Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Flevoland

Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFlevoland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingMandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek
CiteertitelMandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Mandaatbesluit OFGV 2015 van Gedeputeerde Staten van Flevoland aan de OFGV van 9 juni 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Wet milieubeheer
  3. Wet open overheid
  4. Wet luchtvaart
  5. Provinciewet
  6. Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

14-03-2023

prb-2023-3125

3091902

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Gedeputeerde Staten van Flevoland maken gelet op het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht bekend dat zij in hun vergadering van 14 maart 2023 onder nummer 3063847 het volgende Mandaatbesluit voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek hebben vastgesteld:

 

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

 

Gelet op:

 

de Algemene wet bestuursrecht;

 

de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

 

de Omgevingswet, de Wet milieubeheer, de Wet open overheid, de Wet luchtvaart, de Provinciewet;

 

de op deze wetten gebaseerde regelgeving;

 

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van Gedeputeerde Staten besluiten te nemen;

  • b.

    Gedeputeerde Staten: het College van gedeputeerde staten van Flevoland;

  • c.

    Provinciale Staten: provinciale staten van Flevoland;

  • d.

    OFGV: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

  • e.

    directeur: de directeur van de OFGV bedoeld in artikel 20, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling OFGV;

  • f.

    machtiging: de bevoegdheid om namens Gedeputeerde Staten feitelijke handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • g.

    portefeuillehouder: het lid van Gedeputeerde Staten dat zich bezighoudt met vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving;

Artikel 2. Mandaatverlening

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlenen aan de directeur mandaat om namens hen de in het tweede lid genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop het mandaat betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en voorzien van een mandaatnummer - vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3.

    Het in het eerste lid verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om de in het tweede lid bedoelde besluiten te nemen, als de bevoegdheid om de met deze besluiten samenhangende voorbereidende en uitvoerende besluiten te nemen en de met de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

  • 4.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat verleende bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van Gedeputeerde Staten in acht, als bedoeld in artikel 10:6 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

Gedeputeerde Staten machtigen de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de OFGV die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 4. Machtiging

  • 1.

    Gedeputeerde Staten machtigen de directeur om namens en onder verantwoordelijkheid van hen feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtshandelingen zijn.

  • 2.

    De bevoegdheden waarop de machtiging betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en voorzien van een nummer - vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3.

    De directeur kan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen machtigen om de in de vorige leden genoemde handelingen te verrichten, tenzij dat ten aanzien van een concrete bevoegdheid in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit, uitdrukkelijk is uitgesloten. Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan Gedeputeerde Staten. Dit besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

Artikel 5. Voorwaarden mandaat en machtiging

  • 1.

    De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgeving, de door de Provinciale Staten vastgestelde kaders alsmede het door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleid.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zorgen ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten.

Artikel 6. Informatieplicht

  • 1.

    De directeur informeert Gedeputeerde Staten indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie en/of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde informatie aan Gedeputeerde Staten en voert hij overleg met Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De directeur en de portefeuillehouder overleggen regelmatig over de planning, de aantallen, de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de aan de directeur verleende machtiging.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten laten zich bij het in het eerste lid bedoelde overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.

Artikel 7. Ondermandaat- en machtiging

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2 eenmaal in ondermandaat opdragen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit, uitdrukkelijk is uitgesloten.

  • 2.

    De directeur is verplicht om het in het eerste lid genoemde ondermandaatbesluit toe te sturen aan Gedeputeerde Staten. Het ondermandaatbesluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 3.

    De artikelen 2, 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 8. Ondertekening

Uit de ondertekening van de in mandaat dan wel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het betreffende besluit namens Gedeputeerde Staten is genomen.

Artikel 9. Vervanging

In geval van afwezigheid van de directeur, kan het mandaat c.q. de machtiging worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat en het in artikel 4, derde lid genoemde besluit.

Artikel 10. Verantwoording aan Gedeputeerde Staten

De directeur brengt periodiek schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over het door hem uitgeoefende mandaat c.q. machtiging en het door hem verleende ondermandaat.

Artikel 11. Evaluatie

Dit besluit wordt vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 12. Intrekking en overgangsrecht

Het Mandaatbesluit OFGV 2015 van Gedeputeerde Staten van Flevoland aan de OFGV van 9 juni 2015 wordt ingetrokken. Het betreffende mandaatbesluit blijft van toepassing op gevallen die onder het overgangsrecht van de Omgevingswet vallen.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek.

