Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mook en Middelaar

Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Mook en Middelaar 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMook en Middelaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Mook en Middelaar 2023
CiteertitelReglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Mook en Middelaar 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpReglement van orde gemeenteraad

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-03-202301-01-2023Nieuwe regeling

02-02-2023

gmb-2023-119198

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Mook en Middelaar 2023

De raad van de gemeente Mook en Middelaar;

 

gelezen het voorstel van de raadswerkgroep Het nieuwe vergadermodel van 20 januari 2023;

 

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de Algemene commissie d.d. 25 januari 2023;

 

besluit

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

Reglement van Orde gemeenteraad en raadscommissies Mook en Middelaar 2023

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • b.

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • c.

    commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • d.

    commissievoorzitter: voorzitter van een raadscommissie;

  • e.

    fractievoorzitter: de leider van een fractie in een volksvertegenwoordiging; iedere politieke partij vormt een eigen fractie.

  • f.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • g.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

  • h.

    interpellatie: een verzoek om inlichtingen in de vergadering, gericht tot een of meer leden van het college of tot de burgemeester.

  • i.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • k.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • l.

    voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • 1.

    het leiden van de vergadering;

  • 2.

    het handhaven van de orde;

  • 3.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • 4.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 4. De secretaris

  • 1.

    De secretaris is standaard uitgenodigd aanwezig te zijn in de raadsvergaderingen.

  • 2.

    De secretaris kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 5. De wethouders

Gelet op artikel 21 Gemeentewet is de bij een geagendeerd onderwerp betrokken portefeuillehouder standaard uitgenodigd om in een vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Hoofdstuk 2. Agendacommissie

Artikel 6. De agendacommissie

  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitter, griffier, gemeentesecretaris en de fractievoorzitters of hun vervangers.

  • 3.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in de agendacommissie.

  • 4.

    In de agendacommissie wordt bij besluitvorming gestreefd naar unanimiteit.

  • 5.

    De vergaderingen van de agendacommissie zijn niet openbaar.

  • 6.

    De agenda en de vastgestelde besluitenlijst van de vergadering van de agendacommissie zijn openbaar.

Artikel 7. Taken agendacommissie

De agendacommissie heeft tot taak:

  • 1.

    Het vaststellen van de wijze van doorgeleiding van raads- en commissiestukken.

  • 2.

    Het voorlopig vaststellen van de (aanvullende) agenda’s van de raadscommissie(s), de raadsinformatieavond en de raad;

  • 3.

    Het bespreken en bewaken van de lange termijn agenda;

  • 4.

    Verder uitvoering te geven aan de taken zoals genoemd in de artikelen 11, 34, 43, 45, 58 en 59 van dit reglement van orde.

  • 5.

    Te bepalen wanneer en in welke locatie de raadscommissie, de raadsinformatieavond of raad vergadert;

  • 6.

    In urgente gevallen te besluiten over ingekomen verzoeken na overleg met en mandaat van de overige raadsleden.

Hoofdstuk 3. Toelating raadsleden, benoeming wethouders en fracties

Artikel 8. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens schriftelijk advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 9. Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens schriftelijk advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 4.

    De burgemeester kan voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht geven om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad.

Artikel 10. Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 4. Raadsvergaderingen

Paragraaf 1. Voorbereiding

Artikel 11. Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op donderdag overeenkomstig een door de raad vast te stellen vergaderschema. Zij vangen aan om 19:30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in de agendacommissie.

Artikel 12. Oproep en agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de raadsleden een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de oproep ter beschikking gesteld van de raadsleden.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep een aanvullende agenda opstellen en toezenden. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.

  • 4.

    Op de stukken, bedoeld in het tweede en derde lid, is artikel 13, derde lid, van toepassing.

  • 5.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld.

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    De agenda, de daarbij behorende voorstellen en stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd en op de website geplaatst als deze digitaal beschikbaar zijn. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3.

     

    • a.

      Stukken waaromtrent op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze raadsleden op verzoek inzage. (Deze bepaling is geldig tot 1 april 2023)

    • b.

      Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier. (Deze bepaling geldt vanaf 1 april 2023)

Artikel 14. Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt ter openbare kennis gebracht door aankondiging in de gemeentelijke informatierubriek Ter Sprake of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en langs elektronische weg door plaatsing op de website van de gemeente.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

  • 3.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering alsmede de agenda;

    • b.

      de wijze waarop en plaats waar een ieder de voorlopige agenda met bijbehorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid en aanmelden voor het uitoefenen van het spreekrecht zoals bepaald in artikel 59 bij de raadscommissies en raadsinformatieavond.

Paragraaf 2. Ter vergadering

Artikel 15. Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst, die aan het einde van elke raadsvergadering door de voorzitter door ondertekening wordt vastgesteld.

Artikel 16. Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode aangewezen, na overleg met de fractievoorzitters.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de fractievoorzitters.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17. Opening, quorum en tijdsduur van de vergadering

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de Gemeentewet vereiste aantal van meer dan de helft van het aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Uiterlijk 4 uren na de aanvang van de vergadering sluit de voorzitter de vergadering, tenzij de raad besluit langer te vergaderen. De voorzitter kondigt dit minimaal een half uur voor het einde van de vergadering aan.

  • 4.

    Indien de vergadering op basis van het voorgaande lid wordt gesloten en de onderwerpen waarvoor deze vergadering was belegd nog niet geheel zijn behandeld, wordt de behandeling tijdens de eerstvolgende reguliere raadsvergadering voortgezet, tenzij de raad anders bepaalt.

Artikel 18. Primus bij hoofdelijke stemming en volgorde beraadslagingen

  • 1.

    Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de beraadslagingen en hoofdelijke stemming beginnen.

  • 2.

    Daartoe wordt bij de vaststelling van de agenda in de vergadering bij loting een startfractie aangewezen.

  • 3.

    Bij de in lid 2 genoemde startfractie beginnen de beraadslagingen over een onderwerp en hoofdelijke stemming in de volgorde die met de klok mee draait, dat wil zeggen in de volgorde van plaatsnemen van links naar rechts gezien vanuit de plaats van de voorzitter.

Artikel 19. In ontvangst nemen van petities

  • 1.

    De raad kan in een raadsvergadering petities van burgers in ontvangst nemen die aan de raad zijn gericht. Daartoe wordt bij de vaststelling van de agenda een agendapunt aan het begin van de vergadering ingelast.

  • 2.

    Inwoners of groepen van inwoners die een petitie willen aanbieden, doen hiervan uiterlijk 48 uren voor aanvang van de raadsvergadering mededeling aan de griffier.

  • 3.

    Een petitie wordt in ontvangst genomen door de voorzitter. De voorzitter kan toestaan dat de petitie kort wordt toegelicht.

Artikel 20. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Raadsleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend ten aanzien van de beraadslaging daarover;

    • b.

      een raadslid dat rapporteert vanuit een commissie.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel keer een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21. Spreekregels en volgorde

  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 3.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

  • 4.

    De voorzitter, dan wel een lid van de raad, kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 5.

    De voorzitter geeft de fracties het woord in de volgorde overeenkomstig de loting in artikel 18. De volgorde waarin de leden per fractie het woord wensen te voeren wordt door de fracties zelf bepaald.

  • 6.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 22. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder(s), de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 23. Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en de raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen.

  • 2.

    De raad beslist hier terstond over.

  • 3.

    Voorbeelden van een voorstel van orde zijn:

    • a.

      De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen om over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen;

    • b.

      Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24. Handhaven orde - schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Paragraaf 3. Stemmingen

Artikel 25. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag kort toelichten.

