Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

Beleidsregels herziening, intrekking, terug- en invordering gemeente Haarlemmermeer 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels herziening, intrekking, terug- en invordering gemeente Haarlemmermeer 2023
CiteertitelBeleidsregels herziening, intrekking, terug- en invordering gemeente Haarlemmermeer 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels terugvordering en invordering gemeente Haarlemmermeer 2022

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2023
  2. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 8.1.4 van de Jeugdwet
  5. artikel 2.3.10 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 8.1.4 van de Jeugdwet
  7. artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
  8. artikel 78f van de Wet werk en bijstand
  9. § 6.2 van de Wet werk en bijstand
  10. § 6.4 van de Wet werk en bijstand
  11. § 6.5 van de Wet werk en bijstand
  12. artikel 78f van de Wet werk en bijstand
  13. artikel 203 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES
  14. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  15. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-202301-01-2023nieuwe regeling

10-01-2023

gmb-2023-82678

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels herziening, intrekking, terug- en invordering gemeente Haarlemmermeer 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

 

Gelet op:

  • artikel paragraaf 6.2, 6.4 en 6.5 en artikel 78f van de Participatiewet, waaronder

    • °

      paragraaf 5.2 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • °

      artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

  • paragraaf 2.3 en 2.5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • paragraaf 2.3 en 2.5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • artikel 2.3.10 en paragraaf 2.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • artikel 8.1.4 van de Jeugdwet;

  • artikel 6:203 e.v. van het Burgerlijk Wetboek;

  • titel 4.3 en 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2023;

 

gelezen het voorstel d.d. 10 januari 2023;

 

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels herziening, intrekking, terug- en invordering

gemeente Haarlemmermeer 2023

 

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • c.

      BW: Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

    • e.

      Debiteur: de persoon die (mogelijk) tot terugbetaling verplicht is;

    • f.

      Fraudevordering: een vordering die voortvloeit uit een schending van de inlichtingenplicht;

    • g.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • h.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • i.

      Jw: Jeugdwet;

    • j.

      Pw: Participatiewet;

    • k.

      Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

    • l.

      Wetten: de in dit artikel genoemde wetten en regelingen, zowel afzonderlijk als tezamen;

    • m.

      Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wetten en de daarop gebaseerde regelingen..

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze beleidsregels zijn van toepassing op besluitvorming over herziening, intrekking, terug- en/of invordering ingevolge de wetten alsmede op situaties waarbij sprake is/lijkt van een onverschuldigde betaling ex artikel 6: 203 e.v. BW in relatie tot de wetten, een en ander voor zover in de wetten niet dwingend anders is bepaald.

Artikel 3. Algemene bevoegdheid

  • 1.

    Tenzij uit deze beleidsregels anders volgt maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot:

    • a.

      verrekening,

    • b.

      herziening of intrekkingen van de aanspraak op een uitkering dan wel voorziening;

    • c.

      terug-, en invorderen van ten onrechte verstrekte gelden;

  • 2.

    Indien de mogelijkheid daartoe uit de wetten volgt treft het college voorafgaand aan de toekenning van een uitkering of voorziening maatregelen ter meerdere zekerheid van terugbetaling. Zoals bijvoorbeeld het opleggen van verplichtingen om medewerking te verlenen aan het vestigen van een pandrecht of een recht van hypotheek.

  • 3.

    Het college kan van zijn bevoegdheden gebruikmaken jegens alle gezinsleden.

Artikel 4. Dringende redenen en laag bedrag

  • 1.

    Indien uit de wetten volgt dat het college verplicht is om over te gaan tot herziening, intrekking, terug- dan wel invordering beoordeelt het college of er sprake is van een dringende redenen om daarvan af te zien.

  • 2.

    Indien uit de wetten volgt dat het college bevoegd is om over te gaan tot herziening, intrekking, terug- dan wel invordering gaat het na of het redelijk is om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Aanwezigheid van een dringende leidt tot in ieder geval tot (geheel of gedeeltelijk) afzien van herziening, intrekking, terug- dan wel invordering.

  • 3.

    Indien de betrokkene door de Belastingdienst op grond van de Catshuisregeling is aangemerkt als gedupeerde in de toeslagenaffaire is dit voor het college reden of af te zien van terug- dan wel (verdere) invordering.

  • 4.

    Indien het terug te vorderen bedrag lager is dan € 100 wordt wel een terugvorderingsbesluit genomen maar gaat het college niet over tot invordering.

