Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2023
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2023nieuwe regeling

13-02-2023

gmb-2023-84369

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2023

Burgemeester en wethouders van Uithoorn,

Beleidsregels zijn nodig. Met deze regels kan de gemeente op een goede manier belangen afwegen, feiten vaststellen en wettelijke voorschriften uitleggen. De gemeente is bevoegd dit te doen op basis

van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2020 (hierna genoemd als de Verordening) en het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2023 (hierna genoemd als het financieel besluit).

 

In deze beleidsregels staat hoe tot een beslissing wordt gekomen als inwoners een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Allereerst worden de uitgangspunten beschreven, daarna wordt in afzonderlijke hoofdstukken ingegaan op de verschillende vormen van ondersteuning.

 

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2023

 

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

 

Hoe de verstrekking van aanvullende maatwerkvoorzieningen wordt beoordeeld, hangt van verschillende zaken af. Gemeentelijk beleid, wetgeving en rechterlijke uitspraken spelen daarbij een rol. In deze beleidsregels leest u daar meer over.

Artikel 1.1. Algemene uitgangspunten

De gemeente wil dat inwoners actief meedoen in de samenleving.

Het is belangrijk dat inwoners zoveel mogelijk zelfredzaam en zelfstandig zijn.

Inwoners die dat nodig hebben kunnen passende hulp en voorzieningen krijgen die de kwaliteit van hun leven vergroten.

Artikel 1.2 Kernwaarden

De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:

 

  • Mensgericht: De mens als uitgangspunt stellen.

  • Integraal: De hulp is gericht op het zo snel, eenvoudig en duurzaam mogelijk oplossen van vragen en behoeften.

  • Samen: Met elkaar zijn we verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de samenleving. De gemeente moedigt inwoners aan om zelf oplossingen te vinden voor hun problemen. Waar nodig helpt de gemeente zodat de problemen van inwoners ook voor langere tijd worden opgelost.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1 Melding

Bij het Sociaal Loket Uithoorn, uitgevoerd door uitvoeringsorganisatie Duo+, kunnen inwoners terecht voor informatie, advies en ondersteuning over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Inwoners kunnen hun melding hier schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal indienen. Een melding kan, met schriftelijke toestemming van de cliënt, ook worden gedaan door de partner, mantelzorger, familie, buren, vertegenwoordiger of andere betrokkenen van de cliënt. De gemeente bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en informeert de cliënt over de vervolgstappen. Daarnaast informeert de gemeente de cliënt over de mogelijkheid om een persoonlijk plan te schrijven. In het persoonlijk plan kan de cliënt uitleggen welke hulp of ondersteuning hij denkt nodig te hebben. Een persoonlijk plan is niet verplicht. Wil een cliënt een persoonlijk plan indienen, dan moet dat gebeuren binnen 7 dagen na de melding.

Artikel 2.2 Onafhankelijke cliëntondersteuner

De gemeente wijst de cliënt op de mogelijkheid van cliëntondersteuning. De cliëntondersteuner geeft informatie, advies en algemene ondersteuning en kan de inwoner bijstaan bij de melding en tijdens het onderzoek. Deze ondersteuning is gratis en onafhankelijk. De ondersteuning draagt bij aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Ook draagt deze bij aan een zo breed mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, zorg en preventieve zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Cliëntondersteuning werkt twee kanten op: Het helpt cliënten bij het bereiken van een zo goed mogelijke maatwerkvoorziening, én het helpt verwijzen naar de mogelijkheden van algemene voorzieningen. De cliëntondersteuner doet zijn werk binnen de gemeentelijke regels en deze gemeentelijke beleidsregels.

Artikel 2.3 Het onderzoek

Naar aanleiding van een melding wordt onderzoek gedaan om de hulpvraag duidelijk te krijgen. De gemeente gaat hierover in gesprek bij cliënt thuis, of als dat niet mogelijk of noodzakelijk is, per telefoon. Onderwerpen die aan bod komen zijn de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt en de mogelijkheden van cliënt en/of zijn netwerk om zelf oplossingen te vinden voor zijn problemen. Oplossingen voor problemen hoeven namelijk niet altijd gevonden te worden in de vorm van ondersteuning via de Wmo 2015. De gemeente doet op basis van de informatie uit het gesprek aanvullend onderzoek om te bepalen of de cliënt een ondersteuning op grond van de Wmo nodig heeft. Een onafhankelijk sociaal-medisch advies kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Voor de Wmo 2015 geldt, dat het onderzoek binnen 6 weken na de melding moet zijn afgerond met een ondersteuningsplan. In uitzonderingssituaties kan deze periode in overleg met cliënt worden verlengd.

Artikel 2.4 Ondersteuningsplan

Van het onderzoek wordt een ondersteuningsplan gemaakt. Hierin staat informatie over het gesprek, de ondersteuningsvraag, de gewenste resultaten en de verschillende vormen van hulp. De cliënt leest het ondersteuningsplan. Bij vragen neemt de cliënt binnen 5 dagen contact op met de gemeente om de vragen te bespreken. Als er geen vragen zijn, dan wordt het plan getekend en binnen 5 dagen teruggestuurd zodat de hulp snel kan worden opgestart. Als de gemeente de aanvraag niet terug ontvangt, wordt de melding niet meer in behandeling genomen.

Artikel 2.5 Aanvraag

Als cliënt in aanmerking wil komen voor een individuele – of maatwerkvoorziening, moet hij daarvoor een aanvraag indienen.

De aanvraag kan worden ingediend:

  • door het ondertekenen van het ondersteuningsplan en dat binnen 5 dagen terug te sturen;

  • door een apart daarvoor beschikbaar aanvraagformulier in te vullen en op te sturen.

Een aanvraag kan alleen maar ingediend worden als:

  • 1.

    het onderzoek heeft plaatsgevonden;

  • 2.

    binnen 6 weken geen onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.5.1 Aanvullende algemene criteria voor de aanvraag

Er wordt géén maatwerkvoorziening toegekend als:

  • a)

    de ondersteuning onder de elementen in hoofdstuk 3 valt;

  • b)

    de aanvrager geen ingezetene is in de gemeente Uithoorn, met uitzondering van beschermd wonen en maatschappelijk opvang;

  • c)

    de aanvrager de noodzakelijke gegevens niet verstrekt;

  • d)

    de aanvrager zich niet legitimeert.

Sub a wordt nader toegelicht in hoofdstuk 3 van deze Beleidsregels.

 

b. Ingezetenen De Wmo 2015 spreekt over ingezetene (zonder begripsbepaling). Dat is breder dan hoofdverblijf. Dat kan ook iemand zijn die alleen ingeschreven is zonder zijn hoofdverblijf in die gemeente te hebben. Een ingezetene is iemand die in de basisregistratie personen (BRP, voorheen: GBA) is ingeschreven. Als er twijfel bestaat over de vraag of iemand wel het hele jaar woont op een bepaald adres, dan kan het feitelijk woonadres ergens anders zijn, in een andere gemeente. Als iemand dan een beroep doet op de gemeente waar hij is ingeschreven, kan die gemeente stellen dat het hoofdverblijf ergens anders is en dat de cliënt zich dan daar zou moeten inschrijven. Als het gaat om de uitvoering van de Wmo kan er in juridische zin alleen rekening gehouden worden met één hoofdverblijf.

