Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westervoort

Hemelwaterverordening gemeente Westervoort

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestervoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHemelwaterverordening gemeente Westervoort
CiteertitelHemelwaterverordening gemeente Westervoort
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 10.32a van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-03-2023nieuwe regeling

19-12-2022

gmb-2023-119837

22-50128-CM

Tekst van de regeling

Intitulé

Hemelwaterverordening gemeente Westervoort

De raad van de gemeente Westervoort

 

gezien het voorstel van het college;

 

gezien het advies van 27 september 2022;

 

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

 

overwegende, dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater;

 

overwegende dat het rioleringsbeleid is neergelegd in het Watertakenplan De Liemers zoals door de raad vastgesteld op 7 november 2022;

 

overwegende dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater in een bepaald gebied vanaf een vooraf te bepalen datum niet meer toe doen afvloeien in een openbaar vuilwaterriool;

 

overwegende dat het gewenst is met het oog op het beperken van wateroverlast en het bereiken van de doelstellingen zoals opgenomen in het Watertakenplan de Liemers regels te stellen over een verplichte waterbergingscapaciteit bij nieuwbouw;

 

besluit vast te stellen de

 

Hemelwaterverordening gemeente Westervoort

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Beheerder van het openbaar riool: het college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    Bouwwerk: elke constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is. De constructie steunt direct of indirect in de grond. De constructie heeft een functie op de plaats van bestemming.

  • c.

    Bebouwd oppervlak: oppervlak waarop bouwwerken of niet-waterdoorlatende verharding aanwezig is.

  • d.

    Afkoppelen: het scheiden van hemel- en grondwaterstromen van vuilwaterstromen. Deze hemel- en grondwaterstromen op eigen perceel vasthouden of verwerken, of aansluiten op een door de gemeente aangewezen hemelwatervoorziening. Hiermee wordt ook het beëindigen van het lozen van hemel- en grondwater op het vuilwaterriool bedoeld.

  • e.

    Verordening: de Hemelwaterverordening gemeente Westervoort.

  • f.

    Gebiedsaanwijzing: er wordt ook een gebiedsaanwijzing vastgesteld. In de gebiedsaanwijzing wordt aangegeven voor welk gebied de hemelwaterverordening geldt. Ook wordt in de gebiedsaanwijzing aangegeven op welke manier het hemel- en grondwater verwerkt of afgevoerd moet worden.

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

  • 1.

    De beheerder van het openbaar riool kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool.

  • 2.

    De termijn waarbinnen aan het lozingsverbod moet worden voldaan is 6 maanden na de inwerkintreding van de gebiedsaanwijzing.

  • 3.

    Als er sprake is van calamiteiten is de termijn waarbinnen aan het lozingsverbod moet worden voldaan 3 maanden na de inwerkingtreding van de gebiedsaanwijzing.

Artikel 3 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw en toename bebouwd oppervlak

  • 1.

    De beheerder van het openbaar riool kan een gebied aanwijzen waarbinnen vanaf percelen waarop nieuwbouw gebouwd wordt niet geloosd mag worden op een gemeentelijke rioolvoorziening, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht. De hemelwaterberging moet ook in stand gehouden worden.

  • 2.

    De verplichting tot waterberging geldt voor nieuwbouw en bij toename van het bebouwd oppervlak.

  • 3.

    Voor de hemelwaterberging gelden de volgende eisen:

    • a.

      Bij een uitbreiding van het bebouwd oppervlak tot maximaal 2000 m2 heeft de hemelwaterberging ten minste een capaciteit van 60 liter per m2 bebouwd oppervlak;

    • b.

      Bij een uitbreiding van het bebouwd oppervlak vanaf 2000 m2 komt de bergingseis terug in de eisen van het Waterschap in de watertoets;

    • c.

      De hemelwaterberging bevindt zich boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand;

    • d.

      De hemelwaterberging wordt zo ontworpen dat deze binnen 24 uur weer volledig beschikbaar is.

  • 4.

    De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen in de hemelwaterberging kan onder voorwaarden middels een noodoverloop geloosd worden op een nader aan te wijzen openbare rioolvoorziening.

