Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Verordening op de Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023)
CiteertitelVerordening op de Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt Hoofdstuk 5 van de Bouwverordening Amsterdam 2013 en de Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam 2017.

Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

15-02-2023

gmb-2023-103566

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 20 december 2022,

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet,

gezien de adviezen van het dagelijks bestuur van de stadsdelen en het stadsgebied Weesp van september/oktober 2022,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023)

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (COK);

  • -

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • -

    wet: de Omgevingswet;

 

Paragraaf 2. Adviestaak

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De commissie heeft als taak de raad en het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

  • 2.

    Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1.

        een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een rijksmonument;

      • 2.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

      • 3.

        een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk;

      • 4.

        een activiteit waarvoor de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 5.

        een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet en over het aanwijzen van gemeentelijk beschermd cultureel erfgoed (monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) op grond van de gemeentelijke erfgoedverordening of het omgevingsplan.

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid ten aanzien van het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit, alsmede over de omgevingsvisie, het omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

    • d.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders in een geval als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

    • e.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders initiatiefnemers en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • f.

      voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • g.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en werelderfgoed en over de toepassing van andere voorschriften van het omgevingsplan die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • h.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten.

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

Artikel 3. Verplichte advisering

Burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, en onder b.

 

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

Artikel 4. Samenstelling

  • 1.

    De commissie bestaat uit maximaal 20 leden, de voorzitter en ondervoorzitters daaronder begrepen. De raad kan daarnaast maximaal 10 plaatsvervangers benoemen die de leden bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 2.

    De commissie is verdeeld in subcommissies, die zowel gebiedsgericht als taakgericht kunnen worden samengesteld.

  • 3.

    Leden en plaatsvervangende leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 4.

    De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet enkele leden deskundig op het gebied van monumentenzorg en cultuurhistorie.

  • 5.

    De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: monumentenzorg, cultuur- en architectuurhistorie, architectuur en restauratiearchitectuur, landschap, stedenbouw, inrichting openbare ruimte, duurzaamheid als ruimtelijke ontwerpopgave en woningkwaliteit als ruimtelijke ontwerpopgave. Indien dat noodzakelijk is voor de gevraagde advisering kan de raad tevens een lid met expertise op het gebied van energiebesparing en duurzame energieopwekking in en ten behoeve van de verwarming van gebouwen benoemen. Leden en plaatsvervangende leden van de commissie zijn niet werkzaam in dienst van of onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

Artikel 5. Benoeming

  • 1.

    Leden en plaatsvervangende leden worden door de raad benoemd op voordracht van het college van burgemeester en wethouders, voor een termijn van ten hoogste vier jaar.

  • 2.

    Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangende leden.

  • 3.

    Afgetreden leden zijn vier jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4.

    De voorzitter wordt door de raad in functie benoemd.

  • 5.

    De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

  • 1.

    De commissie heeft een ambtelijk secretaris die door burgemeester en wethouders in deze functie wordt aangesteld.

  • 2.

    De secretaris is voor zijn inhoudelijke werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3.

    De secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de secretaris.

  • 4.

    De secretaris noch de medewerkers zijn lid van de commissie.

 

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

Artikel 7. Adviestermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

  • 2.

    In geval burgemeester en wethouders geen termijn hebben gesteld brengt de commissie advies uit binnen een termijn van vier weken.

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1.

    Vergaderingen van de commissie zijn openbaar. De agenda voor de vergadering wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen zij daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 3.

    Over de uit te brengen adviezen wordt besloten in aanwezigheid van ten minste drie leden, de voorzitter daaronder begrepen. Over een advies inzake een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een rijks- of gemeentelijk monument wordt alleen besloten in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van erfgoed en monumentenzorg.

  • 4.

    Leden van de commissie die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 5.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie. Advisering over aanvragen waarvan de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld, kan door de commissie worden overgelaten aan een deskundige, ambtelijk secretaris, die inhoudelijk functioneert onder verantwoordelijkheid van de commissie.

Artikel 10. Adviseurs

  • 1.

