Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

Uitvoeringsregels voor het gebruik van knalapparatuur ter voorkoming van schade aan gewassen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregels voor het gebruik van knalapparatuur ter voorkoming van schade aan gewassen
CiteertitelUitvoeringsregels voor het gebruik van knalapparatuur ter voorkoming van schade aan gewassen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-03-2023nieuwe regeling

20-12-2022

gmb-2023-122443

Z-23-448915

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregels voor het gebruik van knalapparatuur ter voorkoming van schade aan gewassen

 

1. Inleiding

 

Per juli 2013 is de oprichting van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN) een feit. De milieudiensten Regio Alkmaar, Kop van Noord-Holland, West Friesland, de provincie Noord-Holland en een aantal gemeenten zijn per 1 januari 2014 in deze regionale organisatie gefuseerd. De RUD NHN voert in opdracht van 17 gemeenten en de provincie Noord-Holland milieutaken uit.

 

Een van de taken is het verlenen van een ontheffing voor knalapparatuur en het toezicht houden op de naleving ervan. Knalapparatuur wordt vooral in de akkerbouw en fruitteelt gebruikt om vogels en wild af te schrikken. Door het produceren van een luide knal worden de dieren verjaagd. De knal van een knalapparaat is tot op grote afstand te horen en leidt dan ook regelmatig tot klachten van omwonenden.

 

In de verschillende gemeenten binnen het werkgebied van de RUD NHN worden diverse (veelal gedateerde) beleidsregels toegepast om het gebruik van knalapparatuur te reguleren. Een groot deel van de gemeenten hanteert de gedateerde richtlijn ontheffing knalapparaten die in 2001 opgesteld is door de SUM (Samenwerking Uitvoering Milieutaken). In een aantal gemeenten komen veel klachten binnen over geluidsoverlast door knalapparatuur. Gemeente Drechterland heeft de RUD NHN actief verzocht om nieuw uitvoeringsbeleid voor het gebruik van knalapparatuur op te stellen. Na een inventarisatie bij de overige gemeenten en in het OGON-overleg (opdrachtgeveropdrachtnemer) is gebleken dat er bij het overgrote deel van de gemeenten behoefte is aan actuele, eenduidige en handhaafbare regels. De RUD NHN geeft aan dit signaal gehoor en heeft deze uitvoeringsregels voor het gebruik van knalapparatuur opgesteld. Door in het hele gebied dezelfde regels te hanteren, wordt zoveel mogelijk rechtsongelijkheid tussen de verschillende gemeenten voorkomen.

 

De Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV’s) van de gemeenten verbieden het gebruik van toestellen of geluidsapparaten buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, als dat voor omwonenden of voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt. Geluidhinder is echter een subjectief begrip. Onduidelijkheid over wat als aanvaardbaar en wat als onaanvaardbaar wordt aangemerkt maakt het lastig om in geval van klachten handhavend op te treden.

 

In deze uitvoeringsregels is vastgelegd waaraan het gebruik van knalapparaten moet voldoen. Het uitgangspunt is dat als het gebruik van knalapparatuur volgens deze regels plaatsvindt, er geen ‘onaanvaardbare’ geluidhinder zal optreden (het helemaal voorkomen van geluidhinder door knalapparatuur zal hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk zijn). Dit biedt aan zowel de akkerbouwers en fruittelers als omwonenden de gewenste duidelijkheid over wat wel en niet is toegestaan.

 

Ook voor de vergunningverleners en de toezichthouders van de RUD NHN is het overzichtelijk als in het hele werkgebied dezelfde uitvoeringsregels van toepassing zijn. Daarnaast is het belangrijk dat kwetsbare gebieden, zoals de Natura 2000-gebieden en stiltegebieden (extra) beschermd worden. Reden om ook deze wetgeving in het nieuwe uitvoeringsbeleid een plaats te geven.

 

Vanwege deregulering en lastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt het ontheffingensysteem voor het gebruik van uitsluitend knalapparatuur veranderd in een meldingensysteem.

 

In bestaande beleidsregels zijn bepaalde voorschriften onnodig gedetailleerd en moeilijk handhaafbaar, zoals het verplaatsen van het apparaat iedere vijf dagen. De bestaande voorschriften zijn geëvalueerd en waar nodig geschrapt of aangevuld.

 

Bij het opstellen van deze uitvoeringsregels is ook gekeken naar beleidsregels voor het gebruik van knalapparatuur van andere gemeenten in Nederland. Bij het opstellen van de regels is overleg geweest met de voorzitter van het LTO Noord, afdeling West Friesland.