Artikel 26. Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Artikel 27. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval, en ook de voorzitter dit niet verlangt, dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter (of de griffier) de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor overeenkomstig artikel 18 bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder met de klok mee (draait rechtsom aan de raadstafel) vanuit de voorzitter bezien.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

Artikel 28. Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 29. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt;

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 30. Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 31. Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Paragraaf 4. Verslaglegging; ingekomen stukken

Artikel 32. Geluidsopnamen en Audio-verslag

  • 1.

    Van de vergadering worden geluidsopnamen gemaakt en op een daartoe geschikt medium opgenomen.

  • 2.

    De geluidsopname van een vergadering is het audioverslag dat feitelijk aangeeft wat is gezegd.

  • 3.

    Elektronisch beschikbare audio-verslagen worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 4.

    De betreffende geluidsdragers zullen overeenkomstig het bepaalde in de Archiefwet worden bewaard en voor beluistering beschikbaar zijn.

Artikel 33. Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor de besluitenlijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    De besluitenlijst geeft een procedureel overzicht van de vergadering. Uit een besluitenlijst blijkt in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen, en

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van artikel 22 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    De concept-besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering aan de raadsleden gezonden.

  • 4.

    De concept-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering voor vaststelling aangeboden.

  • 5.

    Vastgestelde besluitenlijsten worden ondertekend door de voorzitter en griffier.

  • 6.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de (concept-)besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt en op de website geplaatst.

Artikel 34. Ingekomen stukken en Controlelijst

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst ingekomen stukken of controlelijst geplaatst en als onderdeel van de voorlopige agenda aan de raadsleden toegezonden.

  • 2.

    De lijst ingekomen stukken bestaat uit:

    • a.

      ingekomen stukken/brieven;

    • b.

      raadsmemo’s;

    • c.

      schriftelijke vragen, alsmede de beantwoording ervan, zoals bedoeld in artikel 44;

  • 3.

    De controlelijst bestaat uit:

    • a.

      toezeggingen openstaand en de afdoening ervan

    • b.

      aangenomen moties en de afdoening ervan

  • 4.

    De agendacommissie adviseert de raad op voorstel van de griffier over de wijze van afdoening van de onder lid 2 onder a genoemde ingekomen stukken/brieven.

  • 5.

    De raad stelt de wijze van afdoening van ingekomen stukken vast, te weten: voor kennisgeving aannemen, ter afdoening naar college, ter behandeling in de raadscommissie.

  • 6.

    Op voorstel van een raadslid kan de wijze van afdoening door de raad worden gewijzigd.

  • 7.

    De raad bepaalt of kan worden ingestemd met de afdoening van de controlelijst.

Paragraaf 5. Besloten raadsvergaderingen

Artikel 35. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 36. Verslag besloten vergadering

  • 1.

    Conceptverslagen van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar berusten bij de griffier.

  • 2.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het vastgestelde verslag.

  • 3.

    Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 37a. Opheffing geheimhouding (geldig tot 1 april 2023)

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad op grond van artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

  • 3.

    Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 37b. Opheffing geheimhouding (geldig vanaf 1 april 2023)

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Paragraaf 6. Toehoorders, pers en insprekers

Artikel 38. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3.

    Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Artikel 39. Insprekers

Over geagendeerde onderwerpen kunnen aanwezige inwoners bij de raadscommissie in artikel 51 tweede lid en raadsinformatieavond in artikel 51 vierde lid het woord voeren. Inspreken vindt niet plaats in de raadsvergadering.

Hoofdstuk 5. Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 40. Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3.

    Intrekking door de indiener(s) van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 41. Moties

  • 1.

    Ieder raadslid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 3.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking door de indiener(s) van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 42. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen betreffende een verordening en andere voorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2.

    Het college kan binnen 4 weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3.

    Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 4.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle andere op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld of oordeelt dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie.

  • 5.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel voor een verordening en andere voorstellen.

Artikel 43. Collegevoorstel

  • 1.

    Een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, zal de agendacommissie een voorstel doen binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 44. Schriftelijke vragen – Artikel 44 vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier, waarbij wordt aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Vragen die hier niet aan voldoen, worden teruggestuurd naar de indiener.

  • 3.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording gebeurt zo spoedig mogelijk, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, bij het agendapunt ingekomen stukken, nadere inlichtingen vragen over het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 45. Vragenuur

  • 1.

    Aan het begin van elke raadsvergadering is er een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 48 uur voor de aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur worden geen moties ingediend en geen interrupties toegelaten.

Artikel 46. Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 47. Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop- volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5. Begroting en Rekening

Artikel 48. Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 49. Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit (waarbij aan onrechtmatige uitgaven alsnog een juridische grondslag kan worden gegeven) volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 50. Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een raadslid, een wethouder of de burgemeester die is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, bedrijfsvoeringsorganisatie of gemeenschappelijk orgaan of lid van een commissie, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht in de vergadering verslag te doen over zaken die aan de orde zijn in de betreffende gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    Als de raad bespreking wenst naar aanleiding van het verslag kan de voorzitter de bespreking verwijzen naar de commissie.

  • 3.

    De regels voor het stellen van schriftelijke vragen in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing;

  • 4.

    De regels voor het vragen van inlichtingen in artikel 47, zijn van overeenkomstige toepassing;

  • 5.

    Wanneer een lid van de raad een afgevaardigde als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan.

  • 6.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7. Raadscommissies en Raadsinformatieavond

Artikel 51. Instelling raadscommissies en Raadsinformatieavond

  • 1.

    De raad stelt op grond van artikel 82 Gemeentewet de in het tweede en derde lid genoemde raadscommissies in die tot taak hebben het voorbereiden van de besluitvorming door de raad en het plegen van overleg met de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders, dan wel een individuele wethouder.

  • 2.

    Er is een:

    • a.

      Algemene commissie waarvan de werkzaamheden alle onderwerpen betreffen met uitzondering van de onderwerpen die worden behandeld in de commissie Begroting en Rekening, genoemd onder b.

    • b.

      Commissie Begroting en Rekening: waarvan de werkzaamheden de volgende onderwerpen betreffen: zomerrapportage, kaderbrief, begroting, eindejaarsrapportage en jaarrekening

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde raadscommissies adviseren de raad integraal over de voorstellen, dat wil zeggen inclusief de financiële paragraaf.

  • 4.

    Er is een Raadsinformatieavond waarvan de werkzaamheden betreffen de beeldvormende en opiniërende behandeling van onderwerpen die alle beleidsterreinen kunnen betreffen.

Artikel 52. Taken raadscommissies en raadsinformatieavond

  • 1.

    Een raadscommissie op grond van artikel 51 tweede lid, sub a en b:

    • a.

      brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

    • b.

      kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a, en

    • c.

      voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld onder a

  • 2.

    Een raadsinformatieavond op grond van artikel 51 vierde lid, heeft een beeldvormend en/of opiniërend karakter, dat wil zeggen:

    • a.

      Beeldvormend: is informatief voor de raad, de kennisdeling en kennisvergaring over een onderwerp staat centraal;

    • b.

      Opiniërend: de mening van de raadsleden wordt gevraagd, waarbij het met elkaar van gedachten wisselen en discussiëren over een onderwerp centraal staat.

Artikel 53. Benoeming commissieleden

  • 1.

    De raadsleden zijn tevens commissielid voor de raadscommissies genoemd in artikel 51, tweede en vierde lid.

  • 2.

    Daarnaast benoemt de raad op voordracht van de fracties voor de raadscommissies genoemd in artikel 51, tweede en vierde lid maximaal vier niet-raadsleden per fractie als commissielid.

  • 3.

