Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Berg en Dal

Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBerg en Dal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023
CiteertitelNadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-2023nieuwe regeling

10-01-2023

gmb-2023-108275

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal;

 

gelet op de Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017;

 

besluit vast te stellen de Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemene subsidieverordening: Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017, dan wel een later daarvoor in de plaats tredende verordening;

    • b.

      Ouderbijdrage: het bedrag dat als vaste eigen bijdrage van de ouder verschuldigd is voor kinderopvang;

    • c.

      Peuteropvang: een product van een in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde kinderopvanginstelling van een beperkt aantal uren binnen de kinderopvang, waarbinnen gewerkt wordt met een peuterprogramma ter ondersteuning en begeleiding van peuters in hun ontwikkeling in een groep van maximaal 16 peuters;

    • d.

      Peuterplaats: een peuterbezoek van minimaal 6 uur en maximaal 8 uur per week verdeeld over twee of drie dagdelen in de peuteropvang als regulier aanbod, gedurende maximaal 40 weken per jaar;

    • e.

      Peuterprogramma: een aanbod bedoeld van peuters van 2 tot 4 jaar. Binnen het peuterprogramma dient gewerkt te worden met een geïntegreerd en erkend programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) dat zich richt op de sociaal-emotionele-, motorische-, taal- en spraakontwikkeling, beginnend lezen en ontluikend rekenen. Het VVE-programma en de uitvoering dienen te voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Wet Kinderopvang, Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK) en het bepaalde in de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE).

    • f.

      VVE-dagdelen: dagdelen waarop een specifiek peuterprogramma aan VVE-doelgroepkinderen wordt aangeboden gedurende minimaal 3 en maximaal 5 dagdelen; dit zijn 2 dagdelen van het reguliere aanbod en 1 tot 3 extra dagdelen gedurende maximaal 40 weken per jaar. Een dagdeel is niet langer dan 6 uur. Het totaal aantal aangeboden uren aan een VVE-doelgroepkind is minimaal 16 uur per week. Het totaal aantal uren dat voor subsidie in aanmerking komt is maximaal 16 uur per week;

    • g.

      Peuters: in de gemeente Berg en Dal woonachtige kinderen in de leeftijdscategorie 2 jaar tot het moment dat het kind naar het basisonderwijs gaat;

    • h.

      VVE-doelgroepkind: een peuter met een doorverwijzing van de deskundige van het consultatiebureau voor deelname aan een peuterprogramma voor extra uren peuteropvang;

    • i.

      Kinderopvanginstelling: een voorziening van kinderopvang zoals bedoeld in de Wet Kinderopvang (Wko), niet zijnde gastouderopvang, die is ingeschreven in het LRK, die gevestigd is in de gemeente Berg en Dal en die een peuteropvang heeft met een VVE-registratie;

    • j.

      Voorbereidings- en uitvoeringstijd: de inzet van de medewerkers van de peuteropvang die nodig is voor o.a. voorbereiding, inrichting, volgen en registreren van kinderen, uitzetten van activiteiten, (warme) overdracht passend binnen de uitvoering van het VVE-programma die niet binnen de VVE-dagdelen kunnen worden gedaan.

  • 2.

    Voor zover begrippen niet in deze regeling zijn gedefinieerd hebben ze dezelfde betekenis als in de Algemene subsidieverordening dan wel wat daar onder wordt verstaan in de Wet kinderopvang.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze regeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 4 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend aan een geregistreerde kinderopvanginstelling die ook peuteropvang aanbiedt aan peuters waarvan de ouder(s)/verzorgers geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    De kinderopvanginstelling die voor subsidie in aanmerking wil komen moet voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      Er wordt gewerkt met een erkend VVE-programma ter stimulering van de ontwikkelingsgebieden waar deze VVE-programma’s zich op richten, zoals genoemd onder artikel 1 lid e. Hierbij wordt het aanbod van activiteiten, dan wel begeleiding en ondersteuning van ouder en kind, afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte van het kind; en

    • b.

