Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel ontheffingen buurthubs Amsterdam |
Citeertitel | Beleidsregel Ontheffingen Buurthubs Amsterdam |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Ontheffingen Experiment eBuurthubs Amsterdam van 19 februari 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-02-2023 | nieuwe regeling | 07-02-2023 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
collegebesluit Buurthubs: het collegebesluit van 24 januari 2023 waarin het college kennis heeft genomen van de evaluatie van de buurthubs (als onderdeel van het eHubs project) en de ambities om de bestaande buurthubs te continueren en nieuwe buurthubs te realiseren en daarom heeft besloten deze beleidsregel vast te stellen.
deelbakfiets: fiets met laadbak geschikt voor vervoeren van bijvoorbeeld goederen of kinderen, voorzien van elektrische hulpmotor waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen.
deelscooter: een bromfiets op twee wielen , met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994 (motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 25 km/k).
(elektrische) deelfiets: fietsen met of zonder trapondersteuning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder ea, van de Wegenverkeerswet 1994, zijnde fietsen (indien met trapondersteuning) die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen.
Hoofdstuk 2. Bepalingen over ontheffingen voor buurthubs
Artikel 2.2 Maximaal aantal te verlenen ontheffingen in het kader van het experiment buurthubs
Per modaliteit (deelfiets, deelbakfiets en deelscooter) worden maximaal twee ontheffingen verstrekt, wat betekent dat er totaal maximaal zes aanbieders in aanmerking komen. Met de ontheffing is het toegestaan in de bestaande en nieuw te ontwikkelen buurthubs binnen de gemeente Amsterdam deelvervoer aan te bieden voor de modaliteit waarop de ontheffing betrekking heeft. Het is aanbieders toegestaan om een aanvraag te doen voor verschillende modaliteiten.
Artikel 2.3 Maximaal aantal deelvoertuigen in het kader van het experiment buurthubs
Het voertuigplafond ligt op 850 deelvoertuigen (deelfietsen, deelbakfietsen en deelscooters) binnen door de gemeente aangelegde buurthubs.
Binnen buurthubs kunnen, afhankelijk van de locatie, ook deelauto’s worden aangeboden. Deelauto’s vallen echter buiten deze beleidsregel en maken daardoor geen onderdeel uit van dit voertuigplafond. Als deelauto’s met een vaste standplaats een plek krijgen in een buurthub, moet daar dus op reguliere wijze bij de gemeente Amsterdam een vergunning voor worden aangevraagd. Daarnaast is het mogelijk om binnen buurthubs ‘gereserveerde parkeerplekken’ voor deelauto’s met een stadsbrede freefloating vergunning aan te bieden.
Artikel 2.4 (Elektrische) deelfietsen binnen buurthubs
Het aanbieden van reguliere deelfietsen en elektrische deelfietsen maakt gezamenlijk onderdeel uit van een ontheffing. Beide type deelfietsen krijgen dus de ruimte binnen de buurthubs. Aangezien de gemeente Amsterdam wil onderzoeken of autobezit extra afneemt als er ook elektrische fietsen beschikbaar zijn, is het uitgangspunt dat minimaal de helft van de aangeboden deelfietsen waarvoor ontheffing wordt verstrekt binnen het Experiment Buurthubs elektrisch aangedreven is.
Artikel 2.5 Aantal deelvoertuigen binnen buurthubs
Het aantal deelvoertuigen per buurthub zal verschillen in de praktijk. De gemeente bepaalt het maximale aantal deelvoertuigen per modaliteit dat binnen een buurthub kan worden aangeboden, waarbij het een afweging maakt op basis van de te verwachten vraag naar deelvervoer en de beschikbare ruimte voor de buurthub. De gemeente consulteert hierbij vooraf de betrokken ontheffinghouders en inventariseert daarbij het gewenste aanbod. In principe worden de beschikbare plekken per modaliteit evenredig onder de ontheffinghouders verdeeld, tenzij de wensen over het aantal aan te bieden deelvoertuigen tussen de ontheffinghouders onderling verschillen. Indien het aantal plekken oneven is, wordt dit in een andere buurthub gecompenseerd zodat ontheffinghouders over de gehele stad gelijke kansen krijgen. De ontheffinghouders zorgen ervoor dat deze deelvoertuigen gedurende de looptijd van het experiment ook beschikbaar blijven binnen de buurthubs. Elke nieuwe buurthub wordt na 6 maanden geëvalueerd. Als uit de monitoring blijkt dat één of meerdere modaliteiten in de buurthub significant minder wordt gebruikt dan in andere buurthubs, kan dan na toestemming van de gemeente Amsterdam het aantal deelvoertuigen worden aangepast.