2. Wettelijk kader

2.1 Wet milieubeheer (Wm)

Een knalapparaat valt niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, tenzij het staat opgesteld binnen de grenzen van een inrichting (bijvoorbeeld op het erf van een fruitteeltbedrijf). In dat geval zijn de voorschriften uit de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning of Algemene Maatregel van Bestuur van toepassing. In de praktijk zijn knalapparaten echter vrijwel altijd opgesteld op akkers of in fruitboomgaarden, en daarmee dus buiten de grenzen van een inrichting. In dergelijke gevallen is niet de Wm van toepassing, maar valt het gebruik van knalapparatuur onder de Algemene Plaatselijke Verordening.

2.2 Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Alle 17 gemeenten hebben in hun APV een artikel over ’overige geluidhinder’ opgenomen. In de APV van gemeente Medemblik en Texel staat een apart artikel specifiek voor knalapparatuur in de APV opgenomen. De rest van de gemeenten heeft het volgende algemene artikel opgenomen:

 

Overige geluidhinder

 

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

 

Op grond van de APV’s is het verboden een knalapparaat in werking te hebben buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het college kan het gebruik van knalapparaten onder voorwaarden toestaan door regels voor het gebruik vast te stellen (bijvoorbeeld deze uitvoeringsregels).

2.3 Provinciale Milieuverordening Noord Holland (PMV)

In een provinciale milieuverordening kunnen zogenaamde milieubeschermingsgebieden worden aangewezen, waaronder stiltegebieden. Voor deze stiltegebieden kunnen bij provinciale milieuverordening regels over het voorkomen en beperken van geluidhinder worden gesteld.

 

Op 18 november 2013 is de laatste wijziging (tranche 8) van de PMV van de provincie NoordHolland vastgesteld. De betreffende wijziging heeft vooral betrekking op de stiltegebieden en aardkundige monumenten. In hoofdstuk 4 van de PMV worden regels gesteld om geluidhinder te voorkomen of beperken. In het werkgebied van de RUD NHN zijn zo’n 25 stiltegebieden aanwezig (zie bijlage 1). De stiltegebieden zijn in de jaren tachtig vastgesteld om relatief rustige gebieden voor de toekomst te behouden. De afgelopen tijd is er een andere kijk op stilte gekomen. Stilte wordt ook gezien als beleving van rust en ruimte. De provincie vindt het belangrijk dat deze waarden behouden blijven en dat iedereen rust en stilte kan ervaren.

 

In artikel 4.3.1. van de PMV zijn activiteiten opgenomen die verboden zijn in stiltegebieden. In artikel 4.3.2 onder lid 2g is een vrijstelling opgenomen voor het gebruik van knalapparatuur in stiltegebieden voor beheer en schadebestrijding, mits een bepaalde frequentie van de knallen niet wordt overschreden. Uitgangspunt daarbij is dat de knalapparatuur noodzakelijk is om schade aan het gewas te voorkomen. Bij de aangegeven frequentie van maximaal 3 knallen per uur wordt de gewenste geluidkwaliteit van 40 dB(A) 24-uurgemiddeld niet overschreden en wordt de kwaliteit van het stiltegebied niet wezenlijk aangetast.

 

Artikel 4.3.1 (verboden activiteiten in stiltegebieden)

 

  • 1.

    In een stiltegebied is het verboden om een toestel te gebruiken, indien daardoor de ervaring van de natuurlijke geluiden kan worden verstoord.

  • 2.

    Een toestel als bedoeld in het eerste lid is in elk geval:

  • a.

    een airgun en andere knalapparatuur.

Artikel 4.3.2 (vrijstellingen)

 

  • 2.

    De verboden, gesteld in artikel 4.3.1, gelden niet voor

  • g.

    Beheer en schadebestrijding met knalapparatuur waarbij hetaantal knallen maximaal 3 per uur is. Indien binnen 300 meter nog een knalapparaat in gebruik is, geldt voor deze apparaten gezamenlijk het maximum van 3 knallen per uur.

 

Voor knalapparatuur in stiltegebieden stelt de PMV dus regels, deze gaan boven de gemeentelijke APV. Voor knalapparatuur opgesteld buiten stiltegebieden geldt het artikel over overige geluidhinder in de APV.

 

De belangrijkste wetten die de natuur beschermen zijn de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het kabinet wil deze wetten samenvoegen tot 1 wet: de Wet natuurbescherming. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft het oorspronkelijke wetsvoorstel aangepast en op 18 juni 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd. De Eerste en Tweede Kamer moeten het voorstel van de Wet natuurbescherming goedkeuren. Tot die tijd zijn met name de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) en de Flora- en faunawet (Ff-wet) van belang bij het reguleren van het gebruik van knalapparatuur.

