Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota waardering en afschrijving vaste activa 2022 |
Citeertitel | Nota waardering en afschrijving vaste activa 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Nota waardering en afschrijving vaste activa 2022 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | 01-01-2022 | Nota waardering en afschrijving vaste activa 2022 | 07-02-2023 | 372980 |
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d.
7 februari 2023.
De raad van Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM
Inwerkingtreding: 1 januari 2022 | ||||||
Gemeente Hof van Twente / Nota waardering en afschrijving vaste activa 2022 | ||||||
1.2 Wijzigingen ten opzichte van vorige nota
2. Beleidsregels aanmelden en uitvoeren investeringen
2.1 Integrale afweging bij Kadernota (zomerbrief) en Programmabegroting
2.4 Na beschikbaarstelling van kredieten
4.1 Afschrijving, afschrijvingstermijnen en start afschrijvingen
4.2 Onderhoudskosten versus levensduur verlengende investeringen
4.4 Afschrijven op grond en terreinen
4.6 Restwaarde en inruilwaarde
4.7 Afschrijvingen immateriële vaste activa
Bijlage 1 | Afschrijvingstabel gemeente Hof van Twente
Bijlage 3 | Wijzigingen ten opzichte van vorige nota
Deze nota betreft een actualisatie van de Nota afschrijvingsbeleid 2017. In de Gemeentewet is opgenomen dat de raad het financiële beleid vaststelt.
Conform artikel 212 van de Gemeentewet stelt de gemeenteraad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.
Op basis daarvan heeft de gemeenteraad de Financiële verordening Hof van Twente 2017 vastgesteld. In artikel 7 van deze verordening is bepaald dat de raad dan ook de nota waardering en afschrijving vaste activa 2022 vaststelt, waarin beleidsregels gesteld worden voor afschrijvingstermijnen van door de gemeente geactiveerde investeringen.
Voor het realiseren van de vastgestelde beleidsdoelen zijn ook investeringen noodzakelijk. Van een investering is sprake als het gaat om een, meestal qua omvang wat grotere, uitgave waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, de zogenoemde vaste activa. Om ook in financieel opzicht tot uitdrukking te brengen over welke termijn de investering nut met zich meebrengt, wordt de investering over deze termijn afgeschreven. Het nieuwe BBV laat met ingang van 2017 minder keuzemogelijkheden open voor activering en afschrijving dan tot dan toe. Doel van deze nota is spelregels vast te leggen hoe Hof van Twente met haar investeringen en de waardering en afschrijving daarvan omgaat.
In bijlage 2 | Wetgeving BBV worden de materiële vaste activa op basis van het BBV (art. 33) onderverdeeld.
1.2 Wijzigingen ten opzichte van vorige nota
In bijlage 3 | Wijzigingen ten opzichte van vorige nota worden in de tabel de belangrijkste wijzigingen benoemd. De grondslag van deze nota is: i) de Financiële verordening, ii) het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de publicatie in 2020 van een nieuwe en actuele notitie materiële vaste activa, uitgebracht door de Commissie BBV.
De nota waardering en afschrijving vaste activa treedt in werking per 1 januari 2022. De nota treedt met terugwerkende kracht in werking, omdat we hiermee tegemoet komen aan de aanbeveling die de gemeentelijke accountant in het kader van de controle over boekjaar 2021 heeft gedaan.
In deze nota zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
2. Beleidsregels aanmelden en uitvoeren investeringen
2.1 Integrale afweging bij Kadernota (zomerbrief) en Programmabegroting
Investeringen 1 hebben een grote invloed op de gemeentelijke exploitatie en vermogenspositie. Een volledig en tijdig inzicht in de komende investeringen is daarom van groot belang. Om dit te bereiken gelden regels voor het aanvragen en uitvoeren van investeringen.
