Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden
Citeertitelbeleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-2023nieuw

23-02-2023

gmb-2023-91917

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden

 

 

De burgemeester van Wierden

 

gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet;

 

overwegende dat:

  • artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel op daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • op grond van 13b Opiumwet in combinatie met artikel 5:32 van de Awb de burgemeester tevens over de bevoegdheid beschikt tot het opleggen van een last onder dwangsom; met ingang van 1 januari 2019 artikel 13b van de Opiumwet is gewijzigd, waardoor de burgemeester sluitingsbevoegdheid heeft gekregen als er sprake is van zogeheten voorbereidingshandelingen;

  • van artikel 13b van de Opiumwet gebruikgemaakt kan worden wegens het ernstige vermoeden van drugshandel, al dan niet in georganiseerd verband;

  • de burgemeester, op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, beleidsregels kan vaststellen ten aanzien van de toepassing van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet;

 

BESLUIT

vast te stellen de beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    coffeeshop: een voor het publiek toegankelijk lokaal ten aanzien waarvan de burgemeester de handel in softdrugs gedoogt;

  • b.

    cumulatie: een gelijktijdige combinatie van twee of meerdere overtredingen van de Opiumwet in dezelfde woning of het daarbij behorende erf, dan wel in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf, bijvoorbeeld een combinatie van handel in softdrugs (daaronder begrepen: een hennepkwekerij), en/of handel in harddrugs, en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet;

  • c.

    handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder handel wordt ook verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en/of verkoop van drugs, waarbij de aflevering van de drugs elders plaatsvindt;

  • d.

    handelshoeveelheid: een hoeveelheid drugs die de criteria, zoals die zijn vastgelegd in de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’ overstijgt, alsmede een ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’ waarbij sprake is van een dealerindicatie.

  • e.

    harddrugs: middelen vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet;

  • f.

    lokaal: een al dan niet voor het publiek toegankelijk pand, zoals een winkel, café, loods of bedrijfsruimte. Onder lokaal wordt ook verstaan het bij het lokaal behorende erf;

  • g.

    recidive: als na een eerste overtreding in dezelfde woning of op het daarbij behorende erf of in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf een tweede overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. Van recidive is tevens sprake indien dezelfde eigenaar, verhuurder, huurder, bewoner of gebruiker van een woning of lokaal reeds eerder in een andere woning of lokaal de Opiumwet heeft overtreden;

  • h.

    sluiting: een sluiting met toepassing van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet;

  • i.

    softdrugs: Middelen vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet;

  • j.

    voorbereidingshandelingen: het voorhanden hebben van voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet;

  • k.

    woning: een pand dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan het wonen. Zowel koop- als huurwoningen vallen onder deze definitie. Onder woning wordt ook verstaan het bij een woning behorende erf;

 

Artikel 2. Uitgangspunten

  • 1.

    Handel in drugs en voorbereidingshandelingen zijn strafbare feiten op grond van de Opiumwet.

  • 2.

    Als er feitelijk tot sluiting wordt overgegaan dan wordt de woning en/of het lokaal voor eenieder ontoegankelijk verklaard door middel van vervanging van de sloten en/of verzegeling van alle ramen en deuren.

  • 3.

    Met betrekking tot de omschrijving ‘handel in drugs’ wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet.

  • 4.

    In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen van de Opiumwet die plaatsvinden in een woning en overtredingen van de Opiumwet die plaatsvinden in lokalen (waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen voor publiek toegankelijke lokalen en niet voor publiek toegankelijke lokalen).

  • 5.

    Als in een woning en/of daarbij behorend erf of in een lokaal en/of daarbij behorend erf zowel een handelshoeveelheid softdrugs als een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, dan geldt het regime voor harddrugs.

  • 6.

    Bij cumulatie, als bedoeld in artikel 1 onder b van deze beleidsregel, is de zwaarst vastgelegde bestuurlijke maatregel van toepassing of kan de burgemeester besluiten om de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregelen te vermeerderen.

  • 7.

    In het geval van recidive kan de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregel worden vermeerderd.

  • 8.

    Bij sluiting van een woning of lokaal wordt de sluiting, conform artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 3, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ingeschreven in de openbare registers.