    De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door de directies van gemeentelijke diensten aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    De commissie kan zich doen bijstaan door andere door burgemeester en wethouders benoemde adviseurs voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11. Verwerking van het advies

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen éénmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.

  • 2.

    In geval burgemeester en wethouders een beschikking geven in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

     

Paragraaf 6. Werkwijze

Artikel 12. Reglement van orde

  • 1.

    De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2.

    In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder b, respectievelijk onder c;

    • b.

      de inrichting van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder f;

    • c.

      de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en initiatiefnemers en belanghebbenden worden uitgenodigd voor een vergadering;

    • d.

      het minimum aantal deelnemende leden voor een besluitvormende vergadering, en de relevante deskundigheid die door de deelnemende leden daarbij moet zijn vertegenwoordigd;

    • e.

      de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

    • f.

      de verslaglegging en dossiervorming;

    • g.

      de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

    • h.

      de instelling van subcommissies;

    • i.

      de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9;

    • j.

      de selectie en voordracht van kandidaatleden.

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie dragen burgemeester en wethouders zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Artikel 14. Vergoeding

De leden en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid, ontvangen een vergoeding op grond van de verordening Geldelijke voorziening externe commissieleden van de gemeente Amsterdam.

 

Paragraaf 7. Jaarverslag

Artikel 15. Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2.

    In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de Bouwverordening Amsterdam 2013 en de Erfgoedverordening Amsterdam 2018 benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste vier jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum van de benoeming op grond van de Bouwverordening Amsterdam 2013 en de Erfgoedverordening Amsterdam 2018.

  • 2.

    Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Commissie Omgevingskwaliteit wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 17. Vervallen, wijzigen en intrekking oude regeling

  • 1.

    Hoofdstuk 5 van de Bouwverordening Amsterdam 2013 (voorschriften omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie) vervalt.

  • 2.

    De in de Erfgoedverordening Amsterdam 2018 onder artikel 1 genoemde Commissie voor Welstand en Monumenten wordt vervangen door de commissie als bedoeld in art. 17.9 van de Omgevingswet.

  • 3.

    De Verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam 2017 (Gemeenteblad nr. 188329, 29 december 2016) wordt ingetrokken.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023).

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 februari 2022.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

In dit artikel worden de naam van de wet en de naam van de commissie geïntroduceerd.

 

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

Eerste lid: De Omgevingswet verplicht gemeenten met rijksmonumenten tot het instellen van een gemeentelijke adviescommissie. De gemeente heeft vervolgens een grote mate van vrijheid om te bepalen over welke aspecten van omgevingskwaliteit de commissie adviseert. In het eerste lid wordt de adviestaak in algemene zin beschreven: het adviseren van de raad en het college van burgemeesters en wethouders op het gebied van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 1.3 van de wet. De commissie adviseert dus niet over andere aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals een veilige en gezonde leefomgeving. Met ‘burgemeester en wethouders’ wordt in deze verordening steeds het college bedoeld, inclusief alle andere vormen van bevoegd gezag waaraan het college taken op het gebied van vergunningverlening en ruimtelijke ordening mandateert, zoals de Omgevingsdienst en de benoemde bestuurders in de stadsdelen en het stadsgebied Weesp.

 

Tweede lid: In dit lid zijn de taken van de commissie uitgewerkt in concrete werkzaamheden. De commissie baseert haar advies, voor zover van toepassing, op de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.19 van de wet. Bij een advies over een rijksmonumentenactiviteit neemt de commissie de uitgangspunten, bedoeld in artikel 5.22 van de wet, in acht. Dit betekent dat de commissie bij elk advies moeten aangeven op welk kader het is gebaseerd.

 

Tweede lid, onder a: Dit onderdeel heeft betrekking op vier omgevingsplanactiviteiten waarvoor de commissie als adviseur wordt aangewezen. Deze vorm van advisering is in feite een voorzetting van de wijze van advisering onder de oude commissie voor welstand en monumenten. Plannen worden daarbij niet meer getoetst aan ‘redelijke eisen van welstand’ maar aan ‘regels voor het uiterlijk van bouwwerken’.

