Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota reserves en voorzieningen 2022 |
Citeertitel | Nota reserves en voorzieningen 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Nota reserves en voorzieningen 2022 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | 01-01-2022 | Nota reserves en voorzieningen 2022 | 07-02-2023 | 372286 |
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d.
7 februari 2023.
De raad van Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM
Inwerkingtreding: 1 januari 2022 | ||||||
Gemeente Hof van Twente / Nota reserves en voorzieningen 2022 | ||||||
2.2 Onderscheid reserves en voorzieningen
2.3 Functies reserves en voorzieningen
2.4 Toevoeging en onttrekking aan reserves en voorzieningen
2.5 Rentetoerekening aan reserves en voorzieningen
3. Beleid gemeente Hof van Twente
3.1 Richtlijnen voor het instellen van reserves en voorzieningen
3.3 Relatie weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen
4. Rentebeleid ten aanzien van reserves en voorzieningen
4.1 Toepassing renteberekening
5. Wijzigingen 2022 ten opzichte van 2017
Bijlage 1 Beschrijving reserves en voorzieningen
Bijlage 2 Omvang reserves en voorzieningen 2022
Bijlage 3 Relevante wetsartikelen (BBV)
Conform artikel 212 van de Gemeentewet stelt de gemeenteraad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.
Op basis daarvan heeft de gemeenteraad een Financiële verordening vastgesteld. In artikel 6 lid 3 van deze verordening is bepaald dat de raad een Nota reserves en voorzieningen vaststelt met daarin beleidsregels voor de algemene reserve, bestemmingsreserves, afschrijvingsreserves en (onderhouds)voorzieningen, waarbij ook op het rentebeleid rond reserves en voorzieningen wordt ingegaan.
Actualisatie van de nota reserves en voorzieningen 2017 is nodig vanwege sindsdien enkele nieuw gevormde reserves en voorzieningen. Daarnaast aanpassing van de toerekening rentes over de reserves.
De nota Reserves en Voorzieningen treedt in werking per 1 januari 2022.
De nota treedt met terugwerkende kracht in werking, omdat we hiermee tegemoet komen aan de aanbeveling die de gemeentelijke accountant in het kader van de controle voor het boekjaar 2022 heeft gedaan.
Meer specifieke regels over de door de gemeente te voeren financiële boekhouding zijn in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) te vinden.
In dit hoofdstuk worden de definities en kenmerken van de reserves en voorzieningen nader beschreven. Het wettelijk kader rond reserves en voorzieningen is verwoord in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.
2.2 Onderscheid reserves en voorzieningen
Reserves en voorzieningen worden beiden aan de passivazijde van de balans gepresenteerd. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden tussen reserves en voorzieningen is dat reserves tot het eigen vermogen behoren en voorzieningen tot het vreemd vermogen. De totale reservepositie is (boekhoudkundig) het verschil tussen de bezittingen en schulden en dus het totale eigen vermogen van de gemeente.
Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken. Reserves zijn vrij te bestemmen. De gemeenteraad kan aan reserves een bepaalde bestemming geven en wijzigen. In dat geval is sprake van een bestemmingsreserve.
Voorzieningen zijn vermogensbestanddelen die als vreemd vermogen zijn aan te merken en die niet vrij te besteden zijn. Bij een voorziening gaat het om een kwantificeerbare toekomstige verplichting of risico waarvoor noodzakelijkerwijs in het boekjaar middelen apart moeten worden gezet.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b (de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren).
2.3 Functies reserves en voorzieningen
Reserves en voorzieningen kunnen de volgende functies vervullen:
De bufferfunctie (weerstandsvermogen) is veelal de belangrijkste functie van het eigen vermogen. Binnen onze gemeente betreft het met name de (vrije) algemene reserve en (het vrij besteedbare deel van) de Reserve majeure projecten die beschouwd kunnen worden als buffer voor niet-kwantificeerbare financiële risico’s en tegenvallers.
De gemeente heeft de mogelijkheid geld te sparen om het vervolgens uit te geven. Als aan dit gespaarde geld een bestemming wordt gegeven spreekt men van een reserve met een bestedingsfunctie ofwel een bestemmingsreserve.