  • 5.

    De verplichting tot waterberging bij nieuwbouw en toename van het bebouwd oppervlak geldt vanaf de dag na de bekendmaking van de gebiedsaanwijzing.

Artikel 4 Gebiedsaanwijzing

  • 1.

    De gebied waarvoor het lozingsverbod van artikel 2 en de verplichting tot waterberging op eigen perceel geldt van artikel 3, wordt aangewezen in de gebiedsaanwijzing.

  • 2.

    Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing volgt de beheerder van het openbaar riool het Watertakenplan De Liemers.

  • 3.

    De gebiedsaanwijzing treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 4.

    Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 5 Ontheffing

  • 1.

    De beheerder van het openbaar riool kan ontheffing verlenen van het lozingsverbod bedoeld in artikel 2 en de verplichting tot een waterberging bedoeld in artikel 3. Van een ontheffing kan sprake zijn als vanaf het bouwwerk, open erg of terrein het hemel- en grondwater redelijkerwijs niet op eigen perceel kan worden geborgen, verwerkt of afgevoerd.

  • 2.

    De beheerder van het openbaar riool kan in geval van calamiteiten ontheffing verlenen aan het lozingsverbod bedoeld artikel 2 en de verplichting tot waterberging bedoeld in artikel 3. Of er sprake is van een calamiteit wordt beoordeeld door de beheerder van het openbaar riool.

  • 3.

    Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 6 Strafbepaling

Overtreding van het krachtens artikel 2 en 3 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 7 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groepen van personen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 8 november 2022.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Hemelwaterverordening gemeente Westervoort.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

De voorzitter,

De griffier,

19 december 2022

Toelichting op de Hemelwaterverordening gemeente Westervoort

Algemeen

Op 1 januari 2009 is de Wet Gemeentelijke Watertaken in werking getreden. Daarmee is onder andere de Wet milieubeheer gewijzigd. In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden in het belang van milieubescherming regels kunnen stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater. De regels kunnen gelden voor de vuilwaterriolering, maar ook voor hemelwaterriolering en openbare ontwateringsstelsel. Artikel 10.32a biedt ook de mogelijkheid tot het verplichten van een waterberging bij zowel nieuwbouw als bestaande bouw.

De hemelwaterverordening is een instrument om de gemeentelijke watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van hemel- en grondwater in de riolering te hebben.

Hemel- en grondwaterlozingen in de riolering zijn geregeld in het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah), het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) en het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012 (BB). De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling – de “lozingsbesluiten” en het Bouwbesluit – voorgaan.

 

Watertakenplan De Liemers – gemeente Westervoort

Het huidige rioleringsbeleid van de gemeente Westervoort is vastgelegd in het regionale Watertakenplan De Liemers. Het Watertakenplan geldt voor drie gemeentes: de gemeente Westervoort, Duiven en Zevenaar.

De klimaatopgave en bijbehorende maatregelen is een van de kernopgaven van het Watertakenplan. Het minder kwetsbaar maken van bebouwd gebied is belangrijk. Water krijg meer ruimte door het op te vangen tijdens piekbuien, maar ook te behouden voor langdurige droge periodes. Het afkoppelen van hemelwater en meer groen in de tuinen toe te passen kunnen burgers hier een rol in spelen. Maar ook bewustwording van de effecten van klimaatverandering is van belang.

 

Binnen het gebied De Liemers wordt gezamenlijk invulling gegeven aan de watertaken door:

  • 1.

    De natuurlijke situatie zo min mogelijk te beïnvloeden;

  • 2.

    Niet onnodig veel energie te gebruiken;

  • 3.

    Zoveel mogelijk water in het gebied vast te houden en te benutten;

  • 4.

    De belevingswaarde en natuurwaarden van het watersysteem te optimaliseren;

  • 5.

    Knelpunten in de waterkwaliteit te voorkomen en op te lossen;

  • 6.

    Kansen voor innovatie in de waterketen te benutten, specifiek als het gaat om het verwaarden en terugwinnen van grondstoffen;

  • 7.

