Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2023
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ter gelijktijdige intrekking van oude regeling: zie: https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR678182/1

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 15 van de Participatiewet
  3. artikel 35 van de Participatiewet
  4. artikel 48 van de Participatiewet
  5. artikel 49 van de Wet werk en bijstand
  6. artikel 50 van de Wet werk en bijstand
  7. artikel 51 van de Wet werk en bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-03-202301-01-2023nieuwe regeling

07-03-2023

gmb-2023-118638

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2023

 

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Renkum;

 

gelet op:

Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 15, 35, 48, 49, 50 en 51 van de Participatiewet.

 

overwegende dat:

- het college het wenselijk vindt om te bepalen in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand;

- het daarom wenselijk is voor dit doel beleidsregels vast te stellen;

 

gezien het voorstel van 7 maart 2023;

 

besluit:

vast te stellen de volgende ‘Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2023’.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      het college: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Renkum;

    • c.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 31, 32 en 33 van de wet

    • d.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • e.

      draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om in de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd te voorzien;

    • f.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van de belanghebbende wordt vastgesteld;

    • g.

      bijstandsnorm: de norm, zoals bedoeld in artikel 5 sub c van de wet, met uitzondering van de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de wet.

    • h.

      Schuldtraject: Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) of Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP) via de gemeente of gecertificeerde schuldhulpverlener;

  • 2.

    De inhoud van de overige in deze beleidsregel gebruikte begrippen is gelijkluidend aan die in de wet, tenzij daarvan expliciet wordt afgeweken.

 

Artikel 2 Draagkracht

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende.

  • 2.

    Bij het vaststellen van de draagkracht blijft het inkomen van de tot zijn last komende kinderen buiten beschouwing.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de draagkracht blijft de individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing.

  • 4.

    Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 en 3 Participatiewet, wordt bij de vaststelling van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.

  • 5.

    Bij een inkomen van 120% van de bijstandsnorm of minder is de draagkracht nihil.

  • 6.

    Bij een inkomen van meer dan 120% van de bijstandsnorm wordt 35% van het inkomen boven 120% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 7.

    In afwijking van lid 5 bedraagt de draagkracht 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld bij de volgende kosten:

    • a.

      woonkostentoeslag bij koopwoning;

    • b.

      woonkostentoeslag bij huurwoning.

 

Artikel 3 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De vastgestelde draagkracht geldt voor de duur van de draagkrachtperiode.

  • 2.

    De draagkrachtperiode begint op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen en geldt:

    • a.

      gedurende de volledige uitkeringsduur voor belanghebbenden met een uitkering en/of inkomensvoorziening op grond van de Participatiewet;

    • b.

      tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kan zijn op het recht op bijzondere bijstand voor belanghebbenden vanaf de pensioengerechtigde leeftijd;

    • c.

      12 maanden voor alle overige situaties.

  • 3.

    De draagkracht kan opnieuw worden berekend als zich een substantiële wijziging in het inkomen voordoet.

 

Artikel 4 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag wordt uiterlijk binnen 4 weken na het zich voordoen van de kosten ingediend. Op grond van artikel 44, eerste lid Participatiewet is het niet mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor kosten die zich in het verleden hebben voorgedaan.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de aanvraag voor kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele tot drie maanden na het zich voordoen van de kosten worden ingediend.

  • 3.

    Als de benoeming van de bewindvoerder, mentor of curator ingaat in de tweede helft van de maand wordt de beloning berekend met ingang van de zestiende van de maand.

 

Artikel 5 Vorm van de bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt op grond van artikel 48 lid 1 van de wet in beginsel om niet verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt indien:

    • a.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op termijn over voldoende middelen beschikt om de desbetreffende noodzakelijke bijzondere kosten te voldoen, of indien de belanghebbende wel over in aanmerking te nemen vermogen beschikt, maar dit binnen een redelijke termijn niet of bezwaarlijk liquide kan maken;

    • b.

      de aanvraag tot bijstandsverlening het gevolg is van een naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van bestaan;

    • c.

      indien de aanvraag ziet op een door de belanghebbende te betalen waarborgsom, een vooruit te betalen huur, de kosten voor een babyuitzet of duurzame gebruiksgoederen, met inachtneming van artikel 11 en 12 van deze beleidsregels.

  • 3.

    Als bijzondere bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt is hierover geen rentevergoeding verschuldigd.

  • 4.

    Bijzondere bijstand die niet wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt, wordt teruggevorderd.

 

Artikel 6 Bijzondere bijstand bij inkomensafhankelijke regelingen

  • 1.

    Geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten van (eigen) bijdrage(n) die verschuldigd zijn op grond van wettelijke regelingen zoals bijvoorbeeld de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt wel bijzondere bijstand verleend voor de kosten van de bijdrage die verschuldigd is voor rechtsbijstand en noodzakelijke bijkomende kosten indien een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) is verleend.

  • 3.

    Op de bijzondere bijstand genoemd in het tweede lid van dit artikel wordt de korting van het Juridisch Loket te allen tijde in mindering gebracht.

  • 4.

    In het geval het college gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 55 Participatiewet belanghebbende te verplichten om een procedure te voeren en er geen toevoeging op grond van de Wrb is verleend, kan bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand worden verstrekt.

 

Artikel 7 Woonkosten bij koopwoning

  • 1.

