Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vijfheerenlanden

Beleidskader Energietransitie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVijfheerenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Energietransitie
CiteertitelBeleidskader Energietransitie
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt het Beleidskader energietransitie [BET].

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-02-2023nieuwe regeling

09-02-2023

gmb-2023-78704

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Energietransitie

De raad van gemeente Vijfheerenlanden,

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 januari 2023;

 

Besluit:

  • 1.

    Het aangepaste Beleidskader energietransitie [BET] versie V26-12-2022 vast te stellen, inclusief de toegevoegde uitgangspunten voor de plaatsing van kleine windturbines.

  • 2.

    Het vigerende Beleidskader energietransitie [BET] versie V22-11-22 in te trekken.

Inleiding

Datum inwerkingtreding: 9 februari 2023

 

Doel

Het Beleidskader energietransitie (BET) heeft als doel het perspectief te schetsen voor verzoeken om toepassing van zonnepanelen buiten kaders, voor kleine, grotere en grote windturbines en voor zon- en windprojecten op gronden binnen de gemeentegrens. Binnen dit beleidskader kunnen voor specifieke onderdelen toetsingskaders worden uitgewerkt.

 

Het beleidskader geeft helderheid aan de volgende partijen:

  • Aan initiatiefnemers (inwoners, energie coöperaties, etc.) die lokaal duurzame elektriciteit willen opwekken via zon en/of wind.

  • Aan de gemeente om deze initiatieven te kunnen sturen op hun ruimtelijke inpasbaarheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid.

  • Aan inwoners van de gemeente over de gebieden waar mogelijkerwijs duurzame energieprojecten worden gerealiseerd.

RES ambitie als vertrekpunt voor het beleidskader

We zien de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking als volgt. In het kader van de Regionale Energie Strategie (RES) zetten we voor de periode tot 2030 maximaal in om het verzoek van de provincie gestalte te geven door het RES-bod van 0,072 TWh in te vullen met een evenwichtige verhouding tussen zon en wind. Dit houdt in dat we maximaal inzetten op Zon op dak en, naast de huidige 3 windturbines van windpark Autena bij Vianen, eerst de mogelijkheid onderzoeken of uitbreiding van de bestaande locatie (i.c. Autena) mogelijk is, voordat we (als dat noodzakelijk is) onderzoek doen naar een nieuwe locatie, waarmee we de RES-opgave geheel kunnen realiseren. Hiervoor zal via onderstaande beleidskaders 1 zoekgebied wind aangewezen worden en via een project m.e.r. nader onderzocht worden. Indien nodig wordt een aanvullend onderzoek ingezet om 1 extra zoekgebied wind nader te onderzoeken via een project m.e.r. Eveneens wordt ruimte geboden aan kleine windturbines t.b.v. agrarische bedrijfsvoering en bedrijven t.b.v. eigen bedrijfsvoering (in samenwerking met de gemeente Molenlanden).

 

Reikwijdte van het beleidskader

Het beleidskader energietransitie focust zich voornamelijk op het opwekken van elektriciteit uit bestaande technieken zoals zonnepanelen en windturbines. De gemeente Vijfheerenlanden heeft er bestuurlijk voor gekozen om als uitgangspunt geen zonnevelden, zonneakkers, zonneweides en/of zonneparken op (agrarische) gronden te faciliteren. Echter zullen zon op grond projecten – groter dan 1,5 kWp (ca. 45 panelen) – op individuele basis worden beoordeeld en voorgelegd worden aan de gemeenteraad. Uitgangspunt hierbij is dat zon op grond projecten in dubbelfunctie worden geplaatst, niet ten koste mogen gaan van de agrarische functie en goed in het landschap ingepast moet kunnen worden.

 

Daarom dient de opgave grotendeels ingevuld te worden door duurzame opwek van energie door middel van zon op dak en (de huidige) windturbines. Daarnaast laat dit beleidskader energietransitie ruimte voor innovatie.

 

Waartoe dient het beleidskader energietransitie?

Het geeft duidelijkheid welke (on)mogelijkheden er binnen de gemeente Vijfheerenlanden zijn voor de transitie van fossiele energie naar duurzame energie. Het beleidskader wordt ingezet om af te wegen welk zoekgebied (van de 14 zoekgebieden in de plan m.e.r.) voor windturbines ‘open’ wordt gezet voor vergunningsprocedures voor zonprojecten en/of windturbines. Daarnaast schetst het beleidskader aan de voorkant algemene voorwaarden voor een vergunningsaanvraag die een harde eis weergeven van wat er wel en niet kan/mag. Een vergunningaanvraag dient te allen tijde te voldoen aan de geschetste voorwaarden en dient dit aantoonbaar te maken. Ieder initiatief dat past binnen het beleidskader, staat het vrij om een vergunningsverzoek in te dienen en maakt kans om deze te verkrijgen, m.u.v. de windprojecten die door de gemeente zelf worden geïnitieerd. Daarbij wordt opgemerkt dat zonnepanelen op daken in de meeste gevallen niet vergunningplichtig zijn.

 

Totstandkoming beleidskader energietransitie

De generieke kaders zijn gedestilleerd uit de uitkomsten van de workshop met de gemeenteraad die op 8 september 2022 gehouden is. Daar is gewerkt met drie vragen: “waar zijn we trots op”, “waar zouden we meer van willen hebben” en “hoe kan het beleidskader energietransitie daaraan bijdragen”. Hoewel dat grote conceptuele vragen zijn, zijn de opgehaalde antwoorden te groeperen naar thema’s, die vervolgens weer vertaald kunnen worden naar de achterliggende redenen waarom het een thema is en hoe dat thema beleefd wordt.

 

Daarnaast is in een opiniërende vergadering van de gemeenteraad meer richting gegeven waar grenzen wenselijk, dan wel noodzakelijk zijn.

 

Verder zijn meer kaders geformuleerd, welke o.a. tot stand gekomen zijn in overleg met diverse stakeholders (zowel intern als extern). Ook zijn deze kaders onder andere afgeleid uit bestaand landelijk, provinciaal en regionaal beleid. De generieke kaders dienen hierbij als vangnet. Het is mogelijk dat een project of initiatief ingediend wordt dat (gedeeltelijk) buiten de specifieke kaders valt. Bijvoorbeeld omdat het een technologische vernieuwing betreft, waarmee op het moment van het tot stand komen van dit beleidskader geen rekening is gehouden. Als het project wel bijdraagt aan de doelstellingen kan er een afweging gemaakt worden op basis van de generieke kaders. Het project zou dan toch passend kunnen zijn. Een dergelijke afwijking van het beleid vereist altijd instemming van de gemeenteraad.

2. Uitgangspunten

RES bod stand van zaken oktober 2022:

De huidige situatie voor duurzame energieopwekking is als volgt:

  • Het door de gemeente Vijfheerenlanden uitgebrachte RES-bod van 0,072 TWh voor 2030 is gebaseerd op de combinatie van Wind en Zon.

  • Een deel van het RES-bod wordt ingevuld door 3 windturbines in windpark Autena met 0,030 TWh.

  • De aanwezige grootschalige projecten zonne-energie op daken geven al een invulling van het RES-bod van 0,023 TWh (0,029 TWh in 2030).

  • Het ingezette versnellingsprogramma Zon op dak 0,014 TWh in 2030.

  • Als aanvullend windenergie noodzakelijk is, dan wordt eerst onderzocht of er bij de bestaande locatie (i.c. Autena) uitbreiding mogelijk is, voordat we onderzoek doen naar een nieuwe locatie.

Vigerende wetgeving en beleid:

Dit beleidskader schetst de contouren van de maximale ruimte waarbinnen de gemeente duurzame energieprojecten toestaat en stimuleert. Uitgangspunt ter beoordeling van initiatieven is te allen tijden dat het initiatief past binnen vigerende wetgeving en ruimtelijk beleid.