Artikel 2.6 Uitwisseling deelvoertuigen buurthubs met andere locaties in de stad en regio
Het is toegestaan binnen Amsterdam deelvoertuigen uit de buurthubs uit te wisselen met andere locaties in de stad. Dit kan gaan om locaties in de openbare ruimte (mits de aanbieder beschikt over een vergunning voor het aanbieden van deelscooters of een ontheffing binnen de lopende deel(bak)fietsexperimenten) of in de private ruimte. Ook uitwisseling van deelvoertuigen met locaties in andere gemeenten in de regio is toegestaan. Het maximum aantal deelvoertuigen waarvoor een ontheffing of vergunning is gegeven blijft in alle gevallen en op elk moment van kracht.
Artikel 2.7 Aanwijzing buurthubs binnen het experiment
Bij het starten van deze beleidsregel is sprake van bestaande buurthubs en zijn er concrete plannen voor de ontwikkeling van nieuwe buurthubs.
Als onderdeel van het eHUBS-project zijn op basis van participatietrajecten in woonbuurten 16 buurthubs ontwikkeld. De gemeente Amsterdam besluit op basis van de evaluatie of deze allemaal behouden blijven en onderzoekt per buurthub of het aantal deelvoertuigen uitgebreid kan worden. Gedurende de looptijd van dit experiment worden de bestaande buurthubs gefaseerd heringericht. In de huidige situatie worden in deze buurthubs ca.45 elektrische deelfietsen, 16 deelbakfietsen en 10 deelscooters aangeboden.
Gedurende de looptijd van deze beleidsregel worden door de gemeente Amsterdam diverse nieuwe buurthubs ontwikkeld. Locaties die hiervoor in beeld zijn, zijn o.a. de trein-/metrostations Holendrecht, Bullewijk, Bijlmer/ArenA, Henk Sneevlietweg, Lelylaan en Isolatorweg. Daarnaast wordt gewerkt aan verschillende andere locaties in de omgeving van de Westelijke Grachtengordel, in Nieuw-West en Zuidoost. De gemeente Amsterdam staat ook open voor locatiesuggesties vanuit de ontheffinghouders.
De gemeente Amsterdam behoudt zich het recht voor locaties op te heffen of te verplaatsen, bijvoorbeeld als blijkt dat het aanbod aan deelvervoer onvoldoende wordt gebruikt.
Artikel 2.8 Looptijd van de beleidsregel en uit te geven ontheffingen
De looptijd van de beleidsregel en ontheffingen voor het experiment buurthubs is gekoppeld aan de beleidsactualisatie voor deelvervoer en het aansluitende proces om per modaliteit nieuwe vergunningen of ontheffingen uit te geven. In de huidige planning is voorzien dat deze nieuwe vergunningen of ontheffingen in het voorjaar van 2024 operationeel zullen zijn. Aan deze planning kunnen geen rechten worden ontleend.
Indien uit de beleidsactualisatie voor deelvervoer blijkt dat er toch nog behoefte blijft aan een aparte beleidsregel voor buurthubs (met bijbehorende aparte ontheffingen), geldt dat de ontheffing wordt verleend voor de duur van maximaal twee jaar. De ontheffingen kunnen worden verlengd voor de duur van maximaal één jaar.
Hoofdstuk 3. Behandeling aanvragen voor ontheffingen
Artikel 3.1 Tijdvak voor indienen aanvragen
Aanvragen voor een ontheffing kunnen alleen worden ingediend in het tijdvak van 7 februari 2023 tot 23 maart 2023. Een aanvraagformulier voor een ontheffing is in dit tijdsvak op te vragen via hubs@amsterdam.nl.
Wanneer er per modaliteit meer aanvragen zijn dan het aantal beschikbare ontheffingen zal een vergelijkende toets plaatsvinden. Wanneer een vergelijkende toets plaatsvindt als bedoeld in artikel 3.6 en 3.7 beslist het college op de aanvraag binnen 8 weken na de dag van ontvangst daarvan. Het college kan de beslissing voor ten hoogste 3 weken verdagen.