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 14 maart 2023.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris,

de voorzitter,

Aldus – gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht - mee ingestemd door:

Mr. drs. P.M.R. Schuurmans

Directeur Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Datum: 23 februari 2023

BIJLAGE  

 

bij het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

 

De in de bijlage genoemde bevoegdheden hebben betrekking op de in de aanhef bij het mandaat/machtigingenbesluit genoemde wetten en daarbij behorende regelgeving, te weten:

 

de Algemene wet bestuursrecht, de Omgevingswet , de Wet milieubeheer, de Wet open overheid, de Wet luchtvaart en de Provinciewet;

 

de op deze wetten gebaseerde regelgeving;

 

de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek.

 

CATEGORIE A. ALGEMEEN

 

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

Voorwaarden

A 1

Het voeren van verweer in het kader van bezwaarprocedures bij de provincie, beroepsprocedures en hoger beroepsprocedures bij rechtbank en Raad van State

A 2

Instellen van bezwaar en beroep en hoger beroep door provincie en voeren rechtsgedingen waarbij de provincie optreedt als eisende partij

Na overleg met Gedeputeerde Staten

A 3

Nemen van besluiten op bezwaar inhoudende ongegrondverklaring of niet-ontvankelijkheidsverklaring

Conform advies van de Commissie bezwaar en beroep provincie Flevoland

A 4

Het inzien, verzamelen, verwerken, beheren, verstrekken, beschikbaar stellen, uitwisselen, doorzenden en publiceren van informatie, gegevens, aanvragen en (ontwerp-)besluiten

 

CATEGORIE B. TOETSING EN VERGUNNINGVERLENING

 

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

Voorwaarden

B 1

Procedurele correspondentie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van een ontvangstbevestiging van een aanvraag, mededeling en kennisgeving van (ontwerp-)besluiten, verzoek om aanvulling van de aanvraag, vaststellen ontwerpbesluit en inwinnen en beoordelen van advies over de aanvraag en inwinnen van zienswijzen n.a.v. ontwerpbesluit

B 2

Buiten behandeling laten van de aanvraag

Met uitzondering van activiteiten die de natuur betreffen

B 3

Verlengen beslistermijn

Met uitzondering van activiteiten die de natuur betreffen

B 4

Verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van de omgevingsvergunning

Met uitzondering van:

  • Seveso-inrichtingen inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies;

  • activiteiten die de natuur betreffen;

  • het weigeren van een omgevingsvergunning op grond van de wet Bibob

B 5

Stellen van maatwerkvoorschriften of verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning of wijzigen van deze voorschriften

Met uitzondering van:

  • Seveso-inrichtingen inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies;

  • activiteiten die de natuur betreffen

B 6

Ambtshalve verlenen van een omgevingsvergunning ter vervanging van eerder verleende vergunningen (revisievergunning)

B 7

Uitbrengen van advies over een aanvraag omgevingsvergunning en beslissen over instemming met de voorgenomen beslissing op die aanvraag, in het geval Gedeputeerde Staten niet zelf bevoegd gezag zijn

B 8

Het behandelen van meldingen en informatie verstrekt op grond van de informatieplicht

Met uitzondering van:

  • Seveso-inrichtingen inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies;

  • activiteiten die de natuur betreffen

B 9

Verlenen van toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen

Met uitzondering van:

  • Seveso-inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies;

  • activiteiten die de natuur betreffen

B 10

Beoordelen bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning of sprake is van aanzienlijke milieueffecten en een milieueffectrapport moet worden gemaakt

B 11

Het uitbrengen van advies inzake

de reikwijdte en het detailniveau

van een milieueffectrapport

B 12

Nemen van goedkeuringsbesluiten naar aanleiding van een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift of op grond van een wettelijke plicht

B 13

Verlenen van ontheffing

B 14

Verlenen van een ontbrandingstoestemming voor het ontbranden van vuurwerk van categorie F4 tijdens vuurwerkevenementen

B 15

Verklaring dat geen andere wijze

van afvalbeheer mogelijk is dan

storten

 

CATEGORIE C. TOEZICHT EN HANDHAVING

 

Nummer bevoegdheid

Bevoegdheden

Voorwaarden

C 1

Procedurele correspondentie, waaronder waarschuwingsbrieven

C 2

Het aanwijzen van personen belast met het

houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving

Uitgesloten van ondermandaat

C 3

Het afdoen van klachten, niet zijnde klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, die het werkveld van de OFGV betreffen