 

Een algemene of maatwerkvoorziening wordt verstrekt door de gemeente waarin de cliënt zijn hoofdverblijf heeft. Als de cliënt niet ingeschreven staat, zal de gemeente onderzoek doen naar de feitelijke omstandigheden om het feitelijk hoofdverblijf vast te stellen. Dat gebeurt door vast te stellen waar in het afgelopen jaar de cliënt de meeste nachten heeft doorgebracht.

 

c. Noodzakelijke gegevens De aanvrager levert die gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag en laat zich (als hierom gevraagd wordt) bevragen en/of onderzoeken. Als de noodzakelijke gegevens niet worden aangeleverd of de aanvrager niet meewerkt aan een onderzoek, wordt de aanvraag afgewezen, omdat het recht op een voorziening niet kan worden vastgesteld.

 

d. Legitimatie Om de persoonsgegevens te kunnen vaststellen en controleren, vraagt de gemeente personen die een aanvraag indienen voor voorzieningen zich te legitimeren. Dat kan door het overleggen van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht. Voor vreemdelingen die een aanvraag indienen is het identiteitsbewijs van belang voor het vaststellen van de verblijfsrechtelijke status.

Artikel 2.6 Beschikking

Binnen twee weken na dagtekening van een aanvraag moet de gemeente een besluit nemen. Het besluit wordt vastgelegd in een brief die naar de inwoner wordt verzonden. Dit is een beschikking. Daarin staat: de aanvraagdatum, wat besloten is, de uitleg van het besluit, het doel, de maat en tijdsduur van de eventuele voorziening en informatie over de uitvoering van het besluit, en de eventuele voorwaarden.

Hoofstuk 3 Algemene afwegingskader

Artikel 3.1 Uitgangspunten

Bij elke ondersteuningsbehoefte onderzoekt de gemeente de volgende onderdelen voordat een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt:

  • -

    Hulpvraag

  • -

    Problemen m.b.t. zelfredzaamheid en participatie/handhaven in de samenleving

  • -

    Voorzienbaarheid

  • -

    Langdurig noodzakelijk

  • -

    Eigen kracht

  • -

    Sociaal netwerk

  • -

    Gebruikelijke hulp

  • -

    Mantelzorg

  • -

    Algemeen gebruikelijke voorziening

  • -

    Voorliggende wetten

  • -

    Goedkoopst adequate voorziening

Artikel 3.2 Voorzienbaarheid

Als het college van oordeel is dat een cliënt, aanvrager of mantelzorger de hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien omdat

  • 1.

    het gaat om beperkingen die al geruime tijd bestaan en waarvan de gevolgen tevoren duidelijk waren of

  • 2.

    het college tevoren schriftelijk heeft gewezen op voorzienbaarheid,

kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie. Onderzoek naar en beoordeling van de individuele situatie is hierbij leidend.

Artikel 3.3 Langdurig noodzakelijk

Voorzieningen of diensten moeten langdurig noodzakelijk zijn voor ondersteuning bij beperkingen. In alle gevallen blijft het leveren van maatwerk leidend. Wij doen een nadrukkelijk beroep op de inwoners om problemen zelf of met het eigen netwerk op te lossen, zeker als de problemen kortdurend zijn.

Artikel 3.4 Eigen kracht

De gemeente onderzoekt bij iedere ondersteuningsvraag of er vanuit eigen kracht een passende oplossing is om de zelfredzaamheid en participatie te verbeteren. Van een inwoner wordt verwacht dat hij zich op een geschikte manier voorbereidt voor (komende) veranderingen in zijn leefsituatie, waarbij de inwoner:

  • eerst naar de eigen mogelijkheden kijkt;

  • steun inroept van het eigen netwerk;

  • mogelijk eigen financiële middelen inzet;

  • eerst een beroep doet op voorliggende wetten.

Artikel 3.5 Sociaal netwerk

Bij het sociaal netwerk horen personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Tijdens het onderzoek wordt onderzocht of die personen hulp kunnen bieden.

Artikel 3.6 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is hulp waarvan de gemeente vindt dat die naar algemeen aanvaarde opvattingen in alle redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. De gemeente onderzoekt bij elke ondersteuningsvraag of inzet van gebruikelijke hulp een passende oplossing is.

 

Wie horen er bij een huishouden:

  • -

    gehuwden of samenwonenden; of

  • -

    samenwonende ouder(s) en/of andere verzorger(s) of opvoeder(s) en kind(eren).

  • -

    huisgenoten die een gezamenlijk huishouden voeren

 

Als er meer hulp nodig is dan in redelijkheid van iemand kan worden gevraagd, is er sprake van niet-gebruikelijke hulp. Dat wil overigens niet zeggen dat een huisgenoot niet in staat is om die hulp te bieden.

 

Voor het vaststellen van de mogelijkheid van het bieden van niet-gebruikelijke hulp moeten de volgende vragen worden gesteld:

  • 1.

    Is de huisgenoot in staat om de noodzakelijke hulp te bieden (de hulp is niet professioneel, bijvoorbeeld)?

  • 2.

    Is de huisgenoot beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

  • 3.

    Levert dit voor de huisgenoot die de noodzakelijke hulp biedt, geen overbelasting op waarbij druk bezet zijn geen argument is om geen gebruikelijke hulp te hoeven leveren?

  • 4.

    Ontstaan er, door het verlenen van de noodzakelijke hulp door de huisgenoot, geen financiële problemen?

Door specifieke omstandigheden van de aanvrager (waaronder persoonskenmerken en gezinssituatie) kan bij één (of meerdere) van de vragen worden geconstateerd dat de gebruikelijke hulp niet kan worden geleverd. De hulp kan dan niet binnen de leefeenheid/het huishouden worden opgelost. Er is sprake van een noodzaak voor hulp van buiten het huishouden. Die hulp kan in de vorm van mantelzorg (vrijwilligers), hulp door personen in het sociale netwerk of professionele hulp.

Artikel 3.7 Mantelzorg

Mantelzorg is hulp tussen personen vanuit hun bestaande sociale relatie. Het gaat dan om hulp die langdurig en intensief gegeven wordt aan mensen die langdurig ziek zijn of chronisch beperkt.

De hulp wordt niet gegeven vanuit een hulpverlenend beroep. Het kan hierbij gaan om ondersteuning in de zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten volgens de Zorgverzekeringswet.

Artikel 3.8 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

De gemeente onderzoekt bij iedere ondersteuningsvraag of inzet van algemeen gebruikelijke voorzieningen en diensten een geschikte oplossing kan zijn. Een voorziening of dienst wordt algemeen gebruikelijk genoemd wanneer het aannemelijk is dat de cliënt hier ook gebruik van had kunnen maken als hij de ondersteuningsvraag niet had gehad.

Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, moet de voorziening voldoen aan alle volgende criteria:

  • 1.

    De voorziening is niet specifiek bedoeld voor personen met een beperking;

  • 2.

    De voorziening is daadwerkelijk beschikbaar;

  • 3.

    De voorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot voldoende zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

  • 4.

    De voorziening kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

Artikel 3.8.1 financiële criterium

De gemeente beoordeelt een voorziening als algemeen gebruikelijk en of deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau. Een voorziening kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau als de kosten daarvan binnen 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de bijstandsnorm die van toepassing is. Als blijkt dat deze voorziening niet als algemeen gebruikelijk kan worden gezien, of in het individuele geval niet door de aanvrager financieel gedragen kan worden, dan moet de aanvrager dat zelf aantonen.

Artikel 3.9 Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning. Deze is toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. De gemeente onderzoekt bij elke ondersteuningsvraag of inzet van een algemene voorziening een passende oplossing is.