      Met de basisscholen waar de peuters naar doorstromen zijn afspraken gemaakt over de doorgaande ontwikkelingslijn, geformuleerd in een ontwikkelingsperspectief; en

    • c.

      Het peuterprogramma omvat een aanbod van minimaal 6 uur per week verdeeld over 2 dagdelen voor peuters die niet als VVE-doelgroepkind zijn aangemerkt. Doelgroepkinderen ontvangen een aanbod van minimaal 16 uur per week verdeeld over minimaal 3 en dagdelen. Een dagdeel is maximaal 6 uur. Beide gedurende maximaal 40 weken per jaar; en

    • d.

      Eenzelfde peuter neemt per dag niet meer dan één dagdeel deel aan het peuterprogramma; en.

    • e.

      Peuters worden in hun ontwikkeling gevolgd via een door burgemeester en wethouders vast te stellen observatieprogramma.

Artikel 4. Nadere verplichtingen

  • 1.

    De kinderopvanginstelling vraagt een maandelijkse bijdrage van de ouder(s)/verzorgers/verzorgers. Er wordt uitgegaan van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (gezamenlijk toetsingsinkomen gezin). Uitgangspunt daarvoor is de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang die jaarlijks door de VNG beschikbaar wordt gesteld. Deze ouderbijdrage is bedoeld voor ouder(s)/verzorgers die geen tegemoetkoming kinderopvang kunnen ontvangen via de belastingdienst. Ouder(s)/verzorgers die wel een tegemoetkoming kinderopvang kunnen ontvangen via de belastingdienst betalen voor het bijwonen van de peuterprogramma’s een uurtarief en krijgen vervolgens compensatie via het Rijk in de vorm van kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    Aan ouder(s)/verzorgers van peuters met een VVE-indicatie (VVE-doelgroepkind) wordt de minimale ouderbijdrage gevraagd. Deze is gelijk aan de ouderbijdrage kinderopvang met maximale toeslag van het Rijk. Ook hier is de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang het uitgangspunt.

  • 3.

    De kinderopvanginstelling verzoekt ouder(s) om hen alle gegevens te verstrekken, die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de hoogte van de gemeentelijke subsidie en deze zo spoedig mogelijk kenbaar te maken aan de instelling.

  • 4.

    De kinderopvanginstelling registreert de bezetting van de plaatsen met VVE-doelgroepkinderen en de periode waarbinnen de VVE-doelgroepkinderen gebruik maken van dit aanbod.

Artikel 5. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het subsidiebedrag per uur wordt jaarlijks in mei of juni door burgemeester en wethouders vastgesteld en bestaat uit:

    • a.

      een normbedrag per uur voor een peuter waarvan de ouder(s)/verzorger(s) geen tegemoetkoming kinderopvang kunnen ontvangen via de belastingdienst. Uitgangspunt voor het normbedrag is de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang onderdeel ‘ouderbijdrage algemeen’ die jaarlijks door de VNG beschikbaar wordt gesteld, en

    • b.

      een bedrag per uur voor voorbereidings- en uitvoeringsactiviteiten en administratie rondom de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 2.

    Indien een peuter een VVE-indicatie heeft en een VVE-programma volgt wordt bovenop het normbedrag per uur voor de extra dagdelen een extra bijdrage per uur toegekend.

  • 3.

    Per peuter komen niet meer dan 1 peuterplaats en niet meer dan 1 VVE-plaats voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6. Subsidieplafond

Burgemeester en wethouders publiceren jaarlijks in mei of juni het subsidieplafond.

Artikel 7. Wijze van verdeling

Voor zover het totaal van de toe te kennen subsidies het subsidieplafond overschrijdt, gelden de volgende verdeelregels:

  • a.

    Aanvragers die in het voorgaande jaar een subsidie ontvingen, hebben voorrang boven nieuwe aanvragers;

  • b.

    Voor zover het subsidieplafond ook overschreden wordt door het totaal van het toe te kennen bedrag dat is aangevraagd door aanvragers die het voorgaande jaar ook een subsidie ontvingen dan wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld.

Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening dient voor 1 september voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Voor de aanvraag tot subsidieverlening wordt gebruik gemaakt van het daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier.

  • 3.

    In het formulier geeft u in de daarvoor bestemde tabel aan hoe de hoogte van de aangevraagde subsidie is opgebouwd.

  • 4.

    Onverminderd artikel 7 van de Algemene subsidieverordening overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van subsidie:

    • a.

      een prognose van het aantal bezette peuterplaatsen in het volgend kalenderjaar;

    • b.

      een beleidsplan dat een beschrijving bevat van de:

      • I.

        omvang en samenstelling van de groep waarvan de peuterplaats waarvoor subsidie wordt aangevraagd deel uitmaakt;

      • II.

        De wijze waarop het peuterprogramma vorm wordt gegeven;

      • III.

        De wijze waarop de brede ontwikkeling van de peuter gevolgd wordt;

      • IV.

        De wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • V.

        De wijze waarop gericht ouderbeleid gevoerd wordt;

      • VI.

        De wijze waarop de doorgaande ontwikkelingslijn bij overgang van kinderopvanginstelling naar basisschool is geregeld, en

      • VII.

        Samenwerking met andere organisaties zoals bijvoorbeeld sociale teams.

Artikel 9. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    De aanvraag voor subsidievaststelling dient voor 1 september volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Vaststelling van de jaarlijkse subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal opvanguren per categorie (Wko, niet Wko, VVE), dat in het subsidiejaar gebruik heeft gemaakt van peuteropvang.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      Een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Het jaarverslag sluit aan bij de onderwerpen die in artikel 8 derde lid zijn genoemd.

    • b.

      Een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

    • c.

      De wijze waarop er met de basisscholen afspraken zijn gemaakt over de doorgaande ontwikkelingslijn.

    • d.

      Het aantal (doelgroep)peuters dat deelnam aan een peuterprogramma per categorie per maand.

  • 4.

    Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt gebruik gemaakt van het daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier.

Artikel 10. Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan naast de in artikel 10 van de Algemene subsidieverordening genoemde gevallen, geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien de kinderopvanginstelling niet voldoet aan de wettelijke voorschriften die gelden voor kinderopvanginstellingen en de voorschriften opgenomen in wetgeving en aanvullende regelingen die gelden voor VVE, de Algemene subsidieverordening, de subsidieregeling peuteropvang en het vastgestelde gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.

Artikel 11. Bevoorschotting en betaling

Per kwartaal wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van een vierde deel van de verleende subsidie.

Artikel 12. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en wordt voor de eerste maal toegepast voor het subsidiejaar 2024.

  • 2.

    Deze nadere regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal in zijn vergadering van 10 januari 2023,

De secretaris

E.W.J. van der Velde

De burgemeester

Mr. M. Slinkman

Artikelsgewijze toelichting op de Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023

Artikel 1. Begripsomschrijving

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 3. Activiteiten

In dit artikel wordt beschreven voor welke activiteiten subsidie verstrekt wordt. De subsidie wordt verstrekt voor:

  • 1.

    de opvang van kinderen in de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (= peuterplaats);

  • 2.

    de opvang van kinderen met een VVE-indicatie (= VVE-plaats).

Erkende VVE-programma’s zijn te vinden op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJi) .

 

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma onderwijsachterstandenbeleid, leggen burgemeester en wethouders de afspraken over de doorgaande ontwikkelingslijn en het observatieprogramma vast. Met doorgaande ontwikkelingslijn wordt een uniforme doorkijk op kindniveau bedoeld. Het vast te stellen observatieprogramma wordt door alle kinderopvanginstellingen gebruikt.