    Te anticiperen op de effecten van mogelijke klimaatverandering;

  • 8.

    Niet meer geld uit te geven dan nodig is voor een duurzame bedrijfsvoering (3 k’s);

  • 9.

    Overlast en schade vanuit waterketen of watersysteem te voorkomen;

  • 10.

    De interactie tussen openbare ruimte en water in De Liemers mee te nemen (om meerwaarde te creëren);

  • 11.

    Burgers en andere stakeholders te informeren, betrekken en te stimuleren tot duurzaam gebruik van waterketen en –systeem.

De hemelwaterverordening geeft invulling aan meerdere taken. Direct door het zoveel mogelijk houden van water in het gebied, waardoor ook geanticipeerd wordt op de effecten van mogelijke klimaatverandering. Door minder schoon water in te zamelen en onnodig te laten zuiveren wordt ook minder energie verbruikt. Maar ook wordt de interactie tussen openbare ruimte en water in de Liemers gestimuleerd, door op een andere manier om te gaan met hemel- en grondwater. Ten slotte leidt het afkoppelen en anders omgaan met schoon water als hemelwater en grondwater tot interactie tussen burger en overheid door te informeren en stimuleren tot duurzaam omgaan met de waterketen en het watersysteem.

 

Voor het omgaan met hemelwater wordt binnen De Liemers vastgehouden aan het principe van vasthouden – bergen – afvoeren, waarbij vasthouden de meest ideale situatie is en afvoeren de keus indien een andere mogelijkheid er niet is. Ook het zoveel mogelijk scheiden van schoon water als hemelwater en grondwater en vervuild water is het streven waar naartoe gewerkt wordt. Door de klimaatverandering kan het voorkomen dat zich situaties van water-op-straat voordoen. Hier wordt op ingespeeld door bijvoorbeeld het afkoppelen en bergen van hemelwater. Hierdoor wordt de riolering ontlast, wat bijdraagt aan het beperken van wateroverlastsituaties.

 

Voor het omgaan met grondwater geldt dat de perceeleigenaar zelf zorg dient te dragen voor de verwerking van overtollig grondwater op eigen terrein. De gemeente richt zich op het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van structurele grondwateroverlast in de openbare ruimte.

 

Situatie I: Bestaande bouw

Bestaande bouw is aangesloten op het openbaar vuilwaterriool in een gebied waar een gebiedsaanwijzing geldt (art. 2 van deze verordening).

Voor de bestaande bouw geldt op grond van het Bouwbesluit enkel de verplichting dat afvloeiend hemelwater zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid kan worden afgevoerd (art. 6.15, eerste lid, BB). Een verbod als bedoeld in deze verordening om het afvloeiend hemelwater te lozen in een openbaar vuilwaterriool is hiermee niet in strijd. Het is namelijk mogelijk aan het doelvoorschrift van art. 6.15, eerste lid, BB te voldoen zonder het afvloeiend hemelwater te lozen in een openbaar vuilwaterriool. De perceeleigenaar kan het afvloeiende hemelwater bijvoorbeeld lozen in een watergang, in de bodem of in een eventueel aanwezig openbaar hemelwaterstelsel. Hieronder valt ook het realiseren en in stand houden van een hemelwaterberging. De gewenste situatie wordt per gebied aangegeven in de gebiedsaanwijzing of kan per maatwerkvoorschrift bepaald worden.

 

Situatie II:Nieuwbouw en toename bebouwd oppervlak in een bestaand en toekomstig bebouwd gebied waar een gebiedsaanwijzing geldt (zowel uitbreiding als inbreiding) (art. 3 van deze verordening).