Met uitzondering van Seveso-inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies

C 4

Besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom/bestuursdwang

Met uitzondering van Seveso-inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies

C 5

Besluit tot intrekken of wijzigen van een last onder dwangsom/bestuursdwang

Met uitzondering van Seveso-inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies

C 6

Het nemen van een besluit op een verzoek om handhaving (positief dan wel negatief)

Met uitzondering van Seveso-inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies

C 7

Het invorderen van dwangsommen

C 8

Besluit nemen tot kostenverhaal bestuursdwang

C 9

Instellen zwemverbod en afgeven

negatief zwemadvies

 

TOELICHTING BIJ Mandaatbesluit van GS Flevoland voor de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Inleiding

 

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is opgericht met als doel een robuuste uitvoeringsorganisatie te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van omgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is de bedoeling dat de OFGV in opdracht van de partners deze taken op een effectieve en slagvaardige manier gaat uitvoeren. De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer Gedeputeerde Staten aan de directeur van de OFGV de bevoegdheid toekennen om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige mandaatbesluit wordt aan de directeur deze bevoegdheid toegekend. Met het oog op de komst van de Omgevingswet is het bestaande mandaatbesluit hierop aangepast. Het mandaatbesluit voorziet zowel in een mandaat als in een machtiging voor de directeur van de OFGV.

 

Wat is mandaat

 

In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: Gedeputeerde Staten) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing. Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden. In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met:

  • 1.

    het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde;

  • 2.

    de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming aan Gedeputeerde Staten moet worden voorgelegd.

    Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.

Wat is machtiging

 

In onderhavig besluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens Gedeputeerde Staten wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het kopen van een boek). Dit zijn handelingen die ook burgers kunnen verrichten. Wanneer een ander namens Gedeputeerde Staten deze feitelijke handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.

 

Gehanteerde uitgangspunten bij het opstellen van onderhavig besluit

 

Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet steeds afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig besluit is geprobeerd deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. Uitgangspunt hierbij is dat het mandaat zoveel mogelijk gelijkluidend is geformuleerd bij de verschillende partners, waarbij wordt aangesloten bij het al bestaande mandaat. Daarbij zijn de ingebrachte taken leidend. Daar waar geen taak is ingebracht, worden geen besluiten in mandaat genomen en worden geen feitelijke handelingen verricht namens Gedeputeerde Staten. Hierdoor kan de OFGV efficiënter werken en is de kans op onbevoegde besluiten kleiner. Dit sluit aan bij de systematiek van de mandaatregeling die nu wordt vervangen.

In de bij dit besluit behorende bijlage wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.

 

Doordat met de inwerkintreding van Omgevingswet veel oude wetten opgaan in de Omgevingswet, zijn er ten opzichte van het oude mandaatbesluit minder verschillende wettelijke bevoegdheden genoemd. Ook zijn verschillende procedures tot wijziging van een vergunning samengevat onder een algemene noemer. Dit komt de doelmatigheid ten goede.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.

 

Artikel 2. Mandaatverlening

 

Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de OFGV. De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in de bijlage die bij dit mandaat/machtigingenbesluit behoort. Het verleende mandaat ziet zowel op het namens Gedeputeerde Staten nemen van besluiten als op het namens Gedeputeerde Staten ondertekenen van besluiten. De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën: categorie A: algemeen, categorie B: toetsing en vergunningenverlening, categorie C: toezicht en handhaving. Zowel in de aanhef van het mandaat/machtigingenbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat/machtiging is verleend, betrekking hebben op: de Algemene wet bestuursrecht, de Omgevingswet, de Wet milieubeheer, de Wet open overheid, de Wet luchtvaart, de Provinciewet en de op bovengenoemde wetten gebaseerde regelgeving. Hiermee worden in ieder geval bedoeld: het Omgevingsbesluit, het Besluiten activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het omgevingsplan, het Vuurwerkbesluit en de Omgevingsverordening provincie Flevoland.

Wetten die op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet nog van toepassing blijven, zijn niet opgenomen in de aanhef. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de Wet bodembescherming, de Waterwet, de Ontgrondingenwet en de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zwemgelegenheden. Het overgangsrecht is geregeld in artikel 12 en wordt verderop nader toegelicht.

