Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

Beleidsregels Toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wetmaatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wetmaatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2023
CiteertitelBeleidsregels Toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wetmaatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2023
  2. artikel 4.81 van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-202301-01-2023nieuwe regeling

10-01-2023

gmb-2023-82720

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wetmaatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2023

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

gelet op artikel 4:81 van de Awb;

gelet op artikel 3 lid 3 van de Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2023;

gelezen het voorstel d.d. 10 januari 2023;

 

besluit

vast te stellen de beleidsregels Toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wetmaatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2023

 

1 Brede intake en onderzoek

 

In de verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer is opgenomen welke onderdelen worden betrokken bij het onderzoek na een melding. Bij het verkennen van oplossingen moet stapsgewijs nagegaan worden:

  • wat iemand op eigen kracht kan, of op termijn zou kunnen (leerbaarheid);

  • wat tot de gebruikelijke hulp van huisgenoten behoort;

  • wat door middel van mantelzorg kan worden bereikt, ook op langere termijn;

  • wat door middel van een beroep op personen uit het sociale netwerk kan worden bereikt;

  • wat door gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen kan worden bereikt;

  • wat door gebruikmaking van (wettelijk) voorliggende voorzieningen kan worden bereikt;

  • wat door gebruikmaking van algemene / vrij-toegankelijke voorzieningen kan worden bereikt.

Inwoners met ondersteuningsvragen die niet (geheel) door één van bovenstaande opgelost kunnen worden, komen voor een (maatwerk)voorziening in aanmerking. Hierbij wordt rekening gehouden met een aanvaardbaar niveau.

 

In dit hoofdstuk is opgenomen wat verstaan wordt onder de begrippen uit bovengenoemd

afwegingskader.

1.1 Eigen kracht

Eigen kracht is dat wat binnen het vermogen van de ondersteuningsvrager ligt om zelf tot verbetering

van zijn zelfredzaamheid en/of participatie te komen of wat nodig is voor het goed opgroeien van de jeugdige. Uitgangspunt is dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven en voor opvoeding en dus ook voor hun zelfredzaamheid en participatie. Hierbij hoort ook dat inwoners anticiperen op nieuwe levensfases. Bij iedere levensfase horen bijvoorbeeld andere wensen ten aanzien van de toegankelijkheid van de woning, de grootte van de woning, de bereikbaarheid van winkels en voorzieningen. Een inwoner moet hierop anticiperen door tijdig maatregelen te nemen om voorbereid te zijn op een nieuwe levensfase. Wanneer de inzet van een professional nodig is, zal deze gericht zijn op het ondersteunen van eigen regie, het versterken van het vermogen om de regie te voeren en het versterken van de eigen kracht. Het gaat er om aansluiting te vinden bij de eigen mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden.

1.2 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is 'hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten'. Het gaat om hulp die 'normaal' wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel méér is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp en/of opvoeding die partners, ouders, inwonende kinderen en andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor kinderen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.

 

Bij gebruikelijke hulp maken wij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties.

  • Kortdurend: Er is uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid. Het gaat hierbij in het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

  • Langdurend: Het gaat om een chronische situatie waarbij naar verwachting de ondersteuning langer dan drie maanden nodig zal zijn.

 

Algemeen aanvaardbare maatstaven zijn:

  • het principe van gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt géén onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden/lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken;

  • in langdurige situaties is de ondersteuning waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaardbare maatstaven door de sociale omgeving (partners, ouders, inwonende kinderen en andere huisgenoten) moet worden geboden, gebruikelijke hulp. De uitwerking hiervan is opgenomen in bijlage I Gebruikelijke hulp.

 

Uitzonderingen op gebruikelijke zorg.

  • Beperkingen: Als uit objectief onderzoek blijkt dat partner, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geobjectiveerde beperkingen heeft/hebben en/of kennis/vaardigheden mist/missen om gebruikelijke zorg uit te voeren en deze vaardigheden niet kan/kunnen aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht.

  • Overbelasting: In geval partner, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten overbelast is/zijn of als overbelasting dreigt, wordt van hem of haar geen gebruikelijke zorg verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke zorg, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke zorg voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • Terminale levensfase: Wanneer de ondersteuningsvrager zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.

1.3 Mantelzorg

Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan

ondersteuningsvrager, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Mantelzorgers kiezen er niet voor om te gaan zorgen: het overkomt hen, omdat ze een emotionele band hebben met degene die zorg nodig heeft. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg is niet afdwingbaar. Mantelzorg in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren.

 

Een belangrijke vorm van ondersteuning aan de mantelzorger kan zijn het bieden van respijtzorg, dat wil zeggen: zorg waardoor een mantelzorger tijdelijk ontlast wordt van zijn taak. Verschillende vormen van ‘vervangende’ zorg zijn daarbij mogelijk, zoals thuisopvang, dagopvang, kortdurend verblijf (logeeropvang) of inzet van informele zorg. Een mantelzorger heeft geen eigenstandig recht op een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel moet de mantelzorger bij het gesprek met de ondersteuningsvrager worden betrokken en dient nagegaan te worden of hij behoefte heeft aan ondersteuning.

1.4 Sociaal netwerk

Zorg vanuit het sociaal netwerk is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een ondersteuningsvrager, door personen uit diens directe omgeving zonder directe familierelatie, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie (vriend of kennis). Tot het sociale netwerk behoren personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de ondersteuningsvrager een sociale relatie onderhoudt. Dit zijn personen met wie de ondersteuningsvrager regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld buren en medeleden van een vereniging.

 

De ondersteuningsvrager moet in het kader van een melding voor een (maatwerk)voorziening bereid zijn de gemeente en andere organisaties of professionals in contact te brengen met personen die onderdeel uitmaken van zijn sociale netwerk. De ondersteuningsvrager kan dit weigeren als er gegronde redenen zijn. Bijvoorbeeld als de betrokkene weinig aanleiding heeft (gehad) om met hen voldoende vertrouwen op te bouwen. Ook kan het netwerk al geruime tijd in verband met onmacht om de problemen het hoofd te bieden, de handen van betrokkene hebben afgetrokken, en is het om die reden niet eenvoudig of onmogelijk om het netwerk te activeren. Wanneer er geen beroep worden gedaan op het eigen netwerk, omdat dit ontbreekt, kan met de inzet van bijvoorbeeld een netwerkcoach de mogelijkheden onderzocht worden om het sociale netwerk uit

te breiden.

 

1.5 Algemeen gebruikelijke voorziening

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een product of dienst die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten of diensten. De jurisprudentie verwoordt het zo:

“een voorziening waarvan aannemelijk is te achten dat belanghebbende daarover ook zou hebben

beschikt als hij niet gehandicapt was” (zie o.a. CRvB 14-07-2010, nr. 09/562).

 

In ogenschouw moet worden genomen of een algemeen gebruikelijke voorziening voor de belanghebbende ook algemeen gebruikelijk is, dat wil zeggen naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon of belanghebbende behorend. Een voorziening die op zich algemeen gebruikelijk is, kan in bepaalde individuele situaties niet algemeen gebruikelijk zijn, bijvoorbeeld:

  • als gevolg van de omstandigheid dat de ziekte of gebrek het nodig maakt om over te gaan tot een plotselinge vervanging van voorheen adequate zaken die normaal gesproken (nog) niet aan vervanging toe zouden zijn;

  • bij een noodzaak tot gelijktijdige aanschaf van meerdere, algemeen gebruikelijke zaken;

  • de noodzaak om op grond van de beperking over te moeten gaan tot de aanschaf van een duurdere voorziening dan gebruikelijk, die te belastend is voor het budget;

  • in situaties waarin mensen met een beperking door aanzienlijke (aantoonbare) meerkosten in verband met die beperking, een besteedbaar inkomen hebben dat onder de voor hen geldende bijstandsnorm ligt of dreigt te raken.

 

Ook is het mogelijk dat een te verstrekken voorziening een algemeen gebruikelijke component heeft. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat bij aanpassing van een oude badkamer of keuken ook gedeeltelijke reguliere renovatie plaatsvindt, die normaal gesproken voor eigen rekening van de eigenaar zou komen.

 

1.6 (wettelijk) voorliggende voorzieningen

Voorliggende voorzieningen zijn (wettelijke) voorzieningen of maatregelen die voorgaan op de Wmo of

Jeugdwet en daarmee de inzet daarvan kunnen voorkomen. Ze kunnen variëren van het verwijderen

van losliggende matjes en snoeren tot zaken die wettelijk geregeld zijn via bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet. De ondersteuning die vanuit het college kan worden geboden, wordt onder andere begrensd door de ondersteuning en zorg die kan worden geboden op grond van andere wettelijke regelingen, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz), Intensieve Kindzorg (IKZ), de Wet Passend Onderwijs of regelingen van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV).

 

Als iemand is geïndiceerd voor intramurale zorg via de Wet langdurige zorg, bestaat er geen recht op ondersteuning via de Wmo 2015, tenzij het gaat om het gebruik van algemene voorzieningen of een voorziening voor sociaal recreatief vervoer. Dit betekent dat iemand die zijn zorg op grond van de Wet langdurige zorg niet verzilvert, maar met een zogenaamd Volledig Pakket Thuis, Modulair Pakket Thuis of pgb thuis blijft wonen, geen beroep kan doen op aanvullende ondersteuning op grond van de Wmo 2015 voor bijvoorbeeld ondersteuning bij het doen van het huishouden of woningaanpassingen.

 

Voordat een (maatwerk)voorziening wordt verstrekt, is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. Behandeling is gericht op het verbeteren van de beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren en handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Om dit te beoordelen wordt een medisch adviseur ingezet.

 

1.7 Algemene / vrij-toegankelijke voorzieningen

Een algemene of vrij-toegankelijke voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruiker toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Een algemene of vrij toegankelijke

voorziening gaat voor een individuele maatwerkvoorziening. Algemene voorzieningen kunnen op de reguliere markt aangeboden worden of door de gemeente gerealiseerd worden.

 

1.8 Aanvaardbaar niveau

Aanvaardbaar wil zeggen, dat de ondersteuningsvrager zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De (maatwerk)voorziening beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie en bij jeugdigen van goed opgroeien en breidt zich niet uit tot wat de ondersteuningsvrager noodzakelijk vindt in het kader van smaak. Het streven is om de ondersteuningsvrager op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij wordt voornamelijk gekeken naar de situatie van de ondersteuningsvrager voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen en/of de situatie van inwoners in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben. Het betekent ook niet per definitie dat hij bijvoorbeeld alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende. Of bij jeugdigen dat zij gecompenseerd moeten worden om alles te kunnen doen wat kinderen zonder een beperking kunnen doen.

2 Maatwerkvoorzieningen Wmo

 

Maatwerkvoorzieningen zijn het geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die zijn afgestemd op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon. Maatwerkvoorzieningen worden ingezet ten behoeve van:

  • 1.

    zelfredzaamheid, waaronder begrepen dagbesteding in groepen en het daarvoor noodzakelijke vervoer, persoonlijke begeleiding, en kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

  • 2.

    participatie, waaronder begrepen deelname aan sociale activiteiten buitenshuis, onderwijs of arbeidsmarkt en het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

  • 3.

    beschermd wonen en opvang.

 

Ad 1. Zelfredzaamheid is het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden.

Ad 2. Participatie is het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

Ad 3. Beschermd wonen is het wonen in een accommodatie van een instelling, of in een eigen woning, met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de ondersteuningsvrager of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De Wmo 2015 schrijft voor dat gemeentebesturen maatschappelijke opvang dienen te verstrekken aan personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht en met gebruikelijke hulp uit zijn sociale netwerk, te handhaven in de samenleving. Daarbij wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen doelgroepen met verschillende achtergronden.

2.1 Resultaten

De resultaten zelfredzaamheid en participatie, beschermd wonen en opvang zijn verder toegespitst op:

  • 1.

    het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;

  • 2.

    het voeren van een gestructureerd huishouden;

  • 3.

    het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

  • 4.

    beschermd wonen;

  • 5.

    opvang.

Per resultaat worden voorbeelden gegeven van voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen. Dit betreffen voorbeelden en zijn geen limitatieve opsommingen.

 

2.1.1 Het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen

Algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten en drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact. Wanneer een ondersteuningsvrager ADL-verrichtingen niet zelf kan doen, is ondersteuning mogelijk op het gebied van:

  • begeleiding;

  • verplaatsen in en om de woning;

  • het normaal gebruik kunnen maken van de woning.

Opgemerkt wordt dat de ondersteuningsvrager dan mogelijk aanspraak kan hebben op verpleging en

verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) die voorliggend is.

 

2.1.1.1 Begeleiding

Het doel van begeleiding is het bieden van activiteiten gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en participatie die strekken tot voorkoming van opname of verwaarlozing. Zelfredzaamheid in relatie tot begeleiding betreft de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de ondersteuningsvrager in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. Afhankelijk van de beoogde resultaten van begeleiding, kan de begeleiding individueel of in groepsvorm worden gegeven.

 

Resultaat van begeleiding is dat de ondersteuningsvrager:

  • het vermogen heeft om zelfzorghandelingen uit te voeren of de regie te voeren over de zelfzorghandelingen;

  • het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met vrienden en familie;

  • het vermogen heeft om zelf in zijn dag structurering te voorzien; zelf besluiten kan nemen en regievoeren.

Begeleiding kan zich richten op:

  • Toezicht, aansturing of stimulering van het zelf uitvoeren van taken en activiteiten. De ondersteuning kan gericht zijn op:

    • °

      het ondersteunen bij of het verder uitbouwen of onderhouden van vaardigheden of handelingen

    • °

      het ondersteunen bij of het verder uitbouwen of onderhouden van het aanbrengen van(dag)structuur of het voeren van regie

    • °

      het oefenen met vaardigheden of handelingen

  • Het (deels en/of tijdelijk) overnemen van taken en/of toezicht, het continu bieden van ondersteuning. Dit omdat de cliënt bijvoorbeeld geen of onvoldoende regievermogen heeft. Denk ook aan sturing op problematisch gedrag om dat in goede banen te leiden of een cliënt met oriëntatiestoornissen.

  • Het incidenteel overnemen van toezicht, bijvoorbeeld ter ontlasting van de mantelzorger.

  • Aansturen van gedrag.

Voorliggende voorziening

De taak van de gemeente betreft inwoners die wel in staat zijn zelf op te staan, zichzelf te wassen en aan te kleden maar de regie en structuur missen om dit regelmatig en op de juiste momenten te doen. Daarvoor is het nodig dat ze worden aangespoord en begeleid. Indien de persoonlijke verzorging samenhangt met geneeskundige zorg, valt persoonlijke verzorging onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor personen tot 18 jaar valt persoonlijke verzorging onder de Jeugdwet.

 

Alvorens begeleiding in te zetten, is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Behandeling is gericht op het verbeteren van de aandoening/stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek. Begeleiding kan wel worden ingezet om tijdens de behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of verder uit te bouwen.

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Wanneer mensen een beperking hebben wordt bij activiteiten van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding vaak gedacht aan begeleiding. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen:

  • activiteiten zoals computerles of taalles;

  • alarmering;

  • pictogrammenbord of domotica in huis;

  • gezelschap of ondersteuning door vrijwilliger;

  • kinderopvang. Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend; het leren omgaan met een kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders.

2.1.1.2 Verplaatsen in en om de woning

Om de algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te kunnen voeren, moet iemand zich in huis kunnen verplaatsen en de verschillende vertrekken kunnen bereiken om daar te doen wat nodig is, dat wil zeggen normaal gebruik van de woning te maken. Daarmee worden ook de tuin en het balkon bedoeld. Om zich te kunnen verplaatsen in de woning is het soms noodzakelijk dat er een voorziening wordt ingezet ter ondersteuning, bijvoorbeeld een (elektrische) rolstoel of een traplift.

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Accessoires zoals bagagetassen, been- en voetenzakken en afdekhoezen komen niet voor vergoeding in aanmerking. Indien aangepaste kleding nodig is, bijvoorbeeld voor een zitorthese, kunnen de meerkosten in aanmerking komen voor vergoeding. Ook een rollator wordt gezien als een algemeen gebruikelijke voorziening.

 

2.1.1.3 Normaal gebruik kunnen maken van de woning

Onder normaal gebruik kunnen maken van de woning wordt verstaan: dat men kan eten, slapen, zich kan wassen en naar het toilet kan gaan en dat kinderen kunnen spelen. De daarvoor bestemde ruimtes moeten dus bereikbaar en toegankelijk zijn en aangepast zijn aan iemands beperkingen (bijvoorbeeld een laag aanrecht waar de rolstoel onder past). Ook het bereikbaar maken van gemeenschappelijke ruimtes van woongebouwen en flats vallen binnen dit resultaat.

 

Voor het normaal gebruik kunnen maken van de woning, kan het nodig zijn om de woning aan te passen of uit te bouwen, als andere oplossingen zoals het verhuizen naar een geschikte woning niet goed mogelijk zijn. Dat moet dus onderzocht worden. Een woning wordt alleen aangepast als sprake is van een zelfstandige woonruimte, die geschikt is voor permanente bewoning.

 

Er wordt geen woonvoorziening toegekend indien de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen belangrijke reden aanwezig was. Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van de woonvoorziening als de ondersteuningsvrager, in het kader van de eigen verantwoordelijkheid, geen in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen. Als belangrijke reden kan worden aangemerkt:

  • Samenwoning;

  • Huwelijk;

  • Het aanvaarden van werk elders.

Er wordt tevens geen woonvoorziening verstrekt indien de ondersteuningsvrager de hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld: indien iemand is aangewezen op een rolstoel en een huis koopt waarin veel dure aanpassingen moeten worden aangebracht, had het in de rede gelegen dat de ondersteuningsvrager in een al aangepast huis zou zijn gaan wonen.

 

De eerste vraag is wat de voorkeur verdient: verhuizing of woningaanpassing? Bij het bepalen van deze voorkeur wordt rekening gehouden met de kosten van de verschillende oplossingen. Punten die naast de kosten van de oplossing meegenomen moeten worden in de afweging zijn:

  • Informele zorg: is er sprake van mantelzorg of andere informele zorg in de buurt, die wegvalt bij verhuizen?

  • Sociaal verband: is er sprake van een sociaal verband met de omgeving die bij verhuizen wegvalt, waardoor sociaal isolement dreigt voor de ondersteuningsvrager of andere leden van het huishouden?

  • Urgentie: is (naar verwachting) niet tijdig een adequate woning beschikbaar, dan kan de verhuisverplichting niet worden opgelegd. De medisch verantwoorde termijn voor overbrugging in de huidige woning moet blijken uit het advies.

  • Woningaanbod: is er voldoende aanbod aan aangepaste woningen, dan wel kan er een aangepaste woning vrijgemaakt worden?

  • Woonomgeving: is de huidige woning goed gelegen ten opzichte van voorzieningen en openbaarvervoer en/of goed toegankelijk voor mensen in een rolstoel?

  • Werk: heeft iemand werk aan huis en kan verhuizing een verslechtering van de werksituatie betekenen?

  • Financiële situatie: nemen de woonlasten van de ondersteuningsvrager niet onevenredig toe, dan wel blijft een eigenaar niet met een restschuld zitten?

  • Verkoopbaarheid: is de eigen woning naar verwachting wel binnen de gestelde termijn te verkopen, uitgaande van een reële verkoopprijs?

Er kunnen nog andere punten zijn die op grond van het algemene afwegingskader in de individuele situatie in ogenschouw genomen moeten worden.

 

Voorwaarden voor een woningaanpassing

In sommige situaties kunnen de beperkingen die ondervonden worden in de woning opgelost worden met roerende of losse woonvoorzieningen. Dit zijn voorzieningen die (redelijk) gemakkelijk van de ene naar de andere woning kunnen worden verplaatst. In andere situaties is een bouwkundige woningaanpassing noodzakelijk. Woningen worden alleen bouwkundig aangepast als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De belanghebbende heeft in de woning feitelijk zijn hoofdverblijf. Er zijn twee uitzonderingen:

    • kinderen die in co-ouderschap worden opgevoed: in die situatie kunnen twee woningen aangepast worden;

    • als het gaat om het bezoekbaar maken van de woning voor familieleden die in een instelling verblijven op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • 2.

    De woning moet in de gemeente Haarlemmermeer staan.

  • 3.

    De woning moet geschikt zijn voor permanente bewoning.

  • 4.

    De woning moet aangepast kunnen worden.

De woningaanpassing

Bij een woningaanpassing wordt er rekening gehouden met de volgende punten:

  • Eerst wordt beoordeeld of een inpandige verbouwing mogelijk is, voordat besloten wordt tot een aanbouw.

  • Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassing wordt aangesloten bij de eisen van het Bouwbesluiten aan wat algemeen gebruikelijk is in de sociale woningbouw. Op basis daarvan wordt de hoogte van de vergoeding bepaald. Er kan voor een hoger kwaliteitsniveau gekozen worden, waarbij de meerkosten door de huurder, verhuurder of eigenaar voor eigen rekening worden genomen.

  • Aanpassingen aan de eisen van de tijd komen voor eigen rekening van de ondersteuningsvrager dan wel de eigenaar van de woning.

  • Bij grotere woningaanpassingen wordt een programma van eisen opgesteld, op basis waarvan meerdere offertes worden opgevraagd, indien niet voor standaardnormen voorwoningaanpassingen gekozen wordt. In het Financieel besluit sociaal domein is vastgelegd op basis van welke componenten het budget voor de woningaanpassing wordt berekend.

  • Bij het programma van eisen wordt rekening gehouden met de indicatieve maximum oppervlakten voor de diverse ruimten: 13,5 m2 voor een slaapvertrek, bij rolstoelgebruik 16-18 m2 en bad- & doucheruimte 6,5 m2. Bij het vaststellen van de benodigde ruimte wordt uitgegaan van de verschillende maatvoeringen zoals aangegeven in het Handboek voor Toegankelijkheid; zoals de minimale vrije doorgangsruimte, draaicirkels en haakse bochten. De aard van de beperking of bestaande indeling van een woonruimte (zoals positie van ramen en deuren) kunnen uitzonderingen mogelijk maken.

  • Er wordt rekening gehouden met belangen van mantelzorgers bij het bedienen van hulpmiddelen, zoals tilliften en andere hulpmiddelen die door de mantelzorgers bediend moeten worden.

Mantelzorgwoning

Als er sprake is van een mantelzorgwoning gaat het college daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid van het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Uitgangspunt daarbij is dat de uitgaven die de ondersteuningsvrager had voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen, etc. met deze middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om de mantelzorgwoning van te betalen.

 

Voorliggende voorzieningen

Herinrichting woning

Van de ondersteuningsvrager kan worden gevraagd dat de woning zodanig wordt ingericht of heringericht dat wordt voorkomen dat een woningaanpassing moet worden verleend (vergelijk CRVB:2011:BQ8290).

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Het weigeren van een woonvoorziening omdat de verhuizing in verband met de overgang naar een volgende levensfase als algemeen gebruikelijk bestempeld wordt, is een uitsluitingsgrond die niet in de Wmo genoemd wordt. Dit leidt tot een generieke uitsluiting van de compensatieplicht die zo niet door de wetgever bedoeld is. In individuele situaties kan het echter wel het geval zijn dat een verhuizing algemeen gebruikelijk is.

 

Indien een verhuizing in de lijn der verwachting ligt en niet alleen noodzakelijk is in verband met beperkingen kan gesteld worden dat er geen sprake is van een onvoorziene en onverwachte verhuizing. Bijvoorbeeld iemand die zich inschrijft bij Woningnet in verband met gezinsuitbreiding en die een maatwerkvoorziening aanvraagt voor verhuizing in verband met beperkingen. Van de ondersteuningsvrager kan worden verwacht dat hij zich, evenals mensen zonder beperkingen, kan voorbereiden op een gebeurtenis als een verhuizing.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen op het gebied van het normaal gebruik kunnen maken van de

woning zijn, in ieder geval:

  • Hendelmengkraan.

  • Thermostatische kraan.

  • Keramische- of inductiekookplaat.

  • Verhoogd toilet.

  • Tweede toilet / sanibroyeur.

  • Wandbeugels.

  • (Verwijderen) van drempels

  • Anti-slipvloer/coating.

  • Zonwering.

  • Ophogen tuin/bestrating bij verzakking.

2.1.2 Het voeren van een gestructureerd huishouden

2.1.2.1 Algemene afwegingen

Zie hiervoor ook 1.1 Eigen kracht en 1.2 Gebruikelijke hulp.

In de Wmo staan oplossingen die op eigen kracht ingevuld kunnen worden voorop. Het gaat er om aansluiting te vinden bij de mogelijkheden van de ondersteuningsvrager. Activiteiten die door de ondersteuningsvrager zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren dan tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door de ondersteuningsvrager wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke werkzaamheden.

 

Uit deze eigen verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat, in principe, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop betrokkenen zelf invloed uitoefenen en keuzes in maken. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

 

Dit betekent ook dat wanneer de ondersteuningsvrager reeds gewend is voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden is om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet altijd worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen de mogelijkheden wegvallen om de zelf ingehuurde hulp te continueren of dat de ondersteuning door de zelf ingehuurde hulp niet meer toereikend is.

 

Het schoonmaken van de buitenruimte (buitenzijde ramen, balkon, (onderhoud) tuin etc.) wordt niet tot het huishouden gerekend. Daarnaast biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden op het moment dat er gebruikelijke hulp aanwezig is.

 

2.1.2.2 Resultaten gestructureerd huishouden

Op basis van de persoonlijke situatie van de cliënt stelt de gemeente op maat een indicatie op. De indicatie wordt bepaald aan de hand van de gegevens uit het onderzoek. Indien nodig wordt er extra informatie opgevraagd. De volgende factoren worden in elk geval onderzocht en zijn van invloed op de indicatie:

  • aard en omvang van de beperkingen;

  • aanwezigheid van gebruikelijke/particuliere hulp;

  • aanwezigheid van minderjarige kinderen;

  • woonvorm;

  • mogelijke inzet van voorzieningen op basis van andere wetgeving, of algemene voorzieningen.

Resultaten

Indien er beperkingen zijn in het voeren van het huishouden, komt de cliënt mogelijk in aanmerking voor hulp in het voeren van een gestructureerd huishouden. De resultaten die hierbij horen zijn:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    schone kleding en bedden- en linnengoed;

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften (boodschappen kunnen doen);

  • 4.

    beschikken over maaltijden; brood- en warme maaltijden;

  • 5.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • 6.

    dagelijkse organisatie van het huishouden.

Ad 1. Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basis hygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Bewoners moeten gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.

 

Ad 2. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone kleding en bedden- en linnengoed. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Daarnaast wordt van de klant verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt.

 

Ad 3 en 4. De noodzakelijke boodschappen voor de primaire levensbehoeften in huis kunnen krijgen en de maaltijden kunnen verzorgen. Hiertoe hoort ook het samenstellen van de boodschappenlijst, het inkopen en opslaan.

 

Ad 5. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. Het gaat hierbij om een ouder die ten gevolge van beperkingen tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren. Denk daarbij aan de persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten. Deze ondersteuning is altijd tijdelijk om de ouder de mogelijkheid te bieden naar een structurele oplossing te zoeken.

 

Ad 6. Het dagelijks organiseren van het huishouden betreft de administratie, het organiseren, plannen en beheren van het huishouden om te komen tot een gestructureerd huishouden.

 

Schoonmaakhulp

Wanneer een persoon in staat is om overzicht te houden over dagelijks te verrichten taken om een gestructureerd huishouden te voeren, maar door (fysieke) beperkingen belemmerd wordt in het schoon en leefbaar houden van het huis en om te beschikken over schone was (resultaten 1 en 2), dan komt de persoon mogelijk in aanmerking voor de voorziening schoonmaakhulp.

 

Het behalen van de resultaten voorzien in beschikbaarheid van primaire levensbehoeften, boodschappen doen, maaltijdverzorging, kindzorg en dagelijkse organisatie (resultaten 3 tot en met 6), behoren niet tot de voorziening schoonmaakhulp.

 

Schoonmaakhulp wordt geïndiceerd in minuten en uren. De indicatiestelling wordt gedaan door de gemeente. Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening schoonmaakhulp, maken we gebruik van het HHM normenkader. Het aantal toe te kennen minuten/uren schoonmaakhulp wordt afgestemd op de individuele situatie en is maatwerk (HHM-normenkader bijlage 2).

 

Het normenkader gaat bij een gemiddelde cliëntsituatie uit van 125 minuten ondersteuning per week wanneer sprake is van volledige overname van activiteiten. Schoonmaakhulp is gericht op het uitvoeren van het licht en zwaar schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. De cliënt stemt zelf met de hulp af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld voor het realiseren van het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’.

 

De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Het normenkader geeft weer hoeveel minuten per week voor was verzorging nodig is en voor strijken.

 

Op maat minder en meer uren

Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of betrokkene aanvullende uren nodig heeft, bijvoorbeeld als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen. In dit onderzoek wordt gekeken of via de eigen mogelijkheden en inzet van het eigen sociaal netwerk, de algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen, in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis, voldoende oplossing wordt geboden.

 

De realisatie van een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden kan nodig zijn vanwege medische / fysieke beperkingen, of er is extra inzet nodig omdat medische/fysieke beperkingen leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is.

 

De maatwerkvoorziening schoonmaakhulp houdt een vergoeding in van € 17,50 per uur waarmee de client zelf de hulp inhuurt. In principe geldt ook hier de keuzevrijheid tussen natura en een pgb. Waarbij men in de praktijk de natura-variant (lees: financiële tegemoetkoming) zal kiezen. De tegemoetkoming wordt voor de duur van de beschikking maandelijks overgemaakt. Voor deze voorziening geldt een eigen bijdrage met een abonnementstarief van € 19 per maand.

 

(begeleide) Hulp bij het huishouden

Zie hiervoor ook Begeleiding onder 2.1.1 Uitvoeren van noodzakelijke algemeen dagelijkse levensverrichtingen.

Wanneer een persoon niet in staat is om overzicht te houden over dagelijks te verrichten taken om een gestructureerd huishouden te voeren, dan kan het behalen van resultaten een complexe taak zijn. Dit betreft een ondersteuningsvraag naar passende (zorg)ondersteuning en begeleiding om een of meer van de resultaten te behalen. Indien de ondersteuningsvrager niet in staat is om zelf of met behulp van het sociale netwerk een gestructureerd huishouden te voeren of schoonmaakhulp in te kopen, dan komt de persoon mogelijk in aanmerking voor de voorziening (begeleide) hulp bij het huishouden.

 

Tijdens het onderzoek wordt samen met de ondersteuningsvrager vastgesteld welke resultaten bereikt zullen worden. De (begeleide) hulp bij het huishouden wordt geboden door zorgaanbieders waar de gemeente een contract mee heeft. De zorgaanbieder stelt samen met de ondersteuningsvrager hiervoor een plan op. Dit ondersteuningsplan geldt als bijlage bij de beschikking. In het ondersteuningsplan kunnen alle genoemde resultaten onder 2.1.2.2 Resultaten gestructureerd huishouden, aan bod komen. Bij de invulling wordt ook rekening gehouden met de inzet van mantelzorg, andere informele zorg en voor de ondersteuningsvrager bruikbare algemene voorzieningen.

 

In tegenstelling tot de voorziening schoonmaakhulp, is bij de voorziening (begeleide) hulp bij het huishouden het behalen van het resultaat een schoon en leefbaar huis en het resultaat schone was onderdeel van het ondersteuningsplan bij de beschikking. Het HHM normenkader is hier niet van toepassing. In het ondersteuningsplan wordt onderscheid gemaakt tussen frequente en niet-frequente taken en licht en zwaar huishoudelijk werk.

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen op het gebied van het voeren van een gestructureerd huishouden zijn:

  • huishoudelijke apparaten, zoals bv een afwasmachine;

  • ramenwasser;

  • kinderopvang.

Voorliggende voorziening

Voor het schoonhouden van de woning is schoonmaakhulp op de particuliere markt een voorliggende voorziening, wanneer ondersteuningsvrager dit reeds gewend was zelf te regelen. Boodschappenservice en maaltijdvoorzieningen zijn ook voorliggend, mits deze daadwerkelijk beschikbaar zijn, door de ondersteuningsvrager financieel gedragen kan worden en adequate compensatie bieden.

 

2.1.3 Het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer

Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer wil zeggen dat iemand, ondanks zijn beperkingen, in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Ook het ontlasten van mantelzorgers is aandachtspunt. Wanneer een ondersteuningsvrager niet (volledig) zelfstandig kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, is ondersteuning mogelijk op het gebied van dagbesteding, kortdurend verblijf, deelname aan maatschappelijke activiteiten en vervoer.

 

2.1.3.1 Dagbesteding

Dagbesteding is erop gericht om een dagstructuur aan te brengen en om activiteiten te bieden die niet alleen gezellig zijn, maar ook zinvol en waarbij de ondersteuningsaanvrager actief wordt betrokken. Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woonsituatie wordt geboden. Het is ook nadrukkelijk anders dan welzijnsactiviteiten, ook al bevatten welzijnsactiviteiten wel elementen die ook in dagbesteding voorkomen. Voor veel inwoners zal deelname aan activiteiten in bijvoorbeeld buurthuis of inloopvoorziening voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en medemensen te ontmoeten. Alleen voor inwoners die door hun beperkingen een dergelijke dagstructurering, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of reguleren van gedragsproblemen nodig hebben is dagbesteding nodig.

 

Doel van dagbesteding is:

  • Bieden van structuur in dag en week. Hiermee kan achteruitgang van functies en zelfverzorging worden voorkomen. Soms is verbetering van de situatie mogelijk.

  • Bieden van sociale contacten en bezigheden.

  • Ondersteuningsvragers onder de pensioengerechtigde leeftijd zoveel mogelijk in een situatie brengen die te vergelijken is met de werkomgeving van niet-beperkte mensen.

Voorliggende voorzieningen

Op grond van de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar vermogen (WIA), Wajong en de Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk.

 

Vervoer van en naar dagbesteding

Als de ondersteuningsvrager medisch of psychisch niet in staat is om zichzelf te vervoeren, dan bestaat de mogelijkheid voor vervoer van en naar de dagbesteding. Bij een indicatie voor zorg in natura is voor de dagbesteding is de instelling verantwoordelijk voor het vervoer. Indien de ondersteuningsvrager niet zelfstandig kan reizen naar de dagbesteding, maar kan hij of zij wel met behulp van het netwerk hier komen, dan is een vervoersvergoeding mogelijk. Dit is het geval wanneer de zorgaanbieder van de dagbesteding het vervoer niet kan regelen of bij een persoonsgebonden budget. De vorm en de hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afstand en soort vervoer (eigen vervoer of openbaar vervoer). De afstand is gebaseerd op de dichtstbijzijnde geschikte instelling. Indien er geen medische noodzakelijkheid bestaat voor vervoer wordt géén vervoersindicatie afgegeven. De ondersteuningsvrager wordt geacht op eigen gelegenheid naar de dagbesteding te komen.

 

2.1.3.2 Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg die kan worden ingezet om de thuissituatie/mantelzorger tijdelijk te ontlasten. Kortdurend verblijf kan worden omschreven als het logeren in een instelling, gecombineerd met persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding. Hierdoor wordt de mantelzorger ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt langer thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die toezicht nodig hebben. Kortdurend verblijf is voor maximaal drie etmalen per week gedurende de looptijd van de beschikking. Drie etmalen per week is de standaard regel. Bij uitzonderingen; het betreft drie etmalen gemiddeld per week over de looptijd van de beschikking (zo is er ook ruimte voor maatwerk).

 

2.1.3.3 Deelname aan maatschappelijke activiteiten

Onderdeel van het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer is het kunnen meedoen aan diverse maatschappelijke activiteiten, zoals sportieve of culturele activiteiten. Deze activiteiten stellen mensen in staat anderen te ontmoeten en sociale relaties aan te gaan. In sommige situaties is het niet mogelijk om aan (sport)activiteiten of culturele activiteiten mee te doen zonder een specifieke voorziening. Denk bijvoorbeeld aan de verstrekking van een sportrolstoel, een aanpassing aan een muziekinstrument of het zoeken van een vrijwillig maatje die kan meegaan naar een activiteit met een nog te hoge drempel. Bij de beoordeling van de noodzaak hiervan, wordt rekening gehouden met het feit of het een nieuwe of reeds bestaande activiteit is. Daarnaast wordt bekeken of er andere mogelijkheden zijn voor deelname aan maatschappelijke activiteiten, die zonder de voorziening mogelijk zijn.

 

2.1.3.4 Sociaal vervoer

Soms moeten er in verband met beperkte fysieke mobiliteit of het geheel ontbreken van zelfstandige mobiliteit door verstandelijke of cognitieve beperkingen ook extra vervoersvragen beantwoord worden. Het gaat erom dat inwoners de deur uit kunnen voor de dagelijkse activiteiten op de korte en wat langere afstand binnen de eigen regio. Denk aan familiebezoeken, de huisarts bezoeken, etc. Hierbij wordt rekening gehouden met de straal van 25 kilometer. Vervoer over een grotere afstand wordt geregeld via Valys. Het verdient altijd de voorkeur om te onderzoeken, of en zo ja hoe zelfstandige mobiliteit vergroot zou kunnen worden, bijvoorbeeld via gebruik van ‘apps’ in het openbaar vervoer of – al dan niet tijdelijke- begeleiding van een vrijwilliger in het verkennen van de route.

 

Primaat collectief vervoer

Als er een maatwerkvoorziening nodig is in verband met vervoersvragen, dan heeft het collectief vervoer (RegioRijder) voorrang boven andere verstrekkingen, zoals een autoaanpassing of een persoonsgebonden budget voor het gebruik van de eigen auto of een taxi. In uitzonderingssituaties kan daar voor gekozen worden, als iemand om medische redenen niet van het collectief vervoer gebruik kan maken.

 

Aantal te reizen kilometers:

  • geïndiceerden kunnen standaard 1500 kilometer met het collectief vervoer reizen;

  • nagegaan wordt of dit aantal kilometers toereikend is voor de ondersteuningsvrager. Indien de ondersteuningvrager een actief sociaal leven heeft en/of vaak een familielid bezoekt in een instelling, kan een hoger maximum worden afgesproken. Daaraan is geen bovengrens verbonden;

  • ophoging van het aantal kilometers in verband met vrijwilligerswerk vindt alleen plaats als de vrijwilligersorganisatie niet in staat is de kosten te vergoeden, dan wel de kosten de verstrekte vergoeding overstijgen.

Overige vervoersvoorzieningen

Collectief vervoer is een voorziening die met name geschikt is voor de middellange afstanden. Voor de

vervoersbehoefte voor de korte afstanden (1-5 kilometer) kunnen ook andere voorzieningen verstrekt worden, zoals bijvoorbeeld een scootmobiel. Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt wanneer deze noodzakelijk is op het gebied van zelfredzaamheid en participatie.

 

Verstrekkingsvorm

Hulpmiddelen worden geleverd door hulpmiddelenleverancier. De contractuele afspraken met de hulpmiddelenleverancier zijn richtinggevend.

 

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • Accessoires als bagagetassen, been- en voetenzakken en afdekhoezen komen niet voor vergoeding in aanmerking. Indien aangepaste kleding nodig is bijvoorbeeld voor een zitorthese kunnen de meerkosten in aanmerking komen voor vergoeding.

  • Driewielfiets voor kinderen tot 4 jaar.

  • Tandem (met uitzondering van een ouder-kind tandem).

  • Fiets met lage instap.

  • Elektrische fiets (al dan niet met lage instap) voor een persoon van 16 jaar en ouder.

  • Bakfiets/fietskar/aanhangfiets voor jonge gezinnen.

  • Personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn.

  • Autoaccessoires: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak.

2.1.4 Beschermd wonen

De criteria om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor Beschermd Wonen en de hoogte van de eigen bijdrage zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit van de gemeente Haarlem. De gemeente Haarlem is als centrumgemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van deze voorziening in de regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer en is door het college daartoe gemandateerd.

 

2.1.5 Opvang

De gemeente Haarlem is als centrumgemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van deze voorziening in de regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer en is door het college daartoe gemandateerd voor de OGGz -doelgroep. De criteria voor opvang en de hoogte van de eigen bijdrage zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit van de gemeente Haarlem.

 

Wanneer een inwoner niet tot de doelgroep van opvang behoort zoals is opgenomen in de vigerende Verordening van Haarlem, maar wel tot de doelgroep behoort voor opvang zoals is opgenomen in artikel 2.3.1 in samenhang met artikel 2.3.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dan is de gemeente Haarlemmermeer verantwoordelijk.

 

Het betreft de doelgroep zonder op de voorgrond tredende gedragsstoornissen die voortvloeien uit een psychisch/psychiatrisch ziektebeeld en/of geen sprake is van gedragsstoornissen die een (dreigende) overlast voor de omgeving vormen. Er is sprake zijn van psychosociale problematiek en een meervoudige hulpvraag met een begeleidingsvraagstuk dat uitsluitend in combinatie met opvang kan worden opgepakt. Voor opvang gelden de volgende voorwaarden:

  • Er is sprake van de Nederlandse nationaliteit of een verblijfsstatus;

  • Er is binding met de gemeente Haarlemmermeer;

  • Er is feitelijke dakloosheid vastgesteld;

  • Er zijn onvoldoende financiële middelen of acute betalingsproblemen om zelf onderdak te financieren;

  • Er geldt een verplichte eigen bijdrage;

  • Er dient meegewerkt te worden aan een plan dat gericht is op het oplossen de en het vinden van een ander onderkomen;

De maatwerkvoorziening opvang kan worden beëindigd als er onvoldoende inspanning wordt geleverd om een ander onderkomen te vinden of als er sprake is van agressief of anderszins grensoverschrijdend gedrag.

 

2.2 Eigen bijdrage Wmo/Abonnementstarief

Zoals in artikel 2.1.4 in de Wmo vastgesteld, innen we een eigen bijdrage ofwel het abonnementstarief voor voorzieningen in natura of pgb die in het kader van de Wmo verstrekt worden. We hanteren het standaardtarief van € 19 per maand en sluiten dus aan bij de landelijke parameters en de maximale periodebijdrage. Voor algemeen toegankelijke voorzieningen innen we geen eigen bijdrage. De eigen bijdrage is niet afhankelijk van het inkomen en vermogen van het huishouden en de hoeveelheid afgenomen zorg. De eigen bijdrage heeft sinds januari 2020 de vorm van een abonnementstarief. Dat houdt in dat de eigen bijdrage geïnd wordt zolang een toekenningsbesluit actief is. Ook wanneer een inwoner bewust geen gebruik maakt van de toegekende zorg, wordt een eigen bijdrage geïnd. De eigen bijdrage is dus niet aan werkelijk zorggebruik gekoppeld.

 

Uitzonderingen

Zoals in onze verordening staat, zijn een aantal voorzieningen van de eigen bijdrage uitgenomen. Voor de volgende voorzieningen wordt geen eigen bijdrage geïnd:

  • a.

    rolstoelen;

  • b.

    voorzieningen voor kinderen tot 18 jaar, m.u.v. woningaanpassingen;

  • c.

    voorzieningen in algemene ruimten;

  • d.

    collectief vraagafhankelijk vervoer (cliënt betaalt wel een ritbijdrage die gelijk is aan het tarief dat in het openbaar busvervoer verschuldigd is, omgerekend naar het aantal kilometers);

  • e.

    voorzieningen voor het bezoekbaar maken van een woning;

  • f.

    tegemoetkomingen, met uitzondering van de tegemoetkoming voor schoonmaakhulp;

  • g.

    waakvlamcontact.

Tegemoetkomingen zijn van de eigen bijdrage uitgezonderd wanneer dit incidenteel volgens het primaat van de goedkoopste adequate voorziening wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld bij een verhuiskostenvergoeding of een vergoeding van vervoerskosten. De financiële tegemoetkoming voor schoonmaakhulp is een structurele dienst waarvoor inwoners wel een eigen bijdrage moeten betalen.

 

Huishoudensniveau

Wettelijk is geregeld dat het CAK de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats. De eigen bijdrage wordt op huishoudensniveau geïnd: wanneer dus beide partners ondersteuning vanuit de Wmo ontvangen waarvoor een eigen bijdrage geldt, int het CAK alleen één keer de eigen bijdrage voor het huishouden. Voor meerpersoonshuishoudens (getrouwd of partner) waarvan één persoon nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft geldt dat zij geen eigen bijdrage Wmo hoeven te betalen.

 

Start- en stop van de eigen bijdrage

Wij kiezen ervoor om de eigen bijdrage Wmo te starten op het moment dat de zorg werkelijk geleverd is: dat is de startdatum. De eigen bijdrage wordt pas gestopt als álle verstrekkingen zijn beëindigd en de meest langlopende kostprijs bereikt is. We stoppen de bijdrage op het moment:

  • dat er geen voorziening meer in gebruik is;

  • wanneer een voorziening in eigendom wordt verstrekt is afbetaald;

  • de inwoner verhuist naar een andere gemeente of

  • een inwoner overlijdt.

De kostprijs

Met de komst van het abonnementstarief speelt de controle op het overschrijden van de kostprijs niet meer zo'n grote rol als voorheen. Meestal is er sprake van maandelijks terugkerende dienstverlening waar maandelijks terugkerende kosten aan verbonden zijn. Hierbij zal het feitelijk niet voorkomen dat de kostprijs per maand wordt overschreden, zodat controle op de kostprijs overbodig is. Voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en voorzieningen in pgb geldt dit niet. Daarom moet de kostprijscontrole voor deze voorzieningen nog wel uitgevoerd worden. Onder kostprijs wordt de prijs verstaan waarvoor de gemeente de voorziening heeft ingekocht bij de aanbieder of leverancier en de daarin begrepen onderhoudskosten. De kostprijs is dus gelijk aan de waarde van de investering die de gemeente zich moet getroosten om de voorziening te kunnen realiseren. Voor een pgb is de kostprijs gelijk aan de hoogte van het pgb.

 

Voor het bepalen van de kostprijs zijn de werkelijke kosten die de gemeente maakt leidend, bijvoorbeeld de huurkosten, inclusief onderhouds- en servicekosten, die aan een leverancier van een voorziening worden betaald. Voor voorzieningen die in eigendom verstrekt worden geldt de aanschafwaarde bij de leverancier van de voorziening als kostprijs. Voor hulpmiddelen die in bruikleen worden verstrekt en waarvoor de gemeente, over de technische afschrijftermijn gerekend, per jaar € 228 (12 maanden een eigen bijdrage van € 19) of meer kosten maakt, geldt dat de inwoner blijft betalen zolang de toekenningsbesluit actief is. De eigen bijdrage van deze voorzieningen stopt wanneer de toekenningsbesluit is afgelopen. Voor voorzieningen in bruikleen waarvoor de gemeente per jaar minder kosten maakt dan € 228, wordt wel een kostprijs bijgehouden. Voor inwoners kan een afweging zijn om bij een voorziening in bruikleen met een lage kostprijs deze zelf te kopen en niet via de gemeente af te nemen. Voor woningaanpassingen voor inwoners tot 18 jaar wordt de eigen bijdrage bij de ouder geïnd.

 

Tijdelijk opschorten

Het uitgangspunt in Haarlemmermeer voor het tijdelijk opschorten (pauzeren) is dat de bijdrage alleen tijdelijk gestopt wordt als door overmacht meer dan twee maanden geen gebruik wordt gemaakt van zorg. Wanneer een inwoner dus bewust ervoor kiest geen gebruik te maken van de voorziening, zoals bij een vakantie, is geen sprake van opschorten. Bijvoorbeeld bij een langdurige ziekenhuisopname, kan de eigen bijdrage wel gestopt worden. De tijdelijke stop dient door de aanbieders aan ons doorgegeven te worden, via het iWmo berichtenverkeer. Dit laat onverlet de inlichtingenplicht van de inwoner. Het opschorten wordt niet toegepast voor een woningaanpassing of hulpmiddel, omdat deze niet wordt ingeleverd.

 

Vrijstellen van de eigen bijdrage

In 3.8 lid 3 onderdeel f uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn de bepalingen opgenomen over het vrijstellen van de eigen bijdrage. Wanneer de veiligheid van minderjarige kinderen in het gedrang is, er sprake is van onvoldoende betalingscapaciteit of in bepaalde gevallen van zorgmijding is het mogelijk een inwoner van de eigen bijdrage vrij te stellen. We geven dit besluit voor maximaal één jaar af.

 

Anticumulatieregeling

Indien een huishouden een eigen bijdrage betaalt voor zorg en ondersteuning vanuit de Wlz, dan betaalt het geen eigen bijdrage voor een Wmo-voorziening die onder de eigen bijdrage valt.

 

2.3 Technische afschrijvingstermijn

Voor het vaststellen van de technische afschrijvingstermijn sluiten wij aan bij de technische levensduur die door de fabrikant van de voorziening wordt opgegeven.

3 Slotbepalingen

 

Het college kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen.

 

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

 

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2023 en vervangen de Beleidsregels toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlemmermeer 2022.

 

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen waarop op of na 1 januari 2023 een besluit wordt genomen.

 

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels toegangsproces en maatwerkvoorzieningen Wmo gemeente Haarlemmermeer 2023.