Op grond van milieuregelgeving mogen particulieren en bedrijven afvloeiend hemelwater en overtollig grondwater in oppervlaktewater, in de bodem of in een rioolstelsel lozen (zie art. 2, art. 3.2 en 3.4 Blbi en art. 3.2 en 3.3 Activiteitenbesluit). Voor nieuwbouw bestaat op grond van bouwregelgeving niet de plicht – wel een mogelijkheid indien uitdrukkelijk bepaald– om de afvoer van hemelwater aan te sluiten op de openbare riolering (art. 6.18, vijfde lid, onder b BB). Dit artikel bepaalt dat B&W een aansluitvoorschrift stellen voor een hemelwaterleiding als het hemelwater “in dat stelsel of riool mag worden gebracht”. Zodra op grond van deze verordening een aanwijzingsbesluit geldt met de bepaling dat het verboden is afvloeiend hemelwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool, is een dergelijke lozing niet meer toegestaan. De gemeente zal het aansluitvoorschrift dan weigeren.

De wijze waarop het hemelwater wordt verwerkt, moet wel voldoen aan het doelvoorschrift van art. 6.15, eerste lid 1, BB: “het water moet zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid kunnen worden afgevoerd”. Dit kan bijvoorbeeld door het water in een oppervlaktewater, de bodem of een eventueel openbaar hemelwaterstelsel te lozen.

Bij nieuwbouwsituaties en situaties waarbij het bestaand bebouwd oppervlak vergroot wordt binnen De Liemers wordt hemelwater alleen ingezameld door de gemeente indien de perceeleigenaar dit water zelf niet redelijkerwijs kan verwerken op eigen perceel. De verantwoordelijk ligt hierbij in beginsel bij de perceeleigenaar.

In het geval van bedrijfsgebouwen geldt dat de dakvlakken niet aangesloten mogen worden op de riolering. Hoe omgegaan wordt met het water afstromend van verharde terreinen rondom de terreinen wordt per situatie bekeken. Dit is afhankelijk van de vervuilingsgraad van het water.

In het buitengebied wordt nieuwbouw aangesloten op mechanische riolering. De lozing van hemelwater hierop is niet toegestaan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Beheerder openbaar riool:

De in artikel 2 genoemde beheerder van het openbaar riool is het college van burgemeester en wethouders. Het collega kan haar bevoegdheden op grond van deze verordening mandateren aan een uitvoeringsorganisatie.

 

  • b.

    Bouwwerk:

Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer niet. Deze verordening sluit aan bij de in de jurisprudentie aanvaarde definitie: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.

 

  • c.

    Bebouwd oppervlak:

Hiermee wordt bedoeld een oppervlak waarop ofwel een bouwwerk ofwel een niet-waterdoorlatende verharding aanwezig is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan asfalt of andere terreinverharding waardoor het (hemel)water dat hierop terechtkomt niet de grond in kan trekken.

 

  • d.

    Afkoppelen:

Het scheiden van hemel- en grondwaterstromen van vuilwaterstromen en deze hemel- en grondwaterstromen ofwel aansluiten op het gemeentelijk hemelwaterriool, ofwel op eigen perceel houden of verwerken. De wijze waarop dit afkoppelen geschiedt kan per situatie verschillen en wordt, waar nodig, nader uitgewerkt in de Gebiedsaanwijzing.

 

 

  • e.

    Gebiedsaanwijzing

Met gebiedsaanwijzing wordt aangegeven voor welke gebieden de hemel- en grondwaterverordening geldt. Daarnaast wordt in de gebiedsaanwijzing de termijn aangegeven waarbinnen de lozingen van hemel- en grondwater op de openbare riolering opgeheven dienen te zijn en in welke gebieden de verplichting tot waterberging geldt.

 

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

Artikel 2 omvat het verbod om afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool. Dit verbod geldt dus voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze binnen de gebiedsaanwijzing liggen en het desbetreffende besluit geen uitzonderingen bevat.

De termijn waarbinnen aan het lozingsverbod moet worden voldaan is 6 maanden.

De termijn in het geval van calamiteiten wijkt af. Deze termijn waarbinnen aan het lozingsverbod moet worden voldaan is 3 maanden. Er is gekozen voor een afwijkende termijn bij calamiteiten, omdat dit onwenselijke situaties zijn die zo snel mogelijk gestopt moeten worden.