De Wet milieubeheer (Wm) blijft gedeeltelijk bestaan en wordt daarom wel genoemd in de aanhef. De Wm is met name relevant voor de uitvoeringspraktijk van de OFGV in verband met ingebrachte taken op het gebied van afvalstoffen.

De Wet open overheid heeft de Wet openbaarheid van bestuur vervangen.

 

De Wet luchtvaart is genoemd in verband met de ontheffingsmogelijkheid voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik.

 

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

 

In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

 

Artikel 4. Machtiging

 

In dit artikel wordt de directeur door Gedeputeerde Staten gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten.

Bekendmaking en elektronische publicatie van besluiten gebaseerd op de hiervoor genoemde wetgeving zijn feitelijke handelingen, waar geen mandaat maar machtiging voor nodig is. Dit is geregeld in artikel 4 en categorie A4 in de bijlage. De ondertekening van een besluit is specifiek in dezelfde categorie A4 in de bijlage geregeld.

 

Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging

 

In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat dan wel de machtiging dient te houden.

 

Artikel 6. Informatieplicht

 

In dit artikel is geregeld dat de directeur Gedeputeerde Staten op de hoogte stelt van politiek gevoelige besluitvorming.

 

Artikel 7. Ondermandaat- en machtiging

 

Om een efficiënte besluitvorming bij de OFGV te bevorderen, is het de directeur toegestaan om eenmaal ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

 

Artikel 8. Ondertekening

 

In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.

 

Artikel 9. Vervanging

 

Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.

 

Artikel 10. Verantwoording aan Gedeputeerde Staten

 

In dit artikel is geregeld dat de directeur verantwoording moet afleggen aan Gedeputeerde Staten over de wijze waarop hij met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging is omgegaan. Door het opnemen van de verantwoordingsplicht kunnen Gedeputeerde Staten nagaan of de directeur wel op een juiste wijze met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging omgaat.

 

Artikel 12 Intrekking en overgangsrecht

 

Dit artikel regelt de intrekking van het huidige mandaatbesluit en het overgangsrecht. Het intrekken heeft ook betrekking op het wijzigingsbesluit van het mandaat van 29 november 2016.

 

Omdat de Omgevingswet voorziet in overgangsrecht waardoor verschillende zaken nog onder het oude recht blijven vallen, is de laatste volzin van artikel 12 opgenomen: “Het betreffende mandaatbesluit blijft van toepassing op gevallen die onder het overgangsrecht van de Omgevingswet vallen.”.

 

Ingevolge het overgangsrecht in en op basis van de Omgevingswet blijft voor bepaalde situaties het oude recht nog gelden voor de periode die is aangegeven in het overgangsrecht. Zo moeten veel procedures die zijn gestart vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgerond op basis van het oude recht.

Ook vallen veel van de huidige provinciale bodemtaken onder het overgangsrecht. Onder het overgangsrecht voor bodem blijft de Wet bodembescherming van toepassing voor bestaande gevallen van bodemsanering. Hiervan is onder andere sprake als een locatie eerder onder de Wbb is beschikt als ernstig en spoedeisend of voor locaties waarvoor vóór inwerkingtreding een saneringsplan of BUS melding (BUS: Besluit uniforme saneringen) is ingediend of waarvoor al een beschikking op het saneringsplan is verleend. De Wbb blijft gelden totdat het besluit tot instemming met een evaluatieverslag of een nazorgplan onherroepelijk is geworden. Ook blijft de Wbb gelden voor de maatregelen of beperkingen, die in het evaluatieverslag of in het nazorgplan staan. De taken die worden uitgevoerd op grond van het overgangsrecht worden niet met name genoemd in de bijlage, maar vallen onder het algemene overgangsrecht van dit artikel.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding

 

De inwerkingtreding van het mandaatbesluit wordt gelijk getrokken met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

TOELICHTING CATEGORIEËN

 

In de aanhef van de bijlage is voor de volledigheid aangegeven op welke wetten de in de bijlage genoemde bevoegdheden betrekking hebben. Hieronder is daar waar nodig een toelichting gegeven.

 

Categorie A. Algemeen

In categorie A zijn zaken genoemd die een algemeen karakter hebben.

 

Onder A 1, het voeren van verweer, valt ook het vaststellen van verweerschriften in het kader van bezwaarprocedures bij de provincie en beroepsprocedures bij de rechtbank en Raad van State.

 

Voor het nemen van besluiten op bezwaar inhoudende ongegrondverklaring of niet-ontvankelijkheidsverklaring (categorie A3) geldt dat deze op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:3, derde lid) niet worden genomen door degene die het primaire besluit heeft genomen.

