Organisatie | Wierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden |
Citeertitel | beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2023 | nieuw | 23-02-2023 |
gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet;
op grond van 13b Opiumwet in combinatie met artikel 5:32 van de Awb de burgemeester tevens over de bevoegdheid beschikt tot het opleggen van een last onder dwangsom; met ingang van 1 januari 2019 artikel 13b van de Opiumwet is gewijzigd, waardoor de burgemeester sluitingsbevoegdheid heeft gekregen als er sprake is van zogeheten voorbereidingshandelingen;
vast te stellen de beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
cumulatie: een gelijktijdige combinatie van twee of meerdere overtredingen van de Opiumwet in dezelfde woning of het daarbij behorende erf, dan wel in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf, bijvoorbeeld een combinatie van handel in softdrugs (daaronder begrepen: een hennepkwekerij), en/of handel in harddrugs, en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet;
recidive: als na een eerste overtreding in dezelfde woning of op het daarbij behorende erf of in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf een tweede overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. Van recidive is tevens sprake indien dezelfde eigenaar, verhuurder, huurder, bewoner of gebruiker van een woning of lokaal reeds eerder in een andere woning of lokaal de Opiumwet heeft overtreden;
In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen van de Opiumwet die plaatsvinden in een woning en overtredingen van de Opiumwet die plaatsvinden in lokalen (waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen voor publiek toegankelijke lokalen en niet voor publiek toegankelijke lokalen).
Bij sluiting van een woning of lokaal wordt de sluiting, conform artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 3, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ingeschreven in de openbare registers.
Artikel 3. Maatregelen bij handel in drugs/voorbereidingshandelingen in woningen :
1. De burgemeester reageert als volgt op de handel in drugs in woningen:
1e overtreding 2e overtreding 3e
de vorige overtreding) (binnen vijf jaar na overtreding vorige overtreding)
Softdrugs en of daaraan Schriftelijke 6 maanden sluiting 9 maanden sluiting
gerelateerde strafbare waarschuwing
voorbereidingshandelingen tenzij ernstige
dwingen* 12 maanden sluiting 18 maanden
Harddrugs en of daaraan Schriftelijke 12 maanden sluiting 18 maanden sluiting
gerelateerde strafbare waarschuwing tenzij
voorbereidingshandelingen * ernstige omstandigheden
* tenzij er sprake is van een ernstig geval zoals benoemd in artikel 4
2. De genoemde termijnen zijn maximum termijnen. Op basis van de af te wegen belangen wordt de uiteindelijke termijn bepaald.
3. Als de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de burgemeester er voor kiezen om in plaats van bestuursdwang toe te passen een last onder dwangsom op te leggen.
Als sprake is van een ernstig geval, dan wijkt de burgemeester in geval van het gestelde onder artikel 3 af. Om te motiveren of er sprake is van een ernstig geval wordt er onder meer
getoetst aan een aantal criteria zoals hieronder is weergegeven:
Daarbij is geen sprake van een limitatieve opsomming.
Artikel 5. Maatregelen bij handel in drugs in lokalen en/of het voorbereiden of bevorderen daarvan (voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 van de Opiumwet)
1. De burgemeester reageert als volgt op de handel in drugs in lokalen:
1e overtreding 2e overtreding 3e overtreding
(binnen 5 jaar na (binnen vijf j vorige overtreding na vorige
Softdrugs en of daaraan gerelateerde 6 maanden 9 maanden 12 maanden
strafbare voorbereidingshandelingen sluiting sluiting sluiting
voorbereidingshandelingen 9 maanden 12 maanden sluiting 18 maanden sluiting
De gemeente Wierden hanteert een nuloptie ten aanzien van coffeeshops.
De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van deze beleidsregel.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als ’Beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet Wierden’
Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking
In artikel 13b lid 1 van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet beschikt de burgemeester bij de uitoefening van de in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid over beleidsruimte. Deze beleidsregel bevat de kaders die de burgemeester van de gemeente Wierden in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.
De burgemeester besluit met inachtneming van het beoordelings- en toetsingskader, zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019,ECLI:NL:RVS:2019:2912). Daarnaast slaat de burgemeester acht op de uitspraak van de Afdeling van 2februari 2022 (ECLI: NL:RVS:2022:285) aangaande het evenredigheidsbeginsel, alsmede andere relevante rechtspraak van de Afdeling. Bij de besluitvorming wordt e.e.a. nader gemotiveerd en concreet op de voorliggende zaak toegespitst, waarbij alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling worden betrokken
Het algemene doel van de Opiumwet en artikel 13b in het bijzonder is de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven. De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b strekt er concreet toe om de verkoop, productie, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en – voor wat betreft voorbereidingshandelingen – de facilitering van drugshandel- en/of productie te beletten.