 

Proces

Alleen de door de gemeenteraad van Vijfheerenlanden aangewezen zoekgebieden wind uit het plan m.e.r. voor windenergie worden op advies van het college door de gemeenteraad van Vijfheerenlanden in een volgende fase gebracht. Het is de gemeenteraad die, op voorstel van het college, bepaalt wanneer en welk zoekgebied wordt vrijgegeven voor de fase van een project m.e.r. In deze fase wordt ook de mogelijkheid onderzocht, om vanuit de lokale omgeving tot ontwikkeling van een project te komen. De uitkomsten van beide processen (project m.e.r. en lokale ontwikkeling) vormen de basis voor de volgende stap: beoordeling geschiktheid van de locatie op basis van het beleidskader. Ook deze beoordeling ligt dan uiteindelijk opnieuw bij de gemeenteraad.

3. Beoordelingskaders energieproject

Twee soorten beoordelingskaders

Bij de ontwikkeling van duurzame energie spelen verschillende waarden en belangen een rol. De beoordeling van initiatieven dient te gebeuren op basis van een integrale afweging van deze waarden en belangen. Het BET voorziet hiertoe in generieke en specifieke beleidskaders.

 

Onze belangrijkste waarden en belangen zijn gevat in de generieke beleidskaders. Deze generieke kaders worden met het vaststellen van dit BET algemeen verbindend bij de ontwikkeling van duurzame energie in Vijfheerenlanden. De meer specifiek uitgewerkte beleidskaders geven richting aan een nader te ontwikkelen toetsingskader. Dit toetsingskader werkt de gestelde beleidskaders op onderdelen uit naar toetsbaar niveau in relatie tot overig vigerend beleid, wet en regelgeving.

 

Het voordeel van generieke kaders die daarna dus specifiek gemaakt worden, is ook dat er bij zaken die nu (nog) niet specifiek zijn te voorzien (bijvoorbeeld door technologische ontwikkelingen die nu nog niet bekend zijn), teruggevallen kan worden op de doelen die de gemeente beoogt te realiseren met de beleidskaders. Toekomstige ontwikkelingen kunnen zo ingepast worden, ook als ze (nog) niet opgenomen zijn in specifieke kaders.

4. Generieke beoordelingskaders

  • 1.

    We streven naar een 100% duurzame energievoorziening in de toekomst: We nemen op de eerste plaats de verantwoordelijkheid voor het realiseren van RES-doelstellingen voor duurzame opwek van elektriciteit.

    • We hanteren een onder- en een bovengrens voor onze ambitie tot een duurzame energievoorziening

      • o

        Als ondergrens hanteren wij het RES-bod (van 0,072 TWh). Deze doelstelling willen wij uiterlijk in 2030 hebben gerealiseerd.

      • o

        Als bovengrens hanteren wij een CO2 neutrale gemeente in 2050. Dat wil zeggen dat alle energie die wij verbruiken duurzaam is opgewekt.

  • 2.

    Het welzijn en de gezondheid van onze inwoners staat voorop:

    We werken als gemeente vanuit het voorzorgsprincipe of het voorzorgsbeginsel. Dit betekent dat wij als gemeente beschermende normen hanteren, ondanks dat er nog geen onomstotelijk bewijs is geleverd van eventuele schadelijke effecten voor samenleving of milieu. Aan initiatieven waarvan is bewezen dat ernstige schade wordt veroorzaakt verlenen we geen medewerking!

    • Vooraf dient te zijn onderzocht en wetenschappelijk onderbouwd dat de komst van een project geen nadelige gezondheidseffecten heeft op omwonenden, waarbij verbetering van gezondheidseffecten ook meegenomen moet worden. In de project m.e.r. dient o.a. een gezondheidseffectscreening (GES) te worden opgenomen.

    • We maken afspraken over hoe monitoring van gezondheidseffecten tijdens de exploitatiefase, plaats dient te vinden, zodat er ook op kan worden gehandhaafd.

  • 3.

    Het karakteristieke landschap en natuurwaarden binnen de gemeente behouden.

    • Het karakteristieke, kleinschalige cultuurlandschap en de rijke natuurwaarden dienen te worden behouden. Dit betreft met name het gebied aangeduid met Groene Hart. Dit gebied heeft belangrijke waarde in termen van o.a. instandhouding van beschermde vogelsoorten, recreatie en natuurbeleving.

    • Met name wordt rekening gehouden met de bijzondere verantwoordelijkheid die Vijfheerenlanden heeft voor de instandhouding van de beschermde purperreigerkolonie.

    • Uitgangspunt van handelen is daarbij de wet Natuurbescherming en de daarbij horende Externe werking.

    • Met het oog op het behoud van het karakteristieke landschap en de rijke natuurwaarden past plaatsing van windturbines (indien noodzakelijk) alleen bij grote infrastructurele knooppunten/voorzieningen en daarmee sluiten we de volgende gebieden zoveel als mogelijk uit:

      • i.

        N2000-gebieden.

      • ii.

        NNN-gebieden.

      • iii.

        Weidevogelgebieden.

      • iv.

        Stiltegebieden.

      • v.

        Het foerageergebied van de purperreiger (het buitengebied van de voormalig gemeente Zederik).

    • Projecten dienen voorts in de beoordeling getoetst te worden aan de bestaande ecologie, zoals vleermuizen en vogels.

  • 4.

    We beschermen ons cultureel erfgoed en historische binnensteden/beschermd stadsgezicht.

    • Als minimaal beschermingsniveau hanteren wij te allen tijde de bepalingen uit de Erfgoedwet.

    • Het cultureel erfgoed en de beschermde dorps- en/of stadsgezichten moeten behouden blijven. Dit betreft de gebieden die zijn aangewezen als monument, beschermd stads- en/of dorpsgezichten of Unesco werelderfgoed ((Nieuwe) Hollandse Waterlinie). Voor de gemeente Vijfheerenlanden zijn dat Oosterwijk, de binnenstad van Vianen, de oude kern van Ameide. Daarnaast heeft de gemeente beschermde rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten.

    • Ook wordt rekening gehouden met aanwezige of verwachte archeologische waarden.

  • 5.

    Sociale cohesie: Duurzame energieprojecten dragen bij aan het versterken van de lokale sociale samenwerkingsstructuren.

    • Grootschalige duurzame energieprojecten, voornamelijk wind, hebben een grote impact op de lokale omgeving. Tegelijkertijd zijn er voorbeelden van projecten die binnen de gemeenschap zelf ontwikkeld zijn, waardoor sociale cohesie versterkt wordt. Daarom zien wij onze eigen inwoners en ondernemers in eerste instantie als initiatiefnemers van projecten en stimuleren en ondersteunen wij dat als gemeente.

    • Bovendien vinden wij dat, omdat de impact van grootschalige duurzame energieprojecten lokaal ervaren wordt, ook de lusten lokaal terecht moeten komen. Dat willen we bereiken door zowel financieel (financieel eigendom) als, indien technische mogelijk, qua energieproductie en gebruik van de energie, maar ook wat betreft zeggenschap over nadere voorwaarden, opbrengstbesteding, etc. (het lokaal bestuurlijk eigendom) dit formeel vast te leggen in een overeenkomst. De gemeente geeft de voorkeur aan projecten met een zo groot mogelijk deel lokaal eigendom (zowel financieel als bestuurlijk) van windprojecten: 100% indien mogelijk, 51% minimaal. Het lokaal bestuurlijk eigendom van bij voorkeur 100%, maar minimaal 51%, dient altijd uit het lokale gebied van de ontwikkeling te komen (binnen een straal van 1500 m).

  • 6.

    Openheid en transparantie: communicatie en draagvlak gaan hand in hand.

    • De communicatie over te ontwikkelen projecten door de initiatiefnemer moet open, eerlijk en transparant zijn.

    • De initiatiefnemer stelt altijd een communicatieplan op.

  • 7.