Artikel 5. Brutering

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de uitkering bruto terug te vorderen. Echter, indien er géén sprake is van enig verwijtbaar gedrag van de zijde van de belanghebbende én het de belanghebbende niet kan worden tegengeworpen dat de vordering niet in zijn

geheel binnen het kalenderjaar waarop de vordering betrekking heeft is voldaan, wordt van brutering

afgezien.

Artikel 6. Minnelijke regeling, dwangbevel, inschakelen derde

  • 1.

    Als de debiteur na terugvordering niet of niet langer meewerkt aan een minnelijke betalingsregeling, kan het college overgaan tot invordering door middel van verrekening met een uitkering die wordt verstrekt door een andere gemeente of uitkeringsinstantie dan wel kan door invordering bij dwangbevel en beslaglegging.

  • 2.

    Het college kan invordering overdragen aan een derde, zoals bijvoorbeeld een deurwaarder.

  • 3.

    De aan het tweede lid verbonden invorderingskosten berekent het college door aan de debiteur.

Hoofdstuk 2 – Specifieke situaties

Artikel 7. Geldlening

  • 1.

    Op een geldlening dient te worden afgelost, een en ander conform de plicht tot aflossing die het college daartoe aan de belanghebbende oplegt.

  • 2.

    De belanghebbende kan zelf een betalingsregeling voorstellen. Hiermee stemt het college in als daarmee de lening binnen een periode van 36 maanden volledig wordt terugbetaald.

  • 3.

    Het college merkt de lening aan als direct opeisbaar wanneer:

    • a.

      de belanghebbende zijn aflossingsplicht niet nakomt;

    • b.

      de belanghebbende het bedrag van de lening niet besteedt aan het doel waarvoor de lening is toegekend;

    • c.

      er sprake is van curatele of onderbewindstelling van het vermogen;

    • d.

      er sprake is van surseance van betaling of faillissement;

    • e.

      de belanghebbende komt te overlijden.

Artikel 8. Zelfstandigen en verplichtingen tot rentebetaling en aflossing bedrijfskapitaal

  • 1.

    Het college stelt de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal vast op basis van de looptijd van de geldlening en kan hierbij rekening houden met de aflossingscapaciteit van de zelfstandige.

  • 2.

    Wanneer de zelfstandige niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, zal het college contact opnemen met de zelfstandige. Daarna volgen, als dit nodig is, een 1e en een 2e aanmaning.

  • 3.

    Als de zelfstandige ook na een 2e aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, gaat het college direct over tot terugvordering van de openstaande vordering plus achterstallige rente.

  • 4.

    Als sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de rente- en aflossingsverplichtingen, betaalt de zelfstandige over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente.

Artikel 9. Zelfstandigen en geldlening Tozo

  • 1.

    Het college merkt een lening bedrijfskapitaal als direct opeisbaar aan wanneer:

    • a.

      de zelfstandige de terugbetalingsverplichtingen niet nakomt;

    • b.

      de zelfstandige zijn bedrijf of beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt of beëindigt;

    • c.

      er sprake is van surseance van betaling of faillissement van de zelfstandige, van één van de vennoten of leden waarmee het bedrijf of zelfstandig beroep in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend, of van de rechtspersoon;

    • d.

      er sprake is van curatele van de zelfstandige, of bij onderbewindstelling van het vermogen van de zelfstandige en/of het bedrijf;

    • e.

      de zelfstandige het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming;

    • f.

      de zelfstandige komt te overlijden.

  • 2.

    Terug- en invordering vindt plaats bij de zelfstandige en/of diens partner, als deze partner bij de bijstand is inbegrepen

Hoofdstuk 3 - Terugvorderingsbeschikking

Artikel 10. Terugvorderingsbeschikking

Het college vermeldt in de terugvorderingsbeschikking, in aanvulling op hetgeen in artikel 4:86 Awb is

gesteld, in ieder geval:

  • a.

    de mogelijkheid voor de debiteur om voor het verstrijken van de gestelde betalingstermijn een gemotiveerd verzoek tot het treffen van een betalingsregeling te doen;

  • b.

    dat, bij gebreke van tijdige betaling of het tijdig indienen van een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling, het college zal overgaan tot het instellen van rechtsmiddelen waarmee uiteindelijk tot (dwang)invordering kan worden overgegaan. Alle hieruit voortkomende invorderingskosten kunnen op de debiteur worden verhaald.

Hoofdstuk 4 – Aflossing en invordering

Artikel 11. Betalingsverplichting en rangorde invordering

  • 1.

    Het college heeft de bevoegdheid om als betalingsverplichting een betaling van de volledige vordering ineens op te leggen, dan wel ambtshalve een maandelijkse aflossingstermijn vast te stellen.

  • 2.

