Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Verordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023
CiteertitelVerordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 9 treedt pas in werking vanaf de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 150 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-03-2023nieuwe regeling

14-03-2023

gmb-2023-121800

B23.000017

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023

De raad van de gemeente Zuidplas;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 januari 2023, nr. B23.000017;

 

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;

 

Overwegende dat het van belang is de betrokkenheid van bewoners bij de ontwikkeling - mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen vast te leggen. Dat het daarnaast van belang is de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen vast te leggen.

 

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • bestuursorgaan: bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het begrip omvat in elk geval gemeenteraad, burgemeester en het college van wethouders en burgemeester.

  • Initiatief: ideeën en plannen van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties of andere belanghebbenden die passen binnen de doelen van de gemeente maar (nog) niet passen binnen de gemeentelijke regelgeving.

  • Initiatiefnemer: inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheden of andere belanghebbenden die een initiatief hebben.

  • inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester. Inspraak is een vorm van participatie, veelal geformaliseerd op basis van artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak door de gemeente gestalte wordt gegeven;

  • participatie: het betrekken van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) initiatieven van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving en de fysieke leefomgeving;

  • participatieprocedure: de wijze waarop de participatie gestalte wordt gegeven;

Artikel 2. Doelstelling en reikwijdte

Deze verordening beoogt de kwaliteit van het vergroten van de (publieke) inbreng in- en ondersteuning van beleidsbeslissingen en de samenwerking tussen gemeente, inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en belanghebbenden te versterken.

 

Paragraaf 2. Participatie

Artikel 3. Onderwerp van participatie

  • 1.

    Participatie kan toegepast worden wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die in meer of mindere mate geraakt worden door het betreffende beleid of besluit, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over kennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid of besluit.

  • 2.

    Participatie is ook mogelijk wanneer een initiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 3.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 4.

    Participatie wordt ook toegepast door initiatiefnemers anders dan het bestuursorgaan.

  • 5.

    De initiatiefnemer dient de participatie, zoals aangegeven in lid vier, te organiseren zoals beschreven in de Handreiking participatie bij ruimtelijke initiatieven en het Kader participatie en is daarvoor verantwoordelijk.

  • 6.

    Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 7.

    Deze verordening wordt niet toegepast:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • e.

      als dit betrekking heeft op de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • f.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 4. Participatieprocedure

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elke participatieprocedure vast op welke manier participatie wordt toegepast en maakt dit besluit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2.

    Als participatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit, en legt dit vast in een participatienota:

    • a.

      doel van participatie;

    • b.

      beïnvloedingsruimte van participatie;

    • c.

      kaders voor participatie;

    • d.

      wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

    • e.

      wijze waarop en tijdvak waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

    • g.

      begroting van de kosten..

Artikel 5. Eindverslag participatieprocedure

  • 1.

    Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan of de initiatiefnemer een geanonimiseerd eindverslag op.

  • 2.

    Het geanonimiseerde eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

    • b.

      een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan de participatieprocedure;

    • c.

      een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt.

  • 3.

    Het bestuursorgaan geeft een inhoudelijke reactie op de geleverde inbreng.

  • 4.

    Voor zover de geleverde inbreng niet wordt gevolgd, geeft het bestuursorgaan of de initiatiefnemer de redenen daarvoor aan.

  • 5.

    Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat het geanonimiseerde eindverslag openbaar wordt gemaakt.

 

Paragraaf 3. Inspraak

Artikel 6. Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Inspraak vindt plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een Nota van beantwoording zienswijzen op.

    • a.

      Het geanonimiseerde eindverslag bevat in ieder geval:

      • i.

        een overzicht van de gevolgde procedure;

      • ii.

        een weergave van de zienswijzen die mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

      • iii.

        een reactie op deze zienswijzen, waarbij wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen.

    • b.

      Het bestuursorgaan maakt het geanonimiseerde eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan het bestuursorgaan een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 4.

    Deze verordening wordt niet toegepast:

    • a.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 7. Inspraak ruimtelijke plannen

Ten aanzien van de inspraak inzake ruimtelijke plannen, bedoeld bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en herzieningen en projectbesluiten, besluit het college of inspraak wordt verleend.