    Juridische toets bij grootschalige energieprojecten (> 1 MW): de gemeente heeft altijd het recht om overeenkomsten– voorafgaand aan sluiting – met initiatiefnemers en/of tussen initiatiefnemers en omwonenden en/of andere stakeholders aan een (juridische) toets te onderwerpen. Deze uitkomsten – indien van toepassing gericht op rechtsgevolg – dienen altijd aan de gemeenteraad te worden voorgelegd ter instemming voorafgaand dat de gemeente zich juridisch bindt.

5. Specifieke beoordelingskaders

Windenergie

De gemeentelijke visie op windturbines heeft een uitnodigend karakter, maar bevat tegelijkertijd de nodige spelregels waaraan voldaan moet worden. Grote en grotere windturbines kunnen uitsluitend worden gesitueerd in een specifiek door de gemeenteraad aangewezen zoekgebied wind (uit de plan m.e.r.).

 

Kleine windturbines met een ashoogte tot 15/20 m kunnen in principe worden gerealiseerd bij agrariërs en bedrijven t.b.v. eigen bedrijfsvoering (verwezen wordt naar bijlage 4). Daarbij geldt uiteraard dat hiervoor een vergunning dient te worden aangevraagd en te zijn verleend.

 

De situering van de windturbine in haar context

  • In bijlage 1 is een kaart uit de plan m.e.r. zoekgebieden wind opgenomen met de zoekgebieden die in aanmerking zouden kunnen komen voor windenergie. De gemeenteraad besluit welk zoekgebied wordt aangewezen en welke zoekgebieden worden afgeschreven of welke voorlopig op slot worden gezet, mogelijk voor de periode 2030-2050. Initiatieven buiten een expliciet door de gemeenteraad aangewezen zoekgebied t.b.v. ontwikkeling van windenergie, zullen niet worden beoordeeld.

  • Windturbines mogen geen significante negatieve effecten met zich meebrengen voor de daar aanwezige ecologische waarden. In alle gevallen zal een ecologisch onderzoek dienen te worden uitgevoerd. Dit is vooral van belang bij situaties waarbij de opstelling ligt in een gebied met hoge ecologische waarden (denk aan weidevogelgebieden en natuurgebieden).

    • o

      Vroegtijdig in de planvorming dient rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (WnB). Een WnB-toets dient uitgevoerd te worden.

    • o

      De gemeente kan zoekgebieden, op basis van aanwezige vogelpopulaties en beschermde diersoorten, uitsluiten.

  • De ruimtelijke kenmerken van een gebied dienen grotendeels te bepalen hoe windturbines kunnen worden ingepast. Er moet een onderbouwing worden opgesteld waaruit blijkt dat de ontwikkeling past bij de maat en schaal van het gebied (te beoordelen door de gemeenteraad). Huidige verkavelingspatronen en zichtlijnen moeten zichtbaar blijven in het ontwerp van opstelling van de windturbines. Windturbines dienen bij voorkeur in de buurt van infrastructuur en/of grotere infrastructurele werken te worden geplaatst. Deze gebieden hebben al te maken met overlast en daardoor is de impact van windturbines minder groot dan in rustige gebieden. Ook is het landschappelijk wenselijk om de infrastructuur te volgen. De gemeente heeft een voorkeur voor:

    • o

      Windturbines in lijnopstelling langs snelwegen of bestaande infrastructuur.

  • Naast de al aanwezige geluidsbelasting in delen van onze gemeente, willen we in andere delen de rust bewaken. Daarom sluiten we de stiltegebieden uit voor windturbines. Windturbines in het stiltegebied sluiten ook niet aan bij het principe om de nabijheid te zoeken van infrastructuur.

  • Weidevogelgebieden zijn onderdeel van de provinciale omgevingsverordening en sluiten we niet uit van windturbines. Bij deze gebieden moet wel altijd onderzocht worden welke vogelsoorten daadwerkelijk van het gebied gebruik maken, welke effecten op kunnen treden en hoe deze gecompenseerd worden. Het gebied is niet leidend, maar de vogels wel.

Aan te houden afstanden bij windturbines

  • We willen de overlast voor inwoners van nieuwe zoekgebieden beperken, daarom geen windturbines plaatsen binnen 1200 meter (dit is inclusief 100 m voor uitbreidingsmogelijkheden van een woonkern) rondom woonkernen. In de plan m.e.r. is inzicht gegeven omtrent consequenties bij een afstand van 1200 m.

  • We willen de overlast voor inwoners beperken, daarom geven voorkeur aan locaties van nieuwe zoekgebieden met zo min mogelijk verspreide woningen binnen een straal van 500 meter. Dit is de ruime interpretatie van de maximale wettelijke geluidsbelasting en daarmee dus bovenwettelijk.

Uitgangspunten met betrekking tot kenmerken van windturbines

  • In de per locatie te realiseren project-m.e.r. zal onderzocht moeten worden wat de meest ideale combinatie van ashoogte, tiphoogte en aantal windturbines is. Ook zal daarbij onderzocht moeten worden of nachtverlichting noodzakelijk is en hoe de hinder hiervan beperkt kan worden.

Nadere eisen windturbines

  • Windturbines worden opgesteld in parken van maximaal 3 windturbines omwille van zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit (wel clustering, geen alleenstaande windturbines) met combinatievoordelen voor netbeheerders.

  • Eisen aanleg, gebruik en na gebruik:

    • o

      Minimale instandhouding bodemkwaliteit: de kwaliteit van de bodem moet na het verwijderen van de windturbines (achteraf aan de gemeente aan te tonen met een eindsituatie-bodemonderzoek volgens NEN 5740) minimaal gelijk zijn aan de kwaliteit van de bodem voorafgaand aan het aanleggen van de windturbines (vooraf aan de gemeente aan te tonen met een nul situatie-bodemonderzoek volgens NEN 5740).

    • o

      Sloopregeling en opruimplicht (in een afzonderlijke overeenkomst): Na afloop van de vergunning geldt een sloop- en opruimverplichting voor de exploitant van de windturbines. Hiervoor wordt – voorafgaand aan vergunningverlening – een (financiële) zekerheid gesteld door de exploitant aan de gemeente.

    • o

      Verwijdering van en hergebruik van de windturbines op het moment dat deze niet meer in gebruik zijn. Hiervoor dienen (financiële) voorzieningen te zijn getroffen in het plan, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie.

    • o

      Op basis van het bestemmingsplan wordt beoordeeld of voor de locatie sprake is van aanwezige of verwachte archeologische waarden. Op basis hiervan wordt, overeenkomstig de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek is de basis om vast te kunnen stellen of archeologische waarden aanwezig zijn en op welke wijze met deze waarden moet worden omgegaan.

  • De gemeente wil geluidsoverlast door windturbines beperken. Echter is de mate van geluidsoverlast van veel factoren afhankelijk van objectieve kenmerken zoals afstand tot turbine, windrichting, aanwezigheid van objecten en bomen, isolatiewaarde woning. Daarnaast wordt geluid niet door iedereen hetzelfde beleefd, het heeft een subjectieve component. De gemeente is voorstander van het hanteren van een geluidsapp gedurende de beginperiode direct na de bouw. Dit met het doel om de verwachting duidelijk te maken voor direct omwonenden van eventuele geluidsoverlast.

  • De project m.e.r. dient onder andere het navolgende te onderzoeken c.q. te bevatten:

    • o

      De geluidscontouren in dB(A).

    • o

      Laagfrequent geluid (lfg) en tonaalgeluid (tonaalgeluid zal expliciet worden verboden in de vergunning).

    • o

      Voorkeursuitgangspunt: bij voorkeur niet in het groene hart en daarmee sluiten we de volgende gebieden zoveel als mogelijk uit: N2000-, NNN-, stilte-, weidevogelgebieden, in het belangrijke deel van het foerageergebied van de purperreiger (het buitengebied van de voormalige gemeente Zederik) en rekening houdend met de purperreigerpopulatie.

    • o

      Een gezondheidseffectscreening (GES).

