Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rozendaal

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRozendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2023
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.4, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.4, zesde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.1.4a, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.1.4a, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 2.1.4a, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  11. artikel 2.1.4a, zesde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  12. artikel 2.1.4b, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  13. artikel 2.1.5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  14. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  15. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  16. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  17. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  18. artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  19. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-03-2023nieuwe regeling

13-12-2022

gmb-2023-100379

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2023

De raad van de gemeente Rozendaal, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d. 15 november 2022, gelet op de artikelen 2.1.3, artikel 2.1.4 eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid en artikel 2.1.4a eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 2.1.4b tweede lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.8 eerste lid en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

Besluit:

 

Onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019, vast te stellen de navolgende

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

      • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • daadwerkelijk beschikbaar is;

      • een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en;

      • financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

    • b.

      Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

    • c.

      Bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 en 2.1.4a van de wet.

    • d.

      Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft; en

      • in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel;

      • het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

    • e.

      Ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Rozendaal.

    • f.

      Melding: kenbaar maken van de hulpvraag om maatschappelijke ondersteuning aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet.

    • g.

      Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

    • h.

      Uitvoeringsbesluit: uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • i.

      Uitvoeringsregeling: uitvoeringsregeling Wmo 2015.

    • j.

      Voorziening in natura: een voorziening die bestaat uit goederen of diensten, niet uit geld.

    • k.

      Wet: wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Melding

  • 1.

    Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de cliënt op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om gedurende zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de wet te overhandigen. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een persoonlijk plan.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) danwel zijn vertegenwoordiger en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 en artikel 2.1.4a van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 3.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2 lid 2 aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 4.

    Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 4 Verslag

Het college verstrekt aan de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag). Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een maatwerkvoorziening wordt door een cliënt of diens gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger schriftelijk ingediend bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van:

    • a.

      een door het college vastgesteld aanvraagformulier, of

    • b.

      een door of namens de cliënt ondertekend verslag als bedoeld in artikel 4.

  • 2.

    Als een cliënt zelf wenst in te kopen met een pgb, dient de cliënt daartoe een pgb-plan in zoals bedoeld in artikel 11 van deze verordening. Het pgb-plan geldt als een aanvraag voor een pgb.

Artikel 6 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als bedoeld in artikel 4 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 3 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 3 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de vorm waarin en de duur waarvoor voorzieningen worden verstrekt.

  • 7.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 1.500 kilometer op jaarbasis.

  • 8.

    Een maatwerkvoorziening in de vorm van een autoaanpassing of een pgb hiervoor, wordt alleen verstrekt als de aan te passen auto niet ouder is dan 36 maanden op de datum van aanvraag voor een autoaanpassing.

  • 9.

    Het college verstrekt de voorzieningen opvang en beschermd wonen conform het daartoe vastgesteld beleid van de (centrum)gemeente Arnhem, de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt indien:

    • a.

      voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van andere wet- of regelgeving bestaat;

    • b.

      er geen geobjectiveerde beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie kunnen worden vastgesteld aan de hand van reguliere onderzoeksmethoden;

    • c.

      de gevraagde maatwerkvoorziening een anti-revaliderende werking heeft, niet veilig voor cliënt of zijn omgeving is, gezondheidsrisico’s met zich meebrengt of het effect op de beperkingen van cliënt onvoldoende vaststaat;

    • d.

      cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • e.

      cliënt de gevraagde voorziening na de melding als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet en vóór datum van besluit als bedoeld in artikel 2.3.5 lid 2 van de wet heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan vaststellen;

    • f.

      deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • g.

      de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan, niet verband houdende met de overgang naar een volgende levensfase.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Rozendaal;

    • b.

      indien deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing;

    • c.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • d.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • e.

      de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • f.

      indien cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen, tenzij er sprake is van co-ouderschap;

    • g.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • h.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

  • 4.

    Geen vergoeding voor verhuiskosten wordt verstrekt indien:

    • a.

      een persoon met beperking voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      een persoon met beperking verhuist naar een instelling op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 8 Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10 Pgb-plan

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een pgb, dient de cliënt daartoe een pgb-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels bepalen welke eisen er gesteld worden aan de inhoud van een pgb-plan.

Artikel 11 Regels voor pgb

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een pgb, toetst het college of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6. lid 2 van de wet opgenomen voorwaarden. Het college maakt daarbij gebruik van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

Artikel 12 Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor een zaak wordt maximaal vastgesteld op:

    • a.

      Het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering of;

    • b.

      Het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.

  • 2.

    Indien een cliënt, die gebruik kan maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer, in plaats daarvan aanspraak maakt op een pgb, dan wordt de hoogte berekend aan de hand van de kosten die de gemeente zou maken als de cliënt met het collectief vraagafhankelijk vervoer zou reizen.

  • 3.

    Het tarief voor individuele taxikosten bedraagt maximaal het geldende tarief op basis van de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer, waarbij het uitgangspunt geldt dat in totaal 1500 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd.