2.3.3. De financieringsfunctie
Door de reserves en voorzieningen te gebruiken als “eigen” financieringsmiddelen kan het beroep op de geld- en kapitaalmarkt voor het aantrekken van leningen worden beperkt. Deze besparing (ook wel bespaarde rente) kan worden beschouwd als inkomen. De rente wordt binnen de exploitatie gebruikt als dekkingsmiddel.
2.3.4. De verplichtingenfunctie
De verplichtingenfunctie heeft betrekking op voorzieningen. Een voorziening heeft een karakter van een verplichting die de gemeente is aangegaan en waarvoor de benodigde middelen beschikbaar moeten zijn.
Hiermee wordt het mogelijk gemaakt noodzakelijke aanpassingsprocessen geleidelijk te laten verlopen. Er ontstaat zodoende een regelmatige verdeling over de jaren heen, mede om ongewenste schommelingen (pieken en dalen) in de tarieven en het resultaat te voorkomen.
2.4 Toevoeging en onttrekking aan reserves en voorzieningen
Het in paragraaf 2.2 genoemde onderscheid tussen reserves en voorzieningen is vooral van belang voor de resultaatbepaling en –bestemming. In de jaarrekening legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad over het de uitvoering van de begroting. In de jaarrekening komt ook het saldo van baten en lasten over het verslagjaar tot uitdrukking in het rekeningresultaat. Het behoort tot de bevoegdheid van de raad om dit resultaat een bestemming te geven of bij negatief resultaat de dekking te regelen. In principe wordt in onze gemeente het saldo verrekend met de Algemene reserve.
In het BBV is voorgeschreven dat het saldo van de rekening van baten en lasten apart zichtbaar gemaakt worden. De voorzieningen moeten worden gevormd ten laste van de exploitatie (opvoeren als last binnen het programma). Dit omdat feitelijk sprake is van een verplichting. Het vormen van een voorziening of het op peil houden daarvan is dus van invloed op het saldo van baten en lasten.
Mutaties in reserves zijn geen baten of lasten. Voor het budgetrecht van de raad is het belangrijk dat vorming van, toevoegingen aan en onttrekkingen aan reserves zo veel mogelijk reeds bij de begroting bepaald worden. Deze voorgenomen mutaties worden conform de voorschriften BBV apart zichtbaar gemaakt (taakveld 0.10). Deze voorschriften zijn zowel van toepassing bij de begroting als bij de jaarrekening. In het verlengde hiervan dient het resultaat na bestemming te worden bepaald op taakveld 0.11. Dit resultaat wordt conform artikel 42 BBV afzonderlijk op de balans zichtbaar gemaakt bij het eigen vermogen.
2.5 Rentetoerekening aan reserves en voorzieningen
Door reserves te gebruiken als financieringsmiddel wordt rente bespaard, die anders betaald had moeten worden voor het aantrekken van vreemd vermogen. Over het totale eigen vermogen wordt dus rente berekend. Voor wat deze rente betreft bestaat de keuze:
Alhoewel in het BBV de mogelijkheid bestaat om een rentevergoeding over het eigen vermogen en de voorzieningen te berekenen en deze door te belasten aan de taakvelden, adviseert de Commissie BBV vanwege het verlangde inzicht, de eenvoud en transparantie deze systematiek niet (meer) toe te passen.
In het BBV is het formeel ook toegestaan rente toe te voegen aan een bestemmingsreserve bedoeld om de koopkracht op peil te houden, maar het wordt niet aanbevolen. In de gemeente Hof van Twente wordt geen rente aan reserves toegevoegd.
Aan voorzieningen mag geen rente worden toegevoegd (art. 45 BBV). Zij moeten immers naar beste inschatting kostendekkend zijn voor verplichtingen of risico’s waarvoor ze zijn ingesteld. In het geval de voorziening is gebaseerd op contante waarde of op basis van specifieke regelgeving is een rentetoevoeging als indexering toegestaan.
In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de wijze waarop binnen de gemeente Hof van Twente invulling wordt gegeven het rentebeleid.
3. Beleid gemeente Hof van Twente
3.1 Richtlijnen voor het instellen van reserves en voorzieningen
Voor het instellen en aanwenden van reserves en voorzieningen worden in deze nota een aantal gedragslijnen en spelregels geformuleerd. Deze gedragslijnen en spelregels zijn een concrete vertaling van het beleid met betrekking tot reserves en voorzieningen.
