Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Financiële verordening artikel 212 Gemeente Buren 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening artikel 212 Gemeente Buren 2023
CiteertitelFinanciële verordening art. 212 Gemeente Buren 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-02-202301-01-2023nieuwe regeling

14-02-2023

gmb-2023-81186

Z.045748

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening artikel 212 Gemeente Buren 2023

De raad van de gemeente Buren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van15 november 2022, D.133287;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening art. 212 Gemeente Buren 2023.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen verantwoordelijkheid toegekend door het college op grond van artikel 160 lid 1c van de Gemeentewet;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

  • -

    Bbv:het Besluit begroting en verantwoording voor provincies en gemeenten.

  • -

    Programma: een samenhangend geheel van activiteiten die nodig zijn om de beschreven doelstellingen te realiseren;

  • -

    overhead: de indirecte kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces;

  • -

    Investering: de aanschaf of realisatie van goederen, gebouwen, wegen en andere zaken in de openbare ruimte waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

  • -

    autoriseren: het verlenen van toestemming om beschikbaar gesteld budgetten te gebruiken om het afgesproken doel te realiseren.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling van de begroting voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Bbv.

  • 4.

    De raad bepaalt over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder alle programma’s, onder het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en onder het overzicht van de overhead, de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven;

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 Bbv inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5.

    Bij de begroting en de jaarstukken is een overzicht van incidentele baten en lasten opgenomen. De Incidentele baten en lasten groter dan € 50.000 worden in dit overzicht toegelicht.

Artikel 4. Kadernota

  • 1.

    Het college biedt de raad in de eerste helft van het jaar een Kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    De raad behandelt deze Kadernota voor het zomerreces.

  • 3.

    De inhoud van de Kadernota bestaat uit de volgende onderdelen:

    a. toelichting op de financiële positie voor de komende vier jaar;

    b. inventarisatie van nieuw beleid;

    c. overzicht van vervangingsinvesteringen;

    d. financiële kaders en uitgangspunten;

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.  De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 4.

    Het college informeert de raad via de tussentijdse rapportages, of eerder indien noodzakelijk geacht, als ze verwacht, dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

    De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van een taakveld, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Bij de behandeling van de twee tussentijdse rapportages in de raad, zoals bedoeld wordt in artikel 6, lid 1, van deze verordening doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

    In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6.

    Het organisatiebrede budget voor inhuur en vervanging bij ziekte wordt geraamd op het taakveld ‘overige baten en lasten’. Het college is bevoegd om dit budget zonder aanvullend raadsbesluit over de taakvelden waarvoor het wordt aangewend te verdelen, en legt daarover in de tweemaandse rapportages en de jaarstukken verantwoording af.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente gedurende het begrotingsjaar.

  • 2.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma- en taakveldindeling van de begroting.

  • 3.

    De tussentijdse rapportages geven inzicht in de volgende onderdelen:

    - de financiële afwijkingen per taakveld en het effect hiervan op het begrotingssaldo;

    - de beleidsmatige voortgang en realisatie van de doelstellingen van de programma’s en taakvelden;

    - de wijzigingen in de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    - de tussenstand van de investeringskredieten bij afwijkingen;

    - een toelichting op de ontwikkelingen binnen HR.

  • 4.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen > € 50.000 ten opzichte van de geautoriseerde ramingen van de baten en lasten op een taakveld, project en/of investeringsbudget verklaard .

  • 5.

    Van de financiële afwijkingen in het begrotingsjaar maken we op programmaniveau een begrotingswijziging.

  • 6.

    De raad stelt minimaal twee maal per jaar de tussentijdse rapportages en de bijbehorende begrotingswijziging vast.

Artikel 7. EMU-saldo/schatkistbankieren

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    De wijze van waardering en afschrijving van vaste activa is opgenomen in een afzonderlijke nota waarderings- en afschrijvingsbeleid.

  • 2.

    Onderdeel van de nota waarderings- en afschrijvingsbeleid is de richtinggevende afschrijvingstabel vaste activa.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota waarderings- en afschrijvingsbeleid aan. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 9. Voorziening voor debiteuren

  • 1.

    Voor vorderingen op debiteuren sociale zaken en overige debiteuren wordt bij het samenstellen van de jaarrekening een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van geschatte inningskansen.

  • 2.

    Deze presenteren we als ‘debiteuren sociale zaken’ en ‘overige debiteuren’.

  • 3.

    Oninbare vorderingen van de onroerende zaak belasting en de rioolheffing brengen we rechtstreeks ten laste van de exploitatie vanwege het jaarlijks gelijkmatige volume.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de begroting en jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt deze nota vast. De nota behandelt:

    a.  de vorming en besteding van reserves;

    b.  de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    a. het specifieke doel;

    b. de voeding;

    c. de maximale hoogte;

    d. de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd

  • 2.

    Naast de directe kosten worden bij de kostentoerekening betrokken:

    a. de overheadkosten;

    b. de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa;

    c. de rente- en afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

    Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten kunnen de overheadkosten die worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd worden t.b.v. de desbetreffende verantwoordingen.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten kunnen de overheadkosten die worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd worden en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt een overheadtarief per productief uur gehanteerd.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa worden jaarlijks met de kadernota en begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald door de bij de begroting geraamde rentekosten op de opgenomen langlopende geldleningen, kortlopende geldleningen en kredieten verminderd met de geraamde renteopbrengsten te delen op de boekwaarde van de activa op 1 januari van het begrotingsjaar.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

 

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

     

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks voorafgaand aan het heffingsjaar de hoogte van de gemeentelijke belastingen, heffingen en tarieven vast.