  • 4.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt maximaal het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, als het gaat om personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de uit het pgb te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

  • 5.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt maximaal 85% van het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, als het gaat om personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de uit het pgb te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

  • 6.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek, als het gaat om hulp uit het sociale netwerk zoals bedoeld in artikel 2 onderdeel b Uitvoeringsregeling.

  • 7.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek, als het gaat om personen die niet uit het sociale netwerk komen, maar ook niet voldoen aan het bepaalde in lid 4 en 5.

  • 8.

    Indien op basis van het pgb-plan als bedoeld in artikel 10 een passende en toereikende voorziening voor een lager tarief kan worden ingekocht, wordt het in lid 1 t/m lid 5 bedoelde tarief hierop aangepast.

  • 9.

    Indien het op basis van lid 1 t/m lid 5 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

Artikel 13 Financiële tegemoetkoming

Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie en het om de kosten voor verhuizen en herinrichting gaat. De hoogte is gebaseerd op marktonderzoek naar de kosten voor verhuizing en de Nibud-normen voor stoffering. Het college legt de hoogte vast in de nadere regels.

Artikel 14 Abonnementstarief voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of via een pgb zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor de algemene voorziening Hulp bij het huishouden.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage voor de in lid 1 en lid 2 genoemde voorzieningen bedraagt voor een of meerdere voorzieningen tezamen € 19,- per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt tezamen.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      rolstoelvoorzieningen;

    • b.

      kindvoorzieningen, uitgezonderd woningaanpassingen;

    • c.

      voorziening in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • d.

      bemoeizorg

  • 5.

    In afwijking van artikel 2.1.4a lid 4 van de wet is voor deelname aan het collectief vervoer een reizigersbijdrage verschuldigd. De hoogte is gelijk aan het openbaar vervoer tarief voor vervoer met een OV-chipkaart.

  • 6.

    De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing, de in lid 5 genoemde maatwerkvoorziening voor vervoer en de in lid 2 genoemde algemene voorziening, overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 7.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura of een pgb is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening of het pgb zelf maakt.

  • 8.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 9.

    De kostprijs van de in lid 2 genoemde algemene voorziening is gelijk aan de kosten die het college voor de betreffende voorziening per cliënt maakt.

  • 10.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 15 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken;

    • e.

      de zelfredzaamheid van de cliënt en het vermogen om te participeren te stimuleren, en aldus zorgafhankelijkheid te verminderen.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden wijst het college aanbieders van een voorziening erop om overeenkomst, de betreffende privacywetgeving zorg te dragen voor de bescherming van cliënten afkomstig uit de gemeente Rozendaal.

Artikel 16 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij verstrekking van een voorziening.

Artikel 17 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    De cliënt heeft een inlichtingenplicht richting het college zoals bedoeld in artikel 2.3.8 van de wet.

  • 3.

    Het college kan een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als sprake is van een of meerdere omstandigheden als bedoeld in artikel 2.3.10 van de wet.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college kan op basis van artikel 2.4.1 van de wet de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Het college kan een terug te vorderen bedrag als bedoeld in lid 5 verrekenen met betalingen op grond van de wet, die nog uitgekeerd moeten worden.

  • 7.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten. Het college stelt de cliënt aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van dit verzoek.

Artikel 18 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.

Artikel 19 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering bestaat uit: een uitnodiging voor de dag van de mantelzorger, die jaarlijks georganiseerd wordt.

Artikel 20 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming voor medisch afval en/of voor een maaltijdservice verstrekken aan ingezetenen die als gevolg van een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen aannemelijke meerkosten hebben en beschikken over een Gelrepas.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de gevallen waarin een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, de berekening van de hoogte en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.

Artikel 21 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, als bedoeld in lid 1, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs onder andere op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan lid 1 onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in lid 2 en lid 3. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in lid 1 hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 22 Afstemming met de Jeugdwet

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen op grond van de Jeugdwet.

  • 2.

    In het kader van deze voorgenoemde verantwoordelijkheden van het college wisselen consulenten jeugd en consulenten Wmo persoonsgegevens uit indien dat noodzakelijk is en cliënt daar ondubbelzinnige toestemming voor geeft.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van de zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

Artikel 23 Afstemming met de Participatiewet

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en (re-integratie) voorzieningen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2.

    In het kader van de voorgenoemde verantwoordelijkheden van het college wisselen consulenten Wmo en consulenten Werk en Inkomen persoonsgegevens uit indien dat noodzakelijk is en cliënt daar ondubbelzinnige toestemming voor geeft.

Artikel 24 Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 25 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 26 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van lid 1 en lid 2.

Artikel 27 evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2.

    Indien hier aanleiding toe bestaat, kan het beleid en/of de beleidsregels, en/of de nadere regels en/of het financieel besluit met inachtneming van de bevinden van de evaluatie worden aangepast.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld conform deze verordening.

  • 4.

    Het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019, gebeurt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2019 die daarvoor zijn geldigheid behoudt.

  • 5.

    Van lid 4 kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 30 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2023.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 13 december 2022

Klaas Schaap,

griffier

Ester Weststeijn,

burgemeester