Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening treedt in werking vanaf de datum dat de Omgevingswet in werking treedt.

Deze regeling vervangt de Procedureverordening advisering planschade.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

24-11-2022

gmb-2023-87514

2022-063

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

gelezen het collegevoorstel van 20 september 2022;

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

b e s l u i t :

 

Vast te stellen de volgende verordening: Verordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023.

 

Verordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    bestuursorgaan: het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen;

  • 3.

    bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders, bevoegd op een aanvraag om nadeelcompensatie te beslissen;

  • 4.

    derde-belanghebbende: degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten;

  • 5.

    gemeente: gemeente Nijkerk;

  • 6.

    onafhankelijke adviescommissie: een persoon of adviescommissie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, en die belast is met de advisering over het op de aanvraag te nemen besluit.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126 van de Awb, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

  • 3.

    Deze verordening dient te worden gelezen in samenhang met Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet.

Artikel 3 Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300 geheven.

Artikel 4 Aanvraagformulier

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt een (elektronisch) formulier beschikbaar voor een aanvraag om schadevergoeding;

  • 2.

    Een aanvraag om schadevergoeding bevat tenminste:

    • a.

      een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis;

    • b.

      een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade;

    • c.

      voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan;

    • d.

      een gebruiksovereenkomst of eigendomsakte.

  • 3.

    Een aanvraag om schadevergoeding wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten bevat naast de in lid 2 genoemde bepalingen en voor zover van toepassing:

    • a.

      de jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden;

    • b.

      de jaarrekeningen van de drie voorafgaande jaren aan het jaar waarin schade is geleden;

    • c.

      de aanslagen vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting;

    • d.

      een afschrift van de huurovereenkomst;

    • e.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

Artikel 5 Adviesaanvraag aan onafhankelijke commissie

  • 1.

    Bij de behandeling van een aanvraag om schadevergoeding kan geheel of gedeeltelijk advies worden ingewonnen bij een onafhankelijke adviescommissie;

  • 2.

    Advies als bedoeld in lid 1, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, Awb;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is;

    • e.

      het bestuursorgaan besluit de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb niet in behandeling te nemen;

    • f.

      al op voorhand overeenstemming met aanvrager en eventuele derde-belanghebbende is bereikt over de hoogte van het uit te betalen schadebedrag.

Artikel 6 Bepalingen over de onafhankelijke adviescommissie

  • 1.

    Een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 5, lid 1, kan bestaan uit een of meer deskundigen;

  • 2.

    De leden van de onafhankelijke adviescommissie kunnen door het bevoegd gezag worden benoemd als lid van een:

    • a.

      vaste commissie voor een maximale termijn van vier jaar met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of ;

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen of onderdelen van de beoordeling van een aanvraag om schadevergoeding.

Artikel 7 Procedure

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt de aanvrager en eventuele derde-belanghebbenden op de hoogte welke onafhankelijke adviescommissie over de aanvraag adviseert;

  • 2.

    De aanvrager en eventuele derde-belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in lid 1, schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de onafhankelijke adviescommissie of één van haar leden bij het bevoegd gezag indienen;

  • 3.

    Het bevoegd gezag beslist binnen twee weken na het verstrijken van de termijn genoemd in lid 2 over een verzoek tot wraking;

  • 4.

    De aanvrager en eventuele derde-belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld mondeling of schriftelijk hun zienswijze over de aanvraag naar voren te brengen;

  • 5.

    Een derde-belanghebbende hoeft niet bij de aanvraag te worden betrokken wanneer op grond van artikel 13.3d van de Omgevingswet:

    • a.

      de schadevergoeding redelijkerwijs voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan;

    • b.

      de schadevergoeding voldoende op andere wijze is verzekerd.

  • 6.

    Van de mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, het bestuursorgaan en de derde-belanghebbende verzorgt de adviescommissie een verslag dat onderdeel uitmaakt van het uit te brengen advies.

  • 7.