2.4 Natuurbeschermingswet (Nb-wet)

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden en gebieden die als beschermd natuurmonument zijn aangewezen. De provincie is bevoegd gezag voor de uitvoering van de Nb-wet. Knalapparatuur in een Natura 2000-gebied is ongewenst en vergunningplichtig in het kader van de Nb-wet. Een knalapparaat moet op minimaal 250 meter van een Natura 2000-gebied worden opgesteld. Verschillende stiltegebieden in de provincie vallen samen met Natura 2000-gebieden. In Noord Holland liggen 19 Natura 2000-gebieden (zie bijlage 2).

2.5 Flora- en faunawet (Ff-wet)

Op 1 april 2002 is de Ff-wet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende dier- en plantsoorten in Nederland. Bijna alle van nature in Nederland voorkomende diersoorten zijn in beginsel beschermd. Het gebruik van onder andere knalapparatuur in de akkerbouw en fruitteelt is nodig om schade aan gewassen te voorkomen of beperken. De grondgebruiker is zelf verantwoordelijk om preventieve maatregelen te nemen en een machtiging of ontheffing aan te vragen voor het gebruik van een geweer om schade te voorkomen of beperken. Binnen de afpalingskring van een eendenkooi is het verboden om handelingen te verrichten waardoor eenden kunnen worden verontrust. Het gebruik van knalapparatuur is binnen de afpalingskring dan ook verboden op grond van de Ff-wet.

 

 

Het Faunafonds kan voor geleden schade door inheemse beschermde diersoorten een schadevergoeding uitkeren. Het Faunafonds is bij de inwerkingtreding van de Ff-wet ingesteld. Als een grondgebruiker in aanmerking wil komen voor een tegemoetkoming van het Faunafonds, moeten visuele en akoestische middelen in voldoende aantallen worden ingezet ter voorkoming of beperking van de schade.

 

Preventieve visuele maatregelen (zonder geluid) met een werende werking zoals vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen of linten zijn niet in strijd met de Ff-wet en mogen zonder vrijstelling of ontheffing worden toegepast. Preventieve akoestische maatregelen met als doel verjaging of opzettelijke verstoring van beschermde soorten is wel in strijd met de Ff-wet. Het gebruik van knalapparatuur moet in principe tot een minimum beperkt worden.

 

Een knalapparaat valt onder de categorie akoestische maatregelen. Normaliter wordt een knalapparaat zo ingesteld dat deze zes knallen per uur geeft. Van het inzetten van visuele -en akoestische middelen gaat gedurende een korte periode en in afwisseling een werende werking uit. Met name ondersteunend afschot met het geweer verhoogt de effectiviteit.

 

Veel informatie over preventieve maatregelen is te vinden in de Handreiking Faunaschade of op de website van het Faunafonds (www.faunafonds.nl). In dit handboek wordt een groot aantal maatregelen beschreven die ingezet kunnen worden per teelt en per schadesoort om schade aan het gewas te beperken.

3. Beleidsoverwegingen

3.1 Algemeen

Het telen van fruit en gewassen is een veel voorkomende activiteit in de verschillende gemeenten en daarmee een belangrijke bron van inkomsten voor veel bedrijven. Inherent hieraan is het treffen van maatregelen ter beperking van opbrengstschade. Knalapparatuur is en blijft een belangrijk en veelgebruikt middel om schade aan gewassen te beperken en voorkomen. Het gebruik van knalapparatuur is echter niet verplicht om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding.

Naast knalapparatuur zijn er verschillende andere hulpmiddelen die telers kunnen inzetten. Het is noodzakelijk om de knalapparatuur zoveel mogelijk af te wisselen met andere verjaagmethoden, zodat gewenning en hierdoor juist een aantrekkend effect van vogels wordt voorkomen. Een zekere mate van hinder als gevolg van het gebruik van knalapparatuur in de agrarische branche is aanvaardbaar, mits de mate en duur van de hinder beperkt is.

 

De periode en duur van de inzet van knalapparatuur is van diverse factoren afhankelijk. Het soort gewas, het seizoen en het weer spelen een belangrijke rol, maar ook de ligging van het land en de aanwezigheid van vogels en ander wild is hierbij van belang.

 

De laatste jaren is een toename geconstateerd in het gebruik van knalapparatuur. Een van de oorzaken is de inwerkingtreding van de Ff-wet, waardoor afschotmogelijkheden verder beperkt zijn. Een andere trend is dat de vergoedingen voor geleden schade minder en moeizamer worden toegekend. Nederland wordt de laatste jaren geconfronteerd met een snel groeiend aantal overzomerende en broedende ganzen van diverse soorten, maar ook het aantal duiven en kraaiachtigen neemt in omvang toe.

