Organisatie | Dijk en Waard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamer Dijk en Waard |
Citeertitel | Verordening op de rekenkamer Dijk en Waard |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
hoofdstuk IVa van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2023 | nieuwe regeling | 24-01-2023 | 0000489567 |
De raad benoemt de voorzitter. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de rekenkamer, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met het secretariaat. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste externe lid in jaren.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de eed (verklaring en belofte) af conform artikel 81g van de Gemeentewet.
Artikel 7 Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de rekenkamer
Een lid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van de rekenkamer een vergoeding voor de werkzaamheden per maand die gebaseerd is op 25% van de vergoeding die raadsleden van de gemeente Dijk en Waard ontvangen conform artikel 3.1.1. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
De vergoeding voor de voorzitter van de rekenkamer wordt, gebaseerd op de vergoeding die fractievoorzitters van de raad van Dijk en Waard ontvangen conform art. 3.1.5. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers voor de duur van de uitoefening van het voorzitterschap, verhoogd met een toelage van € 78,07 per maand.
Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning
Op voordracht van de voorzitter besluit het college tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren.
De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.
Artikel 9 Bevoegdheid van de rekenkamer
De bevoegdheden van de rekenkamer moeten worden ontleend aan de Gemeentewet, in Hoofdstuk XIa, (artt. 182 t/m 185a) waaronder:
De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.
Artikel 10 Onderwerpselectie en opdrachtverlening
De raad kan de rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamercommissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Toelichting op de Verordening op de rekenkamer
De Gemeentewet gaat er van uit dat er in elke gemeente een rekenkamer moet zijn. Er zijn vier inhoudelijke redenen die pleiten voor het instellen van een gemeentelijke rekenkamer.
Het is van groot belang dat een onafhankelijk orgaan als de gemeentelijke rekenkamer zelfstandig onderzoek doet naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het financiële beheer, het beleid en de organisatie van het gemeentebestuur. Het belang daarvan voor de kwaliteit van het bestuur en voor het proces van het afleggen van rekenschap aan de inwoners is dermate groot dat het al dan niet instellen van een rekenkamer geen onderwerp van gemeentelijk beleid mag zijn. Dat laat natuurlijk onverlet dat de raad hier ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. Met name het nieuw voorgestelde artikel 213a Gemeentewet geeft de raad een uitdrukkelijke taak met betrekking tot het doen van onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid. Het college moet namelijk de rekenkamer tijdig op de hoogte stellen van onderzoeken die zij instelt en ook de verslagen van de resultaten daarvan.
Een eigen rekenkamer kan kennis opbouwen van de lokale omstandigheden die eer belangrijke rol kunnen spelen bij de vormgeving en de uitvoering van het beleid.
De Gemeentewet maakt het ook mogelijk om op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen een gemeenschappelijke c.q. regionale rekenkamer in het leven te roepen.
Om te bezien in hoeverre daar in de regio Alkmaar dan wel in de Kop van Noord-Holland behoefte aan is, is daarover uitvraag gedaan. De uitkomst is dat er binnen de regio Alkmaar geen behoefte aanwezig is om samen een regionale rekenkamer op te zetten. Wel willen andere gemeenteraden samenwerken aan een rekenkamer-onderzoek waar het een gezamenlijk regionaal belang betreft. Die zelfde geluiden zijn gehoord vanuit andere gemeenten in de regio’s Westfriesland en Noord-Holland Noord.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De voorkeur van de raad van Dijk en Waard is om de rekenkamer niet te laten bestaan uit één lid/voorzitter. Ook wel het directeursmodel genoemd. De raad wenst een rekenkamer die bestaat uit meerdere personen zodat de onderzoeken, uitvoering en conclusies niet afhankelijk zijn van één persoon.
De wet stelt geen maximum aan het aantal leden waaruit een rekenkamer zou moeten bestaan. Het ligt voor de hand om dan de samenstelling van de rekenkamer uit tenminste drie personen te laten bestaan, zijnde dan ook de keuze van de raad van Dijk en Waard.
De leden van de rekenkamer worden door de raad benoemd. Een te korte benoemingstijd kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, omdat de vraag – wordt ik wel herbenoemd – dan al te snel kan worden gevoeld. Daarom schrijft de Gemeentewet een benoemingstermijn van zes jaar voor. Voordeel van deze termijn is ook dat over benoeming en herbenoeming in het gewone geval steeds door twee verschillend samengestelde raden wordt beslist. Het feit dat benoeming plaatsvindt na overleg met de rekenkamer draagt er toe bij dat de leden primair op grond van deskundigheid worden benoemd. In de praktijk zal na verloop van tijd door tussentijdsaftreden vanzelf de situatie ontstaan dat niet steeds de gehele rekenkamer opnieuw moet worden benoemd. Dit komt de continuïteit en de onafhankelijkheid van de rekenkamer ten goede.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de eed (verklaring en belofte) af conform artikel 81g van de Gemeentewet.
<< Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden , rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks nog middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dt ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!>>
(<<Dat verklaar en beloof ik!>>
Artikel 5 Ontslag en non-activiteit
De limitatieve opsomming van de ontslaggronden is overgenomen van artikel 81c Gemeentewet. Deze limitatieve opsomming moet worden gezien in het licht van de onafhankelijkheid. De raad mag een lid van de rekenkamer uitsluitend ontslaan op diens verzoek of indien zich ten minste één van de opgesomde omstandigheden in lid 1 voordoen.
De in lid 2 bedoelde gronden kunnen leiden tot ontslag. Hier heeft de raad dus wel een zekere beleidsvrijheid. Of wordt overgegaan tot ontslag hangt af van de ernst van de situatie.
Lid 3 voorziet in de mogelijkheid om leden op non-actief te stellen in de omstandigheden die genoemd zijn.
De onafhankelijkheid van de rekenkamer en haar leden komt voorts tot uitdrukking in de regeling van onverenigbare betrekkingen in lid 4.
Artikel 6Openbaarmaking functies
De openbaarmaking van functies houdt verband met kunnen bezien of functies een onbevoordeeldheid van het rekenkamerlid in het geding kan zijn.
De leden van de rekenkamer worden op de raadswebsite vermeld, waarbij ook hun eventuele nevenfuncties vermeld worden.
Artikel 7Vergoeding voor werkzaamheden van de leden van de rekenkamer
De leden van de rekenkamer ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden. De hoogte van de vergoeding is niet te ontlenen aan enige rechtsregel. In de praktijk in het land loopt de vergoeding sterk uiteen. Van enkele tientjes per uur tot een vast bedrag van € 1.650,-- per maand.
Om niet bij iedere gewenste wijziging in de vergoeding deze verordening te moeten wijzigen, wordt in deze verordening gewerkt met een procentuele koppeling aan de door raadsleden van de gemeente Dijk en Waard te ontvangen vergoeding conform het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
Gelet op de verwachte tijdsinvestering die van een lid van de rekenkamer verwacht mag worden, lijkt een percentage van 25% van de raadsvergoeding een passende vergoeding. Van de voorzitter wordt een grotere inspanning verwacht. Die extra werkzaamheden worden conform het voorzitterschap van een fractievoorzitter toegekend (ook op basis van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers).
Een rekenvoorbeeld daarbij aan de hand van de in 2022 daarvoor geldende bedragen geeft de volgende vergoeding voor een lid van de rekenkamer:
25% x € 1.668,76 = € 417,19 per maand.
Voor de voorzitter komt daar een bedrag van € 78,07 bij.
Uitgaande van drie leden, waaronder de voorzitter komt dit neer op een jaarbedrag van totaal € 15.955,68.
Omdat die vergoeding af gaat van het budget voor de rekenkamer van € 75.000,--, resteert een voor onderzoek te besteden bedrag van ca. € 59.000,-- .
Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning
Bij een rekenkamer moet er zijn voorzien in voldoende ambtelijke ondersteuning. Die ondersteuning moet uitdrukkelijk niet binnen de ambtelijke hiërarchie van de gemeente vallen, met uitzondering van ambtenaren van de griffie. Dit om de onafhankelijke positie van de rekenkamer te waarborgen.
De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.
In het reglement van orde zal aan de orde komen een hoofdstuk over vergaderen en besluiten; op welke wijze onderzoeken worden gekozen en uitgevoerd. De kwaliteitseisen voor de uitvoering van de onderzoeken; hoe de communicatie naar buiten plaatsvindt en hoe het secretariaat wordt ingericht komen aan de orde. En natuurlijk zal er ook een hoofdstuk aan de financiële verantwoording worden gewijd.
Artikel 9 Bevoegdheid van de rekenkamer
De bevoegdheden van de rekenkamer moeten worden ontleend aan artikel 184 van de Gemeentewet. Dit artikel 9 bevat daarvan een gedeelte ten behoeve van de leesbaarheid van de verordening en om een indruk te geven van die bevoegdheden.
Tot de taak van de rekenkamer behoort in de eerste plaats het onderzoeken van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid. Daar waar het onderzoek naar de rechtmatigheid aan de orde is, mag niet getreden worden in de door de gemeentelijke accountant te plegen rechtmatigheidstoets.
De rekenkamer bepaalt zelf haar eigen werkplan.
De gemeentelijke rekenkamer kan ook onderzoek doen bij derden die een financiële band hebben met de gemeente. Daarin voorziet artikel 184 van de Gemeentewet. In de eerste plaats zijn dat de openbare lichamen en gemeenschappelijke organen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarin de gemeente deel neemt.