 

Artikel 3 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw en toename bebouwd oppervlak

Artikel 3 omvat de verplichting van het aanbrengen van een waterberging bij nieuwbouw en bij toename van het bebouwd oppervlak. De verplichting houdt in dat er verplicht een waterberging wordt aangebracht. De hemelwaterberging moet ook in stand gehouden worden. De verplichting tot een waterberging geldt bij nieuwbouw en bij toename van het bebouwd oppervlak.

Aan de waterberging zijn eisen gesteld.

Er is gekozen voor een onderscheid tussen uitbreiding van het bebouw oppervlak tot 2000 m2 en vanaf 2000 m2. Ten aanzien van de hemelwaterberging geldt dat deze in het geval van een uitbreiding van het bebouwd tot 2000 m2 er een bergingseis geldt van minimaal 60 liter met m2 bebouwd oppervlak.

Boven de 2000 m2 komt de bergingseis terug in de watertoets.

Om de werking van de waterberging te waarborgen is het belangrijk dat deze zich boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand bevindt. Als dit niet zo is, dan vult de waterberging zich met grondwater en kan de waterberging geen bergende functie voor hemelwater meer hebben.

Belangrijk is dat de waterberging na vulling weer leegt binnen 24 uur, zodat de hemelwaterberging water kan blijven bergen.

In geval van calamiteiten kan het hemelwater dat niet kan worden geborgen in de hemelwaterberging middels een noodoverloop het teveel aan hemelwater lozen in een nader aan te wijzen openbare rioolvoorziening. Aan deze bepaling kunnen voorwaarden worden gesteld door de beheerder van het openbaar riool.

 

Artikel 4 Gebiedsaanwijzing

De gebieden waarbinnen het lozingsverbod van artikel 2 en de verplichting tot waterberging van artikel 3 gelden worden aangegeven in de gebiedsaanwijzing. De gebiedsaanwijzing wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Een gebiedsaanwijzing is een besluit van algemene strekking. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing neemt de beheerder van het openbaar riool het Watertakenplan De Liemers in acht.

 

Dit artikel legt ook de relatie met het Watertakenplan De Liemers. Dit vervangt het voorheen verplichte gemeentelijk rioleringsplan. Deze verplichting vervalt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Bij de overgang naar de Omgevingswet wordt deze Hemelwaterverordening en nader vast te stellen gebiedsaanwijzing onderdeel van het omgevingsplan.

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb, is van toepassing verklaard. De voorbereiding van een besluit duurt iets langer. Daar staat tegenover dat de bezwaarschriftenfase na het nemen van het besluit vervalt.

 

Artikel 5 Ontheffing

In uitzonderingssituaties kan door middel van dit artikel een ontheffing van het lozingsverbod en de verplichting tot waterberging gegeven worden. De gemeente kan de ontheffing onder beperkingen verlenen. Daarnaast kan de gemeente voorschriften aan een ontheffing verbinden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening.

In het geval van calamiteiten kan ook sprake zijn van een uitzonderingssituatie. De beheerder van het openbaar riool kan in het geval van calamiteiten een ontheffing verlenen van het lozingsverbod. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Dit is per situatie te beoordelen door de beheerder van het openbaar riool.

 

Artikel 6 Strafbepaling

De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boete, maar dit is niet gekoppeld aan art.10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van art. 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in art. 23 Wetboek van Strafrecht. Momenteel bedraagt de geldboete van de tweede categorie maximaal € 2.250,- (voor een rechtspersoon € 4.500,-). Voor het handhaven van gemeentelijke verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.

 

Artikel 7 Toezichthouders

Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Voorts kan het college (in termen van de komende Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: bevoegd gezag) ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.

Aanwijzing betekent niet dat zij tevens opsporingsbevoegd zijn. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding

Per 8 november 2022.

 

Artikel 9 Citeertitel

De tekst van artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft de verordening geen naam. De naamgeving staat dus vrij. De naam Hemelwaterverordening gemeente Westervoort geeft het beste aan waarover de verordening gaat.

 

Overgangsrecht

Overgangsrecht is niet nodig, omdat niet eerder en dergelijk lozingsverbod voor afvloeiend hemelwater en grondwater bestond.