 

Tweede lid, onder b: Dit onderdeel regelt de (verplichte) advisering over het aanwijzen van monumenten. De commissie adviseert zowel over de aanwijzing van rijks- als van gemeentelijke monumenten en beschermde stads- en dorsgezichten.

 

Tweede lid, onder c: Dit onderdeel maakt het mogelijk voor de commissie om aanbevelingen te doen voor het ontwikkelen of aanpassen van beleid dat in de ogen van de commissie noodzakelijk is voor het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.

 

Tweede lid, onder d: Dit onderdeel gaat over de opgavegerichte advisering in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave, die niet zonder meer wordt mogelijk gemaakt in het Omgevingsplan en waarvoor een vroegtijdige en integrale advisering meerwaarde kan opleveren voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Deze vorm van advisering geeft inhoud aan een van de belangrijkste ambities van de Omgevingswet en voorziet in de voortzetting van integrale advisering zoals sinds januari 2017 is verzorgd door de subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit.

 

Tweede lid, onder e: Dit onderdeel betreft ontwerpgerichte advisering, dat wil zeggen de begeleiding van en advisering over de concrete uitwerking van een initiatief tot een bouwplan. Deze taak kan voor een deel (als maatwerk) worden vervuld door de commissie, maar naar gelang de omvang van de opdracht ook worden ondergebracht bij een kwaliteitsteam of een supervisor, die dan als adviseurs aan de commissie worden verbonden.

 

Tweede lid, onder f: Dit onderdeel heeft betrekking op vooroverleg bij een aanvraag omgevingsvergunning en is een voortzetting van de zogenaamde conceptaanvraag. Het belang van een goed vooroverleg neemt toe, aangezien het vereiste van onlosmakelijke samenhang vanuit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht niet is overgenomen in de wet. De initiatiefnemer is er verantwoordelijk voor dat hij of zij voor alle activiteiten beschikt over de vereiste vergunningen. Het is aan hem of haar om de verschillende eisen op elkaar af te stemmen. Vooral bij complexe projecten is vooroverleg van groot belang.

 

Tweede lid, onder g: Dit onderdeel maakt het mogelijk aan de commissie advies te vragen met betrekking tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Dit in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en werelderfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen.

 

Tweede lid, onder h: Dit onderdeel maakt het mogelijk de commissie om advies te vragen op grond van gemeentelijke verordeningen met regels over de fysieke leefomgeving die niet in het tijdelijke deel van het omgevingsplan zijn opgenomen. Dit betreft de Ligplaatsenverordening voor woonschepen, regels over reclame en objecten in de openbare ruimte zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Artikel 3. Verplichte advisering

Dit artikel benoemt de omgevingsplanactiviteiten waarvoor in alle gevallen advies moet worden ingewonnen bij de commissie. Dit betreft wijzigingen aan monumenten of gebouwen waarop voorbescherming rust vanuit de gemeentelijke erfgoedverordening en aanvragen voor een omgevingsvergunning waarvoor in het Omgevingsplan is vastgelegd dat een gewogen oordeel van de commissie noodzakelijk is. Ook bij het aanwijzen van monumenten is een advies van de commissie verplicht.

 

Artikel 4. Samenstelling

Eerste lid: Er wordt onderscheid gemaakt tussen leden en plaatsvervangende leden.

 

Tweede lid: De onderverdeling van de commissie in taakgerichte en gebiedsgerichte subcommissies wordt geregeld in het Reglement van Orde dat tegelijk met deze verordening naar de Raad wordt gezonden.

 

Vijfde lid: Dit lid ziet toe op de deskundigheidsgebieden die in de commissie vertegenwoordigd moeten zijn met oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. De basis wordt gevormd door de in de wet verplicht gestelde deskundigheid op het gebied van erfgoed, monumentenzorg en restauratiearchitectuur. De overige domeinen zijn toegevoegd om te kunnen voorzien in vereiste deskundigheid voor de overige onder artikel 2 genoemde adviestaken.