Het instellen en opheffen van reserves en voorzieningen is in het kader van het budgetrecht een raadsbevoegdheid. Dat geldt ook voor het toevoegen aan en het inzetten van reserves en voorzieningen. Bij het instellen van de reserve moet in ieder geval worden aangegeven de doelstelling, de besteding en de omvang. Het verdient de voorkeur dit middels een integrale afweging te doen. In principe vindt de instelling plaats bij de behandeling van producten binnen de P&C-cyclus. Het instellen met een afzonderlijk voorstel vindt slechts bij hoge uitzondering plaats.
De algemene reserve vormt het vrij besteedbare eigen vermogen van de gemeente.
We kennen de volgende twee algemene reserves:
De algemene reserve heeft, samen met de reserve majeure projecten vooral de bufferfunctie om onvoorziene financiële tegenvallers (risico’s) af te dekken. Het is dus van belang dat de Algemene reserve minimaal het niveau heeft om deze risico’s af te dekken. Met andere woorden: er dient voldoende weerstandscapaciteit te zijn. De weerstandscapaciteit is het vrij besteedbare geld dat de gemeente beschikbaar heeft om onverwachte tegenvallers op te kunnen vangen. De algemene reserve heeft ook de functie van buffer voor de jaarlijkse rekeningresultaten.
Er zijn geen algemeen geldende normen voor de omvang van de Algemene reserve. De belangrijkste reden daarvoor is dat iedere gemeente andere risico’s kent. Het bepalen van de benodigde weerstandscapaciteit is maatwerk per gemeente.
De risico’s dienen volgens het BBV te worden benoemd in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Dit betreffen zowel de risico’s op de algemene middelen als op de grondexploitatie.
Algemene reserve, grondexploitatie
De Reserve grondexploitatie vormt - naast de algemene reserve - een buffer voor de financiële risico’s die samenhangen met de grondexploitaties. De reserve grondexploitatie is ingesteld om de risico’s van de grondexploitatie af te zonderen van de algemene dienst en deze dus niet direct hinder te laten ondervinden van tekorten op grondexploitaties. De grondexploitatie bedruipt in 1e instantie hiermee zichzelf. Als een gemeentelijke grondexploitatie positief wordt afgesloten, wordt de winst toegevoegd aan de reserve grondexploitatie. Als op een gemeentelijke grondexploitatie een tekort wordt verwacht, wordt hiervoor een voorziening ingesteld die wordt gedekt uit de reserve grondexploitatie.
Op basis van de Perspectiefnota grondexploitaties worden jaarlijks de risico’s bepaald en daarmee de noodzakelijke omvang van de Reserve grondexploitatie (zie paragraaf 3.4).
Voor de bepaling van de benodigde weerstandstandscapaciteit grondexploitaties wordt in de Programmabegroting uitgegaan van de stand per 31 december van het lopende jaar.
3.3 Relatie weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen
De weerstandscapaciteit bepaalt mede de financiële continuïteit. Landelijk gelden geen vaste (financiële) normen voor gemeenten. Een uitzondering geldt voor gemeenten die een beroep op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet doen (aanvullende uitkering uit het gemeentefonds).
Relatie weerstandscapaciteit en weerstandsvermogen
De benodigde weerstandscapaciteit is het risicobedrag dat bepaald wordt op basis van een inventarisatie en financiële vertaling van risico’s. Dit vraagt om beleid betreffende het omgaan met risico’s. De nota risicomanagement bevat de beleidskaders om tot een goed risicoprofiel te komen en dit te beheersen.
Voor de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit richten we ons op de stand van de vrij besteedbare ruimte binnen de Algemene Reserve en Reserve majeure projecten aan het eind van de geldende meerjarenbegroting, omdat op die manier rekening wordt gehouden met de onttrekkingen c.q. toevoegingen die in de meerjarenbegroting worden voorzien. Hierdoor ontstaat een zo reëel mogelijk beeld.
Het weerstandsvermogen wordt bepaald door de aanwezige weerstandscapaciteit (buffer) te delen door de benodigde weerstandscapaciteit (volgt uit risico inventarisatie). Deze ratio wordt aangeduid als het weerstandsvermogen. De hoogte van deze ratio is een beleidskeuze van de raad.