    De commissieleden bedoeld in het tweede lid worden door de gemeenteraad benoemd; de gestelde eisen in de artikelen 10, 11, 12 eerste lid, 13, 14 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing bij de benoeming van commissieleden die geen raadslid zijn.

  • 4.

    De commissieleden bedoeld in het tweede lid zijn verplicht een verklaring te ondertekenen waarmee zij verklaren dat zij geheimhouding in acht zullen nemen ten aanzien van stukken die hun in een besloten vergadering ter hand zijn gesteld of waaromtrent geheimhouding is opgelegd.

  • 5.

    Bij de benoeming van een commissielid stelt de raad op voordracht van de voorzitter een commissie in bestaande uit drie raadsleden. Deze onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de vereisten bedoeld in het tweede lid.

  • 6.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

Artikel 54. Zittingsduur commissieleden en vacatures

  • 1.

    De zittingsduur van de commissieleden eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de gemeenteraad.

  • 2.

    Een commissielid bedoeld in artikel 53, eerste lid houdt op lid van de raadscommissie te zijn indien hij of zij heeft opgehouden raadslid te zijn.

  • 3.

    Een commissielid dat op grond van het tweede lid heeft opgehouden lid van de raadscommissie te zijn, is herbenoembaar overeenkomstig de regels zoals bepaald in artikel 53 tweede lid.

  • 4.

    Een commissielid bedoeld in artikel 53 tweede lid houdt op lid van de raadscommissie te zijn als niet meer wordt voldaan aan de in artikel 53 derde lid gestelde eisen.

  • 5.

    De commissieleden worden zo spoedig mogelijk na het zitting nemen van een nieuwgekozen raad benoemd.

  • 6.

    Een commissielid bedoeld in artikel 53 tweede lid kan te allen tijde ontslag nemen. De daartoe strekkende kennisgeving zendt hij of zij aan de raad.

  • 7.

    Het lidmaatschap van commissieleden, benoemd op voordracht van een fractie die niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt van rechtswege.

  • 8.

    De raad kan een commissielid bedoeld in artikel 53 tweede lid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 9.

    In geval van een tussentijds ontstane vacature kan de raad op aanbeveling van de betrokken fractie(s) een nieuw commissielid overeenkomstig het bepaalde in artikel 53 benoemen.

  • 10.

    In het kalenderjaar van de gemeenteraadsverkiezingen wordt in de periode voorafgaand aan de verkiezingen geen tussentijdse vacature zoals bedoeld in het zevende lid ingevuld, tenzij de raad anders besluit.

Artikel 55. Samenstelling raadscommissies en benoeming commissievoorzitter

  • 1.

    De raadscommissie bedoeld in artikel 51 tweede lid sub a, Algemene commissie, bestaat uit drie commissieleden per fractie waarvan minimaal één raadslid, tenzij er sprake is van overmacht.

  • 2.

    De raadscommissie bedoeld in artikel 51 tweede lid sub b, Commissie begroting en rekening, bestaat uit twee commissieleden per fractie waarvan minimaal één raadslid , tenzij er sprake is van overmacht.

  • 3.

    De raad benoemt uit zijn midden ten behoeve van de raadscommissies Algemene commissie en Commissie Begroting en Rekening en de Raadsinformatieavond, op voordracht van de leden van de raad, een poule van voorzitters, bestaande uit zes raadsleden. Het voorzitterschap wordt bij toerbeurt en beschikbaarheid ingevuld door de benoemde voorzitters. De voorzitter is technisch voorzitter en heeft geen stemrecht.

Artikel 56. Samenstelling raadsinformatieavond en benoeming voorzitter raadsinformatieavond

  • 1.

    De raadsinformatieavond bedoeld in artikel 51 vierde lid bestaat uit de raadsleden en vanuit de fractie waarvan de voorzitter afkomstig is een commissielid, in totaal 13 leden.

  • 2.

    Raadsleden kunnen zich laten vervangen door commissieleden van de fractie, waarbij per fractie is minimaal één raadslid aanwezig, tenzij er sprake is van overmacht.

  • 3.

    In verband met het voorzitterschap van de Raadsinformatieavond is artikel 55, derde lid van toepassing.

Artikel 57. De commissiegriffier

  • 1.

    De commissiegriffier, de op de griffie werkzame ambtenaar, is aanwezig in de vergaderingen.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de commissiegriffier vervangen door de griffier.

  • 3.

    De commissiegriffier kan op uitnodiging van de commissievoorzitter aan beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

Artikel 58. Vergaderingen raadscommissies en raadsinformatieavond

  • 1.

    De raadscommissievergaderingen en raadsinformatieavonden vinden plaats op een door de raad vast te stellen vergaderschema en vinden in de regel plaats in het gemeentehuis.

  • 2.

    De agendacommissie kan een andere dag, locatie en aanvangsuur bepalen.

Artikel 59. Insprekers

  • 1.

    Over geagendeerde onderwerpen kunnen aanwezige inwoners bij de raadscommissie in artikel 51 tweede lid en raadsinformatieavond in artikel 51 vierde lid het woord voeren.

  • 2.

    Het inspreken vindt plaats bij het agendapunt.

  • 3.

    Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 4.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk 48 uur voor aanvang bij de vergadering aan de griffier onder vermelding van naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover men het woord wil voeren.

  • 5.

    De naam van de inspreker wordt vermeld in de besluitenlijst; de contactgegevens kunnen aan de raadsleden beschikbaar worden gesteld.

  • 6.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken indien dit in het belang is van de orde van de vergadering;

  • 7.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord met een maximum van 15 minuten voor alle sprekers tezamen. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan drie sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 8.

    De spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter staat de deelnemers van de vergadering toe kort te reageren op hetgeen de inspreker heeft ingebracht en een verhelderende of verdiepende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 9.

    Op voorstel van de agendacommissie kan in de raadsinformatieavond worden afgeweken van bovenstaande en kan aan de inspreker een andere rol worden toegekend, zoals de gelegenheid tot het stellen van vragen of deelnemen aan de vergadering.

Artikel 60. Opening vergadering en quorum

  • 1.

    Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Wanneer op grond van het bepaalde in het eerste lid, een vergadering geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter met een tussentijd van tenminste 24 uren, een nieuwe vergadering, waarin men ongeacht het aantal aanwezige leden, kan beraadslagen, adviseren en besluiten, doch uitsluitend over de op de agenda vermelde zaken.

Artikel 61. Advies; geen stemmingen

  • 1.

    Als een raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de commissievoorzitter over de inhoud van het advies.

  • 2.

    Raadsvoorstellen worden alleen als hamerstuk voor de raad geagendeerd als alle aanwezige commissieleden zich hierin kunnen vinden.

  • 3.

    In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding en met betrekking tot de orde.

Artikel 62. Vragenuur

  • 1.

    Aan het begin van de Algemene commissie en de Commissie Begroting en Rekening wordt een vragenuur geagendeerd.

  • 2.

    Vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd te worden en betrekking te hebben op de onderwerpen als bedoeld in artikel 51 tweede lid onder sub a en sub b bedoelde raadscommissie.

  • 3.

    Het commissielid dient de vragen 48 uur voor aanvang van de vergadering in bij de (commissie)griffier.

  • 4.

    De burgemeester of de wethouder die het aangaat, beantwoordt de vragen zo mogelijk in de betreffende vergadering. Indien dit niet mogelijk is kan de burgemeester of de wethouder toezeggen de vragen in een later stadium te beantwoorden. Indien vragen betrekking hebben op een onderwerp dat in de eerstvolgende raadsvergadering aan de orde komt, wordt er naar gestreefd beantwoording vóór deze raadsvergadering te laten plaatsvinden.

  • 5.

    Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63. Adviezenlijst en verslag

De commissiegriffier draagt zorg voor de adviezenlijst van de raadscommissies en het verslag van de raadsinformatieavond. De artikelen 32 en 33 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 64. Overeenkomstig van toepassing op raadscommissies

  • 1.

    De volgende artikelen van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van de raadscommissies en raadsinformatieavond:

    • Artikel 4 De secretaris

    • Artikel 5 De wethouders

    • Artikel 12 Oproep en frequentie

    • Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

    • Artikel 14 Openbare kennisgeving

    • Artikel 15 Presentielijst

    • Artikel 20 Spreektermijnen

    • Artikel 22 Deelname aan de vergadering door anderen

    • Artikel 23 Voorstellen van orde

    • Artikel 24 Handhaven orde – schorsing

    • Artikelen 35 tot en met 37 Besloten vergaderingen

    • Artikel 38 Toehoorders en pers

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen Artikel 65. Uitleg reglement

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 66. Intrekking oude reglement

Het Reglement van Orde gemeenteraad en raadscommissies gemeente Mook en Middelaar 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 67. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Met uitzondering van artikel 13 derde lid, sub b en artikel 37b treedt dit reglement in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

  • 2.

    Artikel 13 derde lid, sub a en artikel 37a vervallen met ingang van 1 april 2023.

  • 3.

    Artikel 13 derde lid, sub b en artikel 37b treden in werking met ingang van 1 april 2023.

  • 4.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Mook en Middelaar 2023.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 februari 2023.

De griffier,

mr. M.A.M. van Arensbergen

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen

Toelichting

N.B.: Deze toelichting is geschreven met de (mogelijke) keuzes die in het Model Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de VNG (versie maart 2022) en de model Verordening van de VNG voor de raadscommissies (versie maart 2022) gemaakt zijn in gedachte. In Mook en Middelaar zijn in navolging van het Reglement van Orde gemeenteraad en raadscommissies gemeente Mook en Middelaar 2017 beide regelingen in één regeling vervat. Een gemeente kan op punten andere keuzes maken; bij de gemaakte keuzes in Mook en Middelaar is de toelichting zoveel mogelijk aangesloten; de tekst van gemaakte keuzes ten opzichte van de toelichting van het VNG-model is cursief gedrukt. Bovendien worden enkel die bepalingen behandeld die verdere toelichting behoeven.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 worden een aantal begrippen uit dit reglement van orde gedefinieerd. Deze spreken grotendeels voor zich.

 

Artikel 2. Voorzitter

Voor wat betreft de ‘voorzitter’ zij vermeld dat de burgemeester voorzitter is van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Dit laatste is de praktijk in Mook en Middelaar. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 3. De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikelen 100 en 107 van de wet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig (eerste lid). De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid, van de wet). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

 

Artikel 4. De gemeentesecretaris

De secretaris staat op grond van artikel 103 Gemeentewet het college, de burgemeester en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. Vanuit deze rol wordt de gemeentesecretaris standaard uitgenodigd voor de raadsvergaderingen, commissievergaderingen en raadsinformatieavond.

 

Artikel 5. De wethouders

Deze bepaling regelt de positie en deelname van wethouders aan de raadvergaderingen en volgt uit artikel 21 Gemeentewet.

 

Artikel 6. De agendacommissie

De agendacommissie bestaat uit de fractievoorzitters, voorzitter, gemeentesecretaris en griffier. Het is van belang dat elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.

 

De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig (artikel 4, eerste lid), omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De secretaris is standaard aanwezig omdat hij aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.

 

Artikel 7. De taken van de agendacommissie

De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken in de raadscommissies, raadsinformatieavond en de raad. De agendacommissie heeft het overzicht van alle onderwerpen waar de raad zich mee bezig houdt en zorgt voor de planning. Hiervoor wordt periodiek de lange termijn agenda besproken in de agendacommissie. In veel gemeenten wordt gewerkt met jaaroverzichten waarbij specifieke vergaderingen lang van te voren bekend zijn. Denk hierbij aan de begroting en jaarrekening. De raad stelt hiervoor jaarlijks voor aanvang van het kalenderjaar de bestuurlijke agenda vast. Dit is geregeld in artikel 11.

 

De agendacommissie stelt de agenda's van de raadscommissies, raadsinformatieavond en de raad voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda’s geschiedt bij de aanvang van de betreffende vergadering.

 

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De voorzitter pleegt in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg met de agendacommissie. Op deze wijze houdt de agendacommissie ook bij vergaderingen die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.

 

Artikel 8. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde meldt schriftelijk aan de raad of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt legt hij aan de raad stukken over waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven en de beslissing over de toelating moeten in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de wet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de raadsverkiezingen beslist de raad in oude samenstelling in zijn laatste vergadering over de toelating van de nieuw gekozen leden. Met ingang van 00:00 uur de volgende dag treedt de nieuwe raad aan (artikel 18 van de Gemeentewet en artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet).

 

Eerste en tweede lid

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.

 

Derde lid

Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.

Het derde lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (of deze juist is vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad een dergelijk besluit kan baseren. Op 28 februari 2014 heeft de minister van BZK een circulaire uitgebracht waarin toegelicht wordt wanneer de raad gebruik kan maken van deze bevoegdheid (Gemeenteraadverkiezingen: hertellingen, kenmerk 2014-0000116196, 28 februari 2014, Ministerie van BZK. Deze circulaire was ook bij de raadsverkiezingen in 2018 en 2022 van toepassing. In deze circulaire wordt onder meer uiteengezet wanneer de raad tot hertelling kan besluiten. Het ligt niet voor de hand dat besloten wordt tot een hertelling waarvan tevoren duidelijk is dat deze niet tot een andere samenstelling in de raad kan leiden. Ook een verschil in zetels tussen de voorlopige uitslag en de definitieve uitslag is geen reden om over te gaan tot hertelling.

 

Vierde en vijfde lid

Na een raadsverkiezing kunnen de toegelaten raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling als bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen (vierde lid).

Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden (vijfde lid). De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 9. Benoeming wethouders

Artikel 6 geeft invulling aan een leemte in de wet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.

 

Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen (eerste lid). De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de wet). Voor wethouders is er met de inwerkingtreding van de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur op 1 januari 2023, de aanvullende verplichting om een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) te kunnen overleggen (artikel 36a, tweede lid, van de wet). De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers.

 

Bij de benoeming van een wethouder kan een integriteitstoets plaatsvinden. De gedragscode integriteit speelt hierbij een rol (zie Model Gedragscode Integriteit volksvertegenwoordigers in gemeenten, provincies en waterschappen 2015). Na het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, brengt de commissie advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder (derde lid).

 

De kandidaat-wethouders kunnen in opdracht van de burgemeester voor aanvang van iedere ambtstermijn aan een integriteitstoets worden onderworpen. De burgemeester krijgt zicht op de volledige rapportage van de risicoanalyse. Zo heeft hij een goed beeld van de kandidaat en kan hij met de kandidaat een gesprek voeren over de uitkomsten. De burgemeester kan ten aanzien van de risicoanalyse en de conclusies geheimhouding opleggen aan de raad. Met artikel 87 van de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de burgemeester hiertoe expliciet bevoegd gemaakt (vierde lid).

 

Artikel 6 is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen dan immers opnieuw beoordeeld te worden.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de wet).

 

Artikel 10. Fracties

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, van de Gemeentewet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Vanaf de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd (eerste lid). De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee (tweede lid).

 

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede (vierde lid). Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

 

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet en artikel 129 van de Grondwet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

 

Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen.

 

Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

 

Dit betekent ook dat:

- kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;

- personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

- als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

 

Fractieafsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben. Te denken valt aan: fractievergoedingen en -faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door burgerraadsleden.