1 onder investeren wordt verstaan het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
Investeringen worden bij de Kadernota geïnventariseerd. Immers bij de Kadernota vindt ook de integrale afweging plaats ten behoeve van de op te stellen Programmabegroting. De investeringsaanvraag dient bij voorkeur voorzien te zijn van een goede motivering en onderbouwing, een realistische planning van de uitvoering en de verwachte oplevering c.q. ingebruikname. Deze informatie is van belang voor een goede raming van de bijbehorende kapitaallasten in de begroting en de financieringsbehoefte. Zowel de omvang als het startmoment zijn hier van belang.
Bij de behandeling van de Kadernota geeft de raad aan welke investeringen en voorbereidingskredieten worden opgenomen in de op te stellen Programmabegroting. In principe worden investeringen met het vaststellen van de begroting geautoriseerd, omdat de daarmee gemoeide lasten en baten daarin zijn opgenomen. De raad kan bij de Kadernota of Programmabegroting aangeven dat ze voor bepaalde investeringen eerst een afzonderlijk voorstel wil ontvangen, voordat het college tot investeren mag overgaan. Want veel plannen moeten op het moment dat daarvoor middelen in de Kadernota of Programmabegroting worden vrij gemaakt nog concreet worden uitgewerkt. En ook de details van een investering kunnen politiek relevant zijn.
Afwijkingen (zowel financieel als in de planning) tijdens de uitvoering van de investering worden gemeld bij de 1e of 2e bestuursrapportage en bij de jaarrekening.
Indien aanmelding en vaststelling van een investering bij de Kadernota of Programmabegroting niet is gebeurd, kan de aanvraag via een afzonderlijk college- en raadsvoorstel worden voorgelegd. Dat doorbreekt wel de integrale afweging. Daarom is deze uitweg alleen bedoeld voor investeringen die onontkoombaar, onuitstelbaar of dringend gewenst zijn. In het voorstel worden de noodzaak en de financiële consequenties duidelijk gemaakt.
Samengevat betekent dit dus dat de raad door vaststelling van de zomerbrief (voor wat betreft investering die voortkomt uit nieuw beleid lopend jaar) en door vaststelling van de programmabegroting (voor wat betreft investering die voortkomt uit nieuw beleid) vanuit het budgetrecht besluit tot het doen van de investering. Het college is op grond daarvan vervolgens bevoegd om hier uitvoering aan te geven door hiervoor verplichtingen aan te gaan. Uitzondering hierop is de situatie waarbij uitdrukkelijk is vermeld (in zomerbrief of programmabegroting) dat de raad nog een afzonderlijk voorstel ontvangt tot het doen van de investering.
In geval van (complexe) investeringsvraagstukken kan vooraf sprake zijn van kosten van onderzoek en ontwikkeling (zie ook art. 60 BBV). Hierbij kan sprake zijn van een tweetal situaties:
Nieuwe investeringen zijn investeringen die een verandering, aanvulling of uitbreiding betekenen van een bestaande situatie of omgeving (bijvoorbeeld een rotonde, de herinrichting van een gebied of een nieuwe school).
Vervangingsinvesteringen zijn bedoeld ter vervanging van bestaande investeringen zonder de oorspronkelijke hoedanigheid van de voorziening wezenlijk te veranderen.
Het actief dat op de grond gebouwd is, kan in aanmerking komen voor sloop, renovatie of verbouwing. De kosten van de sloop van een actief kunnen als eenmalige kosten in de exploitatie worden genomen of mogen worden geactiveerd als onderdeel van het nieuwe materiële actief, indien op dezelfde locatie een nieuw gemeentelijk actief wordt gerealiseerd.
Alle investeringen dienen tegen hun netto-waarde geactiveerd te worden. De netto-methode houdt in dat de ontvangen bijdragen van derden in één keer in mindering worden gebracht op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Bij de bruto-methode wordt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs voor aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. De kapitaallasten zijn dan uiteraard hoger. De gemeente Hof van Twente past de netto-methode voor nieuwe investeringen reeds toe met ingang van 2013.
