Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeente Heerlen - Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2023 |
Citeertitel | Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur |
Geen
artikel 41c van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2023 | vervangt Verordening gedragscode burgemeester 2015 | 15-02-2023 | OBM-23000209 |
Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de raad en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede) verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Deze plicht is voor de politieke ambtsdrager neergelegd in de eed of belofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt: hij/zij zweert/belooft getrouw te zullen zijn aan de Grondwet, de wetten te zullen nakomen en zijn/haar plichten die uit het politieke ambt voortvloeien naar eer en geweten te zullen vervullen.
De raad stelt zowel voor de eigen leden als voor het college een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in Gemeentewet. De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Naast een gedragscode voor de raad is er ook een voor het college. Deze gedragscode heeft betrekking op burgemeester en wethouders. Veel bepalingen zijn voor het college en de raad gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de verschillende staatsrechtelijke posities van de bestuursorganen burgemeester en wethouders, en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels.
Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies.
Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.
Politieke ambtsdragers hebben een voorbeeldfunctie. Een politiek ambt wordt verricht in een glazen huis. Een bestuurder gedraagt zich zoals een goed ambtsdrager betaamt. Een politieke ambtsdrager onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden. Een politiek ambt gewetensvol vervullen gebeurt in de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer. In de huidige digitale wereld is zeker sprake van een dunne scheidslijn tussen werk en privé.
Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang, met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.
Politieke ambtsdragers opereren vaak in diverse (boven)lokale netwerken. Deze netwerken dragen bij aan het geworteld zijn van de politieke ambtsdrager. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor het risico dat politieke ambtsdragers vanuit het gevoel van sympathie en loyaliteit, de belangen van de eigen netwerken vooropstellen ten koste van het algemeen belang. De schijn van oneigenlijke beïnvloeding kan snel gewekt zijn. Dit maakt duidelijk dat het nadenken over de eigen integriteit verder gaat dan het beoordelen van individuele handelingen. Het vraagt ook dat politieke ambtsdragers zich ervan bewust zijn dat zij altijd verbonden zijn met professionele en persoonlijke netwerken. En dat deze netwerken ‘onbewust’ een invloed kunnen hebben op de keuzes en acties van de politieke ambtsdrager, die mogelijk tot een schending leiden. Dit risico van ‘netwerkcorruptie’ kan de integriteit en de kwaliteit van het lokaal bestuur onder druk zetten.
De informatie betreft in ieder geval de omschrijving van de nevenfunctie, de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, of het al dan niet een nevenfunctie uit hoofde van het ambt betreft, wat het (verwachte) tijdsbeslag is, of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is, dan wel – voor zover die openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.
De burgemeester respectievelijk de wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.
De burgemeester respectievelijk de wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.
De burgemeester, dan wel de wethouder maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, dan wel het evenement heeft plaatsgevonden, onder vermelding van wie deze kosten voor zijn/hun rekening heeft/hebben genomen. De informatie is via internet beschikbaar.
Reizen in de Euregio Maas-Rijn (EMR) worden niet aangemerkt als buitenlandse reizen.
Het college van burgemeester en wethouders richt – middels de gemeentesecretaris - de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.
Een burgemeester respectievelijk een wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het college van burgemeester en wethouders. Hij geeft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.
Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis binnen de Euregio Maas-Rijn (EMR).
Een burgemeester respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die al op andere wijze worden vergoed.
Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toelaatbaar, tenzij dit wettelijk of volgens interne regels is toegestaan.
De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. In geval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet de gemeenteraad daarin.
Aldus besloten in de openbare vergadering van d.d. 15 februari 2023.
de voorzitter,
drs. R. Wever
de griffier,
drs. T. Zwemmer
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor de burgemeester (artikel 69, tweede lid, Gemeentewet) en de wethouders (artikel 41c, tweede lid, Gemeentewet).
Deze zijn ook van toepassing op de bestuursorganen college en burgemeester.
Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling
Afleggen eed of belofte (artikelen 41a en 65 Gemeentewet)
Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de burgemeester en de wethouder de volgende eed (verklaring en belofte) af: Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer(beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.
• Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over
- een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
- de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort
( artikel 58 jo artikel 28 Gemeentewet)
• Het bestuursorgaan waakt ervoor dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).
Per 1 januari 2023 is het volgende gewijzigd ten aanzien van stemonthouding:
1. In het eerste lid wordt “de stemming” vervangen door “de beraadslaging en stemming”.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid
wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste
lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Incompatibiliteiten en nevenfuncties:
• Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de gemeente(bestuur)) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeenten bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend.
( artikelen 41c, eerste lid, en 69, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Gemeentewet).
• Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit ( artikelen 36b en 68 Gemeentewet en artikel 45 jo artikel 31, tweede lid).
• Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 46, tweede lid, en 47 Gemeentewet)
• Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor burgemeesters is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de raad.
Voor de burgemeester geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikelen 41b en 67 Gemeentewet)
• Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor de burgemeester zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het gemeentehuis (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).
• Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit hun nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).
• Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de gemeentekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 44 en 66 Gemeentewet)
Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt zijn er enkele verschillen in de wetgeving ten aanzien van de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen burgemeesters enerzijds en wethouders anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk.
De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. De ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.
Hoewel aan het ambt gerelateerde nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, nemen we in Heerlen ook deze mee in het overzicht van nevenfuncties.
In deze bepalingen is de zogenaamde draaideurconstructie geregeld. De draaideurconstructie geldt niet bij aanvaarding van het raadslidmaatschap. In 2.3 is de uitsluiting geregeld van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de gemeente na aftreden, en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijk of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.
Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat voorkomt dat die organisatie niet failliet gaat, dan wel het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.
Wees extra voorzichtig als je oud-bestuurders/ bevriende relaties werft. Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de voormalige gemeente, is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de gemeente. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving, selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de gemeente gaat solliciteren.
In het eerste jaar na aftreden kunnen in elk geval oud-bestuurders niet worden aangetrokken om tegen beloning activiteiten voor de eigen gemeente te verrichten.
Na één jaar verdient het aanbeveling om bij opdrachtverlening de gebruikelijke aanbestedingsvereisten met meerdere offertes te hanteren als een voormalige bestuurder of een relatie van de huidige bestuurders meedingt naar een opdracht.
Een afwegingskader voor selectie en benoemingen van externen kan behulpzaam zijn. Transparantie over de afwegingen die zijn gemaakt bij het aantrekken van externen is daarbij van wezenlijk belang.
Het bepaalde in 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de gemeente waar de bestuurder voorheen in dienst was.
Burgemeester en wethouders en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele raadsleden informatie vragen zal die informatie aan de raad moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 167 en 179 Gemeentewet).
- Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).
- Burgemeester en wethouders kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5 van de Wet Open Overheid, geheimhouding opleggen. Ook de burgemeester heeft die bevoegdheid.
- De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de raad, als het stukken betreft die met de raad worden gedeeld. Ook de gemeenteraad dan wel, (de voorzitter van) een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet).
- De geheimhouding duurt voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of – indien het aan de raad is overgelegd – de raad de geheimhouding opheft.
- Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).
Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie. Eventueel uitgeprinte vertrouwelijke stukken dienen op een correcte wijze te worden vernietigd indien deze niet meer nodig zijn.
Het betreft hier vertrouwelijke/geheime informatie die de wethouder of de burgemeester in bezit heeft, niet om het innemen en bewaren van vertrouwelijke stukken die bijvoorbeeld in een collegevergadering worden behandeld. Voor dat laatste (en voor de kaders die hierbij van toepassing zijn) is de gemeentesecretaris verantwoordelijk.
Paragraaf 4: Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en andere uitnodigingen
De eed of belofte die op grond van de artikelen 41a en 65 van de Gemeentewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.