 

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

 

Vijfde lid

De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde: deze toetsing vindt immers ook plaats wanneer een politieke groepering zich voor het eerst wil laten registreren. Op grond van artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet wordt de naam van de nieuwe fractie onder meer geweigerd als deze in strijd is met de openbare orde of als deze overeenkomt met of erg lijkt op de naam van een politieke groepering die al geregistreerd is voor de Tweede Kamer- of Statenverkiezingen, én daardoor verwarring te duchten is. Voor het overige is de nieuwe fractie vrij in het kiezen van een naam.

 

Artikel 12. Oproep en agenda

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering.

 

De agendacommissie bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Het eerste lid stelt verplicht dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken stuurt. De oproep en stukken worden per elektronische weg gestuurd. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

 

In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.

 

De bepalingen omtrent geheimhouding wijzigen per 1 april 2023 op basis van de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur.

 

Bij de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de mogelijkheid vervallen om individuele raadsleden te informeren. Als omtrent informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie stukken op grond van hoofdstuk Va van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft deze informatie in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier. Raadsleden kunnen deze informatie inzien. Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken. Indien de geheimhouding op informatie anders dan in schríftelijke vorm rust, moet de verplichting op een passende wijze kenbaar worden gemaakt (artikel 89, eerste lid, van de wet).

 

Het vijfde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

 

Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet logischerwijs niet van toepassing en geldt artikel 32, vijfde lid, van de wet.

 

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden.

 

Naast de fysieke terinzagelegging op het gemeentehuis, worden de stukken op elektronische wijze worden aangeboden. Dit gaat via een digitaal raadsinformatiesysteem of door plaatsing op de gemeentelijke website.

 

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo). Een ‘document’ houdt in: een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid Woo, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college.

 

De regeling omtrent geheimhouding tot aan 1 april 2023 is geregeld in artikel 13 lid 3a.

De regeling omtrent geheimhouding met ingang van 1 april 2023 is geregeld in artikel 13 lid 3b.

 

Bij de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de reikwijdte van de Gemeentewet uitgebreid van ‘stukken’ naar ‘informatie’ (artikel 19, tweede lid, van de wet). Verder hoeft de raad vanaf 1 april 2023 de geheimhouding niet meer te bekrachtigen (artikel 89, vierde lid, van de wet). College, burgemeester en commissies mogen voortaan zelf geheimhouding opleggen (artikel 87 van de wet).

 

Vanaf 1 april 2023:

Onder de ‘informatie’ als bedoeld in het derde lid wordt verstaan: informatie van de raad en aan de raad verstrekte informatie, waaronder de zogeheten ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.) waarop geheimhouding is gelegd. De raad hoeft de geheimhouding niet meer te bekrachtigen.

 

Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop geheimhouding is gelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Ook kan worden overwogen hiervan geen kopieën te laten maken, omdat het gevaar bestaat dat vaak gekopieerde stukken toch in de openbaarheid komen. Indien de geheimhouding op informatie anders dan in schríftelijke vorm rust, moet de verplichting op een passende wijze kenbaar worden gemaakt (artikel 89, eerste lid, van de wet).

 

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd voor raadsleden (derde lid).

 

Artikel 14. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de wet. In artikel 14 wordt vastgelegd op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd, zowel via Ter Sprake als langs elektronische weg op de website. In het tweede lid wordt de grondslag gecreëerd om in spoedeisende gevallen een openbare kennisgeving uitsluitend via elektronische weg uit te kunnen doen gaan.

 

Artikel 15. Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de wet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de wet.

 

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst en stelt hij samen met de voorzitter deze vast en ondertekent deze (tweede lid). Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

 

Voor de raadscommissies en raadsinformatieavond is daarnaast de presentielijst van belang om de vergoedingen van de niet-raadsleden die lid zijn van de raadscommissie te kunnen vaststellen.

 

Artikel 16. Zitplaatsen

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 17. Opening, quorum en tijdsduur van de vergadering

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 18. Primus bij hoofdelijke stemming en beraadslagingen

Dit artikel regelt de startfractie en daarmee de spreekvolgorde van de fracties en raadsleden bij de behandeling van de onderwerpen in de vergadering en de hoofdelijke stemming.

 

Artikel 19. In ontvangst nemen van petities

De bijnaam van art. 5 Grondwet is recht van petitie. Het in het artikel gehanteerde begrip verzoek is heel ruim, maar in de praktijk komen de verzoeken vaak neer op klachten van burgers over het optreden (of het juist niet optreden) van de overheid en daar past de term petitie goed op.

De manier waarop de overheid met een klacht omgaat, is geregeld in Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het feit dat de Grondwet het over een 'ieder' heeft, betekent dat niet alleen personen, maar bijvoorbeeld ook verenigingen, stichtingen, groeperingen verzoeken mogen indienen.

De indiening en behandeling van een verzoekschrift is eveneens gebaseerd op de Wet open overheid (artikel 4.1)

 

 

Artikel 20. Aantal spreektermijnen

Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten (eerste lid). Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

 

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

 

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp (artikel 29 van de wet).

 

Artikel 21. Spreekregels en volgorde

Geen nadere uitleg

 

Artikel 22. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde immuniteit. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 21 Gemeentewet de mogelijkheid aan de beraadslagingen deel te nemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen, zoals de griffier en de gemeentesecretaris. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering te doen.

 

Artikel 23. Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (omdat het ordevoorstel betrekking heeft op de lopende vergadering is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet hierop logischerwijs niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 30 van de wet).

 

Artikel 24. Handhaving orde - schorsing

De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van de orde in de vergadering en het doen naleven van het reglement van orde.

 

Artikel 26 van de Gemeentewet geeft aan dat de voorzitter bij raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 38.

 

Raadsleden zijn niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt ook voor zowel raadsleden als commissieleden in de raadscommissies en raadsinformatieavond.

 

Artikel 25. Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven voordat de (hoofdelijke) stemming begint.

 

Artikel 26. Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist (eerste lid). De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing (tweede lid). Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de wet.

 

Artikel 27. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (eerste lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (tweede lid). Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog gewezen op artikel 209, tweede lid, van de wet, dat tot hoofdelijke stemming verplicht bij het aangaan van een verplichting voordat de begroting is goedgekeurd.

 

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de wet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

 

Nieuw artikel 28 Gemeentewet (per 1 januari 2023)

1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij behoort.

2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

3. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje

4. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

5. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

 

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

 

In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering. Dit is geregeld in artikel 18.

 

In het vijfde lid is de term ‘uitspreken’ vervangen door de term ‘verklaren’, waarmee buiten twijfel staat dat dit artikellid ook van toepassing is op gemeenten die digitaal stemmen.

 

Artikel 28. Volgorde stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement strekt tot wijziging van een voorstel en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over dat voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Bovendien kan de raad besluiten af te wijken van deze stemvolgorde.

 

Artikel 29. Stemming over personen

Artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Sinds 1 februari 2016 is artikel 31 ook van toepassing op de stemming over de benoeming van een wethouder (artikel 35, eerste lid, van de Gemeentewet). Datzelfde geldt voor de stemming over het ontslag van een wethouder in het geval een motie van wantrouwen niet tot onmiddellijk aftreden leidt (artikel 49 van de Gemeentewet). Ook dat gebeurt schriftelijk en is daarmee geheim. Het is mogelijk om met elektronische stemsystemen te werken, maar onderhavig Reglement van orde gemeenteraad Mook en Middelaar 2023 gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de Gemeentewet niet geregeld. In de bepaling is hier invulling aan gegeven.