Op basis van de nota risicomanagement geldt een ratio van minimaal 1 en maximaal 1,4 voor zowel het weerstandsvermogen van de algemene dienst als voor het weerstandsvermogen van grondexploitatie. Komt de ratio onder 1, dan dienen de risico’s beperkt te worden of de beschikbare weerstandscapaciteit aangevuld. Komt het weerstandsvermogen boven de 1,4, dan wordt het ‘overschot’ aan weerstandscapaciteit aangemerkt als het vrij besteedbare deel van de Algemene reserve.
Als de Reserve grondexploitatie boven een ratio van 1,4 komt, dan wordt het surplus afgeroomd ten gunste van de Algemene reserve.
Naast de Algemene reserve zijn er bestemmingsreserves. Dat zijn reserves die zijn ingesteld voor een specifiek doel. Ons uitgangspunt is dat met het instellen van bestemmingsreserves terughoudend wordt omgegaan. De reden daarvan is dat jaarlijks bij Kadernota en Programmabegroting zoveel mogelijk alle beschikbare middelen tegen alle in de raad levende wensen worden afgewogen. En middelen die aan bestemmingsreserves zijn toegevoegd, onttrekken zich aan deze integrale afweging. Ook al zijn de middelen in onderstaande sub c genoemde reserves vaak deels vrij beschikbaar, omdat voor de bestemde middelen nog geen verplichtingen zijn aangegaan.
De volgende soorten bestemmingsreserves worden onderscheiden:
Sommige reserves hebben meerdere kenmerken in zich. In de balans onderscheiden we alleen de afschrijvingsreserves als aparte groep (zie bijlage 2). De bestemmingsreserves worden afzonderlijk toegelicht (zie bijlage 1).
Als een investering uit reeds aanwezige middelen wordt gefinancierd, dan dient een actief te worden opgevoerd in de balans en dienen rente en afschrijving in de exploitatie opgenomen te worden. Om die kapitaallasten in de exploitatie te dekken worden eenmalige middelen omgezet in afschrijvingsreserves. De boekwaarde van het betreffende actief (investering) hoort overeen te stemmen met de boekwaarden van het betreffende passief (afschrijvingsreserve) en daarmee de investering voor de volledige looptijd te dekken. Als de investering afgeschreven is, dan staat de daar tegenover staande afschrijvingsreserve ook op 0. Afschrijvingsreserves zijn dus gekoppeld aan een investering en kunnen niet meer voor een ander doel worden ingezet zonder het evenwicht in de begroting te verstoren.
Onze gemeente kent een relatief groot aantal afschrijvingsreserves omdat menigmaal grote eenmalige inkomsten zijn gerealiseerd uit aandelenverkoop of superdividenden. Dat houdt weer verband met het relatief grote aantal en relatief omvangrijke deelnemingen in (nuts)bedrijven vanuit de voormalige 5 gemeenten.
Afschrijvingsreserves zijn formeel toegestaan volgens het BBV (artikel 54 lid 2 sub d), maar genieten niet de voorkeur waar het onvermijdelijke en regelmatig terugkerende investeringen betreft. Dit soort investeringen kan volgens de commissie BBV beter worden opgenomen in een meerjarig investeringsplan met structureel gedekte kapitaallasten.
Naar onze mening gebiedt de budgettaire beschikbaarheid echter dat soms tot andere keuzes gekomen wordt en investeringen met incidentele middelen worden gefinancierd. In principe geven wij de voorkeur aan structureel gefinancierde kapitaallasten, maar in een situatie dat er een overschot is aan eenmalige middelen en druk op de meerjarenbegroting is de praktijk welhaast onvermijdelijk dat investeringen ten laste van reserves worden gebracht. Daarbij worden de kapitaallasten gedekt uit een vanuit de eenmalig voorhanden zijnde middelen gevormde afschrijvingsreserve.