 

Er is een nieuwe categorie (A4) opgenomen voor het “inzien, verzamelen, verwerken, beheren, verstrekken, beschikbaar stellen, uitwisselen, doorzenden en publiceren van informatie, gegevens, aanvragen en (ontwerp-)besluiten”. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan het gebruik van het Digitaal Stelsel Omgevingswet, het bijhouden van landelijke registers en het vullen van applicaties zoals het bodeminformatiesysteem (BIS), het register externe veiligheidsrisico’s (REV), het kadaster en de e-MJV website met daaronder de IPPC applicatie.

Maar ook hoort hierbij de actieve openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo). De Woo is de opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en kent een onderscheid in actieve en passieve openbaarmaking. Passieve openbaarmaking is het op verzoek openbaar maken van documenten. Actieve openbaarmaking omvat het door een bestuursorgaan uit eigen beweging openbaar maken van documenten. Dit mandaatbesluit voorziet niet in een mandaat voor het afhandelen van Woo-verzoeken met betrekking tot besluiten die namens Gedeputeerde Staten zijn genomen (de zogenaamde passieve openbaarmaking). Deze bevoegdheid ligt bij provincie Flevoland zelf en is niet als taak ingebracht bij de OFGV. Verzoeken om openbaarmaking gericht aan de partners worden door partners zelf afgehandeld. De OFGV fungeert daarbij als backoffice. Het mandaat omvat wel de handelingen benodigd voor actieve openbaarmaking van (in mandaat genomen) besluiten.

In het zeldzame geval een Woo-verzoek rechtstreeks aan de OFGV als bestuursorgaan is gericht heeft de OFGV geen mandaat nodig om deze af te handelen. Dit gaat dan niet over inhoudelijke dossiers, maar zou bijvoorbeeld kunnen gaan over de interne werkwijze van de OFGV.

Ook het aanleveren aan het kadaster van besluiten waaruit publiekrechtelijke beperkingen in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen voortvloeien valt onder deze categorie.

 

Categorie B. Toetsing en vergunningverlening

In deze categorie zijn werkzaamheden op grond van de genoemde wetten en daarbij behorende regelgeving rondom toetsing en vergunningverlening opgenomen. De activiteit waarvoor toestemming/vergunning wordt verleend is niet vermeld. Het kan hierbij gaan om milieubelastende activiteiten (hoofdstuk 3) maar ook om bijvoorbeeld zwemmen en baden (hoofdstuk 15) en ontgrondingen (hoofdstuk 16) uit het Besluit activiteiten leefomgeving. Ook vallen activiteiten genoemd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) hieronder. Ook regulering op grond van het omgevingsplan valt onder deze categorie, evenals zaken die onder het overgangsrecht van de Omgevingswet vallen.

Daarbij geldt het algemene uitgangspunt: de ingebrachte taken zijn leidend. Daar waar geen taak is ingebracht, maakt de OFGV geen gebruik van het mandaat. Dit sluit aan bij de systematiek van de mandaatregeling die nu wordt vervangen. Dit kan per partner verschillen. De uitsluiting van activiteiten die de natuur betreffen (hoofdstuk 11 Bal) is wel overgenomen in het nieuwe mandaatbesluit.

Daarnaast gelden als uitzonderingsgrond voor deze categorie Seveso-inrichtingen en installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies. Seveso-inrichtingen zijn aangewezen in paragraaf 3.3.1 van het Bal. Onder ‘installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies’ valt chemische industrie waarbij fabricage van chemische producten op industriële schaal plaatsvindt. De taken voor deze inrichtingen/installaties worden op grond van artikel 18.22 lid 2 van de Omgevingswet uitgevoerd door aangewezen omgevingsdiensten. Voor Flevoland en Gooi en Vechtstreek is dat de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

B4: Verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van de omgevingsvergunning;

Deze categorie is van toepassing op besluiten op aanvraag, maar ook op ambtshalve besluiten. Onder het wijzigen van de omgevingsvergunning valt ook het actualiseren van vergunningen.

Naast activiteiten die de natuur betreffen wordt ook het weigeren van een omgevingsvergunning op grond van de Wet Bevordering Integriteit Beoordelingen door het Openbaar Bestuur (Bibob) uitgesloten van deze categorie.