3.2 Belangenafweging

Binnen het grondgebied van de RUD NHN zijn verschillende belangen waarmee rekening moet worden gehouden als het gaat om het gebruik van knalapparaten. Vanzelfsprekend hebben de telers een economisch belang. Omwonenden hechten waarde aan een prettige en rustige woonomgeving. Daarnaast wordt vanuit de Nb-wet en Ff-wet het welzijn van flora en fauna beschermd en vanuit de provinciale milieuverordening wordt de stilte en rust in stiltegebieden een groot goed geacht. Het is een trend dat steeds meer mensen in het buitengebied gaan wonen die geen binding hebben met agrarische activiteiten. De acceptatie van hinder, die onlosmakelijk verbonden is met agrarische activiteiten, is daardoor ook minder geworden. Enige mate van hinder kan, zeker in een agrarische omgeving, nooit helemaal voorkomen worden. Bewoners moeten beschermd worden tegen onaanvaardbare hinder, maar zij zouden ook begrip moeten hebben voor het belang van de agrariër. Bij het opstellen van deze uitvoeringsregels is getracht rekening te houden met de diverse belangen.

Fruit- en groentetelers zijn zich er bewust van dat een knalapparaat geluidsoverlast kan veroorzaken. Zij weten ook dat zij zorgvuldig en met beleid met deze techniek om moeten gaan, zodat ze ook in de toekomst van dit middel gebruik kunnen blijven maken. Uitgangspunt is dat knalapparaten alleen worden ingezet als het nodig is. De apparatuur is tegenwoordig geavanceerd, zodat het aantal knallen per periode precies kan worden ingesteld. De eigenaar van een knalapparaat moet altijd zorgen voor voldoende toezicht op de veiligheid en het naleven van de algemene regels.

3.3 Tijden

Om voor omwonenden van een opgesteld knalapparaat de overlast zoveel mogelijk te beperken, is het voor de telers verboden om tussen 21:00 uur en 08:00 uur gebruik te maken van akoestische verjaagmethoden. Gedurende deze periode moeten andere, visuele, verjaagmethoden gebruikt worden. Hoewel vraat aan het gewas ook buiten de periode van 21:00 uur tot 08:00 uur zal optreden, is afwijking van de normen buiten deze uren niet toelaatbaar, aangezien de heersende rust in het buitengebied in de avond- en nachtperiode teveel zou worden verstoord. Enkel tussen 8:00 uur en 21:00 uur mag gebruik worden gemaakt van een knalapparaat, mits wordt voldaan aan een aantal algemene regels. In hoofdstuk vijf worden deze algemene regels verder toegelicht.

3.4 Geluid

Het gebruik van knalapparatuur gaat gepaard met geluid. Dat geluid kan hinder veroorzaken voor omwonenden. Geluidhinder is echter een subjectief begrip.

Door middel van metingen zijn bronvermogens van knalapparaten vastgesteld. In deze uitvoeringsregels wordt uitgegaan van een gemiddeld bronvermogen van Lw = 140 dB(A) (achterwaarts gericht).

Bij deze bronsterkte geldt een maximaal ontvanger niveau van Lp = <80 dB(A) op 200 meter. Dit betekent dat een knalapparaat nooit meer dan 80 dB(A) mag veroorzaken op het dichtstbijzijnde (200 m) geluidsgevoelige object. In deze uitvoeringsregels is ervoor gekozen om niet het aantal decibel leidend te laten zijn, maar te werken met afstanden. Uit berekeningen en eerdere onderzoeken is gebleken dat bij een afstand van minimaal 200 meter tussen een knalapparaat met een bronvermogen van 140 dB(A) (achterwaarts gericht) en een geluidsgevoelig object, voldaan kan worden aan de eis van maximaal 80 dB(A) op de gevel van het geluidsgevoelige object. De loop van een knalapparaat moet van een geluidsgevoelig object en, indien mogelijk, van de openbare weg zijn afgericht. Een ronddraaiende loop is daarom niet toegestaan op een perceel dat is omgeven door bebouwing of grenst aan de openbare weg.

3.5 Afstanden

Als de afstand tussen een knalapparaat en een geluidsgevoelig object minder is dan 200 meter, is sprake van ontoelaatbare hinder. Het gebruik van knalapparatuur in een dergelijke situatie is dan ook niet toegestaan.

Bij een afstand van meer dan 750 meter tussen een knalapparaat en een geluidsgevoelig object is geen ontoelaatbare hinder te verwachten.

In deze uitvoeringsregels wordt gesteld dat bij een afstand van meer dan 200 meter tussen een knalapparaat en een geluidsgevoelig object wel geluidhinder kan ontstaan, maar deze hinder wordt toelaatbaar geacht. Er moet in een dergelijk geval wel worden voldaan aan algemene regels (zie hoofdstuk 5). De afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg moet tenminste 50 meter zijn om schrikreacties bij voorbijgangers te voorkomen.