    Alvorens aan het bestuursorgaan advies uit te brengen stelt de adviescommissie de aanvrager, het bestuursorgaan en in voorkomend geval de derde-belanghebbende, middels een concept advies, in de gelegenheid ter zake binnen vier weken schriftelijke opmerkingen te maken.

  • 8.

    Het concept advies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan de gemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden te zijn toegezonden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het zevende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het zevende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 8 Uitbetaling

Bij gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk binnen vier weken na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding uitbetaald.

Artikel 9 Aanvraag voorschot

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan op aanvraag een voorschot verlenen, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat schadevergoeding op een aanvraag als bedoeld in deze verordening zal worden toegewezen;

  • 2.

    De hoogte van het voorschot wordt door het bevoegd gezag bepaald en in de beschikking gemotiveerd;

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, voordat het overgaat tot de verlening van een voorschot, een zekerheidsstelling van de aanvrager verlangen.

  • 4.

    Artikel 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 10 Intrekking oude regeling

De ‘Procedureverordening advisering planschade’ zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk op 18 februari 2010’ wordt ingetrokken.

Artikel 11 Overgangsrechtelijke bepalingen

Op aanvragen om schadevergoeding die zijn ingediend binnen 5 jaar na het onherroepelijk worden van een schadeveroorzakend besluit dat is vastgesteld of een handeling die is verricht voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft de ‘Procedureverordening advisering planschade’, als bedoeld in artikel 10 van toepassing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking vanaf de datum dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 24 november 2022

de griffier,

mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN

de voorzitter,

de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Artikelsgewijze toelichting

Verordening nadeelcompensatie gemeente Nijkerk 2023

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de leesbaarheid van de verordening is een begripsomschrijving opgenomen. Hier wordt onderscheid gemaakt tussen het bestuursorgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen en het bestuursorgaan dat ingevolge de Omgevingswet artikel 15.8 is aangewezen als bevoegd gezag om op de aanvraag te beslissen. Dat is voor de gemeente het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege een rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een rechtmatig besluit van een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Omgevingswet van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent. Een projectbesluit kan niet worden genomen door een bestuursorgaan van de gemeente. Dat kan wel door het Rijk of de provincie.

 

Ter toelichting op het tweede lid: Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen of voor een specifiek project binnen de gemeente.

 

Artikel 3 Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt maximaal € 500. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen schadebedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).

Om een niet te hoge drempel op te werpen en de lijn van de afgelopen jaren voort te zetten is het te heffen recht bepaald op een bedrag van € 300.

 

Artikel 4 Aanvraagformulier

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager gebruik maakt van een door het bestuursorgaan ter beschikking gesteld [elektronisch] formulier. Dit kan mogelijk ook via het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) in de vorm van een toepasbare regel. Om van de indieningsvereisten een toepasbare regel te kunnen maken moet er sprake zijn van een ‘haakje’. Dat houdt in dat de verordening moet worden opgenomen in het DSO. Daarbij kan dit artikel gebruikt worden om de aanvrager duidelijk te maken welke stukken nodig zijn voor de aanvraag.

 

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het [elektronisch] formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De termijnen kunnen dan worden opschort tot het moment dat alle benodigde stukken zijn ingediend.

 

In lid 3 zijn aanvullende eisen opgenomen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten.

 

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Ter beoordeling van het bestuursorgaan kunnen zo nodig aanvullende stukken en specificaties worden gevraagd op grond van artikel 4:5 Awb. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Artikel 5 Adviesaanvraag aan onafhankelijke commissie

Het bestuursorgaan kan een adviescommissie inschakelen, maar is dat niet verplicht. Ook kan bepaald worden dat voor een gedeelte van de afhandeling een adviescommissie wordt ingeschakeld. Om dit te verduidelijken is ervoor gekozen om een andere formulering te hanteren dan in de modelverordening van de VNG. Het artikel duidt wel aan dat er in de regel voor zal worden gekozen om een adviescommissie in te schakelen. Hier zijn meerdere redenen voor.

 

  • 1.