 

Een algemene voorziening is een passende oplossing als:

  • deze aansluit op de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

  • deze daadwerkelijk beschikbaar is;

  • de cliënt de eventuele bijdrage voor de algemene voorziening kan betalen.

 

Voorbeelden van bestaande algemene voorzieningen binnen Uithoorn zijn:

  • -

    het welzijnswerk,

  • -

    het maatschappelijk werk,

  • -

    de HHT Diensten Thuis,

  • -

    mantelzorgondersteuning,

  • -

    persoonsalarmering,

  • -

    maaltijdservice,

  • -

    hand- en spandiensten vrijwilligers,

  • -

    klussendienst en

  • -

    het seniorenrestaurant.

Artikel 3.10 Voorliggende wetten

Een voorziening/dienst is voorliggend op de Wmo als iemand daar recht op heeft vanuit een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw) of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Als dit het geval is zal de gemeente doorverwijzen naar de wettelijke regeling waar de cliënt recht op heeft en zal er volgens de Wmo 2015 geen maatwerkvoorziening worden verstrekt.

Artikel 3.11 Goedkoopst adequate voorziening

Bij een maatwerkvoorziening kiest de gemeente voor de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen die het probleem kunnen compenseren. We kiezen voor de oplossing die compenseert en naar objectieve standaard de goedkoopste is. Als de cliënt een duurdere compenserende voorziening wil, zal cliënt de meerkosten daarvoor zelf moeten betalen. In de afweging of een maatwerkvoorziening ‘goedkoopst’ is, kijkt de gemeente ook naar het gebruik voor langere termijn. Zo kan een duurdere voorziening bijvoorbeeld langer meegaan en dus uiteindelijk goedkoper zijn.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Als de cliënt door inzet vanuit het eigen netwerk, informele zorg, algemeen gebruikelijke en algemene voorzieningen onvoldoende wordt ondersteund, kunnen (in combinatie hiermee) maatwerkvoorzieningen worden ingezet. Er wordt altijd onderzoek gedaan naar welke maatwerkvoorziening voor de cliënt het meest geschikt is en welke de goedkoopst adequate voorziening is. In dit hoofdstuk worden de criteria en de vormen van de maatwerkvoorzieningen beschreven.

Artikel 4.1 Soorten maatwerkvoorzieningen:

Binnen de Wmo 2015 zijn er de volgende maatwerkvoorzieningen:

  • -

    Hulp bij het huishouden en maaltijdondersteuning

  • -

    Dagbesteding

  • -

    Individuele begeleiding

  • -

    Logeeropvang

  • -

    Vervoersvoorzieningen

  • -

    Rolstoelvoorzieningen

  • -

    Woonvoorzieningen

  • -

    Beschermd wonen

  • -

    Maatschappelijke opvang

Deze soorten maatwerkvoorzieningen worden in de hiernavolgende paragrafen verder toegelicht.

Artikel 4.1.1 Hulp bij het huishouden en maaltijdondersteuning

Hulp bij het huishouden bestaat uit het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden. Cliënt kan dit niet meer zelf door een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem. Dat leidt of dreigt te leiden tot het niet meer kunnen doen van het huishouden. Het gaat hierbij om het huishouden van de persoon of van de leefeenheid waartoe de persoon behoort.

 

Om dit objectief te bekijken en zo het aantal uren/minuten te kunnen vaststellen dat nodig is om het huis schoon en leefbaar te houden, wordt gebruik gemaakt van het CIZ protocol.

 

Soorten hulp bij het huishouden

In Uithoorn bestaan er 2 typen hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Hulp bij het huishouden 1 (Hbh1); ondersteuning op het gebied van het verzorgen van het huishouden. Uitgangspunt is dat de cliënt zelf in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden.

  • 2.

    Hulp bij het huishouden 2 (Hbh2); ondersteuning op het gebied van het verzorgen van het huishouden waarbij ook de regiefunctie moet worden overgenomen. Hbh2 wordt ingezet als de cliënt niet tot regie en planning van de werkzaamheden in het huishouden in staat is en de werkzaamheden ook niet kan uitvoeren.

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden. Dit betekent dat als iemand zelf zijn huishouden niet meer kan doen, dat zijn huisgenoten dit verondersteld worden over te nemen. Het bevorderen en in stand houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd, horen hierbij. De woning aanpassen zodat het schoonmaken makkelijker gaat, is de verantwoordelijkheid van de cliënt.

 

Een schoon en leefbaar huis

De cliënt moet gebruik kunnen maken van een aantal woonruimten zoals een woonkamer, slaapkamer of een ruimte die als slaapkamer wordt gebruikt, keuken, sanitaire ruimtes (maximaal 1 badkamer en maximaal 2 toiletten) en bijbehorende hal/trap/overloop. Dit zijn de primaire leefruimten in het huis die de cliënt daadwerkelijk en regelmatig (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) gebruikt. Het betreft alleen de “binnenkant” van het huis. Onderhoud van tuin, opruimen van een schuur, de stoep vegen en ramen zemen aan de buitenkant vallen hier dus niet onder.

 

Maaltijdvoorziening

In principe wordt geen maaltijdbereiding vanuit de indicatie voor hulp bij het huishouden toegekend. Als de cliënt hiervoor ondersteuning nodig heeft, kan hij gebruik maken van de aanwezige algemene voorzieningen in de gemeente. Alleen als het sociaal netwerk en algemeen en voorliggende voorzieningen geen oplossing bieden, kan worden overwogen om vanuit de indicatie voor Hulp bij het huishouden hier tijd voor te indiceren. Bij eventuele diëten worden alleen medisch noodzakelijke diëten als uitgangspunt genomen.

 

Maaltijdondersteuning

Op basis van het onderzoek (verpleegkundig proces) stelt de wijkverpleegkundige vast wat passende hulp is 1 . Van belang is dat de wijkverpleegkundige de reden weet wáárom de zorgvrager de maaltijdvoorziening niet zelf kan organiseren en uitvoeren. Nagegaan moet worden of er sprake is van geneeskundige zorg of een hoog risico daarop (zie begrip twee in Begrippenkader Indicatieproces).

 

Bij de maaltijdvoorziening zijn 5 handelingen te onderscheiden:

 

  • 1.

    Bereiden van de maaltijd; bijvoorbeeld 2 keer per dag brood klaarmaken en 1 keer per dag een (magnetron-)maaltijd klaarmaken/opwarmen;

  • 2.

    Klaarzetten van de maaltijd zodat de zorgvrager kan gaan eten;

  • 3.

    Aansporen van de zorgvrager en deze eraan herinneren dat hij moet eten;

  • 4.

    Toezien dat de zorgvrager eet;

  • 5.

    Toedienen van de maaltijd.

Boodschappen doen

Op grond van de indicatie kan de hulp de boodschappenlijst samenstellen. Het doen van de boodschappen valt niet onder de indicatie, dit kan voorliggend opgelost worden.

Artikel 4.1.2 Dagbesteding

Dagbesteding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van de zelfredzaamheid van de cliënt. Bij zelfredzaamheid gaat het om de lichamelijke, verstandelijke en psychische mogelijkheden, die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren.

 

Dagbesteding is:

  • -

    programmatisch (met een vast dag en/of weekprogramma);

  • -

    methodisch (een methode voor werken met de doelgroep als basis) met een welomschreven doel;

  • -

    vraagt actieve betrokkenheid van de cliënt;

  • -

    gericht op het structureren van de dag, oefenen met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen of zo lang mogelijk op peil houden.

Als er geen voorliggende voorzieningen zijn of sociaal netwerk komt de cliënt in aanmerking voor een indicatie vervoer naar een maatwerkvoorziening (dagbesteding). Vervoer naar dagbesteding wordt uitgevoerd door, of is de verantwoordelijkheid van, de aanbieder van dagbesteding.

Artikel 4.1.3 Individuele begeleiding

De Individuele Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud van of het compenseren van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Hierbij gaat het om de lichamelijke, verstandelijke en psychische mogelijkheden die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren.

 

Individuele begeleiding kent veel vormen:

  • -

    toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden;

  • -

    ondersteuning bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie;

  • -

    oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag;

  • -

    ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven .

Artikel 4.1.3.1 Woonbegeleiding

Bij huishoudens die overlast veroorzaken of waarover andere signalen komen van een onaangepaste manier van wonen, kan woonbegeleiding (als onderdeel van Individuele Begeleiding) worden ingezet.

Woonbegeleiding biedt de cliënt ondersteuning bij (het vergroten van) zelfstandigheid. Het gaat daarbij onder andere om de volgende gebieden:

  • het voeren van een huishouden,

  • onderhouden van eigen administratie,

  • contacten met instanties,

  • planning en organisatie van het dagelijks leven.

In sommige gevallen stellen woningcorporaties woonbegeleiding als voorwaarde voor huisvesting. De corporatie neemt in het huurcontract op dat de bewoner als aanvullende voorwaarde woonbegeleiding moet accepteren. In ernstige situaties kan het huurcontact ook (tijdelijk) op naam van de zorgaanbieder worden gezet en wordt daarnaast acceptatie van woonbegeleiding als aanvullende voorwaarde gesteld.

Artikel 4.1.3.2 Huishoudelijke begeleiding

Met deze huishoudelijke begeleiding biedt de hulp naast eenvoudige psychosociale ondersteuning ook hulp bij het schoonmaken van het huis. De hulp zoekt samen met de cliënt naar de juiste structuur binnen het gezin of de woonsituatie. Bij huishoudelijke begeleiding wordt het ontregelde deel van de huishouding overgenomen en huisgenoten worden begeleid. Dit gebeurt als duidelijk is dat het om een tijdelijke overname gaat en de cliënt kan leren de huishouding zelf te doen.

Artikel 4.1.4 Logeeropvang

Bij logeeropvang kan een cliënt logeren in een veilige, toegankelijke en huiselijke logeeropvang. Dit gaat samen met persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding voor de cliënt. De zorg van de gebruikelijke helper of mantelzorger wordt tijdelijk overgenomen. Op deze manier kan de helper zijn mantelzorgtaken langer volhouden.

 

Bij terugkerende logeeropvang kan de cliënt gedurende 1, 2 of maximaal 3 etmalen per week logeren. Dit hangt af van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de cliënt. 3 etmalen per week is het maximum omdat bij meer dan 3 etmalen in een instelling er sprake is van opname in een instelling. Hiervoor moet een indicatie op grond van de Wlz worden gesteld.

 

Bij eenmalige logeeropvang is stapeling mogelijk en kan de cliënt een aaneengesloten periode logeren van maximaal 2 weken, bijvoorbeeld bij vakantie van de gebruikelijke helper of mantelzorger. Deze stapeling is maximaal tweemaal per jaar (vanaf indicatiedatum) mogelijk.

Artikel 4.2 Leveringsvormen pgb en zin

Levering van maatwerkvoorzieningen vindt plaats in de vorm van hulp in natura (hin) of in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Als uit het onderzoek blijkt dat de cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening dan kan de cliënt 2 kanten op:

  • Hij maakt gebruik van wat de gemeente heeft ingekocht (hin).

  • Hij maakt, onder voorwaarden, gebruik van een pgb om zo zelf de hulp in te kopen.

Meer informatie over de voorwaarden van pgb worden in hoofdstuk 9 beschreven.

Artikel 5 Mantelzorgondersteuning

Bij de afweging of mantelzorg ingezet kan worden moet de gemeente de belangen en de draagkracht van de gebruikelijke helper of mantelzorger meewegen. Als een gebruikelijke helper of mantelzorger overbelast is, of dreigt te raken, kunnen de volgende algemene- of maatwerkvoorzieningen (tijdelijk) ingezet worden:

  • -

    Vrijwilliger

  • -

    Logeeropvang

  • -

    (Extra delen) dagbesteding

  • -

    Hulp bij huishouden

  • -

    HHT Diensten thuis

  • -

    Mantelzorgwaardering

Artikel 5.1 Mantelzorgwaardering

  • 1.

    Voor een mantelzorgwaardering komen in aanmerking mantelzorgers:

    • a.

      die staan ingeschreven bij Mantelzorg & Meer (het regionale steunpunt voor mantelzorgers);

    • b.

      meer dan 8 uur per week (intensief) en/of langer dan drie maanden (lang) zorg verlenen aan een naaste, zoals een partner, kind, familielid of vriend;

    • c.

      die mantelzorg verlenen aan een in Uithoorn woonachtige zorgvrager die de gebruikelijke hulp overstijgt.

  • 2.

    De waardering wordt jaarlijks door Mantelzorg & Meer aan de ingeschreven mantelzorgers toegestuurd.

Artikel 6 Vervoersvoorzieningen

Een vervoersvoorziening biedt compensatie aan inwoners die zich in hun directe woon- en leefomgeving niet goed kunnen verplaatsen door een beperking. De vervoersvoorziening mag niet anti revaliderend zijn. De bestemming en het doel van de reis zijn daarbij ook belangrijk. Deze bepalen of iemand in aanmerking komt voor een (maatwerk)voorziening. En als zij daarvoor in aanmerking komen, waaruit deze moet bestaan. Bij het bepalen van iemands vervoersbehoefte gaat het niet om hoe vaak hij een bepaalde bestemming wil bereiken. Het gaat om hoe vaak hij dat moet kunnen om deel te nemen aan het alledaagse leven, en om zijn sociale contacten te onderhouden.

Artikel 6.1 Primaat collectief vervoer

De maatwerkvoorziening collectief vervoer is bedoeld voor inwoners die hun eigen vervoer niet meer zelfstandig of met hulp van familie of vrienden kunnen organiseren. Het collectief vervoer is een vervoerssysteem met (rolstoel)busjes en taxi’s. Het biedt vervoer van deur tot deur, in een straal van 25 km vanaf het woonadres van de cliënt. Start- en eindpunt van de rit is het huisadres van de cliënt.

 

Bij vervoersvoorzieningen geldt het primaat van het collectief vervoer. Dat betekent dat eerst wordt bekeken of de inwoner in staat is gebruik te maken van het collectief vervoer. Pas als de inwoner daarvan geen gebruik kan maken, of als collectief vervoer geen passende voorziening is, wordt een andere maatwerkvoorziening verstrekt.

Artikel 6.1.2 Medische begeleider

Een inwoner die, volgens de gemeente, bij het vervoer met het collectief vervoer (medische) ondersteuning nodig heeft of 24 uurs zorg/toezicht heeft, is verplicht een (medische) begeleider mee te nemen. Deze begeleider kan zonder kosten meereizen.

Artikel 6.2 Aanvullende vervoersvoorzieningen

Als een persoon maar een beperkte afstand kan lopen, zal de gemeente beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een andere voorziening verstrekt moet worden.

Artikel 6.2.1 Criteria Scootmobiel

Een scootmobiel wordt in bruikleen verstrekt. Dit betekent dat cliënt deze mag gebruiken, maar dat de scootmobiel geen eigendom van hem is. Voor verstrekking gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    Er is sprake van een evenwichtsprobleem, waardoor (brom- en snor)fietsen, met of zonder elektrische trapondersteuning of zijwielen, niet mogelijk is. Daardoor is de inwoner ernstig beperkt in zijn bewegingsvrijheid én;

  • b.

    Het lopen of staan is zo beperkt, dat de inwoner zijn bestemming niet kan bereiken met het openbaar vervoer (OV), een taxi of autorit én;

  • c.

    De beperkingen zijn langdurend van aard.

Artikel 6.2.2 Fietsvoorzieningen

Fietsvoorzieningen worden verstrekt voor sociaal vervoer in de directe woon- en leefomgeving. Fietsen in bijzondere uitvoeringen worden niet als algemeen gebruikelijk gezien. Het gaat daarbij om fietsen die speciaal voor mensen met een beperking bestemd zijn en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht. Fietsvoorzieningen zijn er in veel soorten, zoals onder andere een drie- of vierwielfiets, handbike of aankoppelfiets.

Artikel 6.2.3 Criteria autoaanpassingen

Om in aanmerking te komen voor autoaanpassingen gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    De voorliggende voorzieningen voorzien slechts beperkt in de vervoersbehoefte van de cliënt. Daarom leveren ze geen passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt; en

  • b.

    De cliënt heeft een eigen auto; én

  • c.

    Het is verantwoord dat hij zijn eigen auto gebruikt; én

  • d.

    Deze voorziening wordt hoogstens één keer in de vijf jaar verstrekt.

Artikel 6.2.4 Criteria gesloten buitenwagen

Bij een cliënt kunnen zulke medisch noodzakelijke redenen en specifieke objectief aangetoonde beperkingen zijn, dat er geen voorliggende andere vervoersvoorzieningen zijn die in deze situatie geschikt zijn. Dan kan een gesloten buitenwagen worden overwogen. Uitgangspunt van deze voorziening is dat hiermee het noodzakelijke vervoer voor het leven van alledag en de zeer essentiële vervoersbehoefte kan worden ingevuld. Het gaat om een vervoersbehoefte om sociaalmaatschappelijk te kunnen meedoen en een vervoersbehoefte die niet uit te stellen of te plannen is.

Artikel 6.2.5 Forfaitaire tegemoetkoming vervoerskosten

  • 1.

    De cliënt komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten als:

    • a.

      De cliënt door de aard van de ziekte of beperking deze langdurig nodig heeft.

    • b.

      Het collectief vervoer (Wmo vervoer) niet of slechts in beperkte mate in de vervoersbehoefte van de cliënt voorziet. En als deze geen passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto, bruikleenauto of het gebruik van de auto van iemand anders wordt jaarlijks uitgekeerd.

  • 3.

    De tegemoetkoming in de (rolstoel)taxikosten is aan een maximum bedrag gebonden. Op basis van een inschatting van de hoeveelheid kilometers, wordt de hoogte van het voorschot bepaald. Het restant bedrag wordt aan cliënt betaald op declaratiebasis. Cliënt toont daarvoor aan hoeveel kilometers hij heeft gereden.

  • 4.

    Alleen verplaatsingen die te maken hebben met maatschappelijk meedoen en het leven van alledag tellen mee in de afweging of een vervoersvoorziening aan cliënt wordt verstrekt. Het gaat daarbij om plaatselijk vervoer, in elk geval binnen Uithoorn.

  • 5.

    De tegemoetkomingen in kosten voor vervoersvoorzieningen betreffen een forfaitair (volgens een vastgestelde norm) bedrag dat niet kostendekkend is. De bedragen zijn vastgelegd in hoofdstuk 1 van het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning. De hoogte van de bedragen is gebaseerd op 1500 tot 2000 kilometers per jaar.

  • 6.

    Bij aantoonbare vereenzaming kunnen de tegemoetkomingen verhoogd worden met een bedrag voor vervoer buiten de regio, op voorwaarde dat de gemeente vaststelt dat bovenregionaal vervoer noodzakelijk is om vereenzaming te voorkomen. Daarbij is het voor de cliënt niet mogelijk gebruik te maken van Wmo vervoer en Valys voor de invulling van dit bovenregionaal vervoer en het sociaal netwerk kan niet naar de cliënt reizen.

Artikel 7 Criteria rolstoelvoorziening

Bij een langdurige noodzaak voor zittend verplaatsen of als er sprake is van noodzakelijke individuele aanpassingen aan een rolstoel, wordt een rolstoel verstrekt. Onder rolstoelvoorzieningen vallen ook de elektrische rolstoelen, buggy’s en duwwandelwagens. De rolstoelvoorzieningen mogen niet anti revaliderend zijn

Artikel 7.1 Criteria elektrische ondersteuning op een vervoersvoorziening

Op een handbewogen rolstoel voor de zeer korte afstand kan ondersteuning worden toegekend. Deze wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen vanwege te weinig kracht. Het is een aanpassing van de rolstoel, en geen zelfstandige vervoersvoorziening.

Artikel 7.2 Criteria sport(rolstoel)voorziening

Een cliënt die voor de beoefening van zijn sport een sport(rolstoel)voorziening nodig heeft,

komt in aanmerking voor een sport(rolstoel)voorziening als hij, door de aard van de ziekte of beperking deze langdurig nodig heeft. Een sport(rolstoel)voorziening wordt uitsluitend verstrekt als gemaximeerde forfaitaire tegemoetkoming, voor een periode van 3 jaar. Het is de bedoeling dat de cliënt met de tegemoetkoming zelf een sportvoorziening aanschaft én zelf voor 3 jaar onderhoud en verzekering regelt. Hierbij wordt uitgegaan van amateursport. De meerkosten van speciale, duurdere voorzieningen komen voor rekening van de cliënt zelf.

Artikel 8 Woonvoorzieningen

Doel van de woonvoorzieningen is het ondersteunen van iemand die beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woning. Deze paragraaf geeft een toelichting op verschillende soorten woonvoorzieningen en een aantal begrippen die worden gebruikt bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening. In aanvulling op artikel 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Uithoorn 2020/1 kan een cliënt in aanmerking komen voor een woonvoorziening als:

  • a.

    de cliënt aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en

  • b.

    de woonvoorziening langdurig noodzakelijk is en verhuizing niet mogelijk is, of de kosten van de woonvoorziening lager zijn dan het bedrag van het verhuisprimaat.

Er zijn 2 soorten woonvoorzieningen:

  • 1.

    Losse woonvoorziening: ook wel roerende woonvoorzieningen genoemd. Dit zijn verplaatsbare (niet nagelvaste) voorzieningen zoals bijvoorbeeld een douchestoel, verplaatsbare losse tillift etc.

  • 2.

    Woningaanpassing: ook wel bouwkundige woonvoorziening genoemd. Dit zijn nagelvaste aanpassingen of voorzieningen zoals bijvoorbeeld een traplift, het verbreden van een deur of een douchezitje aan de muur.

Uitgangspunten voor woningaanpassingen

Algemene uitgangspunten voor woningaanpassingen zijn:

  • 1.

    Naast woningen kunnen ook woonwagens met een vaste standplaats en woonschepen met een ligplaats worden aangepast.

  • 2.

    Het budget voor woningaanpassingen bedraagt maximaal 100% van de door de gemeente goedgekeurde offertekosten.

  • 3.

    Alle niet bouwkundige voorzieningen in natura waarvan de kosten € 300,00 of minder bedragen worden in eigendom verstrekt aan de cliënt. Alle niet bouwkundige voorzieningen waarvan de kosten de € 300,00 overstijgen, worden in bruikleen verstrekt.

  • 4.

    Bouwkundige woonvoorzieningen, met uitzondering van trapliften, drempelhulpen en deurautomaten, worden eigendom van de woningeigenaar. Trapliften en drempelhulpen worden altijd in bruikleen verstrekt. Deze voorzieningen zijn her inzetbaar.

  • 5.

    Voor voorzieningen verstrekt in bruikleen dient de cliënt zich te houden aan de bruikleenovereenkomst. Bij de afname van diensten dient de cliënt zich te houden aan de zorgovereenkomst.

Artikel 8.1 Bezoekbaar maken

De gemeente kan, als de inwoner in een intramurale Wlz-instelling verblijft, bijdragen aan het bezoekbaar maken van één woning binnen de gemeente als dit noodzakelijk is voor de participatie van die inwoner. Het gaat hier om een buitenwettelijke voorziening, omdat de inwoner ofwel geen ingezetene is van de gemeente ofwel niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning die bezoekbaar wordt gemaakt. Met bezoekbaar maken wordt uitsluitend bedoeld: het voor de inwoner bereikbaar maken van woonruimte, woonkamer en toilet door middel van een woonvoorziening.

Artikel 8.3 Primaat verhuizen

De gemeente beoordeelt allereerst of het resultaat ‘normaal gebruik van de woning’ ook te bereiken is met een verhuizing. Het primaat verhuizen houdt in dat verhuizen naar een geschikte woonruimte voorrang heeft boven woonruimteaanpassingen, als de kosten van de aanpassingen waarschijnlijk hoger zijn dan verhuizen naar een andere adequate woonruimte. Als een cliënt niet verhuist naar de voor zijn beperkingen op dat moment geschikte woning, wordt er geen woonvoorziening verstrekt, tenzij de gemeente vooraf daarvoor toestemming heeft gegeven.

 

Bij de afweging van het primaat van verhuizen gelden de volgende aanvullende afwegingen:

  • De woonlasten en financiële consequenties van de verhuizing;

  • De termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn);

  • De sociale omstandigheden;

  • Eventueel aanwezige mantelzorg.

Artikel 8.3.1 Verhuizen naar een geschikte woning

In de beschikking staan de eisen waaraan de woning moet voldoen. Voordat de cliënt reageert op een woning, moet hij contact opnemen met de behandelend klantmanager. Deze geeft aan of de woning akkoord wordt bevonden. Hierbij kijkt de klantmanager of de woning een passende, of goedkoop adequaat te maken, zelfstandige woonruimte is.

Artikel 8.3.2. Forfaitaire tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten

Als iemand door plotseling optredende beperkingen onverwacht moet verhuizen, dan kan hem mogelijk een forfaitaire tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten door de (vertrekkende )gemeente worden verstrekt. Deze forfaitaire tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten is altijd gekoppeld aan de toekenning van de maatwerkvoorziening “primaat van verhuizen”. De hoogte van de tegemoetkoming heeft een maximum en de tegemoetkoming is bedoeld voor de kosten van verhuizing en herinrichting. De vergoeding heeft niet tot doel helemaal kostendekkend zijn.

Artikel 8.3.3 Forfaitaire tegemoetkoming in de kosten van verhuizing

  • 1.

    Een toegekende tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten wordt pas uitbetaald als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de woning voldoet aan de in de beschikking genoemde eisen of;

    • b.

      de cliënt heeft voorafgaand aan het reageren op een woning contact opgenomen met de gemeente en de gemeente heeft de woning akkoord bevonden. De woning is een passende, of goedkoop adequaat te maken woning en;

    • c.

      het gaat om rechtmatige bewoning van een zelfstandige woonruimte en;

    • d.

      er is geen sprake van een tijdelijke huurovereenkomst.

Artikel 8.4 Gemeenschappelijke ruimtes wooncomplexen

Aan deze ruimten kunnen de volgende voorzieningen worden toegekend:

  • 1.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • 2.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • 3.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (op voorwaarde dat de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • 4.

    drempelhulpen of vlonders;

  • 5.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • 6.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Deze lijst is beperkt. Gemeenschappelijke ruimten hoeven maar in beperkte mate te worden aangepast door de Wmo. In gebouwen die speciaal bedoeld zijn voor ouderen of mensen met een beperking kan het zijn dat bepaalde toegankelijkheidsvoorzieningen voor gemeenschappelijke ruimten algemeen gebruikelijk zijn. Dit heeft ermee te maken dat het gebouw voor een bepaalde doelgroep is bestemd.

Hoofdstuk 9 Persoonsgebonden budget (pgb)

 

Om in aanmerking te komen voor een pgb moet worden voldaan aan wettelijke voorwaarden. Deze zijn beschreven in de verordening en het financieel besluit.

Artikel 9.1 Kwaliteit ondersteuning

  • 1.

    De kwaliteit van de voorziening in de vorm van een pgb is zodanig dat:

    • a.

      de dienstverlening veilig, doeltreffend doelmatig en cliëntgericht wordt verstrekt;

    • b.

      de dienstverlening tijdig en volgens afspraak wordt verstrekt;

    • c.

      de dienstverlening is aangepast aan de reële behoefte van de cliënt en aan andere vormen van hulp die de cliënt ontvangt;

    • d.

      de dienstverlening verstrekt wordt met respect voor en rekening houdend met de rechten van de cliënt;

    • e.

      de ondersteuner van zorg een actieve signaleringsplicht heeft als het gaat om veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de cliënt aan meer of andere zorg;

    • b.

      Voor professionele aanbieders geldt daarbij ook dat:

      • a.

        de ondersteuning wordt geleverd door gekwalificeerd personeel, passend bij de behoeften en persoonskenmerken van de cliënt;

      • b.

        de aanbieder zorgt voor scholing zodanig dat de medewerkers over verantwoorde kennis en kunde, van goede kwaliteit, kunnen (blijven) beschikken;

      • c.

        medewerkers, als dat aan de orde is, geregistreerd zijn volgens de geldende beroepsregistratie;

      • d.

        de aanbieder zorgt voor het naleven van beroeps- en meldcodes door de medewerkers.

  • 2.

    Om er zeker van te zijn dat de kwaliteit op peil blijft, kan de gemeente regelmatig in gesprek gaan met de budgethouder of zijn gewaarborgde hulp en/of zorgverlener. Hierbij komen onder andere de volgende zaken aan bod: De behaalde resultaten met het persoonsgebonden budget (steekproefsgewijs) en het toezicht op de daaraan verbonden voorwaarden en onder meer of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet. Ook tijdens en na de beschikkingsperiode kan de gemeente de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning beoordelen.

Artikel 9.2 Pgb voor een (hulp)middel (rolstoel, woon- en vervoersvoorzieningen)

  • 1.

    Voor een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de aanschaf of betaling van een (hulp)middel, gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      Het budget mag alleen gebruikt worden voor aankoop van de voorziening of het hulpmiddel bij een partij die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

    • b.

      Een pgb-houder mag, als hij dat wil, ondersteuning inkopen tegen een hoger tarief dan het gemeentelijke tarief bij een professionele ondersteuner. Door de hogere kosten van deze ondersteuning kunnen feitelijk minder uren ingekocht worden.

    • c.

      Als een pgb wordt aangevraagd voor een voorziening waarvoor geen tarief “in natura” is vastgesteld, mag de gemeente alsnog een tarief vaststellen.

    • d.

      Als gebruiksduur voor een woonvoorziening, bruikleenauto, gesloten buitenwagen, trap- en plafondlift waarvoor een pgb wordt verstrekt, geldt 10 jaar.

    • e.

      Als gebruiksduur van een hulpmiddel waarvoor een pgb wordt verstrekt, geldt 7 jaar.

  • 2.

    Een pgb voor de aanschaf van een maatwerkvoorziening:

    • a.

      voldoet aan het programma van eisen,

    • b.

      is ook bestemd voor het onderhoud, de reparaties en de verzekering van de maatwerkvoorziening.

Artikel 9.3 Pgb-plan

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt als de cliënt uitlegt aan de hand van een opgesteld pgb-plan, waarom hij een pgb wil. Uit deze uitleg blijkt dat de cliënt de gemeentelijke mogelijkheden van verstrekking of hulp in natura heeft beoordeeld. En daarbij geeft hij aan waarom deze vormen van hulp voor hem niet voldoen.

Artikel 9.4 Verantwoordelijkheden budgethouder

De budgethouder is verantwoordelijk voor:

  • Het inkopen van de maatwerkvoorziening, hulpmiddel of ondersteuning en het afsluiten van de zorgovereenkomst en contracten;

  • Het onderhoud, de reparaties en de verzekering van de voorziening;

  • De taken richting de SVB.

Artikel 9.5 Bekwaamheid budgethouder

Naar het oordeel van de gemeente moet de cliënt of vertegenwoordiger (budgethouder) op eigen kracht voldoende in staat zijn om de taken die bij het pgb horen, op verantwoorde wijze uit te voeren.

 

Of de budgethouder dit kan, wordt door de gemeente op basis van de volgende criteria beoordeeld:

  • 1.

    De cliënt overziet de eigen situatie. De cliënt heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag.

  • 2.

    De cliënt is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb en weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden.

  • 3.

    De cliënt is in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor de cliënt inzicht heeft in de bestedingen van het pgb.

  • 4.

    De cliënt is voldoende in staat om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar, SVB en zorgverlener(s).

  • 5.

    De cliënt kan zelfstandig handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener kiezen.

  • 6.

    De cliënt kan afspraken maken, vastleggen en deze verantwoorden aan de gemeente.

  • 7.

    De cliënt kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde hulp passend en kwalitatief goed is.

  • 8.

    De cliënt kan de inzet van zorgverleners coördineren. De hulp blijft zo ook bij verlof en ziekte doorgaan.

  • 9.

    De cliënt kan als opdrachtgever de zorgverleners aansturen en aanspreken op hun functioneren.

  • 10.

    De cliënt heeft voldoende juridische kennis over het werk- en opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.

Artikel 9.6 Criteria professional

Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten onder de volgende voorwaarden inkopen bij een professioneel Wmo-ondersteuner:

  • a.

    De ondersteuner staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • b.

    De ondersteuner heeft een relevante opleiding;

  • c.

    De ondersteuner geeft de ondersteuning beroepsmatig;

  • d.

    De ondersteuner staat geregistreerd bij een beroepsorganisatie;

  • e.

    De ondersteuner heeft een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) met een maximale geldigheidsduur van 5 jaar.

Artikel 9.7 Criteria sociaal netwerk

Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten onder de volgende voorwaarden inkopen van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk (een niet professioneel ondersteuner):

  • a.

    Als de dienst om hulp gaat waarvoor volgens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, dan heeft de persoon die kwalificatie;

  • b.

    Deze persoon heeft niet aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt;

  • c.

    De persoon uit het sociaal netwerk die de dienst levert, zal niet het budget beheren;

  • d.

    De persoon uit het sociaal netwerk heeft een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) met een maximale geldigheidsduur van 5 jaar.

Artikel 9.8. Weigeringsgronden

De gemeente kent onverminderd artikel 2.3.6. van de wet, geen persoonsgebonden budget toe:

  • a.

    als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

  • b.

    voor zover het persoonsgebonden budget is bestemd voor besteding in het buitenland.

  • c.

    voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • d.

    voor zover dit is bedoeld voor reis-, parkeer-, middelings-, ondersteunings- of administratiekosten of andere kosten in verband met het persoonsgebonden budget. Het pgb budget is volledig bedoeld voor de ondersteuning.

  • e.

    Als er sprake is van een maandloon. De daadwerkelijk geleverde uren moeten worden geregistreerd, gedeclareerd en moeten gecontroleerd kunnen worden.

  • f.

    als cliënt en zijn vertegenwoordiger niet pgb-vaardig of niet handelingsbekwaam zijn.

  • g.

    als de budgetbeheerder de hulpverlener is.

  • h.

    als er fraude is gepleegd of eerder misbruik is gemaakt van het pgb.

  • i.

    als er sprake is van verslaving- of schuldenproblematiek bij cliënt of zijn vertegenwoordiger.

Artikel 9.9 Beëindiging

De indicatie voor pgb wordt stopgezet als:

  • a.

    De budgethouder de voortgang, het resultaat van de ondersteuning en het gebruik van het budget niet kan verantwoorden;

  • b.

    Op basis van onderzoek blijkt dat de budgethouder niet pgb-vaardig meer is en de ondersteuning onvoldoende kan sturen;

  • c.

    De doelen niet zijn of worden behaald en als de gemeente van mening is dat de activiteiten van de zorgverlener niet voldoende (meer) gericht zijn op het bereiken van de doelen;

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke opvang

Artikel 10.1 Maatschappelijke opvang

Maatschappelijke opvang is een regeling voor iedere kwetsbare burger vanaf 18 jaar (met of zonder kinderen) die door een acute situatie (tijdelijk) geen woonruimte heeft. De maatschappelijke opvang biedt onderdak, zorg en begeleiding, maar geen behandeling bij een (psychiatrische) diagnose. Bewoners worden ondersteund in het traject naar weer zelfstandig wonen. Centrumgemeente Amsterdam is gemachtigd voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van maatschappelijke opvang.

Artikel 10.2 Productbeschrijving

In de maatschappelijke opvang zijn in Amsterdam vijf clusters van voorzieningen te onderscheiden:

  • Begeleid wonen met reguliere (niet-intensieve) begeleiding;

  • Groepswonen met reguliere (niet-intensieve) begeleiding;

  • Intramuraal (24 uurs) met reguliere (niet-intensieve) begeleiding;

  • Gezinsopvang;

  • Meerzorg (specifieke opvang voor mensen met somatische problematiek).

Artikel 10.3 Toegang

De Centrale Toegang beoordeelt de toegang aan de hand van de criteria in de Wmo-verordening en aan de hand van de zelfredzaamheidsmatrix. De GGD Amsterdam bepaalt met een stedelijke wachtlijst wanneer en waar welke cliënt geplaatst wordt.

 

Voor slachtoffers van huiselijk geweld is er crisisopvang. Deze duurt normaal gesproken maximaal 6 weken; in uitzonderingsgevallen kunnen daar 6 weken bij komen. Het doel van de crisisopvang is dat de slachtoffers en eventueel hun kinderen tot rust komen en bedenken welke stappen er voor de toekomst nodig zijn. Het eerste wat er in de crisisopvang gebeurt, is bekijken hoe groot het actuele risico op geweld is. Als het erop lijkt dat de problemen uit de hand lopen, bekijkt de hulpverlener welke actie er nodig is. Dat gebeurt altijd samen met het slachtoffer en met eventuele kinderen. Als de veiligheid dat toelaat wordt ook de pleger van het geweld hierbij betrokken. Bij acute dreiging of geweld kan de politie worden ingeschakeld. In levensbedreigende situaties kunnen cliënten, in overleg met de gezinshulpverlener, opgevangen worden in een ‘Safe House’ of op een locatie ergens anders in het land.