Wanneer een vergelijkende toets als bedoeld in artikel 3.6 en 3.7 heeft plaatsgevonden, houdt het college per modaliteit een wachtlijst bij van aanvragers die voor een ontheffing in aanmerking wilden komen waarvoor in artikel 2.2 een maximum is vastgesteld en die onderdeel zijn geweest van de vergelijkende toets. De volgorde op de wachtlijst wordt bepaald door de uitkomst van de vergelijkende toets als bedoeld in artikel 3.6 en 3.7.
Artikel 3.4 Indieningsvereisten voor aanvragen voor ontheffingen voor buurthubs
Aanvragen voor vergunningen die niet voldoen aan de voorwaarden die in het eerste lid zijn genoemd en die, voor zover het gebrek alleen ziet op de in het eerste lid onder a bedoelde volledigheid niet binnen de in het tweede en derde lid gestelde termijn zijn aangevuld, worden niet in behandeling genomen.
Artikel 3.5 Weigeringsgronden voor ontheffingen
Een aanvraag voor een ontheffing wordt geweigerd indien:
de aanvraag niet voldoet aan één of meer van de volgende voorwaarden:
de aanvrager is in staat om op eerste verzoek een privacyverklaring in de Nederlandse taal, een uittreksel van voorgenomen verwerkingen in het register van de Algemene Verordening Gegevensverwerking en, indien hij daarover beschikt, een kopie van de bewerkersovereenkomst en te overleggen en hij staat toe dat de gegevens die aan de gemeente worden geleverd gedurende de looptijd van de vergunning conform het vastgestelde beleid, gebruikt mogen worden door de gemeente voor monitorings- en evaluatiedoeleinden en dat deze gegevens geanonimiseerd bekend gemaakt mogen worden.
de aanvrager is bereid om mee te werken aan de platforms die de gemeente gebruikt voor monitoring van het gebruik van deelvervoer (op dit moment Vianova en CROW), en daarvoor een real-time GPS-trace aan de voertuigen te koppelen waarbij de aanvrager gebruik maakt van de door het college voorgeschreven standaarden die zoveel mogelijk overeenkomen met landelijke standaarden (zoals CDS-M) en waarbij de GPS-trace – die in voertuig of app kan zitten - informatie geeft over de locatie met een interval tijd van 15-30seconden met een nauwkeurigheid van maximaal 60 meter en idealiter maximaal 20meter. Per trace is de volgende informatie te lezen:
Artikel 3.6 Verdelingsprocedure schaarse ontheffingen voor buurthubs
Het college voert een vergelijkende toets uit indien er, nadat de aanvragen voor zover nodig tijdig zijn aangevuld of de termijn om de aanvraag aan te vullen ongebruikt is verstreken, per modaliteit meer complete aanvragen zijn ingediend die voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.5 dan de twee ontheffingen die voor de betreffende modaliteit beschikbaar zijn.
Artikel 3.7 Beoordelingscriteria en puntentelling voor de vergelijkende toets voor schaarse vergunningen
De beoordeling van de aanvragen geschiedt op basis van een ingediend plan van aanpak van maximaal 6 A4, waarin minimaal de volgende onderdelen aan bod komen.
een voertuigenplan, waarin minimaal wordt aangegeven hoeveel voertuigen aanbieder gemiddeld per buurthub wenst aan te bieden, in welke mate de locatie in de stad hiervoor bepalend is, welk concept wordt toegepast (back-to-one of back-to-many),of uitwisseling met locaties buiten de buurthubs (binnen of buiten Amsterdam) mogelijk is en op welke termijn de voertuigen geplaatst kunnen worden nadat de gemeente Amsterdam het aantal deelvoertuigen per ontheffinghouder voor een buurthub heeft gecommuniceerd.
een klachtenplan, waarin in ieder geval is opgenomen hoe klachten van klanten en derden (niet – zijnde klanten) kunnen worden ingediend, binnen welke termijn en op welke wijze klachten worden opgevolgd, hoe de afhandeling van klachten wordt geregistreerd en hoe de indiener van de klacht op de hoogte wordt gesteld van de afhandeling.
een onderhoudsplan, waarin ten minste is beschreven hoe vaak deelvoertuigen minimaal onderhouden worden, hoe de voertuigen geïnspecteerd worden op gebreken, hoe snel kapotte deelvoertuigen van straat gehaald worden en hoe snel deelvoertuigen met een(bijna) lege accu opgeladen of van straat gehaald worden.