  • Tegelijkertijd met de project m.e.r. wordt onderzocht c.q. uitgewerkt:

    • o

      Een omgevingsfonds jaarlijks te vullen met 10-50% van de netto berekende opbrengst voorafgaand aan vergunning, met 2 doelen: 1 t.b.v. omwonenden en 2 t.b.v. het gebied verder te bepalen door het lokaal bestuurlijk eigendom.

    • o

      De rol van de gemeente als (voor)financier (eventueel via de provincie).

    • o

      Anticipatie op wijzigende of normatieve wetgeving.

6. Maatschappelijke kaders bij windprojecten

Ieder projectvoorstel dat bij de gemeente wordt ingediend voor een lokaal energieproject, wordt beoordeeld op basis van een aantal maatschappelijke uitgangspunten. Dit op een zodanige manier dat inwoners op een volwaardige en tijdige manier worden betrokken en geïnformeerd bij het plaatsen van windturbines in hun omgeving. Dit kader beschrijft hoe dit proces moet plaatsvinden en de rol van initiatiefnemers en de gemeente daarbij.

 

De verschillende fases van een initiatief

De gemeente onderscheidt verschillende fases van een initiatief:

  • Verkenningsfase: de fase waarin een initiatiefnemer (met het streven van 100% door inwoners en minimaal 51%) verkent of het mogelijk is in een bepaald gebied duurzame elektriciteit grootschalig op te wekken.

  • Planfase (altijd via een project m.e.r.): de fase waarin de specificaties van het energieproject worden bepaald, zoals exacte locatie, aantal, hoogte en opbrengsten.

  • Realisatiefase: de fase waarin het lokale energieproject daadwerkelijk wordt ontwikkeld en gebouwd.

  • Exploitatiefase: de fase waarin het lokale energieproject elektriciteit opwekt.

  • Eindfase: waarin het energieproject wordt gesaneerd.

De betrokkenheid van inwoners in een straal van minimaal 900 m start in de verkenningsfase. In overleg met de gemeente stelt de initiatiefnemer een participatie- en communicatieplan vast, waarin wordt toegelicht wie, wanneer en op welke wijze wordt geïnformeerd en betrokken bij het lokale energieproject en hoe de participatie wordt georganiseerd. Bij voorkeur wordt het initiatief gestart vanuit de bewoners in het gebied.

 

Procesparticipatie: het betrekken van de omgeving

De gemeente Vijfheerenlanden vindt het belangrijk dat de omgeving van een toekomstig lokaal energieproject een actieve en betrokken rol heeft in de verschillende fases van een lokaal initiatief. De gemeenste streeft ernaar dat de lokale omgeving zelf de rol van initiatiefnemer op zich neemt. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het proces om inwoners te betrekken. De gemeente stelt een aantal minimumeisen en uitgangspunten die de initiatiefnemer in acht dient te nemen voor het informeren en betrekken van omgeving bij de planvorming.

  • De gemeente wil in het voorstel minimaal terugzien hoe:

    • o

      Direct omwonenden (binnen een straal van 900 m van het windproject worden betrokken in de ontwikkeling van het project.

    • o

      Direct omwonenden tot een straal van 900 m-2000m worden betrokken in de ontwikkeling van het project.

    • o

      De woonkernen in de nabijheid van het gebied worden betrokken als deze zich binnen 1200 m bevinden.

    • o

      Overige inwoners en bedrijven binnen de gemeente worden betrokken.

  • De gemeente wil dat de initiatiefnemer openheid en transparantie betracht in haar communicatie en vraagt in het participatie- en communicatieplan hoe de initiatiefnemer dit uitwerkt en waarborgt. Dit kan bijvoorbeeld door te werken met:

    • o

      Openbaar toegankelijke bijeenkomsten.

    • o

      Openbare verslagen van bijeenkomsten en daarin aangeven wat met de input van de aanwezigen is gedaan.

  • De gemeente vraagt van de initiatiefnemer om de input vanuit de omgeving mee te nemen in het ontwerp van het project en aan te geven hoe dat gedaan is.

Financiële participatie: de lusten zoveel mogelijk lokaal laten landen

Windturbines hebben een impact op de leefomgeving. Het is daarom belangrijk dat inwoners ook de voordelen ervaren van het grootschalig opwekken van duurzame elektriciteit in hun omgeving en zeggenschap hebben over het project. Als gemeente zien wij het liefst dat projecten 100% lokaal geïnitieerd en in lokaal eigendom ontwikkeld worden, door bedrijven en inwoners van onze gemeente. Als gemeente zullen wij dit stimuleren en (financieel)ondersteunen.

 

Is 100% lokaal initiatiefnemerschap niet of gedeeltelijk het geval, dan willen wij minimaal dat inwoners kunnen delen in de opbrengsten van het project en zeggenschap hebben over de ontwikkeling van het project. Dit wordt financiële participatie, vaak ook wel projectparticipatie genoemd. Hiertoe moet minimaal 51% lokaal eigendom van een bij een project gerealiseerd worden.

 

Om een goede balans te hebben, tussen financieel draagkrachtigen en niet financieel draagkrachtigen, dient de zeggenschap over nadere voorwaarden, opbrengstbesteding, etc. geregeld te worden via het lokaal bestuurlijk eigendom. Het lokaal bestuurlijk eigendom van bij voorkeur 100%, maar minimaal 51%, dient altijd uit het lokale gebied van de ontwikkeling te komen. Daarbij geldt de voorwaarde dat voor het lokaal bestuurlijk eigendom er wordt gewerkt met een bestuur van 11 zetels, waarvan minimaal er 6 worden bezet door inwoners uit het ontwikkelingsgebied (binnen een straal vanuit de rand van het gebied van 900 m) en er 2 zetels beschikbaar komen voor het gemeentebestuur van de gemeente Vijfheerenlanden.

 

Algemene uitgangspunten financiële participatie:

  • De gemeente wil dat iedereen de mogelijkheid heeft om mee te doen, ongeacht financiële draagkracht.

  • De initiatiefnemer bepaalt samen met belanghebbenden rondom het project welke vormen van (financiële) participatie het meest geschikt zijn voor het specifieke project.

  • Direct omwonenden ervaren meer lasten van een project dan mensen die verder weg wonen van het initiatief. In ieder geval bewoners en ondernemers in het projectgebied dienen daarom de gelegenheid te hebben om op gelijke voet financieel te participeren bij de ontwikkeling van nieuwe windturbines vanaf de eerste risicodragende fase, waarbij de initiatiefnemers zelf uitwerken hoe de impact van het project vertaald wordt naar financiële compensatie. Dat kan bijvoorbeeld zijn in de vorm van vergoedingen of een andere vorm.

  • Afspraken omtrent financiële participatie zijn minimaal in lijn met de gedragscode van de Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA).

  • Tenminste 51% van het project, maar bij voorkeur 100% wordt voor lokaal eigendom aangewend: zowel financieel als qua zeggenschap.

  • Eventuele planschade is altijd voor rekening van de initiatiefnemer.

Indien de initiatiefnemer in het projectvoorstel afwijkt van de bovengenoemde uitgangspunten van de gemeente, dan dient de initiatiefnemer dit te verantwoorden in het projectvoorstel. De gemeente kan dan verdere medewerking aan het project weigeren en vorderen dat investeringen worden terugbetaald.

 

Vormen van (financiële) participatie

Er zijn verschillende vormen van financiële participatie mogelijk. De gemeente onderscheidt hierbij vier vormen:

  • Lokaal eigendom (zowel financieel als bestuurlijk).

  • Omgevingsfonds.

  • Omwonendenregeling.

  • Sociale grondvergoedingen.

Uitgangspunten ten aanzien van lokaal eigendom

  • De gemeente Vijfheerenlanden vindt het bij de ontwikkeling en exploitatie van lokale energieprojecten van groot belang dat partijen, inclusief de omgeving, op een gelijkwaardige manier samenwerken. Dit vertaalt zich in een evenwichtige eigendomsverdeling in een gebied, waarbij de initiatiefnemer streeft naar 100% lokaal eigendom, met een minimum van 51% lokaal eigendom (inwoners en lokale bedrijven).