In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Dit is een in de praktijk ontstaan gebruikelijk richtbedrag maar is geen scherpe grens. Er zijn omstandigheden denkbaar waar elk geschenk, ongeacht de waarde, onacceptabel is. Duurdere geschenken worden in elk geval niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register wordt opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.
Dit geldt ook voor werkbezoeken.
Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als burgemeester dan wel als wethouder aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier niet onder.
Dienstreizen binnen de Euregio Maas-Rijn (EMR) vallen niet onder buitenlandse reizen.
De EMR bestaat uit de volgende bestuurlijke eenheden:
1. in België: de Vlaamse provincie Limburg, de Waalse provincie Luik, de Duitstalige Gemeenschap;
2. in Duitsland: het westelijke deel van het Regierungsbezirk Köln (behorend tot de deelstaat Noordrijn-Westfalen). Dit omvat Aken (stad), Aken (district), Düren (district), Euskirchen (district) en Heinsberg (district), die tezamen als Regio Aken aangeduid worden.
3. in Nederland: het zuidelijke deel van de provincie Limburg, namelijk de COROP-regio's Zuid-Limburg en Midden-Limburg.
Deze artikelen dienen eveneens als afwegingskader ter beoordeling van de motieven van de uitnodigende partij. Het mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.
5 Gebruik van voorzieningen van de gemeente
Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de gemeente dan die bij of krachtens de wet zijn toegestaan (artikelen 44 en 66 Gemeentewet)
Er zijn voor wethouders voorschriften opgenomen in de gemeentelijke verordening over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij gemeente. Ook zijn in gemeentelijke verordening voor wethouders voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een provinciale/gemeentelijke creditcard.
Buitenlandse dienstreis voor wethouders
1. Als de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.
2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling of een dienstreis binnen de Euregio Maas-Rijn (EMR), is vooraf toestemming van burgemeester en wethouders vereist.
3. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
5.1 Aan bestuurders worden de voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen in bruikleen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken.
Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:
a. in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;
b. indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;
c. het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;
d. voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.
Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.
De bestuurder zal zich nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.
Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt bij het college van burgemeester en wethouders.
Ingevolge 5.4 gelden de bepalingen van 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling of een dienstreis binnen de Euregio Maas-Rijn (EMR). Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijke richtsnoer.
Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van de gemeente.
Zie paragraaf 5.3. lid 1. voor een uitgebreide toelichting over de regels met betrekking tot verlenging van dienstreizen.
Hier kan worden aangesloten bij hetgeen voor rijksambtenaren in de CAO-Rijk is afgesproken over verlengen van een buitenlandse dienstreis wegens privéomstandigheden. De verlenging bedraagt maximaal 72 uur, de meerkosten voor reis en verblijf worden zelf betaald en eventuele besparingen zijn voor de gemeente. Het verlengen van een dienstreis voor privédoeleinden aan het begin van een dienstreis is niet toegestaan als men eerder dan noodzakelijk vertrekt om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.
Stelregel is dat privé gebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert.
Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode
De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en voor een eenduidige interpretatie daarvan. En voor wijziging/aanvulling daarvan bij leemtes of onduidelijkheden.
Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.
Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.
De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn gemeente te bevorderen (art. 170 lid 2 Gemeentewet). Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.
Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia besproken blijven en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking, bijvoorbeeld een of twee keer per jaar, van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het bestuur.
De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad/college eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden. De gemeenteraad kan zelf onderling ook afspraken maken over hoe je elkaar aanspreekt.
Al deze procedurele afspraken zijn terug te vinden in de bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in 6.2, zijn niet uitputtend.
In navolging van Artikel 6.2. uit de gedragscode maken de burgemeester en gemeenteraad de volgende afspraken:
a. het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder wordt jaarlijks met de gemeenteraad besproken;
b. het overzicht van nevenfuncties en neveninkomsten van college B&W wordt jaarlijks met de raad besproken;
c. de aanwijzing van aanspreekpunten integriteit zijn voor verschillende situaties vastgelegd in de Bijlage Processtappen bij vermoeden integriteitsschendig politiek ambtsdrager Gemeente Heerlen.
d. de processtappen die worden gevolgd in geval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de gemeente zijn vastgelegd in de Bijlage Processtappen bij vermoeden integriteitsschendig politiek ambtsdrager Gemeente Heerlen.
e. In het geval van een integriteitsonderzoek door een extern bureau wordt alleen gebruik gemaakt van gecertificeerde onderzoeksbureaus.