 

HOOFDSTUK 2: WONINGEN

 

Artikel 3. Maatregelen bij handel in drugs/voorbereidingshandelingen in woningen :

 

1. De burgemeester reageert als volgt op de handel in drugs in woningen:

 

1e overtreding 2e overtreding 3e

(binnen vijf jaar na

en volgende overtreding

de vorige overtreding) (binnen vijf jaar na overtreding vorige overtreding)

 

Softdrugs en of daaraan Schriftelijke 6 maanden sluiting 9 maanden sluiting

gerelateerde strafbare waarschuwing

voorbereidingshandelingen tenzij ernstige

omstandigheden

tot 3 maanden sluiting

dwingen* 12 maanden sluiting 18 maanden

 

Harddrugs en of daaraan Schriftelijke 12 maanden sluiting 18 maanden sluiting

gerelateerde strafbare waarschuwing tenzij

voorbereidingshandelingen * ernstige omstandigheden

tot 6 maanden sluiten

dwingen*

 

* tenzij er sprake is van een ernstig geval zoals benoemd in artikel 4

 

2. De genoemde termijnen zijn maximum termijnen. Op basis van de af te wegen belangen wordt de uiteindelijke termijn bepaald.

3. Als de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de burgemeester er voor kiezen om in plaats van bestuursdwang toe te passen een last onder dwangsom op te leggen.

 

 

Artikel 4: Ernstige gevallen

Als sprake is van een ernstig geval, dan wijkt de burgemeester in geval van het gestelde onder artikel 3 af. Om te motiveren of er sprake is van een ernstig geval wordt er onder meer

getoetst aan een aantal criteria zoals hieronder is weergegeven:

Daarbij is geen sprake van een limitatieve opsomming.

  • a.

    de hoeveelheid en/of de combinatie van aangetroffen middelen zoals genoemd in de Opiumwet;

  • b.

    er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;

  • c.

    er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/eigenaar/eigenaren/derde die antecedenten op naam hebben;

  • d.

    de professionaliteit en/of het bedrijfsmatig karakter van de inrichting;

  • e.

    de aannemelijkheid dat naast de woning/het lokaal en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

  • f.

    er is- blijkens politiegegevens- een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband;

  • g.

    de aannemelijkheid dat in de woning/het lokaal en het bijbehorende erf ook andere criminele activiteiten plaatsvinden.

  • h.

    het aantreffen van een niet gebruikelijke grote som (handels)geld en/of aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • i.

    de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert;

  • j.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • k.

    er is sprake van overlast vanuit de woning, waaronder gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;

  • l.

    er is sprake van recidive door dezelfde persoon of in hetzelfde pand;

  • m.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden;

  • n.

    de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden.

 

HOOFDSTUK 3: LOKALEN

 

Artikel 5. Maatregelen bij handel in drugs in lokalen en/of het voorbereiden of bevorderen daarvan (voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 van de Opiumwet)

1. De burgemeester reageert als volgt op de handel in drugs in lokalen:

1e overtreding 2e overtreding 3e overtreding

(binnen 5 jaar na (binnen vijf j vorige overtreding na vorige

overtreding

 

 

Softdrugs en of daaraan gerelateerde 6 maanden 9 maanden 12 maanden

strafbare voorbereidingshandelingen sluiting sluiting sluiting

 

Harddrugs en of daaraan

gerelateerde strafbare

voorbereidingshandelingen 9 maanden 12 maanden sluiting 18 maanden sluiting

 

 

 

  • 1.

    De genoemde termijnen zijn maximum termijnen. Op basis van de af te wegen belangen wordt de uiteindelijke termijn bepaald

  • 2.

    Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester en voor kiezen om een last onder dwangsom op te leggen in plaats van bestuursdwang toe te passen.

 

HOOFDSTUK 4 COFFEESHOPS

Artikel 6 Nuloptie

De gemeente Wierden hanteert een nuloptie ten aanzien van coffeeshops.

Artikel 7. Hardheidsclausule

De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van deze beleidsregel.

 

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ’Beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden’

 

Artikel 9. Slotbepaling

  • 1.