 

Artikel 4. Nadere verplichtingen

De kinderopvanginstelling int zelf maandelijks de ouderbijdrage bij de ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of bij de ouders met een peuter met een VVE-indicatie. Voor de hoogte van ouderbijdrage wordt gebruik gemaakt van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang van het betreffende jaar. Bij VVE-doelgroepkinderen wordt voor alle uren peuteropvang de minimale ouderbijdrage gevraagd. De kinderopvanginstelling is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

 

Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplaats dient de kinderopvanginstelling jaarlijks vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de gesubsidieerde peuterplaats nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders zijn verplicht per omgaande te melden aan de houder dat zij in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

 

Artikel 5. Hoogte van de subsidies

De subsidie per peuterplaats is ten hoogste 320 uren peuteropvang vermenigvuldigd met het maximum uurtarief voor kinderopvang plus een extra bijdrage. Voor een VVE-plaats komt hier nog 320 uren peuteropvang bij vermenigvuldigd met het maximum uurtarief voor kinderopvang plus een extra bijdrage. In de beschikking tot subsidieverlening wordt dit bedrag aangepast naar rato van het aantal uren peuteropvang waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de bijdragen voor peuteropvang en voor VVE-plaatsen vast en publiceren deze.

Voor het maximum uurtarief wordt in deze regeling aangesloten bij de tarieven die als maximum uurprijs voor dagopvang gehanteerd worden voor het berekenen van kinderopvangtoeslag en die zijn neergelegd in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit kinderopvangtoeslag.

 

Artikel 6. Subsidieplafond

Jaarlijks stellen burgemeester en wethouder een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond is een maximaal bedrag wat er aan subsidie beschikbaar is voor een regeling. Het totale subsidiebedrag moet binnen dit plafond vallen. Wordt er meer subsidie door organisaties aangevraagd dan er geld beschikbaar is dan hebben bestaande ontvangers voorrang op nieuwe aanvragers. Als vervolgens blijkt dat bestaande aanvragers recht hebben op meer subsidie dan er beschikbaar is, dan wordt de subsidie evenredig tussen de bestaande ontvangers verdeeld. Het bedrag dat teveel is aangevraagd wordt dan evenredig in mindering gebracht op de aangevraagde bedragen. Dit betekent dat aanvragers dan iets minder subsidie ontvangen dan aangevraagd.

 

Artikel 7. Wijze van verdeling

Zie voor een toelichting de toelichting op artikel 6.

 

Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening

U vraagt subsidie aan vóór 1 september. De subsidieaanvraag geldt dan voor het daarop volgende jaar. Bijvoorbeeld: wilt u graag subsidie in 2024, dan vraagt u dit voor 1 september 2023 aan. Om subsidie aan te vragen gebruikt u het aanvraagformulier da u vindt op www.bergendal.nl/subsidiewelzijn. U krijgt het aanvraagformulier toegestuurd als u al subsidie ontvangt.

 

Derde lid, sub b: bij de aanvraag stuurt u een beleidsplan mee. In het derde lid van artikel 8 staat wat daarin moet staan. De gemeente vindt het belangrijk om inzicht te krijgen in hoe u de groepen samenstelt (dus onder andere hoeveel gesubsidieerde peuterplaatsen per groep) en hoe u peuters ontwikkelt en ouders daarin begeleidt. De gemeente vindt het daarbij belangrijk dat u verder kijkt dan uw eigen organisatie; hoe werkt u samen met andere (maatschappelijke) organisaties zoals sociale teams, basisscholen en jeugdgezondheidszorg.

 

Artikel 9. Aanvraag tot subsidievaststelling

U vraagt de vaststelling aan vóór 1 september. De subsidievaststelling geldt dan voor het daarvoor. Bijvoorbeeld: wilt u de subsidie voor 2022 laten vaststellen, dan vraagt u dit aan voor 1 september 2023. Om de subsidie te laten vaststellen gebruikt u het aanvraagformulier da u vindt op www.bergendal.nl/subsidiewelzijn. U krijgt het aanvraagformulier ook toegestuurd.

 

Tweede lid: voor het bepalen van het werkelijk aantal uren dat peuters gebruik hebben gemaakt van peuteropvang in een jaar, neemt de gemeente het gemiddelde aantal uren per kwartaal en deelt dat door vier.

 

Derde lid sub d: voorbeelden van categorieën zijn VVE of reguliere peuterplaats.

 

Artikel 10. Weigeringsgronden.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 11. Bevoorschotting en betaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.