De afspraken in deze bijlage maken onderdeel uit van de gedragscode.
Processtappen bij vermoeden integriteitsschending politiek ambtsdragerGemeente Heerlen
Een raadslid kan twijfelen over:
1. eigen voorgenomen of al uitgevoerde handelingen;
2. handelingen van een ander raadslid;
3. handelingen van een lid van het college van B&W;
4. handelingen van een ambtenaar.
De correcte procedure verschilt in alle vier gevallen.
Twijfels t.a.v. eigen handelingen
(1a) Een raadslid twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling. Hij vraagt de griffier
om advies. Is deze voorgenomen handeling een schending? Als de griffier aangeeft dat
het om een ingewikkelde kwestie gaat of als het raadslid het niet met het advies van de
griffier eens is, stappen ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert
(eventueel na raadpleging interne en externe deskundigen) een advies. Het raadslid volgt
Let op: Als een raadslid toch van het advies van de burgemeester afwijkt, meldt het
raadslid zelf bij de raad dat er van het advies wordt afgeweken. Gebeurt dat niet, dan
meldt de burgemeester dat er van het advies wordt afgeweken.
Let op: het komt voor dat uit het advies blijkt dat er geen eenduidige uitspraak mogelijk
is over de vraag of een voorgenomen handeling een integriteitschending is of niet.
Meestal betekent dit, dat ook deskundigen de zaak verschillend beoordelen. Bij een
dergelijke 'hard case' is het natuurlijk aan het raadslid zelf welke keuze hij maakt over de
(1b) Een raadslid twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling. Zelfde procedure als
onder (1a). Mocht de conclusie zijn dat er van een schending geen sprake is, is de zaak
afgedaan. Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de handeling een schending was, dan
overleggen burgemeester en raadslid over de volgende stappen.
Het raadslid zal in ieder geval de raad laten weten een schending te hebben begaan en
waar mogelijk die ongedaan maken of goedmaken. De burgemeester beoordeelt of er
daarnaast ook een sanctie nodig is en adviseert daarover aan de raad. De burgemeester laat zich daarbij door deskundigen adviseren. Het feit dat het raadslid de kwestie zelf
aanhangig heeft gemaakt, wordt daarbij natuurlijk meegewogen. De raad besluit
uiteindelijk over een eventuele sanctie op basis van het advies van de burgemeester.
Twijfels t.a.v. het handelen van een ander raadslid
(2a) Een raadslid twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een ander raadslid.
Hij waarschuwt achtereenvolgens de ander, verwoordt zijn twijfels, verwijst het
betreffende raadslid naar de griffier en de burgemeester en verwijst tenslotte naar deze processtappen. Zie verder onder procedure bij (1a).
(2b) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ander
raadslid. Hij bespreekt dit met de ander, tenzij er goede redenen zijn om dit niet te doen.
Als de ander hierdoor twijfelt over de al uitgevoerde handeling: zie de procedure onder
1b. Als de ander hierdoor niet zelf twijfelt over de al uitgevoerde handeling, vraagt het raadslid aan de griffier of die handeling een schending zou zijn. De griffier geeft daarover een advies. Wijst dat advies erop dat de vermeende handeling een schending zou zijn, dan overleggen beiden met de burgemeester.
Belangrijk: het raadslid doet zelf geen vooronderzoek. Dat is aan de burgemeester.