 

Artikel 5. Benoeming

Dit artikel regelt de termijn van leden en plaatsvervangende leden.

 

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

Dit artikel regelt de ambtelijke ondersteuning van de commissie.

 

Artikel 7. Adviestermijn

Dit artikel regelt de termijn waarbinnen advies wordt gegeven.

 

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

Dit artikel regelt de wijze van vergaderen, de mate van openbaarheid en het spreekrecht voor initiatiefnemers van een bouwplan en voor andere belanghebbenden. De wijze waarop van het spreekrecht gebruik kan worden gemaakt is nader geregeld in het Reglement van Orde.

 

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

Dit artikel geeft de mogelijkheid de commissie, naar gelang de omvang en aard van de adviestaak onder te verdelen in subcommissies. De werking en samenstelling van de subcommissies wordt nader beschreven in het Reglement van Orde. Ook wordt de mogelijkheid gegeven kleine bouwplannen af te laten doen door een secretaris, die altijd adviseert onder verantwoordelijkheid van de commissie. De wijze waarop aan dit adviseren namens de commissie invulling wordt gegeven is nader uitgewerkt in het Reglement van Orde.

 

Artikel 10. Adviseurs

Eerste lid: Dit lid geeft de commissie de mogelijkheid zich ten behoeve van de advisering te laten voorlichten door ambtelijke deskundigen, zowel van de centrale directies als van de stadsdelen en het stadsgebied Weesp.

 

Tweede lid: Dit lid geeft de commissie de mogelijkheid zich ten behoeve van de advisering te laten voorlichten door externe deskundigen, in geval van specialistische onderwerpen waarover bij de commissie niet voldoende kennis bestaat om tot zorgvuldige advisering te komen. Dit kan bij voorbeeld aan de orde zijn bij advisering over woonschepen, over kunst in de openbare ruimte of technische kwesties die verband houden met weg- en waterbouw of complexe duurzaamheidsvraagstukken

 

Artikel 11. Verwerking van het advies

Eerste lid: Dit lid ziet toe op het vragen van een second opinion aan een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente in geval het burgemeester en wethouders zich niet kunnen verenigen met het advies van de commissie.

Tweede lid: Dit lid regelt een zorgvuldige afwikkeling van zgn. contraire besluitvorming.

 

Artikel 12. Reglement van orde

Tweede lid: Dit lid geeft een opsomming van zaken betreffende werkwijze en samenstelling van de commissie die nader worden uitgewerkt in een reglement van orde. Het werken onder de Omgevingswet en de inhoud van het nog vast te stellen Omgevingsplan kunnen leiden tot noodzakelijke aanpassingen in de werkwijze en samenstelling van de commissie. Opname van deze onderdelen in het (aanpasbare) Reglement van Orde maakt de commissie wendbaar en toekomstbestendig.

 

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

De wet laat veel vrijheid voor het instellen van vormen van kwaliteitsadvisering. Dit artikel ziet op de noodzaak om verschillende vormen van regie op omgevingskwaliteit onder te brengen in een samenhangend systeem van advisering en begeleiding.

 

Artikel 14. Vergoeding

Dit artikel ziet toe op de vergoeding van commissieleden en adviseurs (voor zover niet ambtelijk).

 

Artikel 15. Jaarverslag

Dit artikel ziet toe op de verplichting tot het jaarlijks rapporteren aan de Raad en geeft een opsomming van de minimale inhoud van dat verslag.

 

Artikel 16. Overgangsrecht

Eerste lid: In dit lid is in praktische zin de overgang geregeld van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit naar de Commissie Omgevingskwaliteit. In de CRK benoemde leden worden voor de duur van hun resterende termijn automatisch lid van de COK.

 

Artikel 17. Vervallen, wijzigen en intrekking oude regeling

Dit artikel regelt het intrekken van regels in de gemeentelijke bouwverordening en het wijzigen van regels in de erfgoedverordening die betrekking hebben op het instellen van een gemeentelijke commissie voor welstand en monumenten en het intrekken van de bestaande verordening op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel ziet toe op de inwerkingtreding en de naam van de nieuwe commissie.