    Bij invordering van verschillende bedragen hanteert het college de volgende rangorde:;

    • a.

      Betalen boete;

    • b.

      Netto vordering van het lopende kalenderjaar ter voorkoming van brutering;

    • c.

      Bedrijfskapitaal Tozo;

    • d.

      Bedrijfskapitaal Bbz;

    • e.

      Bruto vordering zonder mogelijkheid parate executie;

    • f.

      Bruto vordering overig.

  • 3.

    Vorderingen zonder executoriale titel gaan voor op die met een dwangbevel;

  • 4.

    Fraudevorderingen gaan altijd voor op niet-fraudevorderingen;

  • 5.

    De oudste vordering wordt het eerste afgelost. Als er reeds op een vordering wordt afgelost en er ontstaat later een vordering met een hogere preferentie, dan wordt de nieuw te hanteren volgorde als zodanig in de registraties verwerkt.

  • 6.

    Bij beschikking kan het college nadere voorwaarden worden opnemen.

Artikel 12. Aflossingscapaciteit inkomen bijstandsniveau

  • 1.

    Indien de debiteur een inkomen heeft op bijstandsniveau, bedraagt de aflossingscapaciteit, met in achtneming van de beslagvrije voet:

    • a.

      maximaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand, inclusief de vakantietoeslag, indien er sprake is van een fraudevordering. Er wordt geen rekening gehouden met eventuele toeslagen op grond van artikel 36 van de Participatiewet.

    • b.

      maximaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand, inclusief vakantietoeslag, in de overige situaties.

  • 2.

    Indien de debiteur een bijstandsuitkering ontvangt op grond van artikel 20 van de Participatiewet vermeerderd met een toeslag op grond van 35 van de Participatiewet, wordt de aflossingscapaciteit met toepassing van lid 1 en 2, alleen berekend over de bijstandsnorm.

  • 3.

    In geval van beslaglegging door een derde, kan de aflossingscapaciteit ingevolge de bovengenoemde leden voor alle vorderingen worden bepaald op de volledige beslagruimte, zoals aangegeven in artikel 475d leden 1 en 2 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 13. Aflossingscapaciteit inkomen boven bijstandsniveau

  • 1.

    Het college heeft de bevoegdheid om als betalingsverplichting een betaling van de volledige vordering ineens op te leggen, dan wel ambtshalve een maandelijkse aflossingstermijn vast te stellen.

  • 2.

    In de betalingsverplichting kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen.

  • 3.

    Indien de debiteur in gebreke blijft tot volledige nakoming van de betalingsverplichting, wordt het besluit tot terugvordering wettelijk ten uitvoer gelegd.

Artikel 14. Zelfstandigen: Aflossingscapaciteit en betalingsregeling

  • 1.

    Het college biedt de zelfstandige wanneer de vordering, bestaande uit de rentedragende geldlening plus achterstallige rente, direct opeisbaar is geworden, een termijn van 6 weken om het volledige openstaande bedrag te voldoen. Ook biedt het college de zelfstandige de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Dit wordt in de beschikking vermeld.

  • 2.

    De zelfstandige kan zelf een betalingsregeling voorstellen. Hiermee stemt het college in als daarmee de vordering binnen een periode van 60 maanden in zijn geheel kan worden afgelost.

  • 3.

    Wanneer een betalingsregeling zoals genoemd in het 2e lid niet tot stand kan komen, wordt de aflossing vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 35% van het inkomen boven deze norm, maar maximaal het bedrag dat berekend met de rekenmodule beslagvrije voet is in te vorderen.

  • 4.

    In afwijking van het 2e en 3e lid kan het college met een betalingsvoorstel van de zelfstandige instemmen als daarmee wordt bereikt dat de zelfstandige de vordering via minnelijke weg blijft betalen.

Artikel 15. Tussentijdse beoordeling aflossingscapaciteit

Het college kan periodiek of naar aanleiding van een signaal onderzoek verrichten naar de draagkracht van de debiteur.

Artikel 16. Verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting

  • 1.

    Op verzoek van de debiteur kan het college een eerder vastgestelde betalingsverplichting wijzigen in verband met wijzigingen in de (financiële) situatie van de belanghebbende. Het is aan de belanghebbende om zijn verzoek te onderbouwen met bewijsstukken.

  • 2.

    Het indienen van een verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting heeft geen schorsende werking ten aanzien van de lopende betalingsverplichting.

Artikel 17. Uitstel van betaling

  • 1.