    Als een eigen woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan voor de duur van zes maanden bijzondere bijstand voor de woonkosten worden verstrekt met de verplichting te verhuizen, mits belanghebbende aantoonbaar overleg heeft gevoerd met zijn hypotheekverstrekker over een betalingsregeling voor de maandelijkse lasten.

  • 2.

    Voor het meerdere aan woonkosten, dat het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag overstijgt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 3.

    De bijzondere bijstand kan eenmalig voor een periode van zes maanden worden verlengd mits belanghebbende aantoont in de voorliggende periode voldoende inspanning te hebben gepleegd in het zoeken van andere woonruimte waar huurtoeslag voor mogelijk is.

  • 4.

    De bijzondere bijstand is gelijk aan de huurtoeslag die volgens de Wet op de huurtoeslag zou worden ontvangen bij het bewonen van een huurwoning met een rekenhuur gelijk aan de woonkosten.

  • 5.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de woonkosten genoemd in het eerste lid verstaan de tot een bedrag per maand herleide kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:

    • a.

      hypotheekrente;

    • b.

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting;

    • c.

      waterschapslasten;

    • d.

      rioolrecht;

    • e.

      brand- en opstalverzekering;

    • f.

      erfpachtcanon;

    • g.

      servicekosten.

  • 6.

    De bijzondere bijstand voor woonkosten wordt verlaagd met alle tegemoetkomingen voor de onder het vijfde lid genoemde kosten uit enige andere bron.

  • 7.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten wordt de draagkracht in mindering gebracht. De draagkracht bedraagt bij Woonkostentoeslag 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 8.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien belanghebbende bij het aangaan van de woonkosten onvoldoende inkomen had of een sterke inkomensdaling kon voorzien, waardoor hij de woonkosten niet volledig kan opbrengen.

 

Artikel 8 Woonkosten bij huurwoning

  • 1.

    Als een huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, en huurtoeslag niet mogelijk is, dan kan tot het einde van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan bijzondere bijstand voor de woonkosten worden verstrekt.

  • 2.

    Als een huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, dan kan voor het meerdere boven de maximale huurgrens geen bijzondere bijstand voor de woonkosten worden verstrekt.

  • 3.

    Als een huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens, dan neemt het college een verhuisverplichting op in de beschikking tot verstrekking van bijzondere bijstand.

  • 4.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kan eenmalig met termijn van zes maanden worden verlengd mits belanghebbende in de voorliggende periode aantoonbaar voldoende inspanning heeft gepleegd in de uitvoering van de verhuisverplichting als bedoeld in het derde lid van dit artikel.

  • 5.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten wordt de draagkracht in mindering gebracht. De draagkracht bedraagt bij Woonkostentoeslag 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 6.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien belanghebbende bij het aangaan van de woonkosten onvoldoende inkomen had of een sterke inkomensdaling kon voorzien, waardoor hij de woonkosten niet volledig kan opbrengen.

 

Artikel 9 Voorschotnota en/of eindafrekening energie

  • 1.

    De kosten van energie komen voor bijzondere bijstand om niet in aanmerking als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven en als de kosten redelijkerwijs niet uit het inkomen kunnen worden voldaan.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt in beginsel bepaald op het gemiddelde energieverbruik volgens het Nibud, tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven hier van af te wijken.

  • 3.

    De energietoeslag en het Tijdelijk Noodfonds Energie gelden als voorliggende voorziening.

 

Artikel 10 Kosten van verhuizing en stofferingskosten

  • 1.

    De kosten van verhuizing komen voor bijzondere bijstand om niet in aanmerking voor zover de verhuizing noodzakelijk is. Bij verhuizing naar een woning in eigendom wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het bedrag van de goedkoopste toereikende voorziening.

  • 3.

    Stofferingskosten van een woning komen voor bijzondere bijstand om niet in aanmerking voor zover de verhuizing noodzakelijk is.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor stofferingskosten wordt bepaald op de bedragen van de Nibud prijzengids.

  • 5.

    Een verhuizing is in ieder geval noodzakelijk:

    • a.

      bij een eerste verhuizing vanuit een asielzoekerscentrum;

    • b.

      bij een aantoonbare medische noodzaak.

 

Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De kosten van aanschaf, vervanging of reparatie van noodzakelijke, duurzame gebruiksgoederen komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven.

  • 2.

    Bijstand als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een lening.

  • 3.

    In de aanschaf of vervanging dient op de goedkoopst mogelijke wijze te worden voorzien, indien mogelijk en redelijk (ook) in de vorm van gebruikte goederen.

  • 4.

    Als een volledige woninginrichting noodzakelijk is, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op 40% van het inventarispakket per huishoudtype volgens de prijzengids van het Nibud.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid van dit artikel, wordt bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet verstrekt wanneer:

    • a.

      belanghebbende is toegelaten tot een schuldtraject en

    • b.

      voldoet aan de voorwaarden van dit traject en

    • c.

      het verstrekken van bijstand in de vorm van een lening dit traject in gevaar brengt.

 

Artikel 12 Babyuitzet

  • 1.

    Als bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, kan eenmalig bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden verstrekt voor de kosten van aanschaf van een baby-uitzet.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op het basispakket babyuitzet volgens de Nibud prijzengids.

  • 3.