Artikel 8. Inspraak gerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

 

Paragraaf 4 Omgevingswet

Artikel 9. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Bij de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsplan vast te stellen wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken.

  • 2.

    Het is verplicht participatie te voeren voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten als genoemd in de beleidsregel “beleid inzake participatie Omgevingswet van Zuidplas”.

  • 3.

    De initiatiefnemer dient de participatie, zoals genoemd in het tweede lid, te organiseren zoals beschreven in de Handreiking participatie bij ruimtelijke initiatieven en het Kader participatie en is daarvoor verantwoordelijk.

  • 4.

    Het verslag van het participatieproces en bijbehorende uitkomst maakt onderdeel uit van de aanvraag om omgevingsvergunning of aanvraag om wijziging van het omgevingsplan.

[Artikel 9 treedt pas in werking vanaf de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.]

 

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 10. Intrekking oude regeling

De Inspraakverordening gemeente Zuidplas (2010) wordt ingetrokken op de datum dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 11. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 9 genoemde verordening van toepassing.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Artikel 9 treedt pas in werking vanaf de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 14 maart 2023.

De raad van de gemeente Zuidplas,

De griffier,

M.L. Engelsman

De voorzitter,

J.F. Weber

Algemene toelichting

De participatieverordening in een notendop

In de participatieverordening hebben we eisen opgenomen hoe Zuidplas omgaat met participatieprocessen en inspraak. We leggen vast welke uitgangspunten, spelregels en afspraken we daarbij gebruiken. Dit geldt voor de gemeentelijke inspraak- en participatieprocessen, maar ook voor participatieprocessen door de initiatiefnemer.

 

We hebben met het kader participatie, de inspraak- en participatieverordening en de handreiking participatie door initiatiefnemers een samenhangend kader. Dat is belangrijk omdat het zorgt voor duidelijkheid. Zo creëren we bij de start van een traject helderheid over zaken als het participatieniveau, het managen van verwachtingen en de wijze van vastlegging. Dat draagt bij aan de voorspelbaarheid, eenduidige beoordeling en betrouwbaarheid.

 

  • -

    Formele participatieprocessen. De verordening gaat dus over formele participatieprocessen en de spelregels die gelden vanaf het participatieniveau ‘raadplegen’.

  • -

    Inspraak. De mogelijkheid om in te spreken blijft gewoon bestaan. Denk hierbij aan het indienen van een zienswijze bij afronding van een beleidsproces. Het raadplegen doen we meer bij de start of tijdens een beleidsproces.

Inspraak, participatie en ontwerpwetsvoorstel

De raad is verplicht om een inspraakverordening vast te stellen (artikel 150 van de Gemeentewet). Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om deze inspraak uit te breiden naar ‘participatie’. Het gaat hier om het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau.

 

Het ontwerpwetsvoorstel is op 5 juni 2020 door de ministerraad aanvaard en voor advies naar de Raad van State gestuurd en tot op heden nog niet ingediend bij het parlement.

 

Verordeningsbevoegdheid

Gemeenten die al op het ontwerpwetsvoorstel vooruit willen lopen, kunnen al wel een participatieverordening vaststellen. Omdat het om een ontwerpwetsvoorstel gaat, is naast artikel 150 van de Gemeentewet ook artikel 149 van de Gemeentewet (met de autonome verordeningsbevoegdheid van de raad) als grondslag voor de verordening toegevoegd.

 

Definitie participatie

Participatie betekent het betrekken van belanghebbenden (inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties) bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid. In de memorie van toelichting op het ontwerpwetsvoorstel staat hierover het volgende.

 

Belanghebbenden hebben in toenemende mate een belangrijke rol in de agendering, de voorbereiding, de totstandkoming, de uitvoering en de beoordeling van beleid. Niet alleen omdat men de gevolgen van beleid ervaart, maar ook omdat participatie belangrijk is in een democratie. Participatie mobiliseert de kennis en steun van belanghebbenden bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand nog niet weet, of nog niet wil bepalen, hoe deze opgelost kunnen worden.