 

Bij de benoeming van wethouders is er sprake van een vrije stemming. Dat is dus anders dan bij een voordracht, waarbij de keus beperkt is tot twee of meer kandidaten.

Bij een vrije stemming is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing. Daarin is bepaald dat een raadslid zich van stemming onthoudt wanneer hij “behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt". Zoals vermeld is dat bij de benoeming van wethouders niet aan de orde. Een raadslid kan op het stembriefje de naam van elke kandidaat die zijn voorkeur heeft invullen: die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander. Dat geldt dus ook voor raadsleden die zelf genomineerd zijn; die kunnen op zichzelf stemmen als ze dat willen.

 

Artikel 30 Herstemming over personen

Deze bepaling volgt uit de wet, maar is voor de volledigheid overgenomen.

 

Artikel 31 Beslissing door het lot

Dit artikel geeft invulling aan de wijze waarop deze plaatsvindt.

 

Artikel 32 Geluidsopnamen - Audioverslag

Van de openbare vergaderingen worden geluidsopnamen gemaakt. Deze zijn het audio-verslag van de vergadering. Het audio-verslag wordt volgens de Archiefwet bewaard en is toegankelijk via de website en voor de raadsleden ook via het raadsinformatiesysteem.

 

Artikel 33. Besluitenlijst

De griffier draagt zorg voor de besluitenlijst. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet en het vijfde lid).

De concept-besluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de raadsleden.

 

De griffier verleent de ambtelijke bijstand aan de raad. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, na vaststelling, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen.

 

De concept-besluitenlijst dient op zo kort mogelijke termijn te worden gepubliceerd. Het ligt voor de hand dat het audioverslag en de besluitenlijst ook op de gemeentelijke website toegankelijk worden gemaakt.

 

Artikel 34. Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie of het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast (tweede lid).

 

Artikel 35. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Artikel 35 bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van orde van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie en het maken van het verslag.

 

De bepalingen van het reglement van orde zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 23, vierde lid van de Gemeentewet wordt opgeheven.

 

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Met ingang van 1 april 2023 worden de geheimhoudingsbepalingen gewijzigd in de Gemeentewet en komen de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet te vervallen. Hiervoor in de plaats komt een nieuw Hoofdstuk Va Geheimhouding

De raad hoeft de geheimhouding niet meer te bekrachtigen.

De term ‘stukken’ waarop geheimhouding rust, wordt vervangen door ‘informatie’.

Informatie waarop geheimhouding rust, moet voortaan altijd met de gehele raad worden gedeeld.

 

Zie ook de toelichting bij artikel 13 en artikel 37 in verband met de nieuwe bepalingen.

 

Artikel 36. Verslag besloten vergadering

In artikel 23 wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de wet. In overeenstemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering. Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen liggen voor de raadsleden ter inzage bij de griffier (eerste lid).

 

Artikel 37. Opheffing geheimhouding

Nieuw vanaf 1 april 2023: Op grond van artikel 87, van de wet, kan geheimhouding op informatie worden opgelegd door de raad, het college, de burgemeester en een commissie. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad verstrekte informatie vervalt, indien de raad de verplichting tot geheimhouding opheft (artikel 89, vierde lid, van de wet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende informatie dan actief openbaar gemaakt moet worden . De Wet open overheid (Woo) is nog steeds op deze informatie van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek dus aan de uitzonderingsgronden in de Woo worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende informatie. Dan kan uiteraard blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.

 

Artikel 38. Toehoorders en pers

De in artikel 38 aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

 

Artikel 39. Insprekers

Dit artikel regelt het inspreken in de raadscommissie en raadsinformatieavond. Met de invoering van het Mooks vergadermodel per 1 januari 2023 wil de raad de inwoner een meer expliciete rol geven in het besluitvormingsproces, meer interactie met de inspreker en eventueel gericht uitnodigen om aanwezig te zijn in de vergadering. Omdat het inspreken in de raadsvergadering voor inwoners niet effectief werd ervaren en vaak overkwam als “voor de bühne” is dit vervallen als agendapunt in de raadsvergadering. De inwoner wordt beter gepositioneerd, is de verwachting, wanneer deze betrokken is en kan inspreken aan de voorkant, bij de raadscommissie en raadsinformatieavond. Immers partijen hebben dan nog geen definitieve standpunten ingenomen.

 

Vanuit het nieuwe vergadermodel wordt aandacht besteed aan de interactie tussen inwoner en de leden van de raadscommissie en raadsinformatieavond.

 

De rol van de inwoner in het besluitvormingsproces is afhankelijk van de vorm en het onderwerp van de vergadering; denk hierbij aan deelnemen, waarbij de mogelijkheid bestaat dat inwoners een vraag kunnen stellen, inspreken en toehoren, zijnde publiek. De agendacommissie heeft een rol in het bepalen van de opzet van de raadsinformatieavond en daarmee ook op de rol van de inwoner tijdens de raadsinformatieavond. Het is een proces van “learning by doing”, vandaar dat het belangrijk is om het nieuwe Mooks vergadermodel en de rol/betrokkenheid van de inwoner hierin te monitoren en te evalueren.

 

Artikel 40. Amendementen en subamendementen

Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 20).

 

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de wet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 39. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit de bewoordingen van artikel 147b, tweede lid, van de Gemeentewet blijkt dat het recht om amendementen in te dienen aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Het is praktisch dat een raadslid aanwezig is voor de behandeling van zijn (sub)amendement. Dit omdat doorgaans een (sub)amendement toegelicht wordt door de indiener. Daarom is bepaald dat er alleen wordt beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben en aanwezig zijn in de vergadering.

 

(Sub) amendementen worden zoveel mogelijk voor de vergadering aan de griffier gezonden en 2 uur voorafgaand aan de vergadering in het raadsinformatiesysteem en op de website geplaatst.

 

Artikel 41. Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

 

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.

 

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats (derde lid). Dergelijke moties benaderen de initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad

 

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

 

Moties worden zoveel mogelijk voor de vergadering aan de griffier gezonden en 2 uur voorafgaand aan de vergadering in het raadsinformatiesysteem en op de website geplaatst.

 

Artikel 42. Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

Het tweede en derde lid van artikel 147a van de Gemeentewet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld.

 

Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van de eis van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

 

De Gemeentewet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden (eerste lid). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen.

 

In het tweede lid is een termijn gesteld van 4 weken om het college in de gelegenheid te stellen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen.

 

In het vierde lid van artikel 147a van de Gemeentewet is sinds 1 februari 2016 bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de wet). Deze zgn. voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).

 

Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst nadat het college in de gelegenheid is gesteld om zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Als de oproep voor die vergadering echter al verzonden is, dan plaatst de voorzitter het niet op de agenda van eerstvolgende, maar daaropvolgende raadsvergadering. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 12, tweede lid, voor te stellen het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Voor zover de in het tweede lid gestelde termijn dan nog niet verlopen is zal er echter niet over het voorstel besloten kunnen worden (artikel 147a, van de Gemeentewet, juncto tweede lid van artikel 42). Dit staat er weliswaar niet aan in de weg dat er al over wordt beraadslaagd in de raadsvergadering, maar de voorzitter van de raad zal dan vervolgens de stemming over het voorstel aan moeten houden totdat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Ook kan nadere beraadslaging op dat moment wenselijk worden geacht.

Voor het overige is het aan de raad om vervolgens te bepalen hoe het initiatiefvoorstel verder wordt behandeld als het op de agenda staat. Indien de wensen of bedenkingen van het college daar aanleiding toe geven kan de indiener van het voorstel eventuele wijzigingen doorvoeren. Hij of zij is daartoe echter niet verplicht, omdat de Gemeentewet alleen aangeeft dat het college de mogelijkheid moet hebben om een visie op het initiatiefvoorstel te hebben. Er is geen verplichting om de wensen of bedenkingen ook daadwerkelijk in het voorstel te verwerken.