Daarnaast gaat het om vennootschappen waarin de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt. Daarbij gaat het om een onderzoek op basis van de jaarrekening en de daarop betrekking hebbende documenten die bij de gemeente berusten. Hiervoor biedt artikel 183, eerste lid van de Gemeentewet een grondslag. Als die onvoldoende informatie bieden kan het college zelf om nadere inlichtingen worden gevraagd. Dat onderzoek op basis van de bij de gemeente aanwezige documenten kan echter aanleiding zijn voor de rekenkamer bij de desbetreffende rechtspersoon of gemeenschappelijk orgaan zelf een onderzoek in te stellen. Die bevoegdheid omvat primair de mogelijkheid om nadere inlichtingen in te winnen of ontbrekende stukken op te vragen bij de rechtspersoon of gemeenschappelijk orgaan. Vervolgens kan ook ter plaatse een onderzoek worden ingesteld.
De Gemeentewet voorziet niet in een expliciete bevoegdheid van de gemeentelijke rekenkamer om onderzoek te doen bij stichtingen en verenigingen die sterk van de gemeente afhankelijk zijn. Een wettelijke grondslag voor die bevoegdheid is namelijk niet nodig. Gemeenten kunnen zelf, bijvoorbeeld in de statuten van een dergelijke stichting of vereniging, deze bevoegdheid creëren. Bovendien is vanwege de sterke afhankelijkheid van deze rechtspersonen van de gemeente zelfs een dergelijke grondslag in de praktijk niet nodig, omdat het op vrijwillige basis de voor een onderzoek noodzakelijke medewerking zal worden gegeven.
Voor door de gemeente aan privaatrechtelijke rechtspersonen verstrekte subsidie, leningen en garanties geldt het zelfde. Ook daarvoor kan de gemeente bij de vertrekking in de voorwaarden een clausule opnemen, die onderzoek door de rekenkamer mogelijk maakt.
Op verschillende niveaus zijn er relaties tussen de rekenkamer en andere gemeentelijke organen. Op grond van artikel 213a Gemeentewet stelt de raad een verordening vast voor periodiek door het college te verrichten onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het financieel beheer. Dit onderzoek staat los van de onderzoekingen van de rekenkamer. Wel moet het college de rekenkamer tijdig op de hoogte stellen van het instellen van deze doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken en van de resultaten daarvan. De rekenkamer kan gebruik maken van onderzoeken van anderen en dus ook van hiervoor genoemde onderzoeken. Dit doet niet af aan de bevoegdheid van de rekenkamer om zelf onderzoek te doen.
De gemeentelijke rekenkamer is een bestuursorgaan. Dat betekent onder meer dat de Wet Open overheid (Woo) op de rekenkamer van toepassing is. Bij openbaarmaking van haar stukken zal de rekenkamer de bepalingen van de Woo in acht moeten nemen. Dat geldt zowel voor de openbaarmaking op verzoek als uit eigen beweging, onverminderd het bepaalde in artikel 185 tweede lid, zijnde in deze verordening opgenomen als artikel 9 lid 7. Op grond van de Woo kan de rekenkamer ook worden verzocht stukken openbaar te maken die onder haar berusten maar afkomstig zijn van een derde, bijvoorbeeld het gemeentebestuur. In dat geval ligt het in de rede dat de rekenkamer in overleg met die derde beslist over openbaarmaking.
Op grond van artikel 185, zesde lid Gemeentewet, zijnde in deze verordening opgenomen als artikel 9 lid 9, zijn de rapporten en verslagen van de rekenkamer openbaar. In deze openbare stukken worden geen vertrouwelijke gegevens opgenomen. Artikel 185 lid 3 Gemeentewet bepaalt dat mededelingen van de rekenkamer aan de raad die naar hun aard vertrouwelijke gegevens en bevindingen bevatten, ter vertrouwelijke kennisneming worden verstrekt. Deze wettelijke bepaling is nodig omdat raadsinformatie in beginsel openbaar is.
Artikel 10Onderwerpselectie en opdrachtverlening
De raad kan de rekenkamer verzoeken bepaalde onderzoeken te doen. Achterliggende gedachte is dat de raad in zijn werkzaamheden kan stuiten op een onderwerp dat onderzoek door de rekenkamer vergt. Het is wel de rekenkamer zelf die beslist of zij een dergelijk verzoek honoreert. Op die manier kunnen ook de ingezetenen van de gemeente indirect, dat wil zeggen via de raad, invloed uitoefenen op de keuze van de door de rekenkamer te onderzoeken onderwerpen. Daarnaast zullen de openbare rapporten van de rekenkamer een belangrijke rol kunnen spelen in het proces van afleggen van rekenschap door het gemeentebestuur aan de inwoners.
De in dit artikel vermelde punten zijn ook punten die in het door de rekenkamer op te stellen reglement van orde meer uitgewerkt aan de orde zullen komen. Het kader daarvoor is hiermee in deze verordening vastgelegd.
De gemeenteraad heeft voor de rekenkamer en haar onderzoeken een jaarbudget opgenomen. De besteding van dat bedrag is in handen van de rekenkamer gebracht. Deze verordening regelt welke kosten ten laste van dit budget moeten worden gebracht. Over de besteding van het budget moet de rekenkamer zich verantwoorden aan de raad.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van publicatie van de verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening op de rekenkamer Dijk en Waard.