Voor investeringen die in het verleden zijn gedaan is het bovendien nog maar de vraag of deze ook in de toekomst vervangen moeten worden en of dat dan moet tegen de kosten die daar vaak decennia geleden mee gemoeid waren. Die beoordeling willen wij onderdeel laten zijn van de integrale afweging door de gemeenteraad. Als hulpmiddel hierbij hebben wij het beleid om 5 jaar voorafgaand aan het aflopen van de betreffende afschrijvingsreserve de raad een voorstel voor te leggen om te bepalen of het betreffende activum na afloop van de afschrijvingstermijn vervangen dient te worden, voor welk bedrag en hoe de daaraan verbonden lasten te dekken.
In bijlage 2 zijn alle ingestelde afschrijvingsreserves weergegeven
Een stille reserve is een reserve, waarvan het bestaan niet uit de administratie blijkt. Van stille reserves is sprake als de waardering op de balans lager is dan de marktwaarde. Dat doet zich in de praktijk bijvoorbeeld voor bij gemeentelijk aandelenbezit of gebouwen of in het geval een gemeentelijk eigendom niet in de balans van de gemeente is opgenomen. Bij dit laatste kan worden gedacht aan schilderijen of andere bezittingen met een cultuurhistorische waarde, die niet verkocht kunnen worden (zogenaamd ‘tafelzilver’) of incourante bezittingen. Zo bezit onze gemeente een olieverfschilderij op doek van de kunstenaar Leo Gestel, dat een waarde heeft van tussen de € 0,5 en € 1 mln. Het is echter niet in de balans opgenomen. Het college van de voormalige stad Delden heeft in 2000 het doek voor een periode van 25 jaar in bruikleen gegeven aan de Stichting Hannema-de Stuers Fundatie te Wijhe.
Volgens het BBV mogen activa alleen tegen historische kostprijs op de balans worden gewaardeerd en dienen zij te worden afgewaardeerd als blijkt dat de actuele waarde minder is. Opwaardering naar marktwaarde is niet toegestaan.
Het blijft daarnaast verplicht om in de jaarrekening een onderscheid te maken tussen investeringen met economisch nut en investeringen met maatschappelijk nut. In de redenering van de opstellers van het BBV is dit onderscheid van belang, omdat investeringen met economisch nut veelal zelfstandig vervreemdbaar zijn en daardoor hun actuele waarde kunnen opleveren. Daaraan verbonden stille reserves kunnen dan eenvoudiger worden herkend. Stille reserves zijn in die redenering bijvoorbeeld het verschil tussen boekwaarde van een gebouw en WOZ-waarde.
In de praktijk is het onderscheid minder bruikbaar omdat gebouwen vaak worden gebruikt voor maatschappelijke functies, zoals sociaal cultureel werk of sport. Verkoop van een gebouw kan meestal niet zonder de uitoefening van die functies aan te tasten.
Voorzieningen worden enerzijds ingezet om concrete verplichtingen af te dekken en anderzijds om schommelingen in de exploitatie te voorkomen. Een voorziening moet de omvang hebben van de betreffende verplichting of het risico. Dit houdt in dat iedere voorziening moet zijn onderbouwd met een berekening van de achterliggende verplichting of risico. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen contante waarde.
In de balans maken we onderscheid tussen:
In feite gaat het hier om risico’s waarvan vast is komen te staan dat ze feitelijk niet meer afwendbaar zijn. Binnen onze gemeente kennen we de voorziening wethouders-pensioenen en verliesvoorziening cyberaanval.
Binnen grondexploitaties worden verliesvoorzieningen opgenomen op het moment dat blijkt dat een exploitatie met een negatief resultaat gaat eindigen. De tot dan toe geactiveerde grondexploitatie krijgt dan een lagere waarde. De voorziening wordt in onze gemeente gevormd ten laste van de Reserve grondexploitatie. In dat geval maakt zo’n verlies geen onderdeel meer uit van het risicoprofiel (en weerstandscapaciteit). In feite is zo’n voorziening een waardecorrectie op de actiefpost bouwgronden in exploitatie. Om die reden moet deze voorziening volgens de ‘Notitie grondbeleid 2019’ van de commissie BBV onder deze post worden opgenomen en toegelicht worden in de balans.