    Het inschakelen van een onafhankelijke commissie verhoogt het vertrouwen

Een belanghebbende die schadevergoeding aanvraagt kan sceptisch zijn over een vastgesteld schadebedrag wanneer het bevoegd gezag dit bedrag zelf heeft vastgesteld. Hierdoor kan bij de belanghebbende wantrouwen ontstaan en dat kan leiden tot onnodig meer bezwaar- en (hoger)beroepszaken. Betrouwbaarheid en vertrouwen in de overheid moeten in dit verband leidend zijn. Hierover is met betrekking tot planschade, als bedoeld in afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, ook al veel jurisprudentie ontstaan.

 

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zegt hier het volgende over:

Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan, indien in een advies van een, door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is uitgelegd welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.

 

Het gegeven dat hier veel jurisprudentie over is ontstaan is gelegen in het feit dat aanvragers moeite hebben om een besluit tot een tegemoetkoming in schade te vertrouwen. De betrokkenheid van een onpartijdige deskundige draagt bij aan meer vertrouwen in de juistheid van het besluit.

 

 

  • 2.

    Het afhandelen van een aanvraag om schadevergoeding is specialistisch werk

Bij de gemeente is mogelijk onvoldoende kennis aanwezig om een dergelijke aanvraag af te handelen. De VNG stelt voor om regionaal kennis te bundelen en zo samen te werken in het afhandelen van aanvragen voor schadeverzoeken. Het is echter de vraag of deze kennis er regionaal voldoende is. Immers, onder het oude recht was het verplicht voor alle overheden om een onafhankelijke adviescommissie in te schakelen. De kennis voor het volledig zelfstandig afhandelen van schadeverzoeken was niet nodig en nu dus mogelijk onvoldoende aanwezig.

 

  • 3.

    Taxatie door een erkende taxateur

Voor het taxateren van onroerend goed, ter beoordeling van eventuele schade als gevolg van een rechtmatige besluit, moet een taxateur ingeschakeld worden die hiervoor geschoold is. Het is van belang dat hiervoor een taxateur wordt ingeschakeld die ingeschreven staat in het landelijke kwaliteitsregister van register-taxateurs (NRVT), met het juiste specialisme. Een makelaar is hier in de regel niet voor geschoold en kan op grond van verkeerde feiten een taxatie uitvoeren. Voor de betrouwbaarheid van de taxatie is het van belang dat een onafhankelijke, vakbekwame register-taxateur de taxatie uitvoert.

 

Artikel 6 Bepalingen over de onafhankelijk adviescommissie

Een onafhankelijke adviescommissie kan uit één of meerdere deskundigen bestaan. Zowel het benoemen van de leden van een vaste commissie, als het benoemen van een (ad hoc) adviescommissie voor een specifieke aanvraag is een bevoegdheid van het college. Artikel 15.8 van de Omgevingswet wijst voor de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding het college aan als bevoegd gezag. Bepalingen die voorheen nog in de procedureverordening planschade opgenomen waren, zoals de termijn van advisering, volgen nu uit titel 4.5 van de Awb.

 

Artikel 7 Procedure

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding, zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bevoegd gezag de aanvrager en de eventuele derde-belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en eventuele derde-belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.

 

Wraking

De leden 2 en 3 van dit artikel bevatten bepalingen over de mogelijkheid de aangewezen adviescommissie te wraken. Deze bepalingen zijn opgenomen omdat het bepalen van een schadebedrag door een onpartijdige partij van belang kan zijn. Wanneer een aanvrager het vermoeden heeft dat een commissie niet onpartijdig maar vooringenomen is en mogelijk niet met een betrouwbaar oordeel zal komen, kan een verzoek om wraking worden ingediend. Een beslissing op een verzoek tot wraking van een aangewezen adviseur is aan te merken als een procedurebeslissing in de zin van artikel 6:3 van de Awb, genomen in het kader van de voorbereiding van het te nemen besluit op het verzoek om nadeelcompensatie. Tegen deze beslissing kunnen geen afzonderlijke rechtsmiddelen worden aangewend. Vanaf de bekendmaking van de aangewezen adviseur geldt een termijn van twee weken om een verzoek tot wraking in te dienen.