 

Participatie is belanghebbenden tijdig betrekken bij een plan of project. Belanghebbenden kunnen inwoners, vertegenwoordigers van bedrijven en professionals van maatschappelijke organisaties zijn.

 

Door participatie kunnen goede ideeën van inwoners op tafel komen, waardoor de kwaliteit van het plan of project beter wordt. Participatie kan ook leiden tot meer steun (draagvlak) voor het beleid, plan of project, juist omdat goed wordt geluisterd naar inwoners. Participatie moet dus vroeg in het proces plaatsvinden, op het moment dat er nog iets te kiezen is en meningen of ideeën er nog toe doen.

 

Participatie vindt plaats op initiatief van de gemeente of op initiatief vanuit de samenleving (bijvoorbeeld door inwoners, ondernemers, projectontwikkelaars, bouwbedrijven). De gemeente kan ook samen met initiatiefnemers een plan of project ontwikkelen. Soms komt het initiatief uit de samenleving, maar is er (enige) ondersteuning vanuit de gemeente nodig.

 

Voorbeelden initiatieven (kleinschalig individueel)

  • Plaatsen van een dakkapel;

  • Plaatsen van een schuurtje of bijgebouw;

  • Verduurzaming van de woning;

  • Bouwen van een woning;

Hoe pak je dit soort initiatieven aan?

Om individueel een initiatief van de grond te krijgen, is het belangrijk om in beeld te hebben op wie dit invloed heeft. Bijvoorbeeld op het zicht van omwonenden. Verandert er iets in het straatbeeld. Ook als het initiatief in uw beleving een positieve invloed heeft op de omgeving, is het nodig om de belanghebbenden om hun mening te vragen. Op die manier neemt u ieders perspectief mee.

Zorg in ieder geval dat u iedere belanghebbende(n) tot in detail is informeert over uw plan. Daarnaast is het belangrijk dat de belanghebbende(n) de kans krijgt om te reageren op het initiatief. In de Handreiking Participatie bij initiatieven kunt u nalezen hoe u dat het beste doet. Deze informatie kunt u verzamelen en bijhouden in een logboek. Zo is alle participatie gebundeld. De gemeente heeft een concept logboek beschikbaar welke u kunt gebruiken.

 

Procedure inspraak

Participatie is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen.

 

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is afdeling 3.4 van de Awb als hoofdregel van toepassing verklaard op de inspraak.

Het is ook mogelijk een andere procedure van toepassing te verklaren. Dit is ook zo opgenomen in het ontwerpwetsvoorstel.

 

In de verordening kan het bevoegde bestuursorgaan in aansluiting op de wettekst besluiten om in specifieke beleidstrajecten zowel geheel als gedeeltelijk af te wijken van afdeling 3.4 van de Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld gebeuren in gevallen waarin het wenselijk is om de participatie op andere wijze te organiseren dan via het mondeling of schriftelijk naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen.

 

Alternatieven voor inspraak

Andere mogelijkheden die buiten de hier geregelde participatie vallen zijn te vinden in het Kader Participatie van de gemeente Zuidplas.

 

Artikel 150 van de Gemeentewet

Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. De Modelinspraakverordening van de VNG is in de loop der tijd aangepast aan diverse wetswijzigingen op nationaal niveau, bijvoorbeeld aan het klachtrecht dat inmiddels in hoofdstuk 9 van de Awb is opgenomen, de dualisering van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentebestuur) en de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere wetten (zoals artikel 118 van de Algemene bijstandswet en artikel 7a van de Wet stedelijke vernieuwing).

 

Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb

De verordening is tevens aangepast aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54). In deze wet wordt afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien en artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd.

 

Afdeling 3.4 Awb (oud/nieuw)

Afdeling 3.4 Awb bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving.

