Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorne aan Zee

Beleidsregels bijzondere bijstand Voorne aan Zee 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorne aan Zee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand Voorne aan Zee 2023
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand Voorne aan Zee 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt hoofdstuk 3 van de Beleidsregels Participatiewet Brielle 2022.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Hellevoetsluis 2018.

Deze regeling vervangt de beleidsregels overbruggingsuitkering van de gemeente Westvoorne.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-02-2023nieuwe regeling

07-02-2023

gmb-2023-70250

18820-2023

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Voorne aan Zee 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee;

 

gelet op de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

en rekening houdend met:

 

de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om nadere regels op te stellen voor de verlening van bijzondere bijstand aan inwoners en de mogelijkheid voor de inwoners om na te kunnen gaan op grond van welke beleidsregels de gemeente de aanvragen beoordeelt

 

en

 

de instemming van de gezamenlijke gemeenteraden van de voormalige gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne met het geharmoniseerd beleid bijzondere bijstand voor de nieuwe fusiegemeente Voorne aan Zee;

 

besluit vast te stellen deze

 

BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND VOORNE AAN ZEE 2023

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPPEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: iedere alleenstaande of het gezin die voldoet aan de voorwaarden gesteld in deze beleidsregels;

    • b.

      bijstandsnorm: bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c, van de Participatiewet;

    • c.

      de wet: de Participatiewet;

    • d.

      inkomen: het totale netto inkomen van de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin als bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de wet. Voor zelfstandig ondernemers geldt voor het inkomen uit onderneming het inkomen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      bijstandsnorm: toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 24 inclusief de verlaging van de norm op grond van artikel 27 of 28 van de wet en zonder toepassing van de kostendelersnorm;

    • f.

      vermogen: het conform artikel 34 van de wet vastgestelde vermogen zoals dat geldt voor de algemene bijstand;

    • g.

      Voormalig inwoner: inwoner die voor 1 januari 2023 woonachtig was in de voormalig gemeente Brielle, Hellevoetsluis of Westvoorne.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet en het overige in de wet opgenomen en daaruit voortvloeiende bepalingen zijn van toepassing.

Artikel 2 Algemene uitgangspunten bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand staat open voor iedere belanghebbende met een laag inkomen van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 2.

    De kostendelersnorm wordt niet toegepast.

  • 3.

    De belanghebbende moet ten tijde van de aanvraag ingeschreven staan in het BRP van de gemeente Voorne aan Zee.

  • 4.

    Het recht op bijzondere bijstand kan ambtshalve worden vastgesteld als het indienen van een aanvraag niet mogelijk is vanwege individuele omstandigheden.

  • 5.

    Het college kan een deskundige om advies vragen indien dat voor het vaststellen van het recht en/of de hoogte van bijzondere bijstand noodzakelijk is. De kosten hiervoor kunnen in rekening worden gebracht bij belanghebbende.

  • 6.

    De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) vormen een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische kosten, zodat voor medische kosten geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURES

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    De belanghebbende gebruikt voor de aanvraag een door de gemeente beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Het aanvraagformulier is zowel digitaal als in papier vorm beschikbaar.

  • 2.

    Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen tot uiterlijk zes maanden na het moment waarop de kosten zijn gemaakt, maar nog niet zijn betaald worden ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag om bijzondere bijstand wordt in beginsel ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.

  • 4.

    Indien door indiening van de aanvraag achteraf, de noodzaak niet meer kan worden vastgesteld, wordt geen bijzondere bijstand toegekend.

  • 5.

    De belanghebbende levert bij de aanvraag de documenten zoals opgenomen in de “checklist bewijsstukken” aan.

  • 6.

    Het recht op bijzondere bijstand mag worden heronderzocht, ten onrechte verstrekte bijzondere bijstand wordt teruggevorderd en beëindigd.

Artikel 4 Inlichtingen- en medewerkingsverplichting

  • 1.

    Belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een in deze beleidsregels genoemde vergoeding.

  • 2.

    Belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze beleidsregels.

Artikel 5 Beoordelingskader

  • 1.

    Kosten die al geheel vanuit een passende en toereikende voorliggende voorziening worden vergoed of kosten die vanuit een voorliggende voorziening al als niet noodzakelijk worden aangemerkt, worden binnen deze beleidsregels als niet noodzakelijk gesteld, tenzij anders wordt vermeld

  • 2.

    Kosten die al zijn betaald door de belanghebbende voordat de aanvraag is ingediend komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, aangezien de noodzaak tot verstrekking daarmee is komen te vervallen.

  • 3.

    In het geval van blijkend tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid, verwijtbaar nalatig gedrag, kan de bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verstrekt of volledig geweigerd worden.

Artikel 6 Draagkracht algemeen

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk hebben de personen, die een inkomen hebben tot 120% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag en die geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de wet genoemde vermogensgrens geen draagkracht.

  • 2.

    Inkomen boven de 120% van de geldende bijstandsnorm wordt gerekend als volledige draagkracht.

  • 3.

    De kostendelersnorm is niet van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht.

  • 4.

    De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de dag dat het recht ontstaat. Bij elke volgende aanvraag bijzondere bijstand of minimaregeling binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht. De draagkracht kan worden bijgesteld als er zodanige wijzigingen in de financiële situatie zijn dat de eerder vastgestelde draagkracht redelijkerwijs niet gehandhaafd kan blijven.

  • 5.

    Niet tot het draagkrachtinkomen wordt eveneens gerekend het persoonsgebonden budget vanuit de maatwerkregeling op grond van de beleidsregels Jeugd en Wmo, behalve als de aanvraag betrekking heeft op deze kosten.

Artikel 7 Draagkracht inkomen

  • 1.

    Het inkomen van de belanghebbende wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 32 en 33 van de wet.

  • 2.

    Middelen genoemd in artikel 31, lid 2 van de wet worden niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend.

  • 3.

    Bij de berekening van het inkomen wordt geen rekening gehouden met schulden.

Artikel 8 Draagkracht vermogen

  • 1.

    Het vermogen wordt vastgesteld overeenkomst artikel 34 van de wet.

  • 2.

    Vermogen boven de vermogensgrenzen, zoals bedoeld in artikel 34, lid 3, van de wet wordt volledig meegerekend bij de berekening van draagkracht.

  • 3.

    Een uitvaartverzekering in natura wordt in beginsel vrijgelaten.

  • 4.

    Het vermogen van de belanghebbende waarop een executoriaal beslag rust, moet buiten beschouwing worden gelaten voor de duur van het