3.6 Aantal knallen per uur

Het aantal knallen dat een knalapparaat mag geven wordt beperkt tot maximaal 6 per uur. Meer knallen dan 6 per uur zijn niet nodig voor de effectiviteit van de bescherming van het perceel. Wel kan ervoor gekozen worden om het knalapparaat dusdanig in te stellen dat bijvoorbeeld 2x3 of 3x2 opeenvolgende knallen per uur worden gegeven.

In een stiltegebied wordt op grond van de PMV het aantal knallen beperkt tot maximaal 3 per uur. Als meerdere knalapparaten in elkaars nabijheid worden geplaatst, kan het gezamenlijke aantal knallen worden begrensd om de overlast voor omwonenden te beperken (zie paragraaf 3.8).

3.7 Tijdsduur

Geluidsapparatuur voor verjaging moet terughoudend worden toegepast. De normstelling voor knalapparaten is gebaseerd op een beperkte duur van enkele weken per kalenderjaar. Om zicht te houden op het gebruik wordt de toepassing van een knalapparaat per melding beperkt tot maximaal zes weken per teelt per perceel. Als aansluitend op hetzelfde perceel een nieuwe teelt plaatsvindt, moet daarvoor een nieuwe melding worden gedaan. Per kalenderjaar mag een ondernemer twee periodes van elk zes weken een knalapparaat toepassen op hetzelfde perceel (bijvoorbeeld winter- en zomerteelt van bloemkool). Als de ondernemer het knalapparaat gedurende een langere periode dan zes weken of meer dan twee periodes op hetzelfde perceel wil gebruiken, dan moet alsnog een ontheffing worden aangevraagd.

3.8 Aantal apparaten per perceel

De Handreiking Faunaschade van het Faunafonds geeft voor een perceeloppervlakte van ≤ 5 ha als richtlijn het gebruik van 1 knalapparaat. Voor een perceeloppervlakte > 5 ha geldt als richtlijn minimaal 1 knalapparaat per 5 ha. Hoewel deze richtlijn in beginsel bedoeld is om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in de schadekosten, wordt in deze uitvoeringsregels hetzelfde uitgangspunt voor het gebruik van aantallen per perceel gehanteerd.

3.9 Cumulatie

Cumulatie van de geluidsbelasting door meerdere tegelijkertijd in werking zijnde knalapparaten in elkaars nabijheid is ongewenst, maar kan niet altijd helemaal voorkomen worden. Een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat, wordt op minimaal 300 meter van het eerst opgestelde apparaat geplaatst. De ruimte tussen knalapparaten is altijd minimaal 300 meter. Overigens geldt altijd de minimale afstand van 200 meter ten opzichte van een geluidsgevoelig object. Het gezamenlijke aantal knallen wordt bij plaatsing van meerdere knalapparaten begrensd om cumulatie van geluid te voorkomen. Als meerdere knalapparaten op meer dan 500 meter van hetzelfde geluidsgevoelige object staan opgesteld, is cumulatie van geluid niet te verwachten. Het gezamenlijke aantal knallen wordt in een dergelijk geval dan ook niet begrensd.

 

In onderstaande tabel is opgenomen hoe het aantal knallen zich verhoudt ten opzichte van het aantal opgestelde knalapparaten. Hierbij is onderscheid gemaakt of het apparaat zich wel of niet in een stiltegebied bevindt.

 

In onderstaande figuren zijn bovenstaande situaties schematisch weergegeven. X = knalapparaat

 

Eén knalapparaat

Geen stiltegebied: maximaal 6 knallen per uur

Stiltegebied: maximaal 3 knallen per uur

 

 

Twee knalapparaten op minimaal 300 m van elkaar

Geen stiltegebied: per apparaat maximaal 4 knallen per uur

Stiltegebied: per apparaat maximaal 2 knallen per uur

4. Van ontheffing naar melding

4.1 Algemeen

Voor het in werking hebben van een knalapparaat (of andere geluidsapparatuur zoals een birdguard installatie of scaryman) op een manier dat voor omwonenden en/of voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt, is in beginsel een ontheffing vereist op grond van de APV.

 

Vanwege deregulering en lastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt het ontheffingensysteem voor het gebruik van uitsluitend knalapparatuur veranderd in een meldingensysteem. In standaardsituaties is geen ontheffing meer nodig. Voorwaarde is wel dat voldaan wordt aan een aantal algemene regels (zie hoofdstuk vijf) die zijn ontleend aan de hiervoor opgenomen beleidsoverwegingen. De algemene regels zijn opgesteld vanuit de gedachte dat niet in iedere situatie geluidmetingen gedaan hoeven worden om te beoordelen of kan worden voldaan aan de regels. Als voldaan wordt aan de algemene regels kan worden aangenomen dat het knalapparaat geen ontoelaatbare hinder veroorzaakt voor omwonenden en de omgeving. Er wordt dan vanuit gegaan dat er sprake is van een situatie, waarbij de mate van hinder die wordt veroorzaakt, acceptabel is.