    Het "Damoclesbeleid 2013 gemeente Wierden vastgesteld op 11 juni 2013 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Het coffeeshopbeleid gemeente Wierden vastgesteld op 11 juni 2013 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Waarschuwingen en bevelen tot sluiting die zijn opgelegd met toepassing van het Damoclesbeleid 2013 gemeente Wierden worden geacht te zijn opgelegd met toepassing van de thans vastgestelde beleidsregel "Beleidsnota handhaving 13b Opiumwet Wierden".

 

Artikel 10. Inwerkingtreding

 

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking

 

De burgemeester van Wierden

 

D.J Tigchelaar-van Oene

 

 

Bijlage 1

 

Algemene toelichting

1. Inleiding

In artikel 13b lid 1 van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet beschikt de burgemeester bij de uitoefening van de in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid over beleidsruimte. Deze beleidsregel bevat de kaders die de burgemeester van de gemeente Wierden in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.

De burgemeester besluit met inachtneming van het beoordelings- en toetsingskader, zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019,ECLI:NL:RVS:2019:2912). Daarnaast slaat de burgemeester acht op de uitspraak van de Afdeling van 2februari 2022 (ECLI: NL:RVS:2022:285) aangaande het evenredigheidsbeginsel, alsmede andere relevante rechtspraak van de Afdeling. Bij de besluitvorming wordt e.e.a. nader gemotiveerd en concreet op de voorliggende zaak toegespitst, waarbij alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling worden betrokken

 

2. Doelstelling

Het algemene doel van de Opiumwet en artikel 13b in het bijzonder is de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven. De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b strekt er concreet toe om de verkoop, productie, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en – voor wat betreft voorbereidingshandelingen – de facilitering van drugshandel- en/of productie te beletten.

Aan deze algemene doelstelling van de bevoegdheidstoepassing van artikel 13b van de Opiumwet kunnen de volgende subdoelen worden ontleend die met deze beleidsregel worden nagestreefd:

  • bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel een definitief einde komt aan de geconstateerde overtreding van de Opiumwet;

  • verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw gebruikt gaat worden ten behoeve van drugshandel en het drugscircuit (voorkoming van herhaling van het geconstateerde);

  • realiseren dat de geconstateerde overtreding wordt opgevolgd door een reactie van de burgemeester die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • aan betrokken drugscriminelen en aan de samenleving een signaal wordt afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in de betrokken woning of het betrokken lokaal;

  • de eventuele bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • de eventuele loop naar de woning of het lokaal eruit te halen;

  • aantasting van het woon- en leefklimaat en het veiligheidsgevoel in de omgeving van de woning of het lokaal te herstellen;

  • de aangifte bereidheid van overtredingen van de Opiumwet te bevorderen;

  • de verstoring of dreiging daarvan van de openbare orde, leefbaarheid en veiligheid – o.a. door gevaren van het handels- of productiepunt – te herstellen.

 

Deze subdoelen zijn niet uitputtend. Ook hoeven de subdoelen niet allemaal in iedere kwestie aan de orde te zijn. De subdoelen gelden daarom niet cumulatief maar alternatief. Uitgangspunt is dat de burgemeester van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet gebruik maakt als daarmee een of meer van deze subdoelen of een daaraan verwant doel zijn gediend.

Deze beleidsregel heeft in de eerste plaats betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 van de Opiumwet, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

 

Informatieverstrekking door politie

Omdat de Opiumwet geen mogelijkheid biedt om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen, is de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk van informatie van de politie. Deze informatie wordt aan de burgemeester verstrekt in het kader van zijn taak tot handhaving van de openbare orde en veiligheid. Door de politie wordt zo spoedig mogelijk informatie verstrekt die noodzakelijk is voor het treffen van een bestuurlijke maatregel. Als meer informatie nodig wordt geacht om de context van het toepassen van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet ter terechtzitting nader te schetsen, wordt in overleg met de politie gekeken welke informatie hiertoe gedeeld kan worden. De door de politie aangeleverde gegevens worden vertrouwelijk door de burgemeester behandeld.

 

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 1. Definities

Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.

 

Artikel 2. Uitgangspunten

In dit artikel worden de uitgangspunten weergegeven van het beleid.