Ook bestemmingsreserves mogen niet ineens in mindering op de te activeren investering worden gebracht. Het is wel mogelijk (en toegestaan) om de kapitaallasten van een investering te dekken uit een specifiek daarvoor gevormde bestemmingsreserve (afschrijvingsreserve). Dit kan slechts nadat de raad hiertoe heeft besloten.
2.4 Na beschikbaarstelling van kredieten
Het toekennen van een maximale periode aan het beschikbare krediet voorkomt een stuwmeer aan lopende kapitaalwerken en de oneigenlijke inzet van deze middelen. Beschikbaar gestelde kredieten dienen zo snel mogelijk afgesloten te worden. Indien een beschikbaar krediet na looptijd + 1 jaar niet (volledig) is ingezet wordt het krediet afgesloten en valt het restantkrediet vrij. Een krediet kan alleen langer beschikbaar blijven indien de noodzaak daartoe voldoende wordt onderbouwd en tijdig wordt aangeduid.
Besteding van een investeringskrediet is niet gebonden aan een kalenderjaar zoals de exploitatiebudgetten in de begroting dat wel zijn. In principe loopt het krediet zolang de uitvoering loopt en totdat een investering (financieel) is afgerond.
Na afronding van het krediet wordt verantwoording afgelegd aan het college over het projectresultaat en de besteding van de middelen.
In het BBV is voorgeschreven dat activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art 63 lid 1 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Overige kosten zijn kosten zoals specifieke opleidingskosten, implementatiekosten en dergelijke die verband houden met de investering.
Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. Wanneer de bestemming van een actief verandert, wordt het actief gewaardeerd tegen de actuele waarde. Een uitzondering wordt gemaakt voor bestemmingswijzigingen van gronden in erfpacht. Voor in erfpacht uitgegeven grond geldt de uitgifteprijs als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde (symbolisch bedrag).
Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde nemen een bijzondere positie in. Dergelijke kunstvoorwerpen mogen op grond van het BBV artikel 59 lid 2 niet geactiveerd worden. Dat geldt onverkort ook indien het om goed verhandelbare stukken zou gaan.
Met de invoering van het BTW compensatiefonds (1 januari 2003) wordt in principe geen BTW geactiveerd voor zover deze compensabel is (als het een overheidstaak betreft). Voorbeelden zijn onder andere: investeringen in wegen, riolering en reiniging. Het investeringsbedrag waarover zal worden afgeschreven is exclusief BTW.
Er gelden twee minimumeisen voor het activeren die aansluiten bij het BBV.
4.1 Afschrijving, afschrijvingstermijnen en start afschrijvingen
Volgens art. 64, lid 3 van het BBV dient op vaste activa jaarlijks te worden afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Afschrijving is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een goed, dat als investering is geactiveerd.
Een overzicht van de verschillende typen investeringen en de voor afschrijving gehanteerde gebruiksduur is te vinden in bijlage 1. Deze tabel dient als basis voor de te hanteren afschrijvingstermijnen. Indien van deze termijnen wordt afgeweken of het activum met bijbehorende termijnen ontbreekt in de tabel, dient bij besluitvorming over de kredietaanvraag de voorgestelde afschrijvingstermijn te worden gemotiveerd. De afschrijvingstermijnen moeten consistent worden toegepast en mogen alleen bij gegronde reden worden aangepast. In bijlage 3 zijn voorgestelde afschrijvingstermijnen opgenomen zoals die vanaf 1 januari 2022 gelden. Enkele afschrijvingstermijnen zijn bijgesteld op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen in de economischeen technische levensduur.
Afschrijven hangt samen met de ingebruikname van het actief. Er zijn meerdere keuzes mogelijk. Het BBV laat gemeenten vrij in het maken van een keuze. In de gemeente Hof van Twente wordt gestart met afschrijven op 1 januari volgend op het jaar van gereed melding van de investering.