    In de aanschaf van een babyuitzet dient op de goedkoopst mogelijke wijze te worden voorzien, indien mogelijk en redelijk (ook) in de vorm van gebruikte goederen.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel, wordt bijzondere bijstand voor een babyuitzet om niet verstrekt wanneer:

    • a.

      belanghebbende is toegelaten tot een schuldtraject en

    • b.

      voldoet aan de voorwaarden van dit traject en

    • c.

      het verstrekken van leenbijstand dit traject in gevaar brengt.

 

Artikel 13 Jongeren van 18, 19 of 20 jaar

  • 1.

    Bij verblijf in een inrichting van een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar die geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Participatiewet, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van levensonderhoud voor zover de inrichting daar niet in voorziet.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld overeenkomstig de bijstandsnormen genoemd in artikel 20, eerste lid onder a en artikel 23 tweede lid van de Participatiewet.

  • 3.

    Voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Participatiewet, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van levensonderhoud.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in lid 3 vult de algemene bijstand aan tot de bijstandsnorm van een 21-jarige in dezelfde woon-leefsituatie.

 

Artikel 14 Reiskosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor reiskosten voor bezoek aan een gedetineerd gezinslid, een verpleegd of verzorgd gezinslid, een uit huis geplaatst kind, voor een psychische of (para)medische behandeling en/of voor kinderen in het voorgezet onderwijs en de Internationale schakelklas.

  • 2.

    Bijzondere bijstand voor reiskosten als bedoeld in lid 1 is enkel mogelijk als:

    • a.

      de bestemming binnen Nederland maar buiten de gemeente Renkum ligt en

    • b.

      de reisafstand minimaal 10 kilometer enkele reis bedraagt.

  • 3.

    Vergoedingen worden vastgesteld op basis van de goedkoopste tarieven van het openbaar vervoer.

  • 4.

    In afwijking van lid 3 wordt, indien de reis vanwege gezondheidsredenen van de aanvrager niet met het openbaar vervoer afgelegd kan worden, de vergoeding vastgesteld op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route per eigen vervoer. Dit bedrag is gelijk aan de onbelaste reiskostenvergoeding.

  • 5.

    Reiskosten voor bezoek aan een gedetineerde komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien de gedetineerde behoort tot het gezin van de belanghebbende, in een gesloten inrichting verblijft en geen recht heeft op verlof.

  • De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 2 weken, tenzij bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand op basis van een hogere frequentie noodzakelijk maken.

  • Betaling van de bijstand vindt indien mogelijk plaats na overlegging van bewijzen waaruit het bezoek blijkt.

  • 6.

    Reiskosten voor bezoek aan een verpleegde/verzorgde komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin van de belanghebbende

  • De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 2 weken tenzij bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand op basis van een hogere frequentie noodzakelijk maken.

  • 7.

    Reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien het kind behoort tot het gezin van de belanghebbende.

  • De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie die aan de hand van de rechterlijke bezoekregeling is opgesteld.

  • Indien er geen rechterlijke bezoekregeling is opgesteld wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op een bezoekfrequentie van 1 keer per 2 weken.

  • 8.

    Reiskosten in verband met regelmatige specialistische geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld afspraken ziekenhuis) of bezoeken aan hulpverlenende instanties voor geestelijke gezondheid komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover:

    • a.

      er geen sprake is van een volledige vergoeding vanuit een voorliggende voorziening, zoals Wlz, Wmo of ziektekostenverzekering en

    • b.

      de behandelingen medisch noodzakelijk zijn.

  • 9.

    Reiskosten van kinderen van en naar het voorgezet onderwijs en de Internationale schakelklas komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als het volgen van onderwijs buiten de woonplaats noodzakelijk is en voor zover deze kosten niet bekostigd kunnen worden uit het inkomen en er geen (toereikende) voorliggende voorziening is. De afstand van huis naar school wordt vastgesteld met inachtneming van het gestelde in de verordening Leerlingenvervoer gemeente Renkum.

 

Artikel 15 Betaling van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Periodieke bijzondere bijstand die met toepassing van deze beleidsregels wordt verstrekt, wordt maandelijks uitbetaald overeenkomstig artikel 45 van de Participatiewet.

  • 2.

    Incidentele bijzondere bijstand wordt betaald op het eerste betalingsmoment volgend op de datum van toekenning.

  • 3.

    Bijzondere bijstand kan, als dat doelmatig wordt geacht in overleg met de rechthebbende, rechtstreeks worden uitbetaald aan een derde.

 

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 17 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2023.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag van bekendmaking op www.overheid.nl en werken terug tot 1 januari 2023.

  • 3.

    De beleidsregels “Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Renkum 2020” komen gelijktijdig te vervallen.

Aldus besloten op 7 maart 2023 te Oosterbeek.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

P.U.L.M. Coesmans

de burgemeester,

A.M.J. Schaap

Toelichting algemeen

 

Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 Participatiewet. Voor de verstrekking van bijzondere bijstand is het niet noodzakelijk dat de belanghebbende algemene bijstand ontvangt. Ook hij die beschikt over een ander inkomen, dat niet toereikend is om bepaalde uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan te voldoen, kan een beroep doen op bijzondere bijstand. Zijn draagkracht is dan van belang. Draagkracht kan zitten in het inkomen, maar ook in het vermogen.

De bijstandsnorm is in principe voldoende voor de algemene noodzakelijke bestaanskosten.

Als een belanghebbende in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor hij (incidenteel) hogere kosten heeft dan waarin de algemene bijstand voorziet, kunnen burgemeester en wethouders bijzondere bijstand verstrekken, rekening houdend met de draagkracht.

Geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

De beleidsregel geeft een aantal algemene kaders aan, zoals de draagkrachtsystematiek en de aanvraagtermijn. Daarnaast worden enkele veel voorkomende vormen van bijzondere bijstand behandeld. Ook wordt (niet limitatief) aangegeven in welke gevallen bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Er wordt voor wat betreft het begrippenkader en de achterliggende ideeën zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Participatiewet. Dit vereenvoudigt de uitvoering.

Een uitzondering geldt voor het begrip bijstandsnorm. Bij dit begrip, zoals gebruikt in deze beleidsregel, is ervoor gekozen geen rekening te houden met de kostendelersnorm. De reden hiervoor is dat berekening van de draagkracht van niet-bijstandsgerechtigden hiermee makkelijker wordt. Daarbij kan een belanghebbende bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, vaak niet delen.

 

Berekening van de norm is inclusief vakantietoeslag.

 

Het inkomensbegrip kan voor de uitvoering van de bijzondere bijstand als uitgangspunt gelijk zijn aan het inkomensbegrip voor de beoordeling van de algemene bijstand. In artikel 32 van de Participatiewet is omschreven wat inkomsten zijn. In artikel 31 van de Participatiewet wordt omschreven welke inkomsten voor de vaststelling van de algemene bijstand niet meetellen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderbijslag, huurtoeslag, bepaalde belastingkortingen, gemeentelijke premies voor arbeidsinschakeling en inkomsten van minderjarige kinderen. Het is consequent om in het geval van bijzondere bijstand in het algemeen dezelfde lijn te volgen.

Een opmerking moet echter worden gemaakt bij de inkomstenvrijlating uit deeltijdarbeid op grond van artikel 31, tweede lid onder n van de Participatiewet en de inkomensvrijlating uit deeltijdarbeid op grond van artikel 31, tweede lid onder y van de Participatiewet. Deze vrijlatingen zijn nadrukkelijk gekoppeld aan het ontvangen van algemene bijstand en de veronderstelling dat deze premie bijdraagt aan uitstroom uit de algemene bijstand dan wel stimulering om arbeid in loondienst te verrichten. Bij het verlenen van bijzondere bijstand aan een persoon die algemene bijstand (met deze vrijlating) ontvangt, kan deze vrijlating wel buiten beschouwing blijven.

 

In artikel 33, vijfde lid van de Participatiewet is bepaald, dat bij de algemene bijstand aan personen die pensioengerechtigd zijn een gering bedrag aan particuliere pensioenuitkering buiten beschouwing wordt gelaten. Bij de draagkrachtbepaling voor de bijzondere bijstand blijft dit bedrag eveneens buiten beschouwing.

 

Het begrip vermogen kan worden afgeleid uit artikel 34, eerste lid onder a van de Participatiewet en artikel 34, tweede lid onder a van de Participatiewet.

 

Artikel 2 Draagkracht

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van belanghebbende. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen welk deel van het vermogen en inkomen van de belanghebbende boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, eerste lid van de Participatiewet). Daarbij zijn de vrijlatingen zoals die gelden voor de algemene bijstand niet zonder meer van toepassing. In de toelichting bij artikel 1 is al aangegeven dat voor het inkomens- en vermogensbegrip zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de algemene bijstand.

 

Voor inwoners met een lopend schuldtraject geldt het inkomen zoals feitelijk beschikbaar is na aftrek van de reservering voor schuldeisers. Dit geldt eveneens voor die situaties waarin beslag gelegd is op het inkomen. Dit volgt uit een uitspraak van de CRvB inzake draagkracht en beslag: Participatiewet (schulinck.nl)

 

Bij het vaststellen van de draagkracht blijft het inkomen van de minderjarige kinderen buiten beschouwing. Daarmee is artikel 31 lid 2h van de Participatiewet niet van toepassing.

Ook de Individuele Inkomenstoeslag blijft buiten beschouwing. Deze toeslag is bedoeld voor minima die al enkele jaren van een minimum inkomen moeten rondkomen. De ervaring leert dat de IIT hard nodig is om ‘gaten’ te vullen. De Studietoeslag wordt wel in aanmerking genomen. De reden daarvoor is dat dit een inkomensmaatregel is.

 

Voor het vaststellen van draagkracht in vermogen blijft een door belanghebbende bewoonde woning in eigendom buiten beschouwing.

 

Met het wijzigen van deze beleidsregels gelden hogere inkomensgrenzen om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen. De hoofdregels is:

  • Bij een inkomen van 120% van de bijstandsnorm of minder: geen draagkracht

  • Bij een inkomen van meer dan 120% van de bijstandsnorm: 35% van het inkomen boven 120% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

 

In afwijking van deze hoofdregel bedraagt de draagkracht 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld bij Woonkostentoeslag. De reden hiervoor is dat de Woonkostentoeslag anders hoger zou zijn dan het recht op Huurtoeslag.

 

Artikel 3 Draagkrachtperiode

De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld. Uit administratieve overweging wordt uitgegaan van de eerste dag van de maand. Hebben de kosten zich in een eerder kalenderjaar voorgedaan dan de aanvraag is gedaan, dan is dus het moment waarop de kosten zich voordeden relevant voor het bepalen van het draagkrachtjaar.

