Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023 |
Citeertitel | Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2023 | nieuwe regeling | 10-01-2023 |
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Peuteropvang: een product van een in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde kinderopvanginstelling van een beperkt aantal uren binnen de kinderopvang, waarbinnen gewerkt wordt met een peuterprogramma ter ondersteuning en begeleiding van peuters in hun ontwikkeling in een groep van maximaal 16 peuters;
Peuterprogramma: een aanbod bedoeld van peuters van 2 tot 4 jaar. Binnen het peuterprogramma dient gewerkt te worden met een geïntegreerd en erkend programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) dat zich richt op de sociaal-emotionele-, motorische-, taal- en spraakontwikkeling, beginnend lezen en ontluikend rekenen. Het VVE-programma en de uitvoering dienen te voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Wet Kinderopvang, Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK) en het bepaalde in de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE).
VVE-dagdelen: dagdelen waarop een specifiek peuterprogramma aan VVE-doelgroepkinderen wordt aangeboden gedurende minimaal 3 en maximaal 5 dagdelen; dit zijn 2 dagdelen van het reguliere aanbod en 1 tot 3 extra dagdelen gedurende maximaal 40 weken per jaar. Een dagdeel is niet langer dan 6 uur. Het totaal aantal aangeboden uren aan een VVE-doelgroepkind is minimaal 16 uur per week. Het totaal aantal uren dat voor subsidie in aanmerking komt is maximaal 16 uur per week;
Voorbereidings- en uitvoeringstijd: de inzet van de medewerkers van de peuteropvang die nodig is voor o.a. voorbereiding, inrichting, volgen en registreren van kinderen, uitzetten van activiteiten, (warme) overdracht passend binnen de uitvoering van het VVE-programma die niet binnen de VVE-dagdelen kunnen worden gedaan.
Het bepaalde in deze regeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 4 bedoelde activiteiten.
De kinderopvanginstelling die voor subsidie in aanmerking wil komen moet voldoen aan de volgende eisen:
Er wordt gewerkt met een erkend VVE-programma ter stimulering van de ontwikkelingsgebieden waar deze VVE-programma’s zich op richten, zoals genoemd onder artikel 1 lid e. Hierbij wordt het aanbod van activiteiten, dan wel begeleiding en ondersteuning van ouder en kind, afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte van het kind; en
Het peuterprogramma omvat een aanbod van minimaal 6 uur per week verdeeld over 2 dagdelen voor peuters die niet als VVE-doelgroepkind zijn aangemerkt. Doelgroepkinderen ontvangen een aanbod van minimaal 16 uur per week verdeeld over minimaal 3 en dagdelen. Een dagdeel is maximaal 6 uur. Beide gedurende maximaal 40 weken per jaar; en
Artikel 4. Nadere verplichtingen
De kinderopvanginstelling vraagt een maandelijkse bijdrage van de ouder(s)/verzorgers/verzorgers. Er wordt uitgegaan van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (gezamenlijk toetsingsinkomen gezin). Uitgangspunt daarvoor is de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang die jaarlijks door de VNG beschikbaar wordt gesteld. Deze ouderbijdrage is bedoeld voor ouder(s)/verzorgers die geen tegemoetkoming kinderopvang kunnen ontvangen via de belastingdienst. Ouder(s)/verzorgers die wel een tegemoetkoming kinderopvang kunnen ontvangen via de belastingdienst betalen voor het bijwonen van de peuterprogramma’s een uurtarief en krijgen vervolgens compensatie via het Rijk in de vorm van kinderopvangtoeslag.
Artikel 5. Hoogte van de subsidie
Het subsidiebedrag per uur wordt jaarlijks in mei of juni door burgemeester en wethouders vastgesteld en bestaat uit:
een normbedrag per uur voor een peuter waarvan de ouder(s)/verzorger(s) geen tegemoetkoming kinderopvang kunnen ontvangen via de belastingdienst. Uitgangspunt voor het normbedrag is de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang onderdeel ‘ouderbijdrage algemeen’ die jaarlijks door de VNG beschikbaar wordt gesteld, en
Artikel 7. Wijze van verdeling
Voor zover het totaal van de toe te kennen subsidies het subsidieplafond overschrijdt, gelden de volgende verdeelregels:
De subsidieverlening kan naast de in artikel 10 van de Algemene subsidieverordening genoemde gevallen, geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien de kinderopvanginstelling niet voldoet aan de wettelijke voorschriften die gelden voor kinderopvanginstellingen en de voorschriften opgenomen in wetgeving en aanvullende regelingen die gelden voor VVE, de Algemene subsidieverordening, de subsidieregeling peuteropvang en het vastgestelde gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal in zijn vergadering van 10 januari 2023,
De secretaris
E.W.J. van der Velde
De burgemeester
Mr. M. Slinkman
Artikelsgewijze toelichting op de Nadere regeling peuteropvang Berg en Dal 2023
Artikel 1. Begripsomschrijving
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel wordt beschreven voor welke activiteiten subsidie verstrekt wordt. De subsidie wordt verstrekt voor:
Erkende VVE-programma’s zijn te vinden op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJi) .