 

B5: Stellen van maatwerkvoorschriften of verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning of wijzigen van deze voorschriften;

De mogelijkheden tot maatwerkvoorschriften zijn zowel in het Bal, het omgevingsplan als het Bbl opgenomen. (Maatwerk-)voorschriften kunnen zowel op aanvraag als ambtshalve worden gesteld, voor beide mogelijkheden geldt dit mandaat.

 

B7: Uitbrengen van advies over een aanvraag omgevingsvergunning en beslissen over instemming met de voorgenomen beslissing op die aanvraag, in het geval Gedeputeerde Staten niet zelf bevoegd gezag zijn;

De grondslag hiervan is gelegen in het Omgevingsbesluit, artikel 4.25. Advies uitbrengen en beslissen over instemming kan zowel op grond van het Bal als het omgevingsplan.

Een voorbeeld hiervan is een kleine ontgronding: B&W zijn bevoegd, maar GS moet instemmen met de ontgronding.

 

B8: Het behandelen van meldingen en informatie verstrekt op grond van de informatieplicht;

Meldplichten en informatieplichten zijn zowel in het Bal, het omgevingsplan, als het Bbl opgenomen.

 

B10: Beoordelen bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning of sprake is van aanzienlijke milieueffecten en een milieueffectrapport moet worden gemaakt;

Deze categorie ziet op het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.

 

B 11: Het uitbrengen van advies inzake de reikwijdte en het detailniveau van een milieueffectrapport;

Met deze categorie wordt bedoeld het zelfstandig uitbrengen van advies over de reikwijdte en het detailniveau van het op te stellen milieueffectrapport aan de aanvrager. Als dit advies wordt uitgebracht aan GS en niet aan de aanvrager, is hier geen mandaat voor nodig. Het gaat alleen over de milieubelastende activiteiten.

 

B 12: Nemen van goedkeuringsbesluiten naar aanleiding van een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift of op grond van een wettelijke plicht;

Hiermee worden besluiten bedoeld die zijn gebaseerd op vergunningvoorschriften waarin een eis tot goedkeuring is opgenomen. Omdat de basis van een goedkeuringsbesluit niet altijd is gelegen in een vergunningvoorschrift, dient deze categorie ook als vangnetbepaling voor overige besluiten op grond van een wettelijke plicht waar instemming voor benodigd is.

 

B 13: Verlenen van ontheffing;

Deze categorie ziet op het verlenen van ontheffing. Bij GS moet dan met name gedacht worden aan de ontheffingsmogelijkheid voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik uit de Wet luchtvaart (TUG ontheffing in artikel 8a.51 Wet luchtvaart).

 

B 14: ontbrandingstoestemming vuurwerk;

Het Vuurwerkbesluit blijft gelden voor ontbrandingstoestemmingen bij vuurwerkevenementen. Daarbij is de term ‘professioneel vuurwerk’ vervangen door ‘vuurwerk van categorie F4’.

 

B 15: Verklaring storten;

Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen blijft gelden. Op grond van artikel 6 van dit besluit kunnen GS een verklaring afgeven dat er naar hun oordeel in Nederland geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk is dan storten.

 

Categorie C. Toezicht en handhaving

In deze categorie zijn werkzaamheden op het gebied van toezicht en handhaving vastgelegd. Ook hier geldt weer dat dit is op grond van de in de aanhef genoemde wetten, en daarbij behorende regelgeving. Deze categorie is ook van toepassing op zaken die onder het overgangsrecht van de Omgevingswet vallen. Ook toezicht en handhaving bij (vuurwerk-)evenementen valt onder deze categorie.

Als uitzonderingsgrond voor deze categorie zijn ook hier Seveso-inrichtingen en ‘installaties als bedoeld in bijlage I, categorie 4, bij de richtlijn industriële emissies’ opgenomen. Dit is onder categorie B toegelicht.

 

C 2: Aanwijzen toezichthouders;

Het aanwijzen van toezichthouders is als nieuwe categorie opgenomen. Het tekenen van legitimatiebewijzen voor toezichthouders was voorheen wel gemachtigd. Dit valt nu onder de categorie aanwijzen toezichthouders en is daarom verwijderd.

 

C9: Instellen zwemverbod en afgeven;

Het instellen van een zwemverbod en het afgeven van een negatief zwemadvies is specifiek genoemd in de Omgevingswet in artikel 2.38. GS kan daartoe besluiten met het oog op het waarborgen van de veiligheid of het beschermen van de gezondheid.