De draagkrachtperiode wordt voor de verschillende inkomenscategorieën anders vastgesteld. Voor bijstandsgerechtigden geldt dat de draagkrachtperiode geldt voor de duur dat diegene een bijstandsuitkering ontvangt. Voor deze groep is het inkomen en vermogen immers standaard lager dan de geldende grenzen. Voor AOW gerechtigden geldt dat zich vrijwel nooit wijzigingen in inkomen en vermogen voordoen. Daarom geldt voor deze groep dat de draagkracht wordt vastgesteld totdat zich eventueel een wijziging in het inkomen of vermogen voordoet. Voor alle overige situaties geldt een periode van 12 maanden.

 

In beginsel geldt de draagkracht voor de vastgestelde draagkrachtperiode. Dit geeft rechtszekerheid aan de belanghebbende. In een enkel geval komt het voor dat tijdens deze periode het inkomen en/of vermogen zodanig stijgt, dat dit rechtvaardigt dat de draagkracht tussentijds herzien wordt.

 

Artikel 4 Aanvraag

Het college zal bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand zich steeds de volgende vier vragen van artikel 35 van de wet moeten stellen, in onderstaande volgorde:

Doen de kosten zich voor?

Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

Op grond van artikel 44, eerste lid is het in beginsel niet mogelijk bijzondere bijstand te verstrekken met terugwerkende kracht. In sommige situaties kan redelijkerwijs geen aanvraag worden ingediend voordat de kosten zich voordoen. Om praktische redenen biedt dit artikel daarom een grondslag om bijzondere bijstand te verstrekken voor kosten die zich eerder hebben voorgedaan. Om te voorkomen dat kosten van langere tijd geleden nog worden aangevraagd (wat moeilijk te beoordelen is) is het wel wenselijk dat de aanvraag geschiedt zo kort mogelijk nadat de kosten zich voordoen. Hierbij geldt één maand als een algemeen geaccepteerde redelijke termijn.

Het moment van aanvraag is bepalend. Is de aanvraag niet tijdig ingediend dan kan dit een reden zijn om de kosten niet meer te vergoeden, zeker als inmiddels al in de kosten is voorzien. Opgemerkt dat de mogelijkheid om hierin te individualiseren natuurlijk aanwezig blijft.

Een uitzondering is gemaakt voor de periodieke bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten. Deze kosten mogen wel met terugwerkende kracht worden aangevraagd tot drie maanden vanaf het moment dat de Rechtbank het bewind heeft uitgesproken. De bewindvoerder heeft vanaf moment dat het bewind is uitgesproken een termijn nodig om de administratie en het traject op te starten.

Voor herhaalaanvragen geldt dat de kosten worden vergoed in het jaar waarin deze zich gaan voordoen.

 

Artikel 5 Vorm van de bijstand

Leenbijstand is aan de orde als de belanghebbende op termijn over middelen gaat of kan beschikken waarmee in de kosten van de aanvraag voldaan kan worden. Die middelen kunnen bijvoorbeeld vastzitten in een onverdeelde boedel na een scheiding, in een onverdeelde nalatenschap of een bancair tegoed dat niet meteen beschikbaar is. Het begrip “op korte termijn” hoeft niet al te krap te worden geïnterpreteerd; de verdeling van een onverdeelde boedel kan immers wat tijd in beslag nemen.

Als de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de eigen voorziening in het bestaan, wordt bijstand als lening toegekend.

Omdat de belanghebbende een waarborgsom weer terug zal ontvangen, wordt bijstand hiervoor als lening verstrekt. Als belanghebbende huur vooruit moet betalen en hij daar zelf niet toe is staat is, kan bijstand worden verleend (als de noodzaak vaststaat). Deze bijstand heeft ook de vorm van een lening, omdat de belanghebbende nadien alsnog over inkomen gaat beschikken met betrekking tot de periode waarop ook de huur betrekking heeft.

De maandelijkse aflossingen en eventuele kwijtschelding van verleende leenbijstand word conform het debiteurenbeleid voor de Participatiewet c.s. van de gemeente vastgesteld.

 

Artikel 6 Bijzondere bijstand bij inkomensafhankelijke regelingen

Het komt voor dat voor specifieke regelingen ook een (relatief geringe) eigen bijdrage verschuldigd is bij een inkomen op bijstandsniveau. Te denken valt bijvoorbeeld aan gefinancierde rechtsbijstand of een eigen bijdrage Wmo of Wlz. Als de overheid die de regeling heeft ingesteld van mening is dat ook bij een minimum inkomen een eigen bijdrage moet worden voldaan, is het niet de bedoeling dat deze beleidskeuzes worden gerepareerd door bijzondere bijstand.

Het gaat dan om kosten die kunnen worden voldaan de algemene bijstandsnorm. Ook kan soms de redenering worden gevolgd, dat het gaat om (weliswaar incidenteel voorkomende) algemene kosten. Daarvoor hoeft geen bijzondere bijstand te worden verleend.

Uitzondering op bovenstaande zijn de kosten van eigen bijdrage voor rechtsbijstand door een advocaat, griffiekosten en overige bijkomende kosten . Uit vaste jurisprudentie volgt dat bij een toevoeging op grond van de Wet voor rechtsbijstand (Wrb) de noodzaak van deze kosten vaststaat en dat de kosten niet redelijkerwijs uit een inkomen op bijstandsniveau voldaan kunnen worden.

 

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.

Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming):

griffierechten;

kosten voor getuigen en deskundigen;

uittreksels uit de openbare registers;

telegrammen, internationale telex, internationale fax en internationale telefoongesprekken;

rolverrichtingen van de deurwaarder in kantongerechtzaken

Als de belanghebbende heeft nagelaten eerst gratis rechtshulp te vragen aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen en daardoor niet in aanmerking komt voor verlaging van de eigen bijdrage, wordt desalniettemin op de bijzondere bijstand een verlaging toegepast die gelijk is aan de korting die belanghebbende anders zou hebben ontvangen.

 

Artikel 7 Woonkosten bij koopwoning

Woonkostentoeslag voor de woonlasten van een eigen woning is soms mogelijk. Hiervoor bestaat immers de voorliggende voorziening van de huurtoeslag niet.

Alvorens overgegaan kan worden tot het toekennen van bijzondere bijstand, moet wel de noodzaak van de kosten vaststaan. Het is niet vanzelfsprekend, dat de gemeente via langdurige (extra) bijstand de gelegenheid geeft om een eigen woning aan te houden. Als de belanghebbende naar een huurwoning kan verhuizen, waarvan hij de huur kan betalen of waarvoor hij een huurtoeslag kan krijgen, is er immers geen noodzaak.

De woonkostentoeslag voor een eigen woning wordt berekend volgens de systematiek van de huurtoeslag. Het verschil met een huurwoning is de bepaling van de woonkosten.

De aflossing van de hypotheek en daarmee vergelijkbare betalingen worden niet als woonkosten meegenomen omdat de aflossing leidt tot vermogensvorming. Als voor de woning enige andere tegemoetkoming wordt ontvangen dan wordt deze van de woonkosten afgetrokken. Het totale bedrag aan subsidiabele woonkosten is dan uitgangspunt voor de bepaling van bijzondere bijstand.

De draagkracht in het inkomen boven de bijstandsnorm wordt voor 100% in aanmerking genomen.

Indien in de woning meer vermogen zit dan de vrijlating genoemd in artikel 34 lid 2 onder d Participatiewet wordt de bijzondere bijstand als lening verstrekt met toepassing van artikel 8, eerste lid.

Opgemerkt zij, dat de belanghebbende over de betaalde hypotheekrente en periodieke erfpachtcanon veelal een belastingteruggaaf ontvangt of kan ontvangen. Als de belanghebbende de teruggaaf maandelijks ontvangt, moet hier bij de vaststelling van de bijzondere bijstand al rekening worden gehouden. Wel moet aan de hand van de belastingaangifte en de belastingaanslag achteraf nog worden bepaald, of met het juiste bedrag rekening is gehouden. Zo nodig dient er correctie (en terugvordering) plaats te vinden. Als de belanghebbende de teruggaaf in zijn geheel pas achteraf regelt met zijn belastingaangifte, dient er eveneens correctie (en terugvordering) plaats te vinden.

 

Artikel 8 Woonkosten bij huurwoning

Bijzondere bijstand voor de woonkosten van een huurwoning is soms mogelijk. Hiervoor bestaat immers wel een voorliggende voorziening van de huurtoeslag als de maximale huurgrens niet wordt overschreden en het verzamelinkomen niet te hoog is. Bij een huurwoning is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de gemiste huurtoeslag.

De Wet op de huurtoeslag is in relatie tot bijzondere bijstand aan te merken als een voorliggende voorziening. Dit betekent dat wanneer bepaalde groepen, zoals belanghebbenden jonger dan 23 jaar, kamer- of etagehuurders uitgesloten zijn voor huurtoeslag, er ook geen recht bestaat op bijzondere bijstand. Er dient, nu er geen vaststaand toetsingsinkomen voor huurtoeslag geldt, altijd een proefberekening gemaakt te worden op de website van de belastingdienst om eventueel recht op huurtoeslag te berekenen.

In de situatie dat de woonlasten boven de maximale huurgrens liggen, is het mogelijk om tijdelijk bijzondere bijstand te verstrekken voor de huur tot de maximale huurgrens. Het meerdere aan huur komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Aan belanghebbenden met een hogere huur dan de maximale huurgrens wordt een verhuisverplichting opgelegd. Eventueel kan de bijzondere bijstand voor zes maanden worden verlengd, mits zij voldoende inspanning hebben geleverd om aan deze verplichting invulling te geven.

Voorwaarde is dat bij het betrekken van de dure woning de bijstandsafhankelijkheid redelijkerwijs niet voorzienbaar moet zijn geweest.

 

Artikel 9 Voorschotnota en/of eindafrekening energie

Dit nieuwe artikel maakt het mogelijk bijzondere bijstand te verstrekken voor (een deel van) de energierekening. Hoewel deze kosten in beginsel uit de algemene bijstandsnorm moeten worden voldaan, is dit voor veel huishoudens niet mogelijk sinds de kosten van energie in 2021 sterk zijn gestegen. Het rijk heeft diverse maatregelen genomen, waaronder het instellen van een prijsplafond energie met ingang van januari 2023. Onduidelijk is hoe de prijzen van energie zich in 2023 en verder zullen ontwikkelen. Daarom is er voor gekozen een algemeen geformuleerde mogelijkheid op te nemen om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van energie.