  • De gemeente stelt 100% lokaal eigendom nadrukkelijk als streven, en niet als harde eis. Of lokaal eigendom wordt behaald, is immers afhankelijk van de mate van interesse onder inwoners. De initiatiefnemer moet aantonen welke stappen zijn ondernomen om lokaal eigenaarschap te verwezenlijken in het project.

  • Om een goede balans te hebben, tussen financieel draagkrachtigen en niet financieel draagkrachtigen dient de zeggenschap over nadere voorwaarden, opbrengstbesteding, etc. geregeld te worden via het lokaal bestuurlijk eigendom. Het lokaal bestuurlijk eigendom van bij voorkeur 100%, maar minimaal 51%, dient altijd uit het lokale gebied van de ontwikkeling te komen. Daarbij geldt de voorwaarde dat voor het lokaal bestuurlijk eigendom er wordt gewerkt met een bestuur van 11 zetels, waarvan minimaal er 6 worden bezet door inwoners uit het ontwikkelingsgebied (binnen een straal vanuit de rand van het gebied van 900 m) en er 2 zetels beschikbaar komen voor het gemeentebestuur van de gemeente Vijfheerenlanden.

Uitgangspunten ten aanzien van een omgevingsfonds

De gemeente Vijfheerenlanden wil dat vanuit een project een bijdrage wordt geleverd aan een omgevingsfonds. De baten van het omgevingsfonds worden ingezet voor de gemeenschap, waardoor inwoners die niet in staat zijn zelf financieel deel te nemen, wel baat hebben bij de realisatie van het project. De wijze waarop dit omgevingsfonds wordt beheerd en de wijze waarop besluitvorming geschiedt wat betreft de besteding van de opbrengsten, wordt opgenomen in het projectvoorstel. De minimale bijdrage aan een omgevingsfonds is minimaal gelijk aan de bijdrages zoals deze genoemd worden in de gedragscode wind op land dan wel gedragscode zonne-energie.

 

Uitgangspunten ten aanzien van een omwonendenregeling

De gemeente vindt dat inwoners, die in de nabijheid wonen van een windturbine, recht hebben op een redelijke omwonendenvergoeding. De inwoners die hiervoor in aanmerking komen wordt door middel van maatwerk bepaald. Indien hierbij wordt afgeweken van de groep inwoners die als ‘direct omwonenden’ wordt gerekend, dan dient dit door de initiatiefnemer helder verantwoord te worden in het projectvoorstel. Voor het bepalen van de omwonendenvergoeding voor inwoners wordt gebruik gemaakt van een rechtvaardige verdeelsleutel die door de initiatiefnemer, de gemeente en inwoners uit de nabije omgeving van een windturbine, transparant en gemeenschappelijk te worden vastgesteld. De initiatiefnemer dient in het projectvoorstel aan te geven op welke wijze deze vergoeding wordt bepaald en hoe deze is afgestemd en vastgelegd met de betrokken omwonenden.

 

Uitgangspunten ten aanzien van grondvergoedingen

De gemeente wil voorkomen dat een initiatiefnemer een lokaal energieproject opzet met als startpunt zijn of haar eigen grondposities, en daarbij geen onderzoek meer verricht naar wat de beste locatie is voor een windturbine. Het is immers mogelijk dat percelen, die aangrenzend liggen aan de eigen grondposities, uiteindelijk een betere locatie blijken voor een lokaal energieproject.

 

Om te voorkomen dat initiatieven worden ontwikkeld op niet optimale locaties, heeft de gemeente de voorkeur dat de initiatiefnemer voorafgaand aan de planfase afspraken maakt over de verdeling van grondvergoedingen. Deze afspraken worden vermeld en toegelicht in het projectvoorstel dat de initiatiefnemer indient bij de gemeente.

 

Afspraken over de verdeling van grondvergoedingen worden gemaakt met grondeigenaren die hun grond ter beschikking stellen voor de realisatie van een windturbine op eigen terrein én grondeigenaren die (waarschijnlijk) geen windturbine op hun terrein krijgen maar wel grond bezitten in de omgeving van de locatie waar volgens de conceptplannen – opgesteld in de verkenningsfase van het energieproject – een windturbine wordt geplaatst.

 

Voor het bepalen van de verdeling van de grondvergoedingen wordt gebruik gemaakt van een rechtvaardige verdeelsleutel die door de initiatiefnemer en grondeigenaren in het gebied transparant en gemeenschappelijk vastgesteld wordt. De verdeelsleutel wordt vastgesteld voordat de exacte locatie van het lokale energieproject is bepaald.

7. Kaders bij zonnestroomsystemen

Zonne-energie

Voor zonne-energie hebben wij de voorkeur voor plaatsing van zonnepanelen op daken, gevels en infrastructurele werken boven veldopstellingen, omdat zonnepanelen op deze plekken doorgaans minder invloed hebben op de kenmerken of identiteit van een gebied.

 

Onder zonnestroomsystemen worden verstaan

  • Zonnepaneel: Een zonnepaneel, fotovoltaïsch paneel of PV-paneel is een paneel met aan elkaar gekoppelde fotovoltaïsche zonnecellen (ook PV-cellen genoemd), waarmee elektriciteit kan worden opgewekt.

  • Zonnecollectoren: technische apparatuur om de warmte van de zon op te vangen.

Zonnestroomsystemen op dak - buiten beschermd stads en dorpsgezicht

Plaatsing van zonnestroomsystemen op een dak is vrijwel altijd vergunningsvrij, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • Indien op een schuin dak:

    • o

      Binnen het dakvlak.

    • o

      In of direct op het dakvlak.

    • o

      Hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak.

  • Indien op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak tenminste gelijk aan hoogte collector of paneel.

  • Indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water of het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie aan de binnenzijde van een bouwwerk is geplaatst.

Zonnestroomsystemen voor eigen gebruik binnen het bouwvlak1

Voor de zonnestroomsystemen voor eigen gebruik wordt een voorkeursvolgorde voor plaatsing gehanteerd. Deze leidt tot de volgende voorkeursvolgorde ter toetsing aan de gemeente:

  • 1.

    Dakgebonden: zonnepanelen op het dak of aan de gevel.

  • 2.

    Grondgebonden: zonnepanelen binnen het bouwvlak.

  • 3.

    Grondgebonden: zonnepanelen binnen het bestemmingsvlak2 van de functie wonen, horeca, bedrijven of maatschappelijk.

  • 4.

    Grondgebonden: zonnepanelen buiten het bestemmingsvlak van de functie wonen, horeca, bedrijven of maatschappelijk zijn niet toegestaan. Uitzonderingsgevallen dienen te worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

    • Zonnepanelen op daken genieten de voorkeur ten opzichte van grondgebonden zonnestroomsystemen. Dit kan meestal vergunningvrij.

    • Daarnaast kunnen grondgebonden zonnestroomsystemen binnen het bestemmingsvlak wonen, horeca, bedrijven of maatschappelijk overwogen worden. Deze verdienen de voorkeur wanneer plaatsing van zonnepanelen op het dak redelijkerwijs niet rendabel kan worden toegepast. Twee voorbeelden hiervoor zijn ongeschikte dakrichting en beschaduwing van het dak. Hiervoor is een reguliere omgevingsvergunning benodigd.

Voorwaarden grondgebonden zonnesystemen binnen bestemmingsvlak

Een omgevingsvergunning ten behoeve van de plaatsing en het gebruik van een grondgebonden zonnestroomsysteem inclusief bijbehorende montagematerialen en bekabeling, kan worden verleend met dien verstande dat:

  • 1.

    Het zonnestroomsysteem wordt geplaatst ten behoeve van het voorzien in de energiebehoefte van de eigen woning of bedrijf.

  • 2.

    Er mag enkel een grondgebonden zonnestroomsysteem binnen het bestemmingsvlak wonen, horeca, bedrijven of maatschappelijk worden geplaatst, indien volgens de voorkeursvolgorde plaatsing op het dak (1) redelijkerwijs niet mogelijk is:

    • a.

      voor wat betreft de situering van het zonnestroomsysteem geldt dat:

      • i.

        Het zonnestroomsysteem bij voorkeur achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw wordt geplaatst.

      • ii.

        Daarbij dient te worden voldaan aan de bebouwingsregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan (bijvoorbeeld maximale hoogtes van bouwwerken).

Zonnestroomsystemen voor eigen gebruik buiten bestemmingsvlak

Grondgebonden initiatieven buiten het bestemmingsvlak worden niet toegestaan, tenzij volgens de voorkeursvolgorde plaatsing op het dak (1) of plaatsing in het bouwvlak (2) redelijkerwijs niet mogelijk is3.

  • Voor wat betreft de situering van het zonnestroomsysteem geldt dat:

    • o

      Het zonnestroomsysteem dient aansluitend aan het bestemmingsvlak van de functie wonen, horeca, bedrijven of maatschappelijk te worden geplaatst.

    • o

      Indien het voorgaande ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag het zonnestroomsysteem worden geplaatst buiten het bestemmingsvlak, zo dicht mogelijk bij de woning, bedrijf binnen een maximale afstand van 25 m tot de woning, bedrijf of in het geval van meerdere aansluitende zonnestroomsystemen binnen 25 m tot één van de woningen.

    • o

      De hoogte van het zonnestroomsysteem mag niet meer dan 1,50 m bedragen.

    • o

      Het zonnestroomsysteem niet zichtbaar is vanaf de openbare ruimte of dient ruimtelijk goed te worden ingepast.

    • o

      Indien er aangetoond wordt dat een andere plaatsing dan bovengenoemde regels voor een betere inpassing zorgt, dan is een uitzondering op bovenstaande regels mogelijk.

Zonnestroomsystemen grondgebonden

Grondgebonden initiatieven buiten het bestemmingsvlak zullen op individuele basis worden beoordeeld en altijd voorgelegd worden aan de gemeenteraad ter instemming. Uitgangspunt hierbij is dat zon op grond in dubbelfunctie wordt geplaatst, niet ten koste mag gaan van de agrarische functie en goed in het landschap ingepast moet kunnen worden.

 

Zonnepanelen en -collectoren op monumentale panden, cultureel erfgoed en woonhuismonumenten

In de vanaf 25-12-2020 geldende gemeentelijke Erfgoedverordening Vijfheerenlanden worden kaders gegeven gesteld voor het behoud van cultureel erfgoed zoals bijvoorbeeld beschermde stads- en dorpsgezichten. In het op 28-05-2021 vastgestelde besluit omtrent regels voor ruimtelijke kwaliteit worden aanvullende kaders gesteld.

 

Vanuit deze gemeentelijke kaders, in combinatie met de door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed uitgebreide mogelijkheden, is er ruimte binnen de gemeente Vijfheerenlanden voor het plaatsen van zonnepanelen en -collectoren op monumentale panden, cultureel erfgoed en woonhuismonumenten. In de meeste situaties zal bij zonnepanelen of -collectoren op monumentale panden of binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht een vergunning dus noodzakelijk zijn. Een zorgvuldig afgewogen ontwerp waarmee visuele verstoring wordt geminimaliseerd ligt ten grondslag aan de vergunningsaanvraag. Iedere vergunningsaanvraag hiertoe is evenwel maatwerk en zal op zijn eigen merites beoordeeld worden. Evenwel is het mogelijk om als eigenaar van een monumentaal pand vooroverleg te voeren met, dan wel een principeverzoek in te dienen bij de Commissie Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed over een vergunningaanvraag welke waarschijnlijk vergund zou worden. Door hier gebruik van te maken kan een eigenaar van een monument laagdrempelig inzicht verkrijgen in de (on)mogelijkheden van de vergunningaanvraag. De kosten hiervan bedragen €155,75 (prijspeil 2022). Voor het verduurzamen van monumenten wordt dit bedrag – na vaststelling van dit beleidskader – nog steeds opgelegd, maar wordt dit bedrag alleen geïnd indien daadwerkelijk tot vergunningverlening wordt overgegaan.

 

Vanuit het Rijk (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) zijn in 2020 de mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen en -collectoren op Rijksmonumenten verruimd. Vanuit de gemeente Vijfheerenlanden wordt hierbij op aangesloten. In de situaties waar geen omgevingsvergunning voor afgegeven kan worden, gaat het bijvoorbeeld om panden waar het monumentale karakter door toevoeging van zonnepanelen teveel verloren gaat, ter beoordeling aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (CRKE).

 

De Gemeente Vijfheerenlanden onderzoekt of het opstellen van een zonnepanelenkaart behulpzaam kan zijn voor inwoners van monumenten waar zonnepanelen en –collectoren kunnen worden toegepast. Als daartoe wordt overgegaan, dan zal deze zonnepanelenkaart aan dit beleidskader onder bijlage 4 worden toegevoegd en als toetsingskader gelden.

 

Het plaatsen van zonnepanelen en -collectoren op monumenten en binnen beschermde stads- en dorpsgezichten zijn vrijwel altijd (omgevings)vergunning plichtig.

 

Begripsbepalingen

  • Monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed. Dit kan gaan om een Rijks- of een gemeentelijk monument. Het betreft een onroerende zaak die is opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988, dan wel een onroerende zaak die is geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst zoals bedoeld in de vigerende monumentenverordening;

    • o

      Rijksmonumenten zijn beschermd op grond van de Erfgoedwet. Hierdoor is bij wijzigingen aan het monument altijd een vergunning noodzakelijk, ook voor het plaatsen van zonnepanelen. Uitzondering hierop zijn

    • o

      Gemeentelijke monumenten: bescherming wordt geregeld in de gemeentelijke erfgoedverordening. Op grond van deze verordening (25-12-2020) is ook voor gemeentelijke monumenten altijd een vergunning noodzakelijk.

  • Erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden. Erfgoed is daarmee alles wat uit het verleden is overgebleven en waarvan wij het belangrijk vinden om het te bewaren. Dat kan van alles zijn, zoals landschap en gebouwen, maar ook gewoonten en gebruiken. Of spullen en voorwerpen zoals foto’s, schilderijen, oldtimers, de sierraden van een familielid, het servies van oma. Soms is erfgoed niet meteen zichtbaar. Veel ligt nog onder de grond te wachten om door een archeoloog opgegraven te worden.

  • Beschermde stadsgezichten: Er zijn twee beschermde stadsgezichten in gemeente Vijfheerenlanden te weten Ameide en Vianen. Een beschermd stadsgezicht is een stedelijk gebied dat volgens het rijk van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele, dan wel wetenschappelijke cultuurhistorische waarde. Het rijk heeft deze stedelijke gebieden op grond van de Monumentenwet als zodanig aangewezen.

  • Beschermde dorpsgezichten: Er zijn twee beschermde dorpsgezichten in de gemeente Vijfheerenlanden, te weten in Oosterwijk en Ameide.

  • UNESCO Werelderfgoed: dit zijn Rijksmonumenten en UNESCO Werelderfgoed, waarbij bij Werelderfgoed geen aantasting mag plaatsvinden.

Uitgangspunten zonnestroomsystemen op beschermde monumenten

Voor plaatsing van zonne-energiesystemen op rijksmonumenten is altijd een omgevingsvergunning nodig.

  • Er geplaatst wordt op basis van een zorgvuldig afgewogen ontwerp waarmee visuele verstoring wordt geminimaliseerd.

  • Het afwegingskader van de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed van 2020 wordt gevolgd voor kenmerken van een dergelijk zorgvuldig afgewogen ontwerp.

  • Vooroverleg is mogelijk en geeft inzicht in de kans van slagen van de vergunningsaanvraag.

Uitgangspunten binnen beschermde stads- of dorpsgezichten

Zonnestroomsystemen plaatsen op het hellende voor- of zijdakvlak (gevels) en op platte daken van monumenten of in een beschermd stadsgezicht kan niet zomaar, daarvoor gelden speciale regels en er is een omgevingsvergunning noodzakelijk.

 

Voorkeursvolgorde:

  • 1.

    Plaatsing uit het zicht, op het hellende achterdakvlak.

  • 2.

    Plaatsing uit het zicht op hellende voor en zijvlakken.

  • 3.

    Plaatsing in het zicht, op hellende voor- of zijdakvlakken of gevels.

Voor zonne-energie op monumenten of binnen beschermde stadgezichten hebben wij de voorkeur voor plaatsing uit het zicht op het hellende achterdakvlak boven plaatsing in het zicht. Ook geven wij de voorkeur aan plaatsing op hellende voor- of zijdakvlakken of gevels uit het zicht boven plaatsing in het zicht, omdat zonnepanelen op deze plekken doorgaans minder invloed hebben op de kenmerken of identiteit van het pand.

 

Plaatsing op het hellende achterdakvlak of voor- of zijdakvlakken uit het zicht wordt toegestaan zonder vergunning indien:

  • De collectoren of panelen niet gekeerd zijn naar openbaar toegankelijk gebied, zoals een straat, gracht of park.

  • De collectoren of panelen niet uitsteken voorbij de nok, de dakvoet of de dakranden.

  • De collectoren of panelen direct in of op het dakvlak staan, dus zonder een opbouw ertussen.

  • De hellingshoek van de collectoren of panelen gelijk is aan die van het dak.

  • Alle overige delen van de installatie zoals het warmwatervat of elektrische apparatuur binnen in het gebouw staan.

Plaatsing op hellende voor- of zijdakvlakken of gevels in het zicht is alleen toegestaan met vergunning wanneer:

  • Plaatsing uit het zicht niet mogelijk is.

  • Elders opwekken voor eigen gebruik niet mogelijk of rendabel is.

  • Er geplaatst wordt op basis van een zorgvuldig afgewogen ontwerp waarmee visuele verstoring wordt geminimaliseerd.

  • Het afwegingskader van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van 2020 wordt gevolgd voor kenmerken van een dergelijk zorgvuldig afgewogen ontwerp.

Verwezen wordt verder naar bijlage 3.

8. Innovatie als sleutel voor de energietransitie

De focus van dit beleidskader ligt op technieken die op dit moment technisch haalbaar zijn voor de grootschalige opwek van duurzame elektriciteit. Dit komt overeen met het ‘soort’ opwek dat wordt meegenomen in de RES. Er wordt immers op korte termijn een bijdrage aan duurzame elektriciteit verwacht. Hierdoor worden de pijlen op de korte termijn vooral gericht op technisch haalbare technieken (technical readiness level is hoog).

 

Echter vindt binnen de energietransitie veel innovatie plaats, zowel binnen de zonne- en windenergie, als rondom nieuwe technieken. Naast bestaande duurzame technieken wil de gemeente Vijfheerenlanden daarom ook ruimte bieden aan de inzet van nieuwe, innovatieve technieken.

  • Als nieuwe vormen van duurzame opwek zich aandienen die minder impact op de omgeving hebben, stimuleren en faciliteren wij deze nieuwe opwekvormen om onze energieambities te behalen. Op het moment dat andere technieken ook technisch haalbaar zijn, kan dit invloed hebben op dit beleidskader.

  • Het kan gaan om innovaties op het gebied van opwek, warmtetransitie, mobiliteit, transport en opslag van energie en nog veel meer.

  • De gemeente heeft een open houding ten aanzien van innovatie en zal aanvragen in behandeling nemen wanneer deze passen binnen de generieke beoordelingskaders uit dit beleidskader. Per aanvraag zal dit worden beoordeeld aan de hand van een maatwerkbenadering.

9. Ambitie maatschappelijk vastgoed

De gemeente Vijfheerenlanden is ook alert om zelf haar bijdrage te leveren in de klimaatdoelen en dus de energietransitie.

  • Daarom is de Gemeente Vijfheerenlanden voornemens om op al haar eigen maatschappelijk vastgoed 2030 zonnepanelen te plaatsen.

  • Daarnaast is het streven om voor dit maatschappelijke vastgoed zoveel mogelijk energie lokaal af te nemen, bijvoorbeeld via lokale stroomafnamecontracten of afname via lokale energiecoöperaties.

Aldus besloten door de raad van Vijfheerenlanden

in zijn openbare vergadering van 9 februari 2023

de interim-griffier

C.G.M. (Cecile) Bus

de voorzitter

S. (Sjors) Fröhlich

Bijlage 1: Kaart zoekgebieden wind uit de plan m.e.r.

 

 

Bijlage 2: Algemene uitgangspunten plaatsen zonnepanelen

 

ALGEMENE UITGANGSPUNTEN VOOR HET PLAATSEN VAN ZONNEPANELEN

De volgende algemene uitgangspunten gelden altijd bij het plaatsen van zonnepanelen op monumenten in de gemeente Vijfheerenlanden, beschermd stadsgezicht Ameide en Vianen en beschermd dorpsgezicht Oosterwijk en Ameide.

  • 1.

    In alle situaties wordt de kap van het hoofdvolume zo veel mogelijk gemeden. Mogelijkheden kunnen worden gezocht op het achtererf, op ondergeschikte (platte) daken of daken van aan- en bijgebouwen. Wellicht zouden in sommige gevallen voor particuliere ook collectieve zonnedaken of zonneweides een oplossing voor verduurzaming kunnen bieden.

  • 2.

    Zonnepanelen worden boven op de dakbedekking geplaatst, zodat bij later verwijderen weer een ongeschonden dakvlak zichtbaar wordt.

  • 3.

    Zonnepanelen aan gevels of in voortuinen zijn niet toegestaan.

  • 4.

    Zonnepanelen op schuine daken worden in dezelfde hellingshoek als het dakvlak geplaatst.

  • 5.

    Zonnepanelen worden in een rechthoekige vorm gelegd. Getrapte, onderbroken of asymmetrische vormen (bijvoorbeeld rond dakramen en dakdoorvoeren) zijn niet toegestaan.

  • 6.

    Bij meerdere zonnepanelen op één dakvlak worden de panelen allemaal in dezelfde richting geplaatst (alle panelen horizontaal of verticaal).

  • 7.

    Het toepassen van verschillende formatie, typen en fabricaten zonnepanelen op één dakvlak is niet toegestaan.

  • 8.

    Zonnepanelen worden geheel in een donkere matzwarte kleur uitgevoerd. Blauwe panelen en panelen met zilverkleurige randen zijn niet toegestaan.

 

Bijlage 3: Zonnepanelen bij monumenten in beschermde stads- en dorpsgezichten

 

Specifieke uitgangspunten voor zonnepanelen bij monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten

In deze bijlage worden uitgangspunten gegeven die richting geven voor een nader uit te werken toetsingskader. Deze geven ook een antwoord op de opiniërende bespreking van de oplegger SGP (Raad 6 september 2022).

 

Huidig beleid voor het plaatsen van zonnepanelen bij monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten

Het huidige beleid ten aanzien van zonnepanelen, zoals geformuleerd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, geeft aan dat deze in de gehele historische binnenstad alleen mogelijk zijn als de plek en het pand de ingreep aankan zonder dat hierdoor historische waarden verloren gaan. Het gaat daarbij zowel om het behoud van het historisch materiaal als om karakter en aanzicht. Om dit te kunnen borgen is gesteld dat plaatsing van zonnepanelen alleen mogelijk is op een deel van het dak dat minder waardevol of representatief is en waarop de panelen vanuit openbaar toegankelijk gebied niet te zien zijn. Wat betreft de zichtbaarheid is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende straten en/of tussen monumentale en niet-monumentale panden.