    Indien de financiële situatie of de bijzondere omstandigheden van de debiteur hiertoe aanleiding

  • geven, kan het college op verzoek daartoe besluiten tot het verlenen van uitstel van betaling

  • gedurende een bepaalde periode. Na deze periode zal opnieuw beoordeeld worden of de debiteur in staat is af te lossen.

  • 2.

    Nadat een dwangbevel wettelijk ten uitvoer is gelegd, kan het college op verzoek besluiten de

  • aflossingsverplichting te matigen, met handhaving van het derdenbeslag.

  • 3.

    Aan het uitstel van betaling, dan wel de matiging van de betalingsverplichting, kan het college

  • voorwaarden verbinden.

Artikel 18. Uitstel van betaling zelfstandige

  • 1.

    Het college kan op schriftelijk verzoek van de zelfstandige uitstel van de betalingsverplichting verlenen voor een bepaalde periode. Dit kan alleen als de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven en de zelfstandige dit onderbouwt met bewijsstukken.

  • 2.

    Het college stemt zonder onderzoek in met een verzoek tot uitstel van betaling als:

    • a.

      aan de zelfstandige in de periode van 24 maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend;

    • b.

      het geen Tozo betreft, en

    • c.

      het uitstel van betaling niet langer duurt dan 6 maanden.

  • 3.

    Het college trekt het besluit tot uitstel van betaling in wanneer:

    • a.

      op een later tijdstip blijkt dat de zelfstandige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen; en/of

    • b.

      de gronden voor verlening van het uitstel als bedoeld in het 1e lid zijn komen te vervallen.

Hoofdstuk 5 - Afkoop, kwijtschelding en afzien van (verdere) invordering

Artikel 19. Opschorting invordering

Het college schort de invordering, in het geval van een bezwaar- of beroepschrift, enkel op indien de

directe invordering onevenredig belastend is voor de debiteur of wanneer het niet opschorten van de

invordering financiële risico’s voor het college oplevert.

Artikel 20. Afkoop van de restantvordering

  • 1.

    Het college kan, indien volledige invordering op een andere wijze naar het oordeel van het college minder rendabel zal zijn, besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de vordering na betaling van 50% van de restschuld ineens.

  • 2.

    Het college besluit – behoudens dringende redenen - niet tot kwijtschelding:

    • a.

      indien en voor zover de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek;

    • b.

      indien de vordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en de betaling ineens minder bedraagt dan 50% van de restschuld.

Artikel 21. Kwijtschelding bij schuldregeling

  • 1.

    Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de terugvordering, indien:

    • a.

      redelijkerwijs is te voorzien dat de debiteur niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      redelijkerwijs is te voorzien dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

    • c.

      de vorderingen jegens het college inzake de wetten ten minste worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang; en

    • d.

      het verzoek tot medewerking aan een schuldsanering, een minnelijk schuldhulpverleningstraject of schuldbemiddeling wordt ingediend door een bij het NVVK aangesloten schuldbemiddelingsinstantie of een Nederlandse gemeente.

  • 2.

    Het college verleent geen medewerking aan kwijtschelding als bedoeld in lid 1:

    • a.

      indien de terugvordering van bijstand het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en waarbij als gevolg van dit gedrag aangifte is gedaan bij het Openbaar Ministerie;

    • b.

      indien de vordering is ontstaan als gevolg van opzet of grove schuld als bedoeld in artikel 2a, leden 3 en 5 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

    • c.

      indien en voor zover de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek.

  • 3.

    Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

  • 4.

    Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand wordt

  • ingetrokken of ten nadele van de debiteur gewijzigd indien:

    • a.

      de debiteur zijn schuld aan het college niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • b.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 22. Afzien van (verdere) invordering

  • 1.

    Het college kan afzien van invordering indien de debiteur:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en tenminste 50% van de hoofdsom is terugbetaald;

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan de betalingsverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog betaalt;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      een bedrag overeenkomend met tenminste 50% van de restschuld, in één keer aflost.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op fraudevorderingen.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 en 2, kan het college afzien van (verdere) invordering van een fraudevordering, indien de debiteur:

    • a.

      a. gedurende tien jaar volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en tenminste 50% van de hoofdsom is terugbetaald;

    • b.

      gedurende tien jaar niet volledig aan de betalingsverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog betaalt;

    • c.

      gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      een bedrag overeenkomend met tenminste 50% van de restschuld, in één keer aflost.

Hoofdstuk 6 - Slotbepalingen

Artikel 23. Slotbepalingen

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2023 en vervangen daarmee de Beleidsregels terugvordering en invordering gemeente Haarlemmermeer 2022.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels herziening, intrekking, terug- en invordering gemeente Haarlemmermeer 2023.