 

Een bijkomend voordeel van het afschaffen van het ontheffingensysteem is dat ondernemers geen leges meer hoeven te betalen voor de ontheffing. Ook voor de gemeenten en de RUD NHN is het een lastenverlichting als het ontheffingensysteem wordt gewijzigd naar een meldingensysteem. Het kost minder tijd want er hoeft bijvoorbeeld geen besluit meer te worden genomen, de melding hoeft niet te worden gepubliceerd en de leges hoeven niet meer te worden geïnd.

4.2 Ontheffingenregeling (maatwerk)

In gevallen waarin niet voldaan wordt aan de algemene regels, is het gebruik van knalapparaten verboden. Het college van de betreffende gemeente kan op verzoek een ontheffing verlenen van dat verbod. Als de aanvrager sterk wil afwijken van de algemene regels, dan dient een dergelijk verzoek vergezeld te gaan van een akoestisch onderzoek en/of berekening, waaruit de geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten blijkt. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat afwijking van de algemene regels niet leidt tot onaanvaardbare hinder, dan heeft het college de bevoegdheid om gemotiveerd van de algemene regels af te wijken. In andere gevallen zal aan de hand van de beleidsoverwegingen in deze uitvoeringsregels beoordeeld worden of een ontheffingsverzoek acceptabel is.

Voorbeelden waar in ieder geval ontheffing voor moet worden aangevraagd zijn de toepassing van elektronische geluidsapparatuur (anders dan knalapparaten) en het gebruik van knalapparatuur:

  • -

    voor een periode langer dan zes weken;

  • -

    voor meer dan twee periodes van zes weken per jaar voor hetzelfde perceel;

  • -

    binnen een afstand van 200 meter van geluidsgevoelige objecten;

  • -

    in een Natura 2000-gebied.

Het bovenstaande in aanmerking nemend kan worden geconcludeerd, dat het verantwoord en wenselijk is dat in het buitengebied knalapparaten ter voorkoming van schade door vogels en wild aan gewassen zonder ontheffing mogen worden gebruikt, mits aan de algemene regels kan worden voldaan. Is dat niet het geval, dan moet er ontheffing worden aangevraagd van de algemene regels, waarbij de beschreven uitvoeringsregels kaderstellend zijn.

4.3 Wijziging APV

Na vaststelling van deze uitvoeringsregels wordt aan de verschillende colleges geadviseerd om aan hun gemeenteraad een wijzigingsvoorstel te doen om de APV op dit punt aan te passen.

Onderstaande tekst kan dan worden opgenomen in de APV’s van de betreffende gemeenten.

 

Artikel 4.6a geluidhinder van knalapparaten

 

  • 1.

    Het is verboden om zonder voorafgaande melding aan het bevoegd bestuursorgaan knalapparatuur te gebruiken om vogels en wild te verjagen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de voorwaarden die aan de melding en aan het gebruik van knalapparatuur worden gesteld.

  • 3.

    Het college kan een ontheffing verlenen indien niet aan de vereisten van een melding kan worden voldaan. 

 

Door deze wijziging van de APV vervalt grotendeels het ontheffingenregime voor knalapparaten. Voor specifieke situaties waarin de toepassing van knalapparatuur niet kan voldoen aan de algemene regels, moet nader worden beoordeeld of een ontheffing kan worden verleend.

4.4 Calamiteitenregeling

Het college behoudt altijd de mogelijkheid om in geval van calamiteiten de algemene regels buiten toepassing te verklaren als (achteraf) aannemelijk kan worden gemaakt door de ondernemer dat sprake is geweest van een calamiteit, zoals een plotselinge vogelplaag, en de ondernemer hierdoor genoodzaakt is geweest de algemene regels te overtreden. De ondernemer is verplicht het college onmiddellijk op de hoogte te stellen dat een calamiteit heeft plaatsgevonden en welke acties hij/zij heeft ondernomen om de schade te beperken. Als er naar het oordeel van het college geen sprake was van een calamiteit en de algemene regels onterecht zijn overtreden, dan zal het college beslissen in hoeverre de ter beschikking staande handhavingsmiddelen worden ingezet. Dit kan ook achteraf.

4.5 Handhaving van de algemene regels

Het opstellen van beleid in de vorm van uitvoeringsregels brengt handhaving met zich mee. Het is daarom van belang om een handhavingsstrategie op te nemen, zodat bij klachten of niet naleving van de algemene regels kan worden opgetreden door het opleggen van sancties. Hierin wordt ook aansluiting gezocht bij de landelijke handhavingsstrategie. Hieronder wordt beschreven hoe wordt opgetreden bij overtreding van de algemene regels.