De Energietoeslag en het noodfonds van het rijk gelden als voorliggende voorziening. Deze maatregelen zullen in de meeste gevallen naast het prijsplafond toereikend zijn. In voorkomende gevallen zullen de noodzakelijke kosten echter hoger zijn. Bijvoorbeeld als er sprake is van een elektrische rolstoel die opgeladen moet worden of een zuurstopapparaat. Ook het energielabel van een woning kan leiden tot hoge, onvermijdbare kosten. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de richtbedragen van het Nibud. Als individuele omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan hiervan worden afgeweken.

Vrijwel altijd zal worden doorverwezen naar een energiecoach, om samen te kijken of het verbruik verminderd kan worden.

 

Artikel 10 Kosten van verhuizing en stofferingskosten

Dit artikel geeft de mogelijkheid om een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van een noodzakelijke verhuizing. Deze situatie kan zich voordoen als gevolg van een opgelegde verhuisverplichting als woonkostentoeslag is verstrekt. Ook medische en sociale omstandigheden kunnen de oorzaak zijn van de noodzaak tot verhuizing. Het besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente kent een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. De Wmo geldt als voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand. Bij een afwijzing van een aanvraag voor tegemoetkoming in de verhuiskosten door de WMO dienen de afwijzingsgronden meegewogen te worden bij de beoordeling van de bijzondere bijstand. Omdat de Wmo de gevallen van medische noodzaak geacht wordt af te dekken, zal bij bijstandsverlening de aandacht eerder gericht zijn op sociale redenen.

Bij verhuizing naar een eigen woning (koopwoning) wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Veelal zal de belanghebbende dan vanuit de verkoop van de te verlaten woning middelen beschikbaar hebben (gehad).

 

Onder stofferingskosten wordt verstaan de kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en gordijnen met toebehoren.

Uit jurisprudentie blijkt dat bijstand voor verhuiskosten en stofferingskosten niet als lening mag worden verstrekt.

 

Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen

Volgens artikel 51 Participatiewet kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van bijstand om niet. Onder bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt.

In beginsel bestaat voor de aankoop, vervanging of reparatie van duurzame gebruiksgoederen geen recht op bijzondere bijstand. De kosten van de aanschaf, reparatie en vervanging van duurzame gebruiksgoederen zijn algemene bestaanskosten. Tijdige reservering uit inkomen, individuele inkomenstoeslag en vakantiegeld is in overeenstemming met de gedachte dat de belanghebbende in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor de voorziening in de kosten van zijn bestaan. Daarnaast kunnen duurzame gebruiksgoederen op afbetaling worden aangekocht.

Onder bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een lening worden verstrekt.

 

Voor statushouders die zich uit het AZC voor het eerst vestigen in de gemeente op grond van de taakstelling geldt dat zij niet hebben kunnen reserveren.

Bij volledige woninginrichting wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald op 40% van de kosten van een inventarispakket naar huishoudtype van de Nibud prijzengids. Uitgangspunt hierbij is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

 

Artikel 12 Babyuitzet

De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Wanneer gespreide betaling achteraf en reservering uit het inkomen niet mogelijk zijn, kan éénmalig bijzondere bijstand voor een babyuitzet in de vorm van een lening worden verstrekt.

Voor de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij het basispakket babyuitzet van de Nibud-prijzengids. Dit bedrag mag naar eigen keuze worden besteed.

 

Artikel 13 Jongeren van 18, 19 of 20 jaar

Jongeren van 18, 19 en 20 jaar die in een inrichting verblijven zijn volgens artikel 13 lid 2 Participatiewet uitgesloten van het recht op algemene bijstand. In principe moeten zij voor zak- en kleedgeld een beroep doen op de ouders. Als op de onderhoudsplicht van de ouders geen beroep kan worden gedaan om redenen zoals genoemd in artikel 12 Participatiewet is het mogelijk bijzondere bijstand te verstrekken. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de bijstandsnorm voor belanghebbenden beneden de 21 jaar, genoemd in artikel 20 Participatiewet. Alleen jongeren van wie de ouders niet in staat zijn om bij te dragen in het onderhoud van het kind of niet wensen bij te dragen vanwege bijvoorbeeld een verstoorde relatie kunnen in aanmerking komen voor deze vorm van bijzondere bijstand. Zo mogelijk wordt deze bijstand op de ouders verhaald (artikel 62 onder c Participatiewet). De eventuele draagkracht in het inkomen wordt volledig in aanmerking genomen (alles boven de bijstandsnorm).

 

De landelijke bijstandsnormen voor jongeren beneden de 21 jaar (artikel 20 Participatiewet) zijn gelijkgesteld aan de hoogte van de kinderbijslag. Dit betekent dat de jongere met een bijstandsuitkering in dezelfde mate een beroep op de onderhoudsplicht van de ouders moet doen als de jongere die geen recht op bijstand heeft en van wie de ouders voor hem kinderbijslag ontvangen. Als de jongere aantoonbare hogere kosten heeft (bijvoorbeeld kosten van zelfstandige huisvesting, als die noodzakelijk is) moet hij ook daarvoor een beroep doen op de onderhoudsplicht van de ouders. Als op de onderhoudsplicht van de ouders geen beroep kan worden gedaan om redenen zoals genoemd in artikel 12 Participatiewet is het mogelijk bijzondere bijstand te verlenen.

Bij de beoordeling van een aanvraag van aanvullende bijzondere bijstand door een jongere zal dus allereerst beoordeeld moeten worden of de meerkosten inderdaad noodzakelijk zijn en in hoeverre de ouders een bijdrage kunnen leveren. Als de jongere hogere bestaanskosten heeft die niet noodzakelijk zijn is er geen reden om aanvullende bijzondere bijstand te verstrekken. Niet iedere jongere die ervoor kiest om zelfstandig te gaan wonen kan een recht op (bijzondere) bijstand claimen. Een eigen keuze om (vroegtijdig) zonder voldoende middelen zelfstandig te gaan wonen, dient niet op de gemeente te worden afgewenteld.

Als de ouders financieel niet in staat zijn om bij te dragen in de noodzakelijke extra bestaanskosten van de jongere, bijvoorbeeld omdat zij zelf bijstandsafhankelijk zijn, is bijzondere bijstand mogelijk. Hetzelfde geldt als de ouders hun onderhoudsplicht weigeren na te komen en de relatie zodanig verstoord is dat de jongere redelijkerwijs de onderhoudsplicht niet kan effectueren. In dit geval kan de bijzondere bijstand eventueel (het moet geen gevaar opleveren voor het kind) wel op de ouders worden verhaald.

Bijzondere bijstand zal in zijn algemeenheid dus worden verstrekt wanneer jongeren wegens een verstoorde relatie met de ouders niet meer thuis kunnen wonen en daardoor hogere noodzakelijke bestaanskosten hebben dan andere jongeren.

Aangenomen moet worden dat de jongere in deze situatie dezelfde noodzakelijke bestaanskosten heeft als iemand van 21 jaar, die voor het overige in dezelfde omstandigheden verkeert.

De bijzondere bijstand wordt daarom bepaald op het verschil tussen de hoogte van de algemene bijstand die de jongere in zijn situatie zou hebben ontvangen als hij 21 jaar zou zijn geweest, en de bijstandsnorm voor een 18, 19 of 20-jarige. Deze aanvulling wordt verstrekt inclusief vakantietoeslag.

Het kan zijn, dat de jongere wel eigen inkomsten heeft hoger dan zijn jongerennorm voor de algemene bijstand. Deze eventuele draagkracht in het inkomen wordt volledig in aanmerking genomen (alles boven de bijstandsnorm). Als dit niet gebeurt, verkeert deze jongere immers in een voordeliger situatie dan een persoon van 21 of 22 jaar met algemene bijstand.

 

Artikel 14 Reiskosten

De reiskosten voor deelname aan het algemeen maatschappelijk verkeer zijn algemene kosten die uit een inkomen op bijstandsniveau voldaan kunnen worden. Als sprake is van noodzakelijke reiskosten die niet vallen onder het algemeen maatschappelijk verkeer, dan kunnen deze eventueel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Kosten die verband houden met het verkrijgen of behouden van werk behoren te worden betaald uit het Participatiebudget en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Uitzondering op bovenstaande zijn reiskosten voor bezoek aan een gedetineerd gezinslid, een verpleegd of verzorgd gezinslid, aan een uit huis geplaatst kind, of voor een psychische of medische behandeling.

Een vereiste hierbij is dat de gedetineerde, verpleegde of het kind tot de familie in de eerste graad van de belanghebbende behoort.

Op grond van artikel 17 van de wet hebben belanghebbende de plicht om informatie te verschaffen aan het college. In combinatie met artikel 53a lid 6 mag een onderzoek ingesteld worden naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor het verlenen van de bijstand. Dat geldt ook voor het vaststellen of een behandeling medisch noodzakelijk is. Hiervoor gebruiken we de minst ingrijpende manier zoals het opvragen van een afsprakenkaart.

Ook reiskosten voor het bezoeken van voortgezet onderwijs of de Internationale schakelklas kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt voor het bepalen van de kortste route de ANWB-routeplanner gebruikt.

Aangesloten wordt bij het geldende tarief van de onbelaste kilometervergoeding van de Belastingdienst.

 

Artikel 15 Betaling van de bijzondere bijstand

De periodieke bijzondere bijstand wordt (zo mogelijk) gelijk met de algemene bijstand maandelijks verstrekt. De eenmalige bijzondere bijstand kan met een tussentijdse betaling worden verstrekt. Als het zinvol is, kan de bijzondere bijstand ook rechtstreeks aan derden worden overgemaakt. Dit kan het geval zijn als de bijstand bedoeld is voor een concrete aanschaf bij die derde, of als het om enigerlei reden handiger is om de betaling niet via de belanghebbende te laten lopen. Ook kan hiermee worden voorkomen, dat de bijzondere bijstand uiteindelijk niet wordt besteed om de bijzondere kosten te voldoen waarvoor deze is aangevraagd en toegekend.

 

Artikel 16 Hardheidsclausule

Met deze beleidsregel wordt beoogd zoveel mogelijk duidelijkheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen. Desalniettemin kunnen er zich situaties voordoen, waarin onverkorte handhaving van deze regels onrecht zou doen aan de doelstelling van bijzondere bijstandsverlening. In uitzonderlijke gevallen dient dan ook de mogelijkheid te bestaan om af te wijken van de hier neergelegde regels. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) noemt dit in artikel 4:84 de inherente afwijkingsbevoegdheid.

Uiteraard zal het besluit in een dergelijk geval ook de motivering moeten omvatten, waarom in de situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

Als regel geldt dat bij het bepalen van de draagkracht een overschrijding van 1% niet als onredelijk moet worden geacht.

 

Artikel 17 Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.