Deze voorzieningen worden gevormd ter egalisering van in de tijd onregelmatig gespreide kosten van groot onderhoud van kapitaalgoederen. De jaarlijkse onderhoudskosten worden gedekt uit de voorziening. Om dit mogelijk te maken wordt jaarlijks ten laste van de exploitatie het gemiddeld over de jaren heen benodigd bedrag in de betreffende voorziening gestort. Op deze wijze wordt bereikt dat financieel flexibel onderhoud kan worden gepleegd zonder dat dit grote schommelingen in de begroting tot gevolg heeft. Aan de vorming en instandhouding van deze voorzieningen worden de volgende voorwaarden gesteld:
Onze gemeente heeft voor het groot onderhoud gemeentelijke gebouwen onderhouds-egalisatievoorzieningen ingesteld.
Die derden kunnen individuele rechtspersonen zijn, die op basis van overeenkomsten financiële aanspraken op de gemeente kunnen maken. Maar het kan ook gaan om het totaal van alle inwoners. Positieve saldi in de Voorziening Riolering en Voorziening Afval komen aan de inwoners Hof van Twente toe omdat de tarieven voor riolering en afval hoogstens 100% kostendekkend mogen zijn.
4. Rentebeleid ten aanzien van reserves en voorzieningen
4.1 Toepassing renteberekening
Het wettelijk kader ten aanzien van rentetoerekening is in paragraaf 2.5 beschreven.
Het BBV biedt van oudsher de mogelijkheid om een rentevergoeding (of een vergoeding voor de inflatie) over het eigen vermogen en de voorzieningen te berekenen en deze door te belasten aan de taakvelden De Commissie BBV adviseert vanwege het verlangde inzicht, de eenvoud en transparantie deze systematiek niet (meer) toe te passen.
Met ingang van de begroting 2020 rekenen wij geen rente over reserves en voorzieningen, behalve de afschrijvingsreserves. De rente over de afschrijvingsreserves dient als dekking in de exploitatie van de rentelasten van de betreffende investeringen. Hierbij wordt het begrote rente-omslagpercentage gehanteerd. Door de te berekenen rente over de afschrijvingsreserves gelijk te stellen aan het percentage van de renteomslag worden de kapitaallasten van deze investeringen volledig gedekt met afschrijvingsreserves.
5. Wijzigingen 2022 ten opzichte van 2017
Deze nota is een actualisatie van de in 2017 vastgestelde Nota reserves en voorzieningen. Een actualisatie is nodig vanwege:
De volgende reserves zijn/worden opgeheven:
Er wordt geen rente meer berekend over reserves en voorzieningen, behalve de afschrijvingsreserves. De rente over de afschrijvingsreserves dient als dekking in de exploitatie van de rentelasten van de betreffende investeringen.
In de begroting 2020 is deze wijziging opgenomen en doorgevoerd. Daarmee heeft het nu geen budgettaire effecten.
Bijlage 1 Beschrijving reserves en voorzieningen
In de onderstaande tabellen is een geactualiseerde beschrijving van alle reserves en voorzieningen opgenomen. Daarin wordt per reserve of voorziening ingegaan op soort, omgang met rente, bestedingsdoel en worden overige toelichtende opmerkingen gemaakt.
Het jaarlijkse rekeningresultaat en de bestemming daarvan dient via deze reserve te verlopen (voorschrift BBV). |
Financiering van voorstellen ter stimulering van vernieuwende ontwikkelingen binnen het sociaal domein. |
Dekking van de jaarlijkse subsidie aan Stichting Beheer Registergoederen ten behoeve van dekking kosten lening in verband met realisatie van het sportpark. |
Afschrijvingsreserves (dekkingsreserves kapitaallasten)
Zie hiervoor de lijst in bijlage 2. Voor al deze afschrijvingsreserves geldt:
Op grond van de we(bestaat voor wethouders het recht op pensioenafdracht na afloop van hun periode. De jaarlijkse dotatie is gebaseerd op een actuariële berekening van de pensioenaanspraken. |
Bijlage 2 Omvang reserves en voorzieningen 2022
In de onderstaande tabel is het financiële overzicht van de reserves en voorzieningen conform de vastgestelde jaarrekening 2021 en de geraamde mutaties en omvang van de begroting eind 2022 weergeven. Zoals ook opgenomen bij de programmabegroting 2023 . De actualisatie van deze nota leidt niet tot wijzigingen in de stand van de reserves.
Bijlage 3 Relevante wetsartikelen (BBV)
Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.
1. In de balans worden onder de overlopende passiva afzonderlijk opgenomen: