Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Participatieverordening Schiedam 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening Schiedam 2022
CiteertitelParticipatieverordening gemeente Schiedam 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening gemeente Schiedam 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 150 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2023nieuwe regeling

22-11-2022

gmb-2023-81296

BPR2200289/22BIJ01801

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening Schiedam 2022

Besluit van de raad van de gemeente Schiedam tot vaststelling van de Participatieverordening Schiedam 2022

 

De raad van de gemeente Schiedam;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 november 2022, BPR2200289/22BIJ01801;

 

gelet op artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Participatieverordening Schiedam 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • (a)

    Bestuursorgaan: Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders behoort: het college van burgemeester en wethouders. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de burgemeester behoort: de burgemeester.

  • (b)

    Belanghebbenden: Inwoners, ondernemers en partners van maatschappelijke organisaties of anderen die een belang hebben bij een ontwikkeling.

  • (c)

    Bewonersinitiatief: Initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven woonachtig of gezeteld in Schiedam en initiatieven die Schiedam of Schiedammers ten goede komen.

  • (d)

    Inspraak: Een bijzondere vorm van participatie dat zich kenmerkt door een formeel karakter en dat plaatsvindt door ter inzagelegging van een door het bestuursorgaan reeds op- en vastgesteld concept over voorgenomen beleid/lokale regelgeving dan wel wijziging daarvan, gedurende een vooraf vastgestelde periode, waarin een ieder zienswijzen op het voornemen kan indienen.

  • (e)

    Inwonersparticipatie: Vorm van participatie, waarin op initiatief van het bestuursorgaan inwoners, ondernemers en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering en/of evaluatie van beleid worden betrokken, voordat het bestuursorgaan het voorgenomen beleid, uitvoering en/of evaluatie formeel heeft vastgesteld. Inwonersparticipatie is vormvrij en kan bestaan uit verschillende participatievormen, zoals informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen.

  • (f)

    Overheidsparticipatie: Vorm van participatie. De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan initiatieven van inwoners, ondernemers en partners van maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

  • (g)

    Participatie: Het betrekken van inwoners, ondernemers en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede het ondersteunen van bewonersinitiatieven van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving.

  • (h)

    Uitdaagrecht: Het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak (deels) over te nemen, als zij denken deze taak slimmer, beter, goedkoper of anders uit te kunnen voeren.

Artikel 2. Reikwijdte en algemene bepalingen

  • 1.

    Participatie als bedoeld in deze verordening wordt toegepast wanneer het te verwachten is dat er mensen zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit en er ruimte is voor invloed op de te maken keuzes. Indien er geen ruimte voor invloed is, worden belanghebbenden in ieder geval voortijdig geïnformeerd.

    Participatie wordt eveneens toegepast wanneer te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het beleid of besluit.

  • 2.

    Participatie en/of inspraak wordt niet toegepast:

    • (a)

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • (b)

      indien dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • (c)

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • (d)

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • (e)

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie / inspraak niet kan worden afgewacht;

  • 3.

    De gemeenteraad stelt de kaders van het participatiebeleid vast.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders zorgt voor de organisatie en uitvoering van participatie.

Hoofdstuk 2 Inwonersparticipatie

Inwoners participeren in de voorbereiding, ontwikkeling, uitvoering en / of evaluatie van gemeentelijk beleid

Artikel 3. Participatietraject

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan dat het participatietraject voorbereidt, hanteert in geval van inwonersparticipatie de basisvragen voor effectieve participatie;

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan maakt voor de start van het participatietraject het voornemen tot inwonersparticipatie bekend op de voor dat traject geschikte wijze.

Artikel 4. Besluitvorming participatietraject

  • 1.

    Bij de aanvang van een participatietraject dient in ieder geval te worden bepaald op welke wijze het bestuursorgaan zal omgaan met de uitkomsten van het participatietraject, op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden, waarbij het bestuursorgaan een keuze maakt uit de volgende mogelijkheden:

    • (a)

      Het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming;

    • (b)

      Het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming;

    • (c)

      Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

Artikel 5. Eindverslag participatietraject en inspraak

  • 1.

    Ter afronding van het participatietraject of inspraak laat het bevoegde bestuursorgaan een eindverslag opstellen. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • (a)

      een overzicht van het gevolgde participatietraject op hoofdlijnen;

    • (b)

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatietraject;

    • (c)

      een reactie op deze uitkomsten van het participatietraject, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het centrale onderwerp van de participatie wordt overgegaan;

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders of het bestuursorgaan burgemeester brengt het eindverslag ter kennis van de raad als onderdeel van een raadsvoorstel.

Artikel 6. Inspraakprocedure

  • 1.

    Het bestuursorgaan, college en burgemeester, besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend wanneer sprake is van het genoemde bij artikel 2 lid 2.a t/m 2.e.

  • 4.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure, zoals een aangepaste inspraaktermijn, vaststellen.

Hoofdstuk 3 Overheidsparticipatie

Overheid participeert in initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden

Artikel 7. Toepassen Overheidsparticipatie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt het beleid ten aanzien van initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, ondernemers of andere belanghebbenden vast, met daarin:

    • (a)

      Spelregels en voorwaarden voor initiatieven;

    • (b)

      Laagdrempelige procedure voor het aanvragen van budget en een duidelijk aanspreekpunt;

    • (c)

      Interne procedures voor afhandeling;

    • (d)

      Transparantie over ondersteuning en budgetten.

  • 2.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het initiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 3.

    Indien het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan zij besluiten het initiatief te ondersteunen door middel van:

    • (a)

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • (b)

      het beschikbaar stellen van financiële middelen;

    • (c)

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • (d)

      andere vormen van ondersteuning.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders past geen overheidsparticipatie toe wanneer sprake is van een initiatief dat naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is, of indien het initiatief overwegend het privébelang van de indiener dient.

Hoofdstuk 4 Omgevingswet

Artikel 8. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt participatie over omgevingsplannen en omgevingsvergunningen plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet.

Hoofdstuk 5 Evaluatie en monitoring

Artikel 9. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt een keer per vier jaar geëvalueerd.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsrecht

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Inspraakverordening gemeente Schiedam 2005.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente Schiedam 2022.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Schiedam, gehouden op 22 november 2022.

de griffier,

M.A.J.R. Hermans

de voorzitter,

C.H.J. Lamers

Toelichting

De gemeente Schiedam wil de kennis en ervaring van bewoners, bedrijven en instellingen inzetten bij beleid, vanaf agendavorming tot beleidsontwikkeling, besluitvorming, uitvoering en evaluatie van het beleid. Daarnaast stimuleert de gemeente Schiedam dat Schiedammers samen het initiatief nemen om hun straat, wijk of stad mooier, veiliger en socialer te maken.

 

Deze verordening regelt het betrekken van bewoners bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. De verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de betrokken bestuursorganen ondersteuning bieden aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen.

 

Met de voorgenomen wijziging van art 150 Gemeentewet ontstaat voor gemeenten de plicht om de inspraakverordening om te bouwen naar een participatieverordening. Het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ regelt dat het bestuur inwoners in staat stelt te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

 

Deze Participatieverordening van de gemeente Schiedam bouwt voort op:

  • Inspraakverordening gemeente Schiedam 2005

  • Visienota Open Schiedam 2017

  • Deelnota ‘Een wijk vol initiatieven’ 2018

  • Nota ‘Bewonersondersteuning’ 2020

  • Visienota Communicatie 2017

  • Democratische spelregels raad bij participatie, 2020

  • Samenwerken in Schiedam, Participatiebeleid 2021

Deze Participatieverordening is gebaseerd op het Participatiebeleid, waarin de ideeën en suggesties zijn verwerkt uit de gesprekken met raadsleden, leden van het college van B&W, bewoners en ambtenaren van de gemeente Schiedam. Het stuk is mede gebaseerd op de eerste proeve van een model-Participatieverordening op basis van het VNG-traject ‘Spelregels lokale democratie’ (mei 2021). In deze Toelichting worden enkele onderdelen van de Participatieverordening nader toegelicht.