 

Ten behoeve van de handhaving moet een knalapparaat zijn voorzien van een duidelijk leesbaar label waarop de naam, adres, woonplaats, (mobiel) telefoonnummer en e-mailadres van de gebruiker staan vermeld. Op deze manier kan de eigenaar direct benaderd worden door een toezichthouder van de RUD NHN en kan de overlast voor de omgeving zo snel mogelijk worden beperkt of voorkomen.

 

Constatering van overtreding algemene regels

Als is geconstateerd dat de algemene regels zijn overtreden, dan wordt een waarschuwingsbrief opgesteld die naar de eigenaar van het knalapparaat wordt verzonden. In de brief wordt aangegeven wat de overtreding is en binnen welke (redelijke) termijn deze moet worden beëindigd. De waarschuwingsbrief vermeldt ook dat als de overtreding niet binnen de gestelde termijn is beëindigd, een bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd. Met de brief wordt de eigenaar van het knalapparaat ook in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een zienswijze in te dienen.

 

Hercontrole

Na afloop van de termijn die in de waarschuwingsbrief is genoemd, wordt een hercontrole uitgevoerd. Als tijdens deze controle blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt, dan wordt een handhavingsbeschikking opgesteld (last onder dwangsom of bestuursdwang, afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding). Als tijdens de hercontrole blijkt dat de overtreding is beëindigd, stopt het handhavingsproces.

 

Hieronder is de handhavingsstrategie schematisch weergegeven.

 

 

Strafrecht

Naast bestuursrecht kan altijd strafrecht worden toegepast. Het is aan de toezichthouder om de aard, ernst en frequentie van de overtreding in te schatten en te beoordelen of naast (of in plaats van) het bestuursrecht ook strafrechtelijk moet worden opgetreden.

5. Inhoud algemene regels (melding)

 

In dit hoofdstuk worden de beleidsoverwegingen vertaald in een aantal algemene regels. Als aan de algemene regels voldaan kan worden, is het aanvragen van een ontheffing op grond van de APV niet langer nodig. Volstaan kan worden met het doen van een melding.

5.1 Melding doen

De eigenaar van het knalapparaat moet de RUD Noord-Holland Noord uiterlijk twee werkdagen voordat het knalapparaat in werking wordt gebracht, hiervan in kennis stellen. Dit doet hij bij voorkeur via het e-mailadres van de RUD Noord-Holland Noord postbus@rudnhn.nl. Hiervoor moet gebruik gemaakt worden van het formulier (zie bijlage 3).

5.2 Regels voor het gebruik

Om zonder ontheffing een knalapparaat te mogen gebruiken moet worden voldaan aan de onderstaande algemene regels.

  • 1.

    Een knalapparaat mag voor dezelfde teelt gedurende een maximaal aaneengesloten periode van 6 weken op hetzelfde perceel in gebruik zijn.

  • 2.

    Per kalenderjaar mag voor maximaal twee periodes van 6 weken een knalapparaat worden toegepast op hetzelfde perceel.

  • 3.

    Een knalapparaat mag alleen in werking zijn gedurende de periode die op het meldingsformulier is aangegeven.

  • 4.

    Een knalapparaat mag niet in werking zijn tussen 21:00 uur en 08:00 uur. Buiten deze periode moeten vogels en wild met visuele technieken (zonder geluid) worden verjaagd.

  • 5.

    Het aantal knallen is in de periode van 08:00 uur tot 21:00 uur maximaal 6 knallen per uur.

  • 6.

    In een stiltegebied is het aantal knallen in de periode van 08:00 uur tot 21:00 uur maximaal 3 per uur.

  • 7.

    Cumulatie met knalapparaten op andere percelen mag niet leiden tot ontoelaatbare hinder. Er moet minimaal 300 meter tussen knalapparaten aanwezig zijn. Het gezamenlijke aantal knallen kan worden begrensd indien meerdere knalapparaten in elkaars nabijheid worden opgesteld.

  • 8.

    Het knalapparaat moet op tenminste 200 meter van een geluidsgevoelig object worden opgesteld.

  • 9.

    Het knalapparaat moet op tenminste 50 meter van de openbare weg worden opgesteld.

  • 10.

    Binnen de afpalingskring van een eendenkooi is het gebruik van knalapparatuur verboden.

  • 11.

    Op een perceel van ≤ 5 ha mag slechts één knalapparaat in gebruik zijn. Op percelen > 5 ha mag per 5 ha een knalapparaat in gebruik zijn.

  • 12.