4.2 Onderhoudskosten versus levensduur verlengende investeringen
Volgens het BBV is het niet toegestaan onderhoudskosten te activeren. Bij klein onderhoud is sprake van periodieke kosten, die nodig zijn om het object in goede staat te houden. Kosten van klein onderhoud keren in principe jaarlijks terug en worden om die reden in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie gebracht.
Groot onderhoud betreft veelal maatregelen van ingrijpende aard die op een groot deel van het object worden uitgevoerd en na een langere gebruiksperiode worden verricht. Bij groot onderhoud kan gedacht worden aan het vernieuwen van de dakbedekking op het dak van een gebouw of het periodiek vervangen van asfaltlagen van een weg. De kosten van groot onderhoud worden niet geactiveerd en kunnen op twee manieren worden gedekt:
Onderhoud dat niet op tijd is uitgevoerd, waardoor een onderhoudsrichtlijn is overschreden en niet (meer) wordt voldaan aan het door de raad vastgestelde kwaliteitsniveau, wordt aangemerkt als achterstallig onderhoud. Achterstallig onderhoud kan mede ontstaan door een onvoldoende financiële vertaling in de begroting van het door de raad vastgestelde kwaliteitsniveau. Achterstallig onderhoud vanwege niet tijdige uitvoering van onderhoud, eventueel door onvoldoende beschikbaar gesteld budget, kan leiden tot schade, kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties.
In geval van achterstallig onderhoud, waarbij sprake is van kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties, wordt er op basis van artikel 44 lid 1a BBV een voorziening gevormd.
Levensduur verlengende investeringen zijn investeringen die expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging (kwaliteitsverbetering) van het betreffende actief. Uitsluitend in die gevallen mogen uitgaven geactiveerd worden. Voorbeelden zijn: het renoveren van een gebouw, het restaureren van een kademuur enzovoorts. Het gaat hier dus niet om (groot) onderhoud. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.
Bij de gemeentelijke overheid worden hoofdzakelijk twee afschrijvingsmethodes gehanteerd:
Lineair afschrijven is afschrijven op basis van een vast percentage van de historische aanschafwaarde. Het afschrijvingsbedrag blijft gedurende de afschrijvingstermijn constant. De jaarlijkse kapitaallasten dalen door de afname van de rentecomponent, aangezien de rente wordt berekend over de actuele boekwaarde.
Bij afschrijven op basis van annuïteit blijven de jaarlijkse kapitaallasten gelijk. Omdat de rente wordt berekend over de actuele boekwaarde, nemen de rentekosten per jaar af en de afschrijvingskosten per jaar toe. Hierdoor blijft de boekwaarde vooral in het begin relatief hoog.
Werkwijze gemeente Hof van Twente
In principe worden investeringen in onze gemeente lineair afgeschreven. Doordat de totale kapitaallasten dalen in de loop van de gebruiksperiode ontstaat er ruimte voor in de tijd oplopende kosten, zoals onderhoudslasten. Lineair afschrijven is over de totale looptijd van de afschrijvingsperiode goedkoper dan de annuïtaire methode, omdat de boekwaarde sneller afneemt en daardoor over de totale afschrijvingsperiode minder rentekosten ontstaan.
In incidentele gevallen kan van deze lineaire afschrijvingsmethode worden afgeweken. Bijvoorbeeld omdat wet- of regelgeving dit voorschrijft. Wij stellen nu voor om deze annuïtaire methode ook toe te staan voor financieel rendabele duurzame investeringen. Investeringen in groene energie kunnen dankzij subsidies of fiscale regelingen gedurende hun exploitatie meer opleveren en/of besparen dan ze kosten. De met deze investeringen gepaard gaan inkomsten of besparingen zijn door de jaren heel gelijkmatig. Door deze investeringen annuïtair af te schrijven en daarmee de kapitaallasten heel gelijkmatig over de exploitatieperiode te verdelen, kan vanaf het eerste jaar het positieve exploitatieresultaat zichtbaar worden gemaakt en in de begroting worden verwerkt.