 

Het horen

De Awb bepaalt dat een aanvrager en mogelijke derde-belanghebbende in de gelegenheid moeten worden gesteld om een toelichting te geven op de aanvraag, respectievelijk daar een reactie op te kunnen geven. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Daarbij kan er voor gekozen worden om het horen via een telefonische of internetverbinding te laten plaatsvinden.

 

Betrokkenheid derde-belanghebbenden

In de meeste gevallen zal een overeenkomst worden afgesloten met een derde-belanghebbende om een eventuele uit te keren schadevergoeding op deze derde-belanghebbende te kunnen verhalen. Schade wordt niet in rekening gebracht bij een derde-belanghebbende wanneer:

  • a.

    de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

  • b.

    de schadevergoeding voldoende op een andere wijze is verzekerd.

Conceptadvies

Het opstellen van een conceptadvies maakt al jaren onderdeel uit van de werkwijze met betrekking tot verzoeken om vergoeding van planschade, maar is niet opgenomen in de modelverordening van de VNG. Enerzijds staat het op gespannen voet met de doelstelling van de omgevingswet om termijnen te verkorten anderzijds sluit het goed aan op de wens van het college en de gemeenteraad om bewoners inspraak te geven. Gezien dit laatste punt is het conceptadvies toch expliciet opgenomen in de verordening.

 

Artikel 8 Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Artikel 9 Aanvraag voorschot

In dit artikel is vastgelegd dat het bevoegd gezag op aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. Het voorschot kan ook ambtshalve worden verleend. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot van toepassing. Dat betekent onder andere, dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

 

Artikel 10 Intrekking oude regeling

De Verordening nadeelcompensatie treedt in de plaats van de Procedureverordening planschade. Deze verordening wordt ingetrokken. De verordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken die nog vallen onder afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

Artikel 11 Overgangsrechtelijke bepalingen

Dit artikel regelt dat voor deze aanvragen de regels genoemd in de Procedureverordening planschade, die met de vaststelling van deze nieuwe verordening zal worden ingetrokken, nog van toepassing is.

 

Overgangsrecht bij planschade

Onder het oude recht was het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Uiteraard kunnen bestemmingsplannen tot vlak voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het oude recht worden afgerond. Dat kan ertoe leiden dat tot ongeveer 2025 bestemmingsplannen kunnen worden vastgesteld. Vervolgens kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van dat vaststellingsbesluit nog een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing. In die zin kan de Procedureverordening planschade nog tot ongeveer 2030 relevant blijven voor het afhandelen van verzoeken.

 

N.B. In artikel 22.12 van de Omgevingswet is vastgelegd dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet als schadeveroorzakend besluit geldt.

 

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie

De overgangsbepalingen voor de toepassing van titel 4.5 van de Awb zijn opgenomen in artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Daar is vastgelegd dat het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing blijft:

  • op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden;

  • op schade, veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden, en

  • op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit, als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden.

De overgangsbepalingen voor nadeelcompensatie in het omgevingsrecht zijn vastgelegd in paragraaf 4.2.7 van de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw). In artikel 4.17 van de Iw is vastgelegd op welke schadeveroorzakende besluiten of handelingen het oude recht van toepassing blijft bij een aanvraag om schadevergoeding die wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor aanvragen om schadevergoeding als gevolg van specifiek genoemde schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro (bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, nadere eis, provinciale verordening, algemene maatregel van bestuur (onder voorwaarden), of een exploitatieplan (onder voorwaarden)) is in artikel 4.19 van de Iw een specifieke regeling opgenomen. In die gevallen geldt dat de termijn van vijf jaar start bij het van kracht worden van het besluit als de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding, en is afgerond na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het oude recht blijft in die gevallen van toepassing op aanvraag om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald (artikel 4.19 van de Iw).

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

Regels over de inwerkingtreding van de verordening zijn opgenomen in de Bekendmakingswet. Hierin is geregeld dat de verordening óf op de achtste dag na de bekendmaking in werking treedt óf op een specifiek genoemde dag. In dit geval is het van belang om de verordening gelijktijdig met de Omgevingswet in werking te laten treden.