Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Verordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

17-11-2022

gmb-2023-116252

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023

 

De raad van L a n d g r a af ;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 oktober 2022;

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

gezien het advies van de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling en Economie;

 

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023

Artikel 1. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

  • 3.

    Deze verordening dient te worden gelezen in samenhang met Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en Afdeling 15.1 van de Omgevingswet.

Artikel 2. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.

  • 2.

    Indien het in lid 1 genoemde bedrag niet binnen vier weken na indiening van de aanvraag op de rekening van de gemeente is bijgeschreven, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht verstrekt de aanvrager alle gegevens die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Daartoe bevat een aanvraag mede en in ieder geval:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: een door een accountant gewaarmerkte jaarrekening over het jaar waarin schade is geleden, alsmede de door een accountant gewaarmerkte jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin het besluit of de feitelijke handeling waarop de aanvraag betrekking heeft, genomen is respectievelijk een aanvang genomen heeft en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting.

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

    • c.

      als het schade betreft wegens lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak: een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel – als het de verkoop van een bedrijf betreft – van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

    • d.

      het rekeningnummer waarop een eventuele vergoeding gestort kan worden.

  • 2.

    Ter beoordeling van het bestuursorgaan kunnen zo nodig aanvullende stukken en specificaties worden gevraagd.

Artikel 4. Adviescommissie

  • 1.

    Het bestuursorgaan wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2.

    Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      de schadevergoeding kennelijk minder bedraagt dan € 2500,-;

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3.

    Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 4.

    Een adviescommissie kan worden ingesteld als een tijdelijke commissie voor de advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, waarbij de deskundige(n) tijdelijk, voor de duur van de advisering over die aanvraag of aanvragen, door of namens burgemeester en wethouders worden aangewezen.

  • 5.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaan.

Artikel 5. Procedure

  • 1.

    Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 2.

    Het college stelt aan de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 3.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 4.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 5.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

  • 6.

    De adviescommissie stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting op of een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken. Hiertoe kan een hoorzitting worden gehouden.

  • 7.

    Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviescommissie de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de adviescommissie. De adviescommissie nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 8.

    Van de in het zesde lid bedoelde hoorzitting en de in zevende lid bedoelde plaatsopneming wordt door de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 9.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviescommissie binnen twaalf weken, na de dagtekening van de opdracht tot advisering een conceptadvies aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden. De voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 10.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 11.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het zesde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 12.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het zesde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 6. Normaal maatschappelijk risico

  • 1.

    Binnen het normaal maatschappelijk risico vallende schade in de vorm van winst- of inkomensderving en gederfde huurinkomsten komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    Onder het normaal maatschappelijk risico, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, valt in ieder geval:

    • a.

      een schade tot € 500,- voor een particulier;

    • b.

      een schade tot € 1.000,- voor een onderneming, bedrijf of organisatie;

    • c.

      een schade ten gevolge van een omzetdaling tot 8% van de normomzet van een onderneming, bedrijf of organisatie, waarbij onder normomzet wordt verstaan; de omzet op jaarbasis die naar redelijke verwachting behaald zou zijn als de schadeoorzaak niet had plaatsgevonden;

    • d.

      een schade ten gevolge van een kostenstijging tot 6% van de normkosten van een onderneming, bedrijf of organisatie, waarbij onder normkosten wordt verstaan; de kosten op jaarbasis die naar redelijke verwachting gemaakt zouden zijn als de schadeoorzaak niet had plaatsgevonden;

    • e.

      bij startende ondernemers (minder dan vijf jaar ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) kan worden afgeweken van het gestelde in lid 2 onder b tot en met d.

Artikel 7. Voorschot

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan op een daartoe strekkende gemotiveerde aanvraag beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld.

  • 2.

    Het voorschot kan alleen worden aangevraagd bij verzoeken wegens winst- of inkomstenderving en gederfde huurinkomsten en bedraagt maximaal 50% van de in het conceptadvies opgenomen geldsom.

  • 3.

