelijk op te treden. De keuze om wel of niet strafrechtelijk op te treden is volledig aan het Openbaar Ministerie te bepalen. Strafrechtelijk optreden is hier wel als uitgangspunt gehanteerd.
Oplegging en uitvoering bestuursrechtelijke beschikking
Als ook de bestuurlijke waarschuwing niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, legt de gemeente conform de procedure van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb-procedure) een handhavingsbeschikking op. Na het verstrijken van de termijn in deze beschikking worden de aangekondigde sancties geëffectueerd.
Van het 3-stappentraject kan in de volgende situaties worden afgeweken:
In dat geval zijn dit de twee stappen:
In voorkomende acute gevallen of onomkeerbare situaties kan bestuursdwang mondeling worden aangezegd en meteen worden geëffectueerd. Naderhand dient de bestuursdwang alsnog op schrift te worden gesteld en bekend te worden gemaakt. Hieronder staan enkele voorbeelden:
In dat geval is dit de enige stap:
Wanneer bestuursrechtelijk optreden geen oplossing biedt, bijvoorbeeld omdat er sprake is van onherstelbare schade, vindt overleg met de politie plaats om tot een strafrechtelijke vervolging te komen.
Hoofdstuk 6: Waarborging middelen en inzet personele capaciteit
6.1 Benodigde en beschikbare capaciteit
6.1.1. Benodigde en beschikbare capaciteit vergunningverleningstaken
Toetsingswerk voor vrijwel volledig door externe medewerkers RUD-uitgevoerd. Budget voor ongeveer 1000 uren is beschikbaar. | |||
Vergunningverlening APV, VFL, Alcoholwet en bijzondere wetten | |||
Om het voorliggende VTH-uitvoeringsprogramma uit te voeren wordt gebruik gemaakt van de inzet van enkele gemeentelijke medewerkers die geen deel uitmaken van het VTH-team. Het betreft hier de volgende mensen, taken en uren die niet in het voorgaande zijn meegenomen:
* Voor 2023 wordt ervan uitgegaan dat het team VTH voor 18 uur in de week (ongeveer 650 uur op jaarbasis) de beschikking heeft over een administratieve medewerker
** Bij deze planning wordt ervan uitgegaan dat het in 2023 lukt om binnen de eigen organisatie twee eigen medewerkers op te leiden die de stikstoftoets die de Wnb vergt uit kunnen voeren bij de meest gangbare bouwplannen.
*** Er is nog niet door het MT besloten welke andere taken die bij deze medewerker belegd zijn niet in 2023 gedaan zullen worden wanneer 100 uur aan de benadeling van bezwaarzaken worden besteed.
6.1.2. Benodigde en beschikbare capaciteit toezicht- en handhavingstaken
Benodigde competenties personeel Dekking met eigen personeel? Wat zijn de kosten? Welke budgetten