 

Uit de laatste zinsnede van het nieuwe tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan (zie ook de memorie van antwoord (MvA) Eerste Kamer, 2000-2001, 27 023, nummer 177b, blz. 3). In de memorie van toelichting (MvT) op de wet (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 31) is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden in gevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen, aldus de MvT.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Alleen de bepalingen die verdere toelichting vereisen, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

Beleidsvoornemen

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

 

Inspraak

Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Wij adviseren echter het tweezijdige element van gedachtewisseling zo mogelijk wel onder de inspraakprocedure te brengen, omdat hiermee een derde doel kan worden gediend, te weten het creëren van draagvlak of steun voor beleidsvoornemens (zie ook de algemene toelichting, onder Alternatieven voor inspraak, over interactieve beleidsvorming).

 

Inspraakprocedure

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is in de modelverordening afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 6, derde lid, van het model geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

 

Participatie

Bij de omschrijving van participatie is aangesloten bij de tekst van het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau waarbij een wijziging van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet is voorzien. Hierin is bepaald dat de raad een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid worden betrokken. Het huidige artikel 150 van de Gemeentewet omvat inspraak bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid; bij participatie wordt dit uitgebreid met uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid.

 

De omschrijving van participatiegerechtigden (ingezetenen en belanghebbenden) vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip belanghebbende is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb, zoals deze verordening.

 

Artikel 2. Doelstelling en reikwijdte

Dit artikel beschrijft de doelstelling en de reikwijdte van de verordening en waarom de gemeente participatie wil inzetten.

 

Artikel 3. Onderwerp van participatie

Eerste lid

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie mogelijk is. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het begrip omvat in elk geval raad, burgemeester en wethouders en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan participatie onderwerpen, of niet. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als participatie geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden wordt geregeld.

 

Tweede lid

In het tweede lid is bepaald dat participatie ook mogelijk is als initiatieven al binnen de vastgestelde beleidskaders past.

 

Derde lid

In het derde lid is bepaald dat elk bestuursorgaan bevoegd is besluiten te nemen over het wel of niet toepassen van participatie.

 

Vierde lid

In het vierde lid is bepaald dat participatie ook gedaan wordt door initiatiefnemers.

 

Vijfde lid

In het vijfde lid is bepaald dat de initiatiefnemer voor zijn participatie gebruik moet maken van het Kader Participatie en de Handreiking participatie bij ruimtelijke initiatieven

 

Zesde lid

In het zesde lid is bepaald dat participatie altijd moet is als een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.

 

Zevende lid

In het zevende lid is opgenomen wanneer geen participatie wordt verleend.

 

Artikel 4. Participatieprocedure

Eerste lid

In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is bepaald dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Hier is anders bepaald door de bepaling dat het bestuursorgaan bij de start van een participatieprocedure bekendmaakt hoe de participatie wordt vormgegeven.

 

Tweede lid

Het bestuursorgaan legt in een participatienota een aantal zaken vast met betrekking tot de participatie. Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, somt het tweede lid hiertoe op dat moet worden ingegaan op: doel van de participatie, beïnvloedingsruimte, kaders, communicatie, werkwijze, tijdspad, democratische waarborgen en begroting van de kosten van de procedure. Deze participatienota kan onderdeel uitmaken van de bekendmaking van het eerste lid, maar kan ook later worden uitgewerkt en bekendgemaakt.

 

Tweede lid, onder b

Bij beïnvloedingsruimte kan worden gedacht aan en een keuze worden gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, of een combinatie daarvan.

 

Tweede lid, onder c

Kaders zijn bijvoorbeeld de inhoudelijke, financiële en procedurele kaders voor de participatie.

 

Tweede lid, onder f

Democratische waarden zijn bijvoorbeeld: gelijkheid, transparantie en verantwoording.

 

Artikel 5. Eindverslag participatie (logboek)

Eerste lid

Er is hier niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 van de Awb. In artikel 3:17 van de Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de procedure mondeling naar voren is gebracht.

 

Tweede lid, onder a

Onder overzicht van de gevolgde participatieprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd, enz.

 

Tweede lid, onder b

Het eindverslag dient een volledig overzicht te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke participatiereacties. In het eindverslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. De schriftelijke participatiereacties kunnen aan het eindverslag worden gehecht.