    Het voorschot wordt niet eerder verleend dan dat een conceptadvies is opgesteld door een adviescommissie.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan, voordat het overgaat tot de verlening van een voorschot, een zekerheidsstelling van de aanvrager verlangen.

  • 5.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 8. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 9. Overgangsrecht

  • 1.

    De “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008” wordt ingetrokken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid blijft de verordening gedurende 7 jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing op verzoeken om planschade die betrekking hebben op schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wet ruimtelijke ordening die zijn aangevangen of besloten vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, overeenkomstig artikel 4.17 invoeringswet.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop afdeling 15.1 van de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving, de Omgevingswet, in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023.

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raad, gehouden op 24 november 2022.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting Verordening nadeelcompensatie gemeente Landgraaf 2023

Algemeen

Voor deze verordening is de modelverordening van de VNG van 26 mei 2021 (Kenmerk: Lbr. 21/041 - TLE/U202100451) als uitgangspunt genomen. Het onderwerp nadeelcompensatie is uitgewerkt in een verordening en niet in een beleidsregel. De reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift worden geregeld (zie artikel 4:128, eerste lid, van de Awb) en dat de adviescommissie zo een solide basis krijgt. In deze verordening is dan ook het heffen van een recht en het instellen van een adviescommissie geregeld.

Het is eveneens niet wenselijk om het heffen van dit recht op te nemen in de legesverordening, maar in een verordening nadeelcompensatie. In artikel 229 van de Gemeentewet wordt gesproken over het heffen van rechten. Daarbij worden ‘door het gemeentebestuur verstrekte diensten’ genoemd. Bij het heffen van het recht bij een aanvraag om nadeelcompensatie gaat het echter niet om een dienst, maar om gemeentelijke aansprakelijkheid. Er is geen sprake van een belastingheffing, maar van een financiële drempel om lichtvaardige aanvragen om schadevergoeding tegen te gaan.

 

Dit betreft een relatief korte verordening met een aantal specifieke onderwerpen waarover de gemeente bij het samenstellen hiervan beperkt een aantal eigen keuzes heeft kunnen maken. Voor zover die keuzemogelijkheden er zijn, worden die hierna, voor zover relevant, expliciet benoemd en wordt daarbij aangegeven hoe invulling hieraan gegeven is.

 

De overheid kan rechtmatig handelen in de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak en toch schade veroorzaken. Bijvoorbeeld door het verlenen van een omgevingsvergunning, het inperken van rechten of de neveneffecten van werkzaamheden. Het gaat dan om schade veroorzaakt door rechtmatige besluiten, en om schade veroorzaakt door rechtmatige feitelijke handelingen, door infrastructurele werkzaamheden bijvoorbeeld. Bij planschade, zoals (thans) bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, gaat het om de vermindering van de waarde van een onroerende zaak als gevolg van een planologische maatregel. Dit alles zal in 2023 onder de paraplu van de nieuwe nadeelcompensatieregeling van Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en Afdeling 15.1 van de Omgevingswet (Ow) komen te vallen waardoor die regeling een bredere reikwijdte heeft dan alleen planschade.

 

De nieuwe nadeelcompensatieregeling in Titel 4.5 van de Awb zal naar verwachting op 1 juli 2023 in werking treden. Het doel van deze nieuwe regeling is om te komen tot meer eenduidigheid en overzichtelijkheid in het nadeelcompensatierecht. Het vervangt diverse afzonderlijke regelingen die hierin worden samengevoegd en geharmoniseerd. Tegelijkertijd worden hiermee alle geschillen over rechtmatig overheidsoptreden geconcentreerd bij één rechter, namelijk de bestuursrechter. Naast Titel 4.5 van de Awb zal naar verwachting tegelijkertijd Afdeling 15.1 van de Ow in werking treden. De Ow bevat een specifiek op het omgevingsrecht toegesneden nadeelcompensatieregeling die enkele aanvullende regels kent op de regeling in de Awb.

