Organisatie | Waterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijtincidenten honden |
Citeertitel | Beleidsregels bijtincidenten honden |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2023 | nieuwe regeling | 21-02-2023 |
In dit besluit wordt verstaan onder:
Ernstig letsel: van ernstig letsel is sprake wanneer bij een persoon, hond of ander dier medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Het gaat dan bijvoorbeeld om open wonden, inwendig - of chirurgisch letsel of letsel waarbij het slachtoffer niet in staat is om te werken of de normale dagelijkse activiteiten uit te voeren.
Muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:42 APV, als een hond een persoon of een ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester geeft de eigenaar/houder van de hond een waarschuwing en kan daarbij een aanlijngebod opleggen.
De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:42 APV, als er sprake is van een ernstig bijtincident. Afhankelijk van de ernst van het incident kan worden besloten tot het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod en/of kunnen andere passende maatregelen genomen worden, bijvoorbeeld inbeslagname van de hond.
Artikel 4 Overtreding aanlijn- en muilkorfgebod
Het overtreden van het aanlijn- en muilkorfgebod is strafbaar gesteld in de Wet Om-afdoening in combinatie met artikel 2:42 APV. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke (buitengewone) opsporingsambtenaren een strafbeschikking (strafrechtelijke financiële sanctie) mogen uitschrijven, zodat directe handhaving kan plaatsvinden. De afhandeling hiervan is in handen van het Centraal Justitieel Incassobureau.
Artikel 6 Inbeslagname door middel van (spoedeisende) bestuursdwang
Als de eigenaar/houder van een hond, welke op grond van artikel 3 van deze beleidsregels door de burgemeester is aangemerkt als gevaarlijk, in strijd met het aanlijn en/of muilkorfgebod handelt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, wordt de eigenaar/houder gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond.
Bij het in het tweede en derde lid omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan de burgemeester opdracht geven de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest, uitgevoerd door een gedragskliniek van een faculteit diergeneeskunde of een andere erkende gedragstherapeut, onderzoeker of faculteit.
Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het vierde lid, blijkt dat de hond niet kan worden herplaatst bij de oorspronkelijke eigenaar en het risico op bijtincidenten te voorkomen, kan door de burgemeester besloten worden om de hond aan te bieden aan een dierenasiel voor resocialisatie, de hond (onder voorwaarden) te herplaatsen bij een andere eigenaar of deze hond te laten inslapen. Dit wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.
Artikel 7 Inbeslagname bij verstoring openbare orde
De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet bevoegd om een hond is beslag te nemen bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Dit is het geval wanneer er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Waterland op 21 februari 2023.
drs. M.C. van der Weele
burgemeester
Procedure bijtincidenten honden
Bijtincidenten worden geregistreerd bij de buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) van de gemeente Waterland. Inwoners van de gemeente Waterland kunnen een melding doen van een bijtincident bij de gemeente Waterland. Bij de registratie wordt, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:
Deze melding wordt vanuit de boa’s aan de afdeling Handhaving van de gemeente doorgegeven.
Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden.
In de situatie dat een eigenaar - desgevraagd - besluit vrijwillig afstand te doen van de hond, worden er afspraken gemaakt over het afstand doen, tussen de eigenaar/houder en de gemeente. De gemeente controleert of de eigenaar/houder zich aan deze afspraken houdt.
In de situaties dat er geen vrijwillige afstand van de hond wordt gedaan, wordt een onderscheid gemaakt tussen lichte en ernstige bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden.
Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is. Het gaat dan bijvoorbeeld om een schaafwond, tandafdruk, blauwe plek, etcetera. Naast letsel kan ook schade aan kleding worden beschouwd als licht letsel. Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar opgeschaald naar een ernstig bijtincident.
Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:
wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier. Van ernstig letsel is sprake wanneer medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Het gaat bijvoorbeeld om open wonden, inwendig letsel, chirurgisch letsel of letsel waardoor het slachtoffer niet in staat is om te werken of de normale dagelijkse activiteiten uit te voeren;
Licht bijtincident - waarschuwingsbrief
Indien er sprake is van een licht bijtincident, dan wordt er een waarschuwingsbrief verzonden aan de eigenaar/houder van de hond. Deze brief is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), dus staat hiertegen geen bezwaar en beroep open. In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier of in plaats daarvan een voorwerp gebeten wordt. Verder wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven in openbaar gebied of het plaatsen van een deugdelijke omheining of het volgen van een gedragstraining. In de brief staat duidelijk aangegeven dat bij een tweede bijtincident handhavend opgetreden gaat worden, door bijvoorbeeld het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod.
De burgemeester kan in bepaalde gevallen ook besluiten om al na het eerste bijtincident een aanlijngebod op te leggen. In dit geval kan de eigenaar/houder binnen zes weken, nadat dit besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt bezwaar maken.