Aan deze algemene doelstelling van de bevoegdheidstoepassing van artikel 13b van de Opiumwet kunnen de volgende subdoelen worden ontleend die met deze beleidsregel worden nagestreefd:
Deze subdoelen zijn niet uitputtend. Ook hoeven de subdoelen niet allemaal in iedere kwestie aan de orde te zijn. De subdoelen gelden daarom niet cumulatief maar alternatief. Uitgangspunt is dat de burgemeester van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet gebruik maakt als daarmee een of meer van deze subdoelen of een daaraan verwant doel zijn gediend.
Deze beleidsregel heeft in de eerste plaats betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 van de Opiumwet, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Informatieverstrekking door politie
Omdat de Opiumwet geen mogelijkheid biedt om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen, is de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk van informatie van de politie. Deze informatie wordt aan de burgemeester verstrekt in het kader van zijn taak tot handhaving van de openbare orde en veiligheid. Door de politie wordt zo spoedig mogelijk informatie verstrekt die noodzakelijk is voor het treffen van een bestuurlijke maatregel. Als meer informatie nodig wordt geacht om de context van het toepassen van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet ter terechtzitting nader te schetsen, wordt in overleg met de politie gekeken welke informatie hiertoe gedeeld kan worden. De door de politie aangeleverde gegevens worden vertrouwelijk door de burgemeester behandeld.
Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.
In dit artikel worden de uitgangspunten weergegeven van het beleid.
Artikel 3. en 5 Maatregelen bij handel in drugs en voorbereidingshandelingen of bevorderen daarvan (voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet)
Onderscheid woningen en lokalen
In dit hoofdstuk wordt voor het bepalen van het type maatregel en de sluitingsduur allereerst onderscheid gemaakt tussen woningen (artikel 3) en lokalen (artikel 5). De reden voor dit onderscheid wordt hierna toegelicht. In de tweede plaats wordt in dit hoofdstuk onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs, omdat harddrugs en de productie daarvan in het algemeen gevaarlijker is voor de gezondheid en het milieu dan softdrugs.
In beginsel sluit de zwaarte van de verschillende maatregelen (sluitingsduur) aan op de ernst van de geconstateerde overtreding. De duur van de sluiting is in de eerste plaats afhankelijk van de soort overtreding, in die zin dat de sluitingsduur bij handel/treffen van voorbereidingshandelingen in harddrugs in beginsel langer is dan de sluitingsduur bij softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatige en strafrechtelijke onderscheid tussen harddrugs (lijst I) en softdrugs (lijst II) en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. De duur van de sluiting is verder afhankelijk van de vraag of handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen heeft plaatsgevonden in een woning of een lokaal, in die zin dat de sluitingsduur van lokalen in beginsel langer is dan de sluitingsduur van woningen. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat de sluiting van een woning zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Aangezien er altijd maatwerk moet worden toegepast, waarbij alle belangen moeten worden afgewogen bij de keuze van de maatregel en de omvang van de maatregel betreft het maximumtermijnen.
Bij woningen spelen bijzondere belangen die niet aan de orde zijn bij lokalen. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet in een woning kan voor de bewoners namelijk mogelijk ingrijpende gevolgen hebben, die een inbreuk kunnen vormen in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hieraan komt zwaar gewicht toe bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik kan maken en zo ja, op welke wijze. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan en moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. In dit hoofdstuk worden in artikel 3, tweede lid nadere uitgangspunten gegeven wanneer sprake is van een ernstig geval bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet.
Enkele in artikel 3, tweede lid genoemde indicatoren worden hier nader omschreven met voorbeelden.
a. de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of het productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het in standhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);
e. de wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt; Verpakt als zijnde bedoelt voor de handel. Daarbij kan worden gedacht aan drugs verpakt in (grotere) handelshoeveelheden dan de hoeveelheden voor eigen gebruik of een grote hoeveelheid drugs verpakt in kleine hoeveelheden;
g. de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);
i. er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen).
Landelijk wordt in veel gemeenten een norm gehanteerd die varieert van 1 coffeeshop per 15.000 tot 40.000 inwoners. Dit is geen officiële norm, het is een richtlijn.
In Twente wordt de norm van 1 coffeeshop op 15.000 a 20.000 met een ondergrens van 2x de norm (40.000 inwoners) gehanteerd. Om een monopolie positie te voorkomen van een enkele coffeeshophouder geldt een minimum van 2 coffeeshops in die gemeenten. In deze norm is rekening gehouden met de aanwezigheid van een omliggend verzorgingsgebied bij de grotere, stedelijke gemeenten. Binnen de regio vervullen coffeeshopexploitanten in de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede een belangrijke regiofunctie.
Voor Twente gelden de volgende beleidsuitgangspunten:
Dit houdt voor de gemeente Wierden in dat er geen coffeeshops in de gemeente wordt vergund.
De burgemeester beschikt bij het gebruik van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet over beleidsvrijheid. De uitgangspunten uit deze beleidsregel gelden te allen tijde als uitgangspunt. Als echter feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan de burgemeester gemotiveerd van deze uitgangspunten – zowel strenger als soepeler- afwijken.