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de geraamde respectievelijk werkelijke inkomsten die voortvloeien uit de belastingen, heffingen en tarieven.

  • 3.

    Fluctuaties in baten uit heffingen, belastingen en tarieven worden via het rekeningsaldo verwerkt.

 

Artikel 14. Financieringsbeleid

  • 1.

    Het college neemt bij het financieringsbeleid naast de kaders van de Wet financiering decentrale overheden de volgende kaders in acht:

    a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    Het college informeert de raad via de begroting over de doelstellingen en de verwachte ontwikkelingen van het financieringsbeleid.

  • 4.

    Het college legt via de jaarstukken verantwoording af over het gevoerde financieringsbeleid.

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen in de begroting

Artikel 15. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Bbv in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b.

    het meerjarig verloop van de geraamde en gerealiseerde opbrengsten uit belastingen, heffingen en tarieven. Hiermee wordt inzicht gegeven in de onder artikel 13, lid 3 van deze verordening opgenomen bepaling.

Artikel 16. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Bbv in ieder geval op:

  • a.

    het rentebeleid voor het betreffende begrotingsjaar;

  • b.

    een rentevisie en een meerjarige liquiditeitsprognose;

  • c.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 11, zesde lid van deze verordening.

 

Artikel 17. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Bbv in ieder geval op:

    a. de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting;

    b. de weerstandsratio als de verhouding tussen het beschikbaar en benodigd weerstandsvermogen.

  • 2.

    Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicobeheersing aan de raad aan. De raad stelt deze nota vast.

 

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Bbv op.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een Beleidsplan Openbare Ruimte (IBOR) aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    De uitgangspunten uit het IBOR worden door het college uitgewerkt in beheerplannen.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 5.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 19. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Bbv op.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    b. de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    c. het verloop van de grondvoorraad;

    d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Bbv op.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Bbv op.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23. Rechtmatigheid

  • 1.

    Het college neemt rechtmatigheidsfouten in de rechtmatigheidsverantwoording op, wanneer het totaal van de fouten groter is dan 1% van de begrote lasten van de gemeente. Dit noemen we de verantwoordingsgrens. De toevoegingen aan de reserves, voor zover ze verschillende programma’s betreffen, behoren ook tot de begrote lasten. Fouten en onduidelijkheden worden niet bij elkaar opgeteld en moeten afzonderlijk boven de verantwoordingsgrens uitkomen.

  • 2.

    Het college licht rechtmatigheidsfouten en/of onduidelijkheden lager dan de verantwoordingsgrens, maar boven de rapportagegrens toe in de paragraaf Bedrijfsvoering van de jaarstukken. De rapportagegrens bedraagt € 100.000.

  • 3.

    Begrotingsafwijkingen zijn rechtmatigheidsfouten, tenzij deze betrekking hebben op:

    • a.

      hogere uitgaven, waarbij sprake is van direct compenserende inkomsten;

    • c.

      hogere uitgaven binnen bestaand beleid voor open einderegelingen;

    • c.

      hogere uitgaven in de jaarschijf van een meerjarig-investeringsplan of beheerplan die niet leiden tot een overschrijding van de totale uitgaven van het investeringsplan of beheerplan;

    • d.

      hogere inkomsten.

  • 4.

    Projectbudgetten die voor het eind van een boekjaar niet volledig zijn besteed kunnen overgeheveld worden naar het volgende kalenderjaar.

    Op voorstel van het college besluit de raad voor 31 december van het kalenderjaar om

    - de overhevelingen toe te voegen aan de bestemmingsreserve “Overlopende posten”; en

    -de overhevelingen in het volgende kalenderjaar beschikbaar te stellen ten laste van de bestemmingsreserve “Overlopende posten”.

Voor overhevelingen gelden de volgende criteria:

  • a.

    het budget heeft een incidenteel karakter;

  • b.

    het project waarvoor het budget beschikbaar is gesteld, is nog niet afgerond;

  • c.

    het budget is maximaal één keer eerder overgeheveld; en

  • d.

    het over te hevelen budget is groter of gelijk aan € 10.000.

 

  • 5.

    Indien van toepassing gaat het college in de paragraaf Bedrijfsvoering van het jaarverslag in ieder geval in op:

    • a.

      bevindingen die boven de afgesproken verantwoordingsgrens vallen;

    • b.

      bevindingen die onder de verantwoordingsgrens blijven, maar boven de rapportagegrens vallen;

    • c.

      de te nemen beheersmaatregelen bij onrechtmatigheden en/of onduidelijkheden die vaker dan één jaar voorkomen;

    • d.

      geconstateerde fraude door eigen medewerkers;

    • e.

      niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en onderliggende regelingen;

    • f.

      bewuste afwijkingen van wet- en regelgeving door bijzondere omstandigheden;

    • g.

      overige zaken die relevant zijn om de gemeenteraad over te informeren.

 

Artikel 24. Finaniële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden enerantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

Artikel 25. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college draagt zorg voor het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

De verdere uitwerking ervan vindt plaats binnen de specifieke regelingen en bijbehorende verordeningen en processen.

Overkoepeld beleid legt het college vast in de nota misbruik en oneigenlijk gebruik. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar deze nota aan. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 26. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3.

    Het college legt het controleprotocol en het normenkader ter vaststelling voor aan de raad.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De financiële verordening Gemeente Buren 2018 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening art. 212 Gemeente Buren 2023”.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 14 februari 2023 .

De griffier,

R. Kuipers

De burgemeester,

J.P.M Meijers