Ernstig bijtincident (of twee lichte bijtincidenten binnen twee jaar) - voornemen tot bestuursrechtelijk traject
Indien er sprake is van een ernstig bijtincident, is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:42 Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV). Dit heeft tot gevolg dat een aanlijn- en muilkorfgebod wordt opgelegd. De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen. Bij een ernstig bijtincident kan er ook aanleiding zijn om nader onderzoek te gelasten, bijvoorbeeld een gedragstest.
Binnen twee weken kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen.
Deze termijn van twee weken kan korter zijn als de burgemeester dit, gezien de feiten en omstandigheden, noodzakelijk acht. Wanneer de eigenaar/houder het eens is met het voornemen, zal de burgemeester het besluit nemen om het aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen. Is de eigenaar/houder het niet eens met het voornemen, dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet gevaarlijk is. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen. Een risico-assessment dient altijd te worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester, dan wel een andere erkende en door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.
De gemeente blijft bevoegd om een besluit te nemen tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod, ook wanneer dit besluit afwijkt van het advies van de gedragsdeskundige.
Besluit tot opleggen van geboden of verboden
Wanneer het besluit is genomen om een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en een muilkorf dragen.
De eigenaar/houder kan binnen zes weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.
Boete en last onder bestuursdwang
Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2:42 APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en muilkorfgebod is strafbaar gesteld in de APV. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een strafbeschikking mogen uitschrijven. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder. Tevens wordt hiermee een prikkel afgegeven om normconform gedrag te vertonen.
Er zijn situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk - uitschrijven van een boete niet leidt tot het naleven van artikel 2:42 APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, als er sprake is van zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident.
Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreder de hond alsnog dient aan te lijnen en te muilkorven. De termijn is gesteld op 48 uur. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtredingen voorkomen. Tussen het constateren van de overtreding en het daadwerkelijk ingrijpen kan enige tijd zitten nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden.
Inbeslagname door spoedeisende bestuursdwang
Er kan zich echter een situatie voordoen dat de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. De burgemeester is op grond van artikel 5:31, tweede lid Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen.
De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond door middel van spoedeisende bestuursdwang als:
De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie. Een diensthondengeleider gaat samen met de plaatselijke politie ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt onder gebracht op een geheime locatie. De diensthondengeleider regelt het vervoer naar de aangegeven locatie. De inbeslagname duurt ongeveer vier weken, uitzonderingen daargelaten.
De hond ondergaat een risico-assessment.
Op basis van de uitkomsten van de gedragstest is het mogelijk dat de hond onder voorwaarden (bijvoorbeeld door het volgen van cursussen) terug kan naar de eigenaar/houder, elders wordt herplaatst, of moet de hond ingeslapen worden.
In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten verhaald worden op de eigenaar/houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest.
Inbeslagname bij verstoring van de openbare orde
De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. De burgemeester is niet bevoegd om de in artikel 172, derde lid Gemeentewet neergelegde bevoegdheid te gebruiken in situaties waarin artikel 2:42 APV voorziet. Het gaat om situaties waarin geen overtreding van wettelijke voorschriften ter bewaring van de openbare orde plaatsvindt, terwijl sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau kan worden gesproken.
Wanneer de burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet, geldt het volgende:
er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de inbeslagname is noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Er zijn gevoelens van onrust in de omgeving van de hond. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal.
Ook het gedrag van de eigenaar/houder van de hond kan hiertoe aanleiding geven. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar/houder van de hond het incident bagatelliseert. Hierdoor ontstaat een gerechtvaardigde vrees voor herhaling. Daardoor blijkt ook dat het probleem niet alleen bij de hond ligt;
De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond. Met de opslaghouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld wordt. De gemeente zorgt ervoor dat de hond een risico-assessment ondergaat. De inbeslagname duurt ongeveer vier weken, uitzonderingen daargelaten.
Afhankelijk van de uitslag, wordt de hond aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie, wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar of moet de hond ingeslapen worden. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.
De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172, derde lid Gemeentewet kunnen niet verhaald worden.
Heroverweging van het aanlijn- en muilkorfgebod
Een aanlijn- en muilkorfgebod wordt in principe opgelegd voor onbepaalde tijd. De eigenaar/houder van een hond, die een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar/houder van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op kosten van de eigenaar/houder. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, of indien de eigenaar/houder en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod van de hond heroverwegen.
De eigenaar/houder van de hond kan een schriftelijk verzoek indienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek.
De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.
In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In bepaalde gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen (bijvoorbeeld alleen een aanlijngebod en geen muilkorf gebod) als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.
Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:
Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:
Wanneer er wordt afgeweken van dit beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.
Strafrechtelijke inbeslagname van de hond
Wanneer er sprake is van het door de eigenaar/houder aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1ste of ten 2e Wetboek van strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.
Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod
Bij overtreding van het aanlijn- en muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurt onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.
Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.