4.4 Afschrijven op grond en terreinen
Onder de duurzame productiemiddelen wordt in de bedrijfseconomie aan grond een bijzondere plaats toegekend. Gronden en terreinen zijn normaliter niet aan slijtage onderhevig en ondergaan derhalve geen waardevermindering. Er bestaat geen noodzaak tot afschrijving. Uitzondering zijn gronden waaruit delfstoffen en dergelijke worden gewonnen of indien grond vervuild is. Het bestaande beleid wordt gehandhaafd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
De componentenbenadering houdt in dat voor de verschillende onderdelen van een investering afzonderlijk afschrijvingstermijnen gelden. Bij de raming van het krediet dienen deze componenten dan te worden onderscheiden en uiteraard geldt dat ook voor de verantwoording van de kosten. De verschillende componenten kunnen bijvoorbeeld zijn technische installaties als CV met een levensduur van 15 jaar, binnen een gebouw dat in 40 jaar wordt afgeschreven. Het BBV staat toe om de componentenbenadering te hanteren. De gemeente Hof van Twente past de componentenbenadering voor materiële vaste activa toe daar waar het nuttig en noodzakelijk wordt geacht.
4.6 Restwaarde en inruilwaarde
De inruilwaarde (boekwinst) die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed moet als incidentele bate in de jaarrekening worden verwerkt. De opbrengst mag niet met de boekwaarde (aanschaffingsprijs) van het vervangende kapitaalgoed worden verrekend.
Het is bij gemeenten niet gebruikelijk om bij het bepalen van de afschrijving rekening te houden met een restwaarde aan het eind van de gebruiksduur van het actief. Er moet immers nog maar worden afgewacht of het actief na x jaren die waarde nog heeft. Bovendien blijven activa ook vaak na afloop van de boekhoudkundige afschrijvingsperiode nog in gebruik, soms tot op het moment dat ze ook technisch afgeschreven zijn. Op dat moment heeft een actief geen of nauwelijks financiële waarde en is het vervelend dat er dan toch nog een boekwaarde in de balans staat die ineens als verlies ten laste van de exploitatie moet worden gebracht.
Heeft een actief wel een restwaarde als deze wordt vervangen, bijvoorbeeld bij vervoersmiddelen, dan wordt de restantboekwaarde extra afgeschreven ten laste van de exploitatie (als lasten).
Als een actief teniet gaat en dus geen nut meer heeft, wordt de resterende boekwaarde in één keer afgeschreven ten laste van de exploitatie.
4.7 Afschrijvingen immateriële vaste activa
Artikel 64 lid 4 t/m 6 BBV bevat bepalingen over de afschrijving van immateriële vaste activa. In bijlage 1 is de afschrijvingsduur voor kosten van onderzoek en ontwikkeling weergegeven.
De gemeente heeft rentelasten doordat geld is geleend en rentebaten door (tijdelijke) overtollige liquide middelen waarvoor rente wordt ontvangen. Het is gebruikelijk dat de rentekosten administratief aan de investeringen worden toegerekend.
Bij gemeenten geldt het systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen directe relatie is tussen een investering en de daarvoor benodigde financieringsmiddelen. De gemeente voorziet met (eigen) reserves en/of vreemd (aangetrokken geldlening) vermogen in de totale behoefte aan financiering en er wordt dus niet per afzonderlijke investering een geldlening afgesloten. Het aantrekken van financieringsmiddelen brengt rentekosten met zich mee. Het systeem van totaalfinanciering zorgt ervoor dat gemeenten op een efficiënte wijze externe financiering kunnen aantrekken en de rentelasten zo laag mogelijk kunnen worden gehouden.