 

Deze wettelijke regelingen zijn grotendeels uitputtend bedoeld en bevatten daartoe regels voor de afwikkeling van aanvragen om schadevergoeding, zoals grondslagen, inhoudelijke eisen en procedurele bepalingen, meer concreet ten aanzien van beslistermijnen en het heffen van een recht bijvoorbeeld. Slechts over enkele onderwerpen is het mogelijk om aanvullende regels op te nemen in een gemeentelijke verordening. Met de vaststelling van de voorliggende verordening kunnen beide wettelijke regelingen worden geïmplementeerd en kan invulling worden gegeven aan één van de door de VNG geformuleerde minimale acties voor de implementatie van de Ow. Het vaststellen van een verordening voor nadeelcompensatie is niet verplicht. De VNG adviseert echter om een dergelijke verordening vast te stellen. Zonder deze verordening kan een gemeente bijvoorbeeld geen recht meer heffen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

 

Artikel 1. Toepassingsbereik (bijzondere schaderegelingen)

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

 

Tweede lid

In de modelverordening kan ervoor worden gekozen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is uit te zonderen. Dat kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering, wegwerkzaamheden of een specifiek project binnen de gemeente. Ondanks of juist omdat de gemeente Landgraaf thans geen aparte schaderegelingen heeft, is ervoor gekozen om het voorgestelde artikel 1, lid 2, van de modelverordening over te nemen voor het geval dat er in de toekomst een bijzondere regeling zou worden vastgesteld die los van bijgaande verordening te gelden heeft.

 

Artikel 2. Het heffen van een recht

In artikel 2 van de modelverordening is de mogelijkheid opgenomen om voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding, zoals thans reeds gebruikelijk, een recht te heffen. Het wettelijke maximum bedraagt € 500. Er is in de voorliggende verordening gekozen om het drempelbedrag dat onder de oude procedureverordening werd gehanteerd aan te houden, dit bedrag betreft € 300,- en blijkt als voldoende drempel te werken. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).

 

Artikel 3. De aanvraag

Algemeen

In lid 1 van artikel 3 van de modelverordening wordt de mogelijkheid geboden om de aanvrager tot het gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier te verplichten. Hiervoor is niet gekozen omdat de drempel om een verzoek om schadevergoeding in te dienen daardoor wordt verlaagd en het instellen van deze mogelijkheid ook niet in verhouding staat tot het beperkte aantal schadeverzoeken per jaar. Dit artikellid is dus geschrapt.

 

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld.

 

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

 

In lid 1 is bepaald dat aanvullende eisen kunnen worden gesteld aan de in te dienen stukken c.q. de motivering van een schadeverzoek bij winst- of inkomstenderving, bij de derving van huurinkomsten en bij een lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak. Dit geeft een aanvrager vooraf duidelijkheid over wat concreet van hem wordt verwacht en waaraan door de gemeente wordt getoetst en dit maakt dat aanvragen efficiënter kunnen worden afgehandeld.

 

In onderdeel d. is aangegeven dat het rekeningnummer moet worden aangeleverd bij het indienen van de aanvraag. Dit is het geval zodat een tijdelijk uitbetaling zoals bepaald in artikel 8 kan worden bewerkstelligd.

 

Tweede lid

De in het eerste lid benoemde vereisten betreffen gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om in aanvulling daarop nadere gegevens te vragen.

Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Artikel 4. Adviescommissie

Algemeen

Op grond van het huidige recht is het inschakelen van een adviseur verplicht bij het afhandelen van aanvragen om planschade. Ook is het vaststellen van een gemeentelijke verordening verplicht waarin regels worden gegeven over de aanwijzing van zo'n adviseur en de wijze waarop deze tot een advies dient te komen. Onder het nieuwe recht gelden die verplichtingen niet meer. De gemeente heeft wel de mogelijkheid om een adviseur of een adviescommissie in te schakelen.

 

Eerste en tweede lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen. Uitgangspunt is dat in de gemeente voldoende deskundigheid aanwezig is om aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie. Dit uitgangspunt komt ook tot uitdrukking in het tweede lid. Daarin is vastgelegd in welke situaties in ieder geval geen advies bij een adviescommissie wordt ingewonnen.