 

Bestuursorgaan

In de verordening wordt regelmatig gesproken over ‘het bestuursorgaan’. De gemeente heeft drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester (artikel 6 van de Gemeentewet). Indien expliciet een van deze bestuursorganen wordt bedoeld, dan wordt dit ook als zodanig benoemd. Indien de tekst rept over ‘het bestuursorgaan’, dan is het afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling rond dit thema welk bestuursorgaan bedoeld wordt. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. In gelijke zin geldt dit voor het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

 

Inwonersparticipatie

Artikel 3 bevat bepalingen over de start van een participatieproces bij inwonersparticipatie.

 

Bij het vaststellen van het participatietraject worden de volgende basisvragen voor effectieve participatie beantwoord:

  • 1.

    Kunnen belanghebbende invloed uitoefenen op het participatietraject?

  • 2.

    Hebben belanghebbenden een belang bij de uitkomsten van het participatietraject?

  • 3.

    Is er voldoende tijd, geld, capaciteit en expertise voor een effectief participatietraject?

  • 4.

    Is dit het juiste moment voor een participatietraject?

  • 5.

    Committeren beslissers zich aan het participatietraject?

De beslissing of er wel of niet participatie wordt toegepast zal vaak bij het college van burgemeester en wethouders liggen. In zaken waarbij de raad beslissingsbevoegd is, ligt deze keuze bij de raad. In de praktijk zullen ambtenaren en wijkregisseurs vanuit hun expertise en op basis van het participatiebeleid advies uitbrengen wanneer een participatieproces wenselijk wordt geacht.

 

Artikel 3, lid 2 regelt dat er communicatie plaatsvindt over het participatietraject zodat belanghebbenden in kennis worden gesteld.

 

Kosten participatie

Het is belangrijk dat er aan de voorkant ook helderheid is over de kosten voor het organiseren van het participatietrajecten en voor de uitvoering van de participatie uitkomsten. Bij participatie over projecten zullen deze kosten onderdeel uitmaken van het projectbudget. Vanuit de wijkbudgetten is het mogelijk om kleine initiatieven van bewoners te ondersteunen en honoreren. Indien er door bewoners een aanvraag wordt gedaan waarvoor een groter budget nodig is, vergt dit afzonderlijke besluitvorming door burgemeester en wethouders en/of de gemeenteraad.

 

Besluitvorming

Art. 4 bepaalt dat het bestuursorgaan aan de voorkant aangeeft op welke wijze de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming. Dit biedt een antwoord op een regelmatig gehoorde kritiek dat het vaak onhelder is wat er met de inbreng van bewoners gebeurt. Het is wenselijk om bewoners helderheid te geven wat er met hun inbreng gaat gebeuren (verwachtingsmanagement).

 

Eindverslag participatie

Art. 5 regelt dat ter afronding van het participatietraject en/of inspraak het bevoegde bestuursorgaan een openbaar eindverslag opstelt. Hierin staat het gevolgde participatietraject, de belangrijkste uitkomsten en toelichting op hoe de uitkomsten wel of niet zijn toegepast in de uitwerking van het centrale onderwerp.

 

Inspraakprocedure

Art. 6 gaat in op de procedure bij inspraak. Dit artikel is een specifieke uitwerking van Art. 2 dat in gaat op de reikwijdte van inwonersparticipatie en inspraak. Daarbij wordt ook verwezen naar Art. 1 waarin het onderscheid is geduid ten aanzien van participatie en inspraak.

 

Overheidsparticipatie

Art. 7 regelt het beleid voor initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Hierin staan spelregels en voorwaarden waaraan initiatieven moeten voldoen. Verder regelt dit artikel dat de gemeente moet zorgdragen voor laagdrempelige procedures bij aanvragen.

 

Wettelijke bepalingen Omgevingswet

Art. 8 regelt de wettelijke bepalingen als gevolg van de Omgevingswet. Met de komst van de Omgevingswet moet de overheid verplicht aan participatie doen. Dat is centraal geregeld. De overheid moet bij bepaalde instrumenten uit de Omgevingswet (zoals een omgevingsplan, omgevingsvisie, omgevingsverordening) aangeven hoe ze invulling heeft gegeven aan haar participatiebeleid.

 

Evaluatie

Art. 9 regelt de termijn voor de evaluatie van participatie.