 

Artikel 43. Collegevoorstel

Artikel 42 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven (eerste lid).

 

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw wordt behandeld. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

 

Artikel 44. Schriftelijke vragen

Het vragenrecht stelt de leden van de raad in staat informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Deze dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het college of de burgemeester geeft daarom het schriftelijke antwoord. In de praktijk zal een schriftelijk antwoord van het college vaak door de desbetreffende portefeuillehouder gegeven worden (artikel 168 van de Gemeentewet).

 

De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat de verantwoordelijke portefeuillehouder of de burgemeester in de raadsvergadering e.e.a. komt toelichten en nadere vragen komt beantwoorden.

Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

 

Artikel 45. Vragenuur

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht.

 

Bewust is er gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden in de vorm van een vragenuur De drempel om vragen te stellen wordt verlaagd en de media-aandacht voor de lokale politiek kan worden vergroot. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen.

 

Het karakter van het vragenuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt.

 

Bij het vragenrecht vragen raadsleden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. Voor de herkenbaarheid voor de burgers raadzaam om het vragenuur op een vast tijdstip te houden. In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen vanwege het feit dat de wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van de raadsleden.]

 

Artikel 46. Interpellatie

Artikel 46 stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de wet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is een zwaarder instrument. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig, omdat de vergaderorde wordt doorbroken.

 

Artikel 47. Inlichtingen

In artikel 47 wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. De passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid, van de Gemeentewet is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet.

Het recht om inlichtingen te vragen komt eveneens toe aan individuele raadsleden. Daarmee wordt voorkomen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van inlichtingen door een raadslid of raadsminderheid. Wel kan de raad via het reglement van orde op grond van doelmatigheidsoverwegingen een zekere ordening aanbrengen in de wijze waarop het inlichtingenrecht wordt uitgeoefend. De raad gaat immers over de agenda en de vergaderorde.

 

De weigeringsgrond ‘strijd met het openbaar belang’ is, zo blijkt uit de bewoordingen van artikel 169 van de wet, wettelijk objectief en algemeen omschreven. Het moet dan gaan om zwaarwegende belangen. In de praktijk bestaan verschillende wettelijke en politieke figuren om als de raad en het college met elkaar te communiceren buiten de openbaarheid. De openbaarheid van stukken en vergaderingen bijvoorbeeld kan al dan niet tijdelijk worden opgeheven.

 

Vervolgens kent de Gemeentewet een algemene actieve inlichtingenplicht. Artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het college moet permanent nagaan welke informatie de raad behoeft voor een goede taakvervulling. Hier liggen grote politieke risico’s als de raad het college in het ongewisse laat over de aard en omvang van de gewenste informatie. In het geval dat raad en college daarover geen afspraken maken is de kans groot dat het college de raad veiligheidshalve overstelpt met papier. Van controleren komt dan weinig terecht.

 

Dezelfde risico’s doen zich voor met betrekking tot een tweede actieve, meer specifieke inlichtingenplicht. Artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet verplicht het college de raad vooraf te informeren over de voorgenomen uitoefening van een gemeentewettelijke bestuursbevoegdheid als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, van de Gemeentewet indien de toepassing daarvan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente of indien de raad daarom verzoekt. Het college mag dan niet eerder een besluit nemen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen. De term ‘ingrijpend’ is in de Gemeentewet niet nader omschreven. De raad en het college dienen, op basis van de situatie in de eigen gemeente, tot een afbakening te komen. De wetgever heeft destijds het oog gehad op substantiële financiële gevolgen van privaatrechtelijke overeenkomsten. De raad en het college moeten hier derhalve zelf een modus in vinden.

 

Artikel 48. Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt. Met deze bepaling positioneert de raad zich met betrekking tot de begrotingsprocedure; de auditcommissie heeft hierin een rol.

 

Artikel 49.Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit (waarbij aan onrechtmatige uitgaven alsnog een juridische grondslag kan worden gegeven) volgens een procedure die de raad vaststelt. Met deze bepaling positioneert de raad zich met betrekking tot de jaarrekeningprocedure; de auditcommissie heeft hierin een rol.

 

Artikel 50. Verslag; verantwoording

Artikel 50 ziet op het doen van verslag en afleggen van verantwoording door raadsleden, wethouders en burgemeester die zijn aangewezen als vertegenwoordiger van Mook en Middelaar in een algemeen bestuur of commissie van een gemeenschappelijke regeling. Dit gebeurt bij het agendapunt Samenwerking in de raadsvergadering. Het bepaalde over het stellen van schriftelijke vragen op basis van artikel 44 en het vragen van inlichtingen op basis van artikel 47 is hierop eveneens van toepassing. Tot slot wordt dit artikel van overeenkomstige toepassing verklaard op afgevaardigde raadsleden in andere samenwerkingsorganisaties of instituties, denk bijvoorbeeld aan de Euregio.

 

Artikel 51. Instelling raadscommissies en Raadsinformatieavond

De raad kan op grond van artikel 82 Gemeentewet raadscommissies instellen die tot taak hebben het voorbereiden van de besluitvorming door de raad en het plegen van overleg met de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders, dan wel een individuele wethouder.

In Mook en Middelaar stellen we een Algemene commissie in en een commissie begroting en rekening.

Nieuw in het Mooks vergadermodel per januari 2023 is de raadsinformatieavond. De wettelijke grondslag hiervoor is eveneens artikel 82 Gemeentewet.

 

De onderwerpen die in de Algemene commissie worden behandeld zijn alle onderwerpen die niet in de commissie Begroting en Rekening worden behandeld; denk hierbij aan:

algemeen bestuur, voorlichting, belastingen, juridische aangelegenheden, burgerzaken, politie en justitie, brandweer, crisisbeheersing en rampenbestrijding, economische zaken, onderwijs, bibliotheek, culturele zaken, muziekonderwijs, sport, kunst, monumentenzorg, oudheidkunde, recreatievoorzieningen, vluchtelingenzorg, inkomensvoorzieningen, werkgelegenheid, minimabeleid, maatschappelijke dienstverlening, ouderenzorg, zorg voor gehandicapten, gemeenschapshuizen, jeugdwerk, kinderopvang en gezondheidszorgwegen, straten en pleinen, verkeer en vervoer, nutsvoorzieningen, bossen, gemeentelijke eigendommen niet voor publieke dienst, landschapsbeheer en natuurbescherming, plantsoenen, speeltuinen en speelplaatsen, afvalverwerking en -verwijdering, riolering en waterzuivering, milieubeheer, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en bouwzaken

 

De Commissie Begroting en Rekening adviseert over de zomerrapportage, kaderbrief, begroting, eindejaarsrapportage en jaarrekening

 

Artikel 52. Taken raadscommissies en raadsinformatieavond

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna: wet). De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. In dit model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad.

 

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

 

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college, maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. In het dit Reglement van orde is om dit te coördineren een agendacommissie ingericht. Deze commissie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke afstemming van raads- en commissievergaderingen. Veelal zal het echter wel zo zijn dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

 

Het VNG-model geeft aan dat tegenwoordig varianten van vergaderen voorkomen die geen vaste samenstelling hebben. Te denken valt aan vergaderingen in sessies en vergadertafel. De wettelijke bepalingen omtrent de raadscommissies zijn, ondanks het feit dat er niet gesproken kan worden van een vaste samenstelling, op deze varianten van vergaderen van toepassing. Indien vergaderingen in het teken staan van de voorbereiding van besluitvorming van de raad en het overleg met het college of de burgemeester, is er sprake van een raadscommissie. Dergelijke voorbereiding van de besluitvorming van de raad is exclusief voorbehouden aan de raadscommissies en kan niet worden opgedragen aan overige commissies. Er dient bij deze varianten van vergaderen dus rekening gehouden te worden met alle vereisten die voor een raadscommissie gelden zoals een evenwichtige vertegenwoordiging (artikel 82, derde lid, van de wet).