    Het knalapparaat moet zo zijn opgesteld dat de loop van het kanon van een geluidsgevoelig object en zo mogelijk van de openbare weg af is gericht. Een ronddraaiende loop is daarom niet toegestaan als het perceel is omgeven door bebouwing.

  • 13.

    Een knalapparaat moet voorzien zijn van een duidelijk leesbaar label waarop de naam, adres, woonplaats, (mobiel) telefoonnummer en e-mailadres van de gebruiker staan vermeld.

  • 14.

    De eigenaar van het knalapparaat moet zorg dragen voor voldoende toezicht op de veiligheid en het naleven van de algemene regels.

  • 15.

    In een Natura 2000-gebied is het gebruik van knalapparatuur niet toegestaan, mits een Nb-wet vergunning van Gedeputeerde Staten is afgegeven.

  • 16.

    Het gebruik van een knalapparaat moet tot het minimaal noodzakelijke niveau beperkt worden. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de schadekosten moeten meerdere alternatieve verjagingsmethoden zoals bedoeld in de Handreiking Faunaschade van het Faunafonds worden toegepast.

  • 17.

    Bij de melding moet een luchtfoto (bijvoorbeeld via Google Maps) worden toegevoegd waarop duidelijk is aangegeven:

    • -

      De grens van het perceel;

    • -

      De locatie van het knalapparaat;

    • -

      De locatie van de omliggende geluidsgevoelige objecten.

5.3 Afwijking algemene regels (ontheffing)

Afwijken van bovenstaande algemene regels is alleen mogelijk na het aanvragen van een ontheffing. Voorbeelden (niet limitatief) waar in ieder geval ontheffing voor moet worden aangevraagd zijn het gebruik van knalapparatuur:

  • -

    voor een periode langer dan zes weken;

  • -

    voor meer dan twee periodes van zes weken per jaar voor hetzelfde perceel;

  • -

    binnen een afstand van 200 meter van geluidsgevoelige objecten;

  • -

    in een Natura 2000-gebied, en

  • -

    de toepassing van elektronische geluidsapparatuur (anders dan knalapparaten).

Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De aanvraag om de ontheffing dient in elk geval te bevatten:

  • -

    de naam van de gebruiker, adres, woonplaats.

  • -

    (mobiel) telefoonnummer van de melder.

  • -

    de locatie met kadastrale tekening waar knalapparatuur wordt ingezet.

  • -

    het doel van het gebruik.

  • -

    de inzet van tenminste 2 andere verjagingstechnieken.

  • -

    eventueel een akoestisch rapport, indien de toe te passen apparatuur of methode afwijkt van de aannames in deze uitvoeringsregels.

Begrippenlijst

Akoestische maatregelen

Maatregelen waarbij gebruik wordt gemaakt van geluid, zoals knalapparatuur, sirenes, angstkreten, scary man, afweerpistool etc.

 

Cumulatie

Het optellen van de geluidsbelasting van verschillende geluidbronnen.

 

dB(A)

Eenheid voor het geluidniveau, uitgedrukt in decibel. De A-gewogen decibelwaarde dB(A) is de meest gangbare eenheid voor geluidbelasting. De A-weging houdt rekening met de gevoeligheid van het menselijk oor voor de toonhoogte van het geluid.

 

Deregulering

Vermindering van de onnodige administratieve lasten door wet- en regelgeving te reduceren tot het meest noodzakelijke.

 

Faunafonds

Een zelfstandig bestuursorgaan dat onder andere is belast met het toekennen van tegemoetkomingen in door beschermde diersoorten aangerichte schade.

 

Geluidhinder

Subjectieve ervaring van mensen waarbij geluid als hinderlijk wordt ervaren.

 

Geluidsgevoelig object

Geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder (woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen).

 

Knalapparaat

Gaskanon dat een luide knal veroorzaakt om vogels en wild te verjagen.

 

LTO Noord

De agrarische ondernemersorganisatie in de negen provincies boven de Maas. De organisatie werkt aan het versterken van de economische en maatschappelijke positie van haar leden, boeren en tuinders.

 

Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen die beschermd worden.

 

Perceel

Aaneengesloten stuk land waarop dezelfde teelt van een gewas van dezelfde eigenaar plaatsvindt. Hiermee wordt dus niet per definitie de kadastrale grens bedoeld.

 

Stiltegebied

Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. De stiltegebieden zijn benoemd in de Provinciale milieuverordening.

 

Visuele maatregelen

Maatregelen waarbij geen geluid wordt gemaakt, zoals vogelverschrikkers, ballonnen, vlaggen, lampen, netten etc.

Bijlage 1: Stiltegebieden

Bijlage 2: Natura 2000-gebieden

Bijlage 3: Meldingsformulier