In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma onderwijsachterstandenbeleid, leggen burgemeester en wethouders de afspraken over de doorgaande ontwikkelingslijn en het observatieprogramma vast. Met doorgaande ontwikkelingslijn wordt een uniforme doorkijk op kindniveau bedoeld. Het vast te stellen observatieprogramma wordt door alle kinderopvanginstellingen gebruikt.
Artikel 4. Nadere verplichtingen
De kinderopvanginstelling int zelf maandelijks de ouderbijdrage bij de ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of bij de ouders met een peuter met een VVE-indicatie. Voor de hoogte van ouderbijdrage wordt gebruik gemaakt van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang van het betreffende jaar. Bij VVE-doelgroepkinderen wordt voor alle uren peuteropvang de minimale ouderbijdrage gevraagd. De kinderopvanginstelling is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.
Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplaats dient de kinderopvanginstelling jaarlijks vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de gesubsidieerde peuterplaats nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders zijn verplicht per omgaande te melden aan de houder dat zij in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.
Artikel 5. Hoogte van de subsidies
De subsidie per peuterplaats is ten hoogste 320 uren peuteropvang vermenigvuldigd met het maximum uurtarief voor kinderopvang plus een extra bijdrage. Voor een VVE-plaats komt hier nog 320 uren peuteropvang bij vermenigvuldigd met het maximum uurtarief voor kinderopvang plus een extra bijdrage. In de beschikking tot subsidieverlening wordt dit bedrag aangepast naar rato van het aantal uren peuteropvang waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks de bijdragen voor peuteropvang en voor VVE-plaatsen vast en publiceren deze.
Voor het maximum uurtarief wordt in deze regeling aangesloten bij de tarieven die als maximum uurprijs voor dagopvang gehanteerd worden voor het berekenen van kinderopvangtoeslag en die zijn neergelegd in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit kinderopvangtoeslag.
Jaarlijks stellen burgemeester en wethouder een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond is een maximaal bedrag wat er aan subsidie beschikbaar is voor een regeling. Het totale subsidiebedrag moet binnen dit plafond vallen. Wordt er meer subsidie door organisaties aangevraagd dan er geld beschikbaar is dan hebben bestaande ontvangers voorrang op nieuwe aanvragers. Als vervolgens blijkt dat bestaande aanvragers recht hebben op meer subsidie dan er beschikbaar is, dan wordt de subsidie evenredig tussen de bestaande ontvangers verdeeld. Het bedrag dat teveel is aangevraagd wordt dan evenredig in mindering gebracht op de aangevraagde bedragen. Dit betekent dat aanvragers dan iets minder subsidie ontvangen dan aangevraagd.
Artikel 7. Wijze van verdeling
Zie voor een toelichting de toelichting op artikel 6.
Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening
U vraagt subsidie aan vóór 1 september. De subsidieaanvraag geldt dan voor het daarop volgende jaar. Bijvoorbeeld: wilt u graag subsidie in 2024, dan vraagt u dit voor 1 september 2023 aan. Om subsidie aan te vragen gebruikt u het aanvraagformulier da u vindt op www.bergendal.nl/subsidiewelzijn. U krijgt het aanvraagformulier toegestuurd als u al subsidie ontvangt.
Derde lid, sub b: bij de aanvraag stuurt u een beleidsplan mee. In het derde lid van artikel 8 staat wat daarin moet staan. De gemeente vindt het belangrijk om inzicht te krijgen in hoe u de groepen samenstelt (dus onder andere hoeveel gesubsidieerde peuterplaatsen per groep) en hoe u peuters ontwikkelt en ouders daarin begeleidt. De gemeente vindt het daarbij belangrijk dat u verder kijkt dan uw eigen organisatie; hoe werkt u samen met andere (maatschappelijke) organisaties zoals sociale teams, basisscholen en jeugdgezondheidszorg.
Artikel 9. Aanvraag tot subsidievaststelling
U vraagt de vaststelling aan vóór 1 september. De subsidievaststelling geldt dan voor het daarvoor. Bijvoorbeeld: wilt u de subsidie voor 2022 laten vaststellen, dan vraagt u dit aan voor 1 september 2023. Om de subsidie te laten vaststellen gebruikt u het aanvraagformulier da u vindt op www.bergendal.nl/subsidiewelzijn. U krijgt het aanvraagformulier ook toegestuurd.
Tweede lid: voor het bepalen van het werkelijk aantal uren dat peuters gebruik hebben gemaakt van peuteropvang in een jaar, neemt de gemeente het gemiddelde aantal uren per kwartaal en deelt dat door vier.
Derde lid sub d: voorbeelden van categorieën zijn VVE of reguliere peuterplaats.
Artikel 10. Weigeringsgronden.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 11. Bevoorschotting en betaling