 

In Mook en Middelaar kennen we de raadsinformatieavond. Tijdens een raadsinformatieavond behandelen we een onderwerp beeldvormend en/of opiniërend ter voorbereiding van besluitvorming door de raad, waarin de raad met het college kan overleggen. Dit in tegenstelling tot de raadscommissie waarin een onderwerp adviserend wordt behandeld ter advisering aan de raad. Beeldvorming door stukken te lezen, op bezoek te gaan, in gesprek te gaan en vragen te stellen aan elkaar, de inwoners, betrokkenen, deskundigen, het college en de ambtenaren. In deze fase zijn goed luisteren en doorvragen belangrijk. Bij de beeldvorming nemen de raads- en commissieleden geen standpunten in en gaan ze ook niet met elkaar in discussie. In een opiniërende vergadering staat het nadenken en discussiëren over een onderwerp centraal. In een opiniërende vergadering kunnen de raadsleden politiek-bestuurlijke vragen stellen aan het college van burgemeester en wethouders, met elkaar van gedachten wisselen en met elkaar in debat gaan. Het is aan het college om hieruit een lijn te destilleren voor het verdere vervolg / uitwerking van een onderwerp.

 

Artikel 53. Benoeming commissieleden

De raadsleden zijn tevens commissieleden en daarnaast zijn er commissieleden niet-raadsleden. Per fractie kunnen vier niet-raadsleden als commissielid worden benoemd.

De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is enkel mogelijk de benoeming van een voorgedragen lid te weigeren als het een ‘burgerlid’ betreft dat niet voldoet aan bepaalde vereisten van de wet. Voor de benoeming van de commissieleden zijn de artikelen in de Gemeentewet die gelden voor benoeming van raadsleden van overeenkomstige toepassing, uitgezonderd het openbaar maken van de nevenfuncties op de website.

 

Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties kenbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 van de wet mogen vervullen.

 

Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de wet ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden. Het benoemen van deze commissie is geregeld in dit artikel.

 

Artikel 54. Zittingsduur commissieleden en vacatures

De zittingsperiode van de leden en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

 

Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege, indien een lid niet meer voldoet aan de gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad. De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van het artikel recht op een eigen commissieleden.

 

Artikel 55. Samenstelling raadscommissies en benoeming commissievoorzitter

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de wet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad.

 

Gelet op de democratische legitimatie van de leden van de raadscommissies en raadsinformatieavond is bepaald dat per fractie minimaal één raadslid aanwezig is. Hierop is een overmachtssituatie uitgezonderd. Bij overmacht, zoals ziekte en ernstige familieomstandigheden, mogen commissieleden raadsleden vervangen tijdens een commissievergadering.

 

De raad benoemt de voorzitters. Op grond van artikel 82, vierde lid, van de wet kan enkel een raadslid als voorzitter van een raadscommissie benoemd worden. Een voorstel van de regering om dit vereiste op te heffen is in 2014 in de Tweede Kamer gesneuveld.

 

We werken met één poule van meerdere voorzitters voor de raadscommissies en de raadsinformatieavond. Mbt het voorzitterschap van de algemene commissie en raadsinformatieavond geldt dat het wenselijk is om het voorzitterschap te spreiden om ook als raadslid deel te kunnen nemen aan de vergaderingen. Het werken met een vaste voorzitter en een plaatsvervanger is dan te weinig flexibel, vandaar dat de keuze is gemaakt voor een groter aantal voorzitters om het voorzitterschap te rouleren op basis van beschikbaarheid en voorkeur. De griffie vraagt hiervoor (bijvoorbeeld per half jaar) de beschikbaarheid en voorkeuren uit en maakt op basis daarvan een schema.

 

Artikel 56. Samenstelling raadsinformatieavond en benoeming voorzitter raadsinformatieavond

Aan de raadsinformatieavond nemen de raadsleden deel. De fractie die de voorzitter levert, kan in diens plaats een commissielid laten deelnemen aan de raadsinformatieavond. Zie voor het overige de toelichting bij artikel 55.

 

Artikel 57. De commissiegriffier

Dit artikel regelt de aanwezigheid van commissiegriffier en diens vervanger.

 

Artikel 58 Vergaderingen raadscommissies en raadsinformatieavond

Dit artikel regelt de planning van de vergaderingen. De Algemene commissie vindt in de regel plaats op de woensdagavond en de raadsinformatieavond en Commissie Begroting & Rekening op de donderdagavond.

 

Artikel 59. Insprekers

Het geven van spreekrecht aan burgers is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is er voor gekozen het spreekrecht op te nemen in het Mooks vergadermodel bij de raadscommissies en raadsinformatieavond. In die fase zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen. Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief (‘schijnspreekrecht’).

 

Het spreekrecht geldt alleen voor onderwerpen die op de agenda staan. In veel gemeenten is er een mogelijkheid voor een burgerinitiatief. Burgers hebben daarmee het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Onderwerpen die burgers belangrijk vinden kunnen op deze manier geagendeerd worden.

 

De burgers die wensen in te spreken kunnen zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de vergadering melden bij de commissiegriffier. Procedureel is het handig om als ‘redelijke termijn’ circa 48 uur aan te houden. De termijn van 48 uur is geregeld in dit artikel.

 

Er is voor gekozen om een burger slechts éénmaal het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Afhankelijk van de lokale situatie kan als richtlijn 5 minuten spreektijd per burger worden aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

 

Op voorstel van de agendacommissie kan aan de inspreker een andere rol worden gegeven; dit is voornamelijk bedoeld bij de raadsinformatieavond. Bij de raadsinformatieavond kan de burger naast het inspreken de gelegenheid worden gegeven om vragen te stellen of deel te nemen aan de vergadering, of anderszins. In de raadsinformatieavonden die gaan plaatsvinden met ingang van 2023 zullen we hiermee ervaring op gaan doen.

 

Artikel 60. Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de wet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet. Artikel 60 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

 

De regeling voorziet in een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering; eventueel kan dit via de agendacommissie plaatsvinden.

 

Artikel 61. Advies; geen stemmingen

Door gebruik van het woord beslissen in het eerste lid kan de suggestie gewekt worden dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dit is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen beslissingen maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties in het advies opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

 

Artikel 62 Vragenuur

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht, met de restrictie dat een vraag een onderwerp van een commissie dient te betreffen.

 

Het vragenuur in de raadscommissies is een aanvulling op het vragenrecht voor de raadsleden, zoals uitgewerkt in artikel 45. Met de bepaling in artikel 62 is het vragenrecht uitgebreid naar de commissieleden. Tot 2023 werd hierin voorzien middels de rondvraag in de commissie. Het hanteren van een aanmeldingstermijn met ingang van het Mooks vergadermodel is vanwege het feit dat de wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van de raadsleden en zich daarop kunnen voorbereiden.

 

Artikel 63 Adviezenlijst en verslag

De commissiegriffier draagt zorg voor de adviezenlijst van de raadscommissies en het verslag van de raadsinformatieavond. De artikelen 32 en 33 over de geluidsopnamen en audio-verslag van de openbare vergaderingen en de procedurele besluitenlijst zijn van overeenkomstige toepassing voor de adviezenlijsten van de raadscommissies en verslag van de raadsinformatieavond.