Artikel 10.4 Criteria voor verstrekking

Eerst wordt beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang. Die beoordeling vindt plaats op basis van toelatingscriteria. De toegang tot opvang in Amsterdam is bedoeld voor een persoon die:

  • 1.

    de Nederlandse nationaliteit heeft, of als vreemdeling rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    die feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie.

  • 3.

    onvoldoende of beperkt zelfredzaam is op meerdere door de gemeente aan te wijzen leefgebieden.

  • 4.

    niet beschikt over mogelijkheden die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.

Hoofdstuk 11 Beschermd Wonen

Artikel 11.1 Beschermd Wonen

Beschermd wonen is een regeling voor kwetsbare inwoners vanaf 18 jaar die niet (meer) zelfstandig kunnen wonen vanwege psychische of psychosociale problematiek. Onder beschermd wonen wordt verstaan: wonen in een accommodatie waar 24-uurs ondersteuning aanwezig, of op afroep aanwezig is. Deze 24-uurs ondersteuning wordt geboden in een kamer in een instelling, een wooninitiatief of een zelfstandige woning.

Artikel 11.2 Productbeschrijving

Beschermd wonen gaat om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen van 18 jaar en ouder met een psychische aandoening en/of verstandelijke beperking die (nog) niet geheel zelfstandig kunnen functioneren binnen de samenleving. Centraal staat ondersteuning die gericht is op meedoen in de maatschappij vanuit een beschermende woonomgeving. De voorzieningen voor beschermd wonen worden in Amsterdam onderverdeeld in vier clusters:

  • begeleid wonen met intensieve begeleiding;

  • groepswonen met intensieve begeleiding;

  • intramuraal (24-uurs) met intensieve begeleiding;

  • meerzorg (specifieke opvang voor mensen met lichamelijke problematiek);

  • persoonlijke verzorging en verpleging kunnen onderdeel zijn van de voorziening beschermd wonen.

Artikel 11.3 Toegang

De Centrale Toegang beoordeelt de toegang aan de hand van de criteria in de Wmo-verordening. De GGD Amsterdam bepaalt met een stedelijke wachtlijst wanneer en waar welke cliënt geplaatst wordt. Als er een wachttijd is voor plaatsing, verwijst de Centrale Toegang naar overbruggingszorg.

Artikel 11.4 Criteria voor verstrekking

Van belang is, dat bij de beoordeling tot toegang altijd voor de lichtste oplossing wordt gekozen, passend bij de mogelijkheden van de cliënt. Dat betekent dat plaatsing in het cluster begeleid wonen de voorkeur heeft boven plaatsing in een van de andere clusters. De toegang tot beschermd wonen is alleen voor een persoon:

  • 1.

    die de Nederlandse nationaliteit heeft, of als vreemdeling rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • 2.

    die een psychiatrische aandoening heeft en/of een verstandelijke beperking;

  • 3.

    waarbij er sprake is van noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening en/of de verstandelijke beperking;

  • 4.

    die niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen. Bij het bepalen of een inwoner uit Uithoorn in aanmerking komt voor opvang of beschermd wonen kan gebruik worden gemaakt van het Handboek Opvang en Beschermd Wonen van de gemeente Amsterdam.

    Maatschappelijke opvang/Beschermd wonen - Sociaal Domein (amsterdam.nl)

Hoofdstuk 12 Herziening, intrekking, beëindiging en terugvordering.

11.1 Herziening en intrekking

De gemeente kan een beslissing herzien of intrekken als de gemeente vaststelt dat:

  • -

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • -

    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • -

    de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer als voldoende te beschouwen is;

  • -

    de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb gestelde voorwaarden;

  • -

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel dan waarvoor deze is verstrekt, heeft gebruikt.

11.2 Terugvordering

Voor een besluit tot terugvordering moet de gemeente eerst een besluit tot herziening en intrekking nemen. Zonder een besluit tot herziening en intrekking is er geen rechtsgeldig besluit tot terugvordering. De besluiten tot herziening, intrekking en terugvordering zijn besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat als de budgethouder het niet eens is met die besluiten, hij gebruik kan maken van de rechtsmiddelen bezwaar, beroep en hoger beroep. Terugvordering is alleen mogelijk als er aantoonbaar opzet in het spel is.

Begrippenkader

Artikel 12.1 Begripsomschrijving

Alle begrippen, die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Verordening.

 

Artikel 12.2 Aanvullende begrippen

  • -

    Anti-revaliderend: Het versterken of creëren van nieuwe beperkingen als gevolg van de verstrekking van voorzieningen

  • -

    Beschermd Wonen: Wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding. Deze zijn gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld en het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Beschermd wonen is bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • -

    Bouwkundige woningaanpassing: Onderdeel woonvoorziening met een blijvende bouwkundige wijziging van de woning.

  • -

    Budgethouder: Iemand die er verantwoordelijk voor is dat het hele budget of een deel daarvan op een juiste manier wordt gebruikt, dat bepaalde activiteiten niet meer kosten dan gebudgetteerd of minstens opleveren wat is gebudgetteerd.

  • -

    Eigen kracht: De eigen mogelijkheden en het probleemoplossende vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de bewoner en/of de leefeenheid van de bewoner (gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp). Hiermee kunnen mensen zelf of met personen uit hun sociaal netwerk (mantelzorg) de beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving, oplossen.

  • -

    Goedkoopst adequate maatwerkvoorziening: Als er keuze is uit voorzieningen die allemaal adequaat = passend zijn, dan wordt die gekozen die in geld, over het geheel gezien, voor de gemeente het goedkoopste is.

  • -

    HHT Diensten Thuis: Met de HHT Diensten Thuis kunt u zelf extra huishoudelijke werkzaamheden inkopen. Mantelzorgers die als mantelzorger ingeschreven staan bij Mantelzorger & Meer, kunnen gebruik maken van de HHT Diensten Thuis. Dit geldt ook inwoners van Uithoorn die een indicatie hebben voor Hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

  • -

    Hulpvraag: Na de melding moet eerst de precieze hulpvraag helder worden. Daarna kan het probleem objectief worden bekeken.

  • -

    Leefbaar huis: Een opgeruimd en voor de bewoner bij zijn levensfase passend functioneel ingericht huis.

  • -

    Maatschappelijk Opvang: Onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Of dit nu verband houdt met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, of niet.

  • -

    Ondersteuningsplan: De uitwerking van het onderzoek in een plan. In dit plan staat een uitwerking van de hulpvraag, het gesprek, de beoogde resultaten en de verschillende vormen van ondersteuning.

  • -

    Participatie of maatschappelijke deelname: De mogelijkheid om mee te doen in het sociaal leven in de dagelijkse leefsituatie, zoals thuis en in relatie met huisgenoten, familie en vrienden.

  • -

    Persoonlijk plan: Voordat het onderzoek van start gaat, kan de cliënt de gemeente een persoonlijk plan overhandigen waarin hij de omstandigheden beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest past bij hem.

  • -

    Pgb-plan: Het onderzoeksplan aangevuld met een kostenbegroting en informatie over de eigen situatie, de aard en kwaliteit van de in te zetten ondersteuning.

  • -

    Sociaal netwerk: De personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

  • -

    Voorzienbaar: Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren kunnen zien aankomen en dit met een beslissing kunnen voorkomen.