 

Artikel 3. en 5 Maatregelen bij handel in drugs en voorbereidingshandelingen of bevorderen daarvan (voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet)

Onderscheid woningen en lokalen

In dit hoofdstuk wordt voor het bepalen van het type maatregel en de sluitingsduur allereerst onderscheid gemaakt tussen woningen (artikel 3) en lokalen (artikel 5). De reden voor dit onderscheid wordt hierna toegelicht. In de tweede plaats wordt in dit hoofdstuk onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs, omdat harddrugs en de productie daarvan in het algemeen gevaarlijker is voor de gezondheid en het milieu dan softdrugs.

In beginsel sluit de zwaarte van de verschillende maatregelen (sluitingsduur) aan op de ernst van de geconstateerde overtreding. De duur van de sluiting is in de eerste plaats afhankelijk van de soort overtreding, in die zin dat de sluitingsduur bij handel/treffen van voorbereidingshandelingen in harddrugs in beginsel langer is dan de sluitingsduur bij softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatige en strafrechtelijke onderscheid tussen harddrugs (lijst I) en softdrugs (lijst II) en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. De duur van de sluiting is verder afhankelijk van de vraag of handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen heeft plaatsgevonden in een woning of een lokaal, in die zin dat de sluitingsduur van lokalen in beginsel langer is dan de sluitingsduur van woningen. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat de sluiting van een woning zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Aangezien er altijd maatwerk moet worden toegepast, waarbij alle belangen moeten worden afgewogen bij de keuze van de maatregel en de omvang van de maatregel betreft het maximumtermijnen.

 

Artikel 4. Ernstige gevallen

Bij woningen spelen bijzondere belangen die niet aan de orde zijn bij lokalen. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet in een woning kan voor de bewoners namelijk mogelijk ingrijpende gevolgen hebben, die een inbreuk kunnen vormen in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hieraan komt zwaar gewicht toe bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik kan maken en zo ja, op welke wijze. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan en moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. In dit hoofdstuk worden in artikel 3, tweede lid nadere uitgangspunten gegeven wanneer sprake is van een ernstig geval bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet.

Enkele in artikel 3, tweede lid genoemde indicatoren worden hier nader omschreven met voorbeelden.

a. de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of het productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het in standhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

e. de wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt; Verpakt als zijnde bedoelt voor de handel. Daarbij kan worden gedacht aan drugs verpakt in (grotere) handelshoeveelheden dan de hoeveelheden voor eigen gebruik of een grote hoeveelheid drugs verpakt in kleine hoeveelheden;

g. de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);

i. er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen).

Artikel 5.

Zie toelichting artikel 3

 

 

Artikel 6. Nuloptie

Landelijk wordt in veel gemeenten een norm gehanteerd die varieert van 1 coffeeshop per 15.000 tot 40.000 inwoners. Dit is geen officiële norm, het is een richtlijn.

 

In Twente wordt de norm van 1 coffeeshop op 15.000 a 20.000 met een ondergrens van 2x de norm (40.000 inwoners) gehanteerd. Om een monopolie positie te voorkomen van een enkele coffeeshophouder geldt een minimum van 2 coffeeshops in die gemeenten. In deze norm is rekening gehouden met de aanwezigheid van een omliggend verzorgingsgebied bij de grotere, stedelijke gemeenten. Binnen de regio vervullen coffeeshopexploitanten in de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede een belangrijke regiofunctie.

 

Voor Twente gelden de volgende beleidsuitgangspunten:

  • In Twente wordt een maximum aan het aantal coffeeshops gesteld.

  • De coffeeshop worden geconcentreerd in de drie grote steden ( Enschede max 9, Hengelo max 3 en Almelo max 2).

  • Voor kleine gemeenten is een nuloptie afgesproken, dat wil zegen dat in kleine gemeenten geen vergunning wordt afgegeven voor het exploiteren van één of meer coffeeshops.

 

Dit houdt voor de gemeente Wierden in dat er geen coffeeshops in de gemeente wordt vergund.

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

De burgemeester beschikt bij het gebruik van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet over beleidsvrijheid. De uitgangspunten uit deze beleidsregel gelden te allen tijde als uitgangspunt. Als echter feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan de burgemeester gemotiveerd van deze uitgangspunten – zowel strenger als soepeler- afwijken.