Is na het vooronderzoek de conclusie van de burgemeester dat er geen grond is voor de
verdenking, dan is de zaak afgedaan. Komt uit het vooronderzoek dat het raadslid, dat
verdacht wordt, zelf erkent een schending te hebben begaan, dan zie verder de procedure
Komt uit het vooronderzoek dat er gronden zijn voor de verdenking dat er een
integriteitschending heeft plaatsgevonden, maar dat er geen sprake van erkenning is
door de verdachte, dan gelast de burgemeester een onderzoek door deskundigen. De
burgemeester beoordeelt de resultaten van het onderzoek, legt de resultaten voor aan de
raad en geeft sanctieadvies op basis van advies van deskundigen. De raad oordeelt zelf
op basis van de resultaten en het advies over onderzoek en sanctie. De raad vermijdt
daarbij iedere partijpolitieke bevangenheid.
Twijfels t.a.v. het handelen van een lid van het college van B&W
(3a) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een lid van het
college van B&W. Zie procedure bij (2b).
Toevoeging: de raad beoordeelt geheel zelfstandig de politieke consequenties die de
eventuele schending zou moeten hebben. Daarover adviseert de burgemeester niet.
(3b) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van de
burgemeester. Zie procedure bij (2b). In plaats van naar de burgemeester, gaan raadslid
en griffier naar de vicevoorzitter van de raad. Na vooronderzoek wordt de commissaris
van de koning erbij betrokken als er reden is om het onderzoek voort te zetten.
Twijfels t.a.v. het handelen van een ambtenaar
(4) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ambtenaar.
Zie procedure bij (2b). De burgemeester laat vooronderzoek en onderzoek uitvoeren
onder leiding van de gemeentesecretaris of griffier, afhankelijk of het bevoegd gezag over
de ambtenaar het college is (art. 160 1d Gemeentewet) of de raad (art. 107e
Gemeentewet). In de regel handelt de gemeentesecretaris of griffier dit onderzoek en de
sanctie af. Bij twijfel over een vermeende uitgevoerde handeling van de
gemeentesecretaris of griffier, laat de burgemeester vooronderzoek uitvoeren door een
deskundige. In de regel komen kwesties rond individuele ambtenaren niet in de raad.
Als een raadslid een advies krijgt van de burgemeester, krijgt het raadslid dat van de
griffier op schrift mee na een persoonlijk gesprek met de burgemeester. Deze adviezen
(die worden opgevolgd) blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen griffier,
burgemeester en het raadslid ervan.
Als er een vooronderzoek naar een vermeende schending wordt ingesteld, wordt het
verdachte raadslid in principe altijd op de hoogte gesteld en gevraagd naar zijn visie,
argumenten en motieven. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een ernstige
schending gaat en het eventuele vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte
raadslid op de hoogte gesteld wordt.
Als er een vooronderzoek wordt ingesteld en de conclusie is dat de verdenking ongegrond
is, blijft het vooronderzoek vertrouwelijk. In dat geval weten alleen het raadslid dat
meldde, het raadslid dat verdacht werd, de griffier en de burgemeester ervan.
Als er een vervolgonderzoek wordt ingesteld, wordt dat altijd besproken met de
fractievoorzitters. Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er geen
schending is begaan, wordt dat met de fractievoorzitters besproken. Het
vervolgonderzoek blijft dan vertrouwelijk, alleen melder, verdachte, burgemeester, griffier
en fractievoorzitters weten ervan.
Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er van een schending sprake was, legt
de burgemeester de resultaten van het onderzoek voor aan de raad, samen met een
beargumenteerd sanctieadvies. Daarna, en nog voor het raadsdebat, wordt de pers door
de burgemeester op de hoogte gesteld.
Geen van de andere betrokkenen - melder, verdachte, fractievoorzitters, raadsleden,
partijen - spreekt met de pers voordat de burgemeester de pers op de hoogte heeft
gesteld. Het is ideaal als geen van de betrokkenen met de pers spreekt tot na het
raadsdebat, omdat dat de kans op onpartijdigheid enorm vergroot.
De informatie over de kwestie wordt pas openbaar nadat de burgemeester het