Kapitaallasten zijn de som van de rentekosten en de afschrijvingslasten van investeringen. Voor het toerekenen van de rentekosten kunnen de volgende methoden worden gehanteerd:
Het hanteren van een vast rentepercentage bij de toerekening houdt in dat:
Gemeente Hof van Twente hanteert als uitgangspunt het renteomslagpercentage. Dit houdt in dat:
In het BBV is het voorgeschreven dat rente wordt toegerekend aan de taakvelden. Zo moet dus ook rente worden toegerekend aan Grondexploitatie.
Volgens de notitie Grondexploitaties kan ook aan verliesgevende exploitaties rente toegevoegd worden. Er dient dan bij vaststelling van de grondexploitatie (in hetzelfde jaar dan) voor het betreffende complex wel een voorziening getroffen te worden ter grootte van het volledige verlies. Alleen aan de materiele vaste activa (gronden die niet in de exploitatie zijn opgenomen) mag geen rente worden toegevoegd.
In het geval van positieve grondexploitaties wordt tussentijds een deel van het verwachte positieve resultaat genomen op basis van de Percentage of Completion methode (POC). De commissie BBV heeft het standpunt ingenomen dat het niet de geëigende weg is om het resultaat via rentetoerekening over het eigen vermogen af te romen. Enerzijds omdat dit minder inzichtelijk is en anderzijds kan het voorkomen dat hierdoor het voorzichtigheidsprincipe onvoldoende in acht wordt genomen. Rentetoerekening over het eigen vermogen vindt immers reeds vanaf het startjaar plaats. Op dat moment kan het nog onvoldoende zeker zijn of en in welke mate het beoogde resultaat kan worden gerealiseerd. Verder heeft de invoering van de vennootschapsbelasting voor gemeenten geleid tot aanvullende aandachtspunten in de discussie over de toerekening van rente aan grondexploitaties. Voor de fiscus is de werkelijk betaalde rente het uitgangspunt. Rente over het eigen vermogen is fiscaal gezien niet toegestaan.
Het over het vreemd vermogen te hanteren rentepercentage moet als volgt worden bepaald:
Bijlage 1 | Afschrijvingstabel gemeente Hof van Twente
Ingedeeld naar de hoofdgroepen (art. 52 BBV)
Soort actief2 | ||
Riolering elektromechanische rioolobjecten (drukrioolunits en rioolgemalen) | ||
Kantoor-en huishoudelijke apparatuur (foto, repro, koeling etc.) | ||
Voertuigen (voorzover geen leaseconstructie individuele beoordeling) | ||
2 Voor zover een investering niet past in een van de categorieën zoals die in de bijlage is opgenomen aan te sluiten bij de algemeen gehanteerde afschrijvingstermijnen zoals die in den lande bekend zijn.
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;
c. bijdragen aan activa in eigendom van derden.
1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. investeringen met een economisch nut;
b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.
In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. kapitaalverstrekkingen aan:
2. gemeenschappelijke regelingen;
3. overige verbonden partijen;
1. openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;
4. overige verbonden partijen;
c. overige langlopende leningen;
d. uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;
e. uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;
f. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.
1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken;
f. machines, apparaten en installaties;
g. overige materiële vaste activa.
2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:
a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;
b. de investeringen of desinvesteringen;
d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;
e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;
f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.
In het BBV is een hoofdstuk met artikelen over waardering, activering en afschrijving van investeringen opgenomen (artikel 59 tot en met artikel 65):
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer. (Dit betreft provinciale nazorg voor stortplaatsen.)
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. (Gedoeld wordt op kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.)
In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar. (Gedoeld wordt op kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.)
Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt. (Gedoeld wordt op bijdragen aan activa in eigendom van derden.)
Bijlage 3 | Wijzigingen ten opzichte van vorige nota
[1] Onder investeren wordt verstaan het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
[2] Voor zover een investering niet past in een van de categorieën zoals die in de bijlage is opgenomen aan te sluiten bij de algemeen gehanteerde afschrijvingstermijnen zoals die in den lande bekend zijn.