 

Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren. De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldoen aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Het heeft voor eenvoudige gevallen de voorkeur om aanvragen om schadevergoeding snel, en dus zonder adviseur of adviescommissie, af te handelen. Dit ook in verband met de kosten voor het instellen van een adviseur of adviescommissie in verhouding tot de uit te betalen bedragen. In dergelijke gevallen zal ook in het ambtelijke apparaat voldoende deskundigheid aanwezig zijn om aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen.

 

In het tweede lid is een drempelbedrag van € 2.500,- opgenomen waaronder in ieder geval geen adviseur zal worden ingeschakeld omdat de advieskosten dan niet meer in een redelijke verhouding staan tot de omvang van het schadebedrag. Dit is gebaseerd op de ervaringen met adviseurskosten bij planschadeclaims die doorgaans (minimaal) tussen de € 1.000,- en € 1.500,- liggen. Dit impliceert dat schadeclaims onder de € 2.500,- in beginsel zonder externe advisering zullen worden afgehandeld.

 

 

 

Derde lid

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties.

Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

 

Vierde lid

In bijgaande verordening is overeenkomstig de terminologie in de Algemene wet bestuursrecht gekozen voor de term "instellen" in plaats van "benoemen" omdat de laatste term lijkt te vereisen dat een adviseur of adviescommissie steeds formeel behoort te worden benoemd hetgeen niet de bedoeling is en ook niet werkbaar moet worden geacht.

 

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Als de benodigde deskundigheid niet of onvoldoende aanwezig is, kan een deskundige worden ingeschakeld. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan (burgemeester, burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) een adviescommissie kan instellen. Er zijn twee mogelijkheden:

a. het instellen van een vaste commissie: in dat geval worden de deskundigen ingesteld door burgemeester en wethouders, of

b. een tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen: in dat geval worden de deskundigen ingesteld door het bestuursorgaan dat de betreffende aanvragen behandelt.

 

Vanwege het beperkt aantal schadeverzoeken per jaar wordt het daarnaast onwenselijk geacht om met een vaste commissie te werken, reden waarom deze optie is geschrapt, en gaat de voorkeur uit naar de inschakeling, waar nodig, van specifieke expertise geënt op een specifiek geval. Als die deskundigheid niet of onvoldoende aanwezig is, kan een deskundige worden ingeschakeld.

 

Artikel 5. Procedure

Op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb). Dat betekent onder andere dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn op grond waarvan de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. In het tweede lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn voor zover van toepassing degenen met wie een verhaals-/schadeovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

 

Artikel 6. Normaal maatschappelijk risico

Ofschoon in de modelverordening geen specifieke bepaling hiervoor opgenomen is, wordt in de implementatiehandleiding van de VNG gerefereerd aan de mogelijkheid om bagateldrempels hierin op te nemen op basis waarvan schadeclaims direct kunnen worden afgewezen. Dat heeft te maken met het feit dat niet alle schade voor vergoeding in aanmerking komt en particulieren, ondernemingen, bedrijven en organisaties deels een normaal maatschappelijk risico behoren te dragen. Voor planschade is deze drempel bij wet vastgelegd, in andere zaken zal dit van geval tot geval moeten worden bekeken, mede aan de hand van jurisprudentie.

 

Om enige invulling hieraan te geven en belanghebbenden vooraf enige duidelijkheid te verschaffen - alsook om bagatelzaken te voorkomen - is artikel 6 aan de verordening toegevoegd. Hierin is onder meer geregeld dat bij aanvragen inzake winst- of inkomstenderving en de derving van huurinkomsten een drempel geldt van € 500,- voor particulieren en € 1000,- voor bedrijven. Dit met een verbijzondering voor omzetderving en kostenstijgingen voor ondernemingen, organisaties en bedrijven, waarvoor respectievelijk van 8% van de normomzet en 6% van de normkosten wordt uitgegaan. Deze bedragen en percentages zijn overgenomen of afgeleid uit de landelijk veel gebruikte Handleiding nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (2018) en uit de Algemene Verordening Nadeelcompensatie van de gemeente Amsterdam (2014). Bij startende ondernemers kan hiervan worden afgeweken.

 

Artikel 7. Voorschot

In artikel 7 van de modelverordening is een voorschotregeling opgenomen voor die gevallen waarin hierom wordt gevraagd en redelijkerwijs vaststaat dat een verplichting tot betaling zal volgen. De modelverordening biedt hier twee opties. Er is gekozen voor de meest uitgebreide optie omdat die een daartoe strekkende (gemotiveerde) aanvraag vereist en het voorschot hierbij kan worden gemaximaliseerd op een percentage. Gekozen is voor 50% om tot aan de definitieve besluitvorming een stok achter de deur te houden voor het geval dat de verwachte besluitvorming toch anders mocht uitvallen. Deze voorschotregeling kan voor gedupeerden uitkomst bieden in het geval van dreigende faillissementen, dwingende betalingsverplichtingen e.d.

 

Artikel 8. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Het streven is om zo spoedig mogelijk tot uitbetaling te komen.

Artikel 9. Overgangsrecht

Overgangsrecht bij planschade

In artikel 22.12 van de Ow is vastgelegd dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan - voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan - niet als schadeveroorzakend besluit geldt.

 

Onder het huidige recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Uiteraard kunnen bestemmingsplannen tot vlak voor de inwerkingtreding van de Ow worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond. Dat kan ertoe leiden dat tot ongeveer 2025 bestemmingsplannen kunnen worden vastgesteld. Vervolgens kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van dat vaststellingsbesluit nog een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing. In die zin kan de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 nog tot ongeveer 2030 relevant blijven voor het afhandelen van verzoeken.

 

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie

De overgangsbepalingen voor de toepassing van titel 4.5 van de Awb zijn opgenomen in artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Daarin is vastgelegd dat het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing blijft:

 

• op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden;

• op schade, veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden, en

• op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit, als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden.

 

De overgangsbepalingen voor nadeelcompensatie in het omgevingsrecht zijn vastgelegd in paragraaf 4.2.7 van de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw). In artikel 4.17 van de Iw is vastgelegd op welke schadeveroorzakende besluiten of handelingen het oude recht van toepassing blijft bij een aanvraag om schadevergoeding die wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Ow. Voor aanvragen om schadevergoeding als gevolg van specifiek genoemde schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro (bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, nadere eis, provinciale verordening, algemene maatregel van bestuur (onder voorwaarden), of een exploitatieplan (onder voorwaarden)) is in artikel 4.19 van de Iw een specifieke regeling opgenomen. In die gevallen geldt dat de termijn van vijf jaar start bij het van kracht worden van het besluit als de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding, en is afgerond na de inwerkingtreding van de Ow. Het oude recht blijft in die gevallen van toepassing op aanvragen om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding.

 

Eerste lid

De Wro wordt ingetrokken als de Omgevingswet in werking treedt. De wettelijke grondslag voor de oude verordening, de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming planschade 2008, komt daarmee komen te vervallen. In de Invoeringswet Omgevingswet (artikel 4.17 t/m 4.21) is het overgangsrecht geregeld. De oude verordening kan daarom worden ingetrokken.

 

Tweede lid

Omdat de verordening vanwege het overgangsrecht nog wel relevant is voor het afhandelen

van bepaalde planschadeverzoeken blijft de oude verordening gedurende 5 jaar lang nog van toepassing op verzoeken om planschade die betrekking hebben op schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wet ruimtelijke ordening die zijn aangevangen of besloten vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, overeenkomstig artikel 4.17 invoeringswet.

 

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

De inwerkingtreding is gekoppeld aan de inwerkingtreding van afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Als het goed is treedt de Omgevingswet als geheel in werking maar dit kan ook gefaseerd gebeuren, derhalve is ervoor gekozen om naar de specifieke afdeling 15.1 te verwijzen. Afdeling 15.1 Ow sluit aan op titel 4.5 van de Awb. Deze regelingen treden gelijktijdig in werking, mocht dit toch niet het geval zijn dan treedt de verordening in werking zodra de Omgevingswet in werking treedt.