 

Specifieke Uitgangspunten

Bij het plaatsen van zonnepanelen blijft het een aanbeveling om eerst het gas- en energieverbruik zoveel mogelijk te verlagen met alle mogelijke maatregelen die (indien van toepassing) ook geschikt zijn voor het monument en vervolgens op zoek te gaan naar een locatie die niet te zien is vanaf openbaar toegankelijk gebied.

 

Als er geen geschikte alternatieve installatie of locatie bestaat met minder gevolgen voor de cultuurhistorische-ruimtelijke waarden, dan mogen zonnepanelen zichtbaar zijn, mits het beeld van het beschermde stadsgezicht niet onevenredig wordt verstoord en mits de verwachte opbrengst in verhouding staat tot de mate van aantasting van het stadsgezicht. Hiermee wordt bedoeld dat de geringe opbrengst van een enkel of een paar panelen niet in verhouding staat tot de aantasting die daarmee plaatsvindt van het dakenlandschap en daarom niet wenselijk is. Geadviseerd wordt om uit te gaan van minimaal 4 panelen.

 

Omdat elk pand en elke locatie anders is, vraagt dit om maatwerk. Er kunnen daarom geen concrete criteria worden opgesteld voor zonnepanelen in zicht vanaf openbaar toegankelijk gebied waarvan men bij hantering zeker kan zijn van een vergunning. Alle gegeven criteria voor plaatsing van zonnepanelen in zicht vanaf openbaar toegankelijk gebied zijn daarom alleen richtinggevend.

 

De zonnepanelen mogen geen (wezenlijke) aantasting betekenen van de waardevolle karakteristieken van het betreffende pand. Dit vraagt om maatwerk.

 

De installatie wordt zodanig gemonteerd dat zo min mogelijk niet-reversibele schade aan historisch materiaal ontstaat. De aanwezigheid van zonnepanelen in de levenscyclus van monumenten en beschermde gezichten is namelijk van tijdelijke aard. Als ingrepen reversibel zijn, worden de oorspronkelijke waarden weer zichtbaar als de panelen te zijner tijd worden verwijderd.

 

Uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle materialen en detailleringen blijven behouden (uitgaande van het gegeven dat zonnepanelen op termijn worden verwijderd weegt behoud van historisch materiaal zwaarder dan de esthetiek).

 

Op daken met een bijzondere vorm of afwerking is het plaatsen van zonnepanelen ongewenst. Dit betreft bijvoorbeeld ronde, spitse of veelhoekige daken, daken met een bijzonder decoratief patroon of daken van bijzondere materialen, zoals zeldzame dakpannen, sommige leien daken, de meeste daken van riet, koper, zink of lood.

 

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft haar adviesbeleid voor zonnepanelen (pv-cellen) op monumenten aangepast om monumenteneigenaren meer mogelijkheden te geven om gebruik te maken van pv-cellen bij de verduurzaming van hun monument. Aanleiding hiervoor zijn de ambities uit het Klimaatakkoord, waarin is afgesproken dat ook monumenten een substantiële bijdrage zullen leveren aan de energiebesparing en schone energieopwekking.

 

Het wel of niet zichtbaar zijn van pv-panelen is niet langer een beslissend criterium, maar wel de mate waarin het beeld van het monument eventueel wordt verstoord. Daardoor kan vaker positief geadviseerd worden over pv-cellen die zichtbaar zijn vanaf publiek toegankelijk gebied. Voorwaarde voor een positief advies voor pv-cellen in het zicht is onder meer:

  • Het gebrek aan mogelijkheden om zonnepanelen uit het zicht te plaatsen, uitgaande van een rendabele installatie.

  • Dat de energieopwekking ten bate is van het eigen (monumentale) pand en geen cultuurhistorisch waardevol groen wordt gekapt om de bezonning te verbeteren.

  • Een zorgvuldig afgewogen ontwerp.

  • Er geen sprake is van een onevenredige aantasting van monumentale waarden in de vorm van een ernstige visuele verstoring en/of schade aan bouwhistorische waarden/materiaal.

Voor rijksmonumenten in beschermde stads- en dorpsgezichten, hanteert de RCE specifieke uitgangspunten. Voor gebouwen die een belangrijke rol spelen in het aanzicht van een beschermd gezicht, adviseert de Rijksdienst negatief over PV-systemen in het zicht. Het gaat dan bijvoorbeeld om gebouwen in het zicht die boven de gemiddelde bouwmassa uitsteken, gebouwen die gelegen zijn in de zichtlijnen van bijvoorbeeld straten of grachten of die deel uitmaken van een historische pleinwand. De gemeente Vijfheerenlanden is aangesloten op het beleid van de RCE.

 

Vooroverleg en indieningsvereisten

Alvorens een omgevingsvergunning aan te vragen voor het plaatsen van zonnepanelen wordt geadviseerd om eerst een vooroverleg in te dienen. Daarmee wordt voorkomen dat er legeskosten verrekend worden terwijl de aanvraag niet past binnen het nieuwe beleidskader.

 

Om de impact van het plaatsen van zonnepanelen op het stadsgezicht te kunnen beoordelen is het van belang om bij de aanvraag enkele foto’s aan te leveren vanaf openbaar toegankelijk gebied, op ooghoogte. Het gaat hierbij om het beeld zoals door een ieder kan worden ervaren vanaf openbaar toegankelijk gebied. Vraag uw leverancier van de zonnepanelen vervolgens of het mogelijk is om naast de gebruikelijke offerte met het legplan en de productinformatie (type, kleur, etc.) om de gewenste panelen (het legplan) in de foto aan te geven (fotomontage) voor zover de zonnepanelen natuurlijk zichtbaar zullen zijn. Indien dit voldoende inzicht biedt kunnen bouwkundige tekeningen achterwege blijven.

 

Bij plaatsing van panelen op een plat dak zijn aanvullende gegevens nodig over de hellingshoek waaronder de panelen gelegd worden ten opzichte van het platte dak om te kunnen bepalen of en hoever de panelen boven de dakrand uitsteken en zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebeid. Over het algemeen volstaat het om deze gegevens schriftelijk aan te leveren.

 

Bij het plaatsen van zonnepanelen op een monument wordt gevraagd om aan te geven hoe de panelen worden gemonteerd. Bij uitzondering blijft de mogelijkheid bestaan dat extra gegevens nodig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen in relatie tot de monumentale waarden en de waarde van het beschermde stadsgezicht.

 

(Omgevings)vergunning voor zonnepanelen en -collectoren

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt de omgevingsvergunning. De Wabo geeft globaal aan wanneer een vergunning nodig is voor rijksmonumenten (artikel 2.1, lid 1 onder f, Wabo). Daaruit volgt dat voor het plaatsen van zonne-energie-systemen op rijksmonumenten altijd een vergunning nodig is.

 

Soms geldt de vergunningplicht niet (artikel 2.1, lid 3, Wabo). Om welke situaties het gaat, is voor rijksbeschermd gebouwd erfgoed beschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Zo is bij rijks beschermde stads- en dorpsgezichten soms geen vergunning nodig voor het aanbrengen van zonne-energiesystemen. De volgende afbeeldingen geven een totaal beeld van vergunningplichten.

De Omgevingswet vervangt binnen afzienbare tijd de Wabo. Voor rijksmonumenten zijn daarbij geen veranderingen in de vergunningplicht te verwachten.

 

 

Bijlage 4: Specifiek beoordelingskader kleine windturbines (≤ 20m as)

 

Nader uit te werken uiterlijk Q2 2023.

 

Bijlage 5: Specifiek beoordelingskader zon op grond

 

Nader uit te werken uiterlijk Q2 2023.

 

  • 1.

    Generieke kaders Zon op grond.

  • 2.

    Maatschappelijke kaders Zon op grond.


1

Een bouwvlak is een duidelijk omlijnt stuk grond (vlak) binnen de betreffende bestemming waar volgens de bouwregels van het bestemmingsplan in gebouwd mag worden.

2

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.