 

Tweede lid, onder c

Als het sluitstuk van participatie wordt voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

 

Derde lid

Het bestuursorgaan geeft altijd een inhoudelijke reactie op het eindverslag.

 

Vierde lid

Het bestuursorgaan maakt een afweging in de procedure over hoe om te gaan met de geleverde inbreng. Indien zij niet ingaat op aangeleverde inbreng zal zij dit beargumenteren.

 

Vijfde lid

De bekendmaking van de resultaten van de participatieprocedure is uitermate belangrijk. Dit rondt de participatieprocedure daadwerkelijk af. Het ligt voor de hand om degenen die hebben geparticipeerd een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal participanten omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is belangrijk om aan het begin van de participatieprocedure al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

 

Artikel 6. Onderwerp van inspraak

Eerste lid

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: artikel 3:11 tot en met 3:13) Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak.

 

Tweede lid

Het tweede lid geeft aan hoe het bestuursorgaan omgaat met de ingekomen inspraakreacties. Dit omvat het opstellen van een nota van beantwoording zienswijzen. Daarin wordt in ieder geval opgenomen een overzicht van de opgenomen procedure, een weergave van alle schriftelijke en mondelinge zienswijzen en een reactie op de zienswijzen. Ook wordt aangeven wat er met de ingebrachte zienswijzen gebeurd.

 

De bekendmaking van de resultaten van de participatieprocedure is uitermate belangrijk. Dit rondt de participatieprocedure daadwerkelijk af. Het ligt voor de hand om degenen die hebben geparticipeerd een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal participanten omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is belangrijk om aan het begin van de participatieprocedure al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

 

Derde lid

In het derde lid wordt bepaald dat het bestuursorgaan een andere inspraakprocedure kan vaststellen.

 

Vierde lid

In het vierde lid is opgenomen wanneer geen participatie wordt verleend.

 

Artikel 7. Inspraak ruimtelijke plannen

Om de termijn van de informele procedure van het bestemmingsplan zo kort mogelijk te houden voert het college van burgemeester en wethouders de inspraakprocedure voor de ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, herzieningen daarvan en projectbesluiten. Immers op grond van artikel 160, lid 1 sub b van de Gemeentewet, is het college bevoegd de beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast. De raad wordt geïnformeerd over het voorontwerp, alle inspraak- en overlegreacties en de reactie van het college van burgemeester en wethouders daarop. De raad kan het voorontwerp op de agenda plaatsen voor de inhoudelijke behandeling.

 

Artikel 8. Inspraak gerechtigden

Beschrijving van de inspraak gerechtigden.

 

Artikel 9. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

Eerste lid

Het eerste lid bepaalt dat het bestuursorgaan bij de kennisgeving van het opstellen van een omgevingsplan zal laten weten op welke manier inwoners bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen betrokken zullen worden bij de voorbereiding van het omgevingsplan.

 

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt dat participatie verplicht is voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten die genoemd zijn in de beleidsregel “beleid inzake participatie Omgevingswet van Zuidplas” zoals dit door de gemeenteraad is vastgesteld.

 

Derde lid

Het derde lid bepaalt dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is voor de onder het tweede lid genoemde participatie en deze zelf vorm dient te geven.

 

Vierde lid

Het vierde lid bepaalt dat het verslag van de participatie onderdeel uitmaakt van de aanvraag voor een omgevingsvergunning of de aanvraag voor het wijzigen van het omgevingsplan.

 

Artikel 10. Intrekking oude regeling

Met deze bepaling wordt de bestaande Inspraakverordening gemeente Zuidplas (2010) ingetrokken. Er wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de Verordening participatie in werking treedt (zie artikel 12).

 

Artikel 11. Overgangsbepaling

Overgangsbepaling voor procedures die onder de oude inspraakverordening gestart zijn.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

Met deze bepaling wordt aangegeven wanneer de nieuwe verordening in werking treedt. Tevens is aangegeven dat artikel 9 in werking treedt zodra de Omgevingswet in werking treedt. Ook wordt bepaald dat de citeertitel van deze verordening Verordening inspraak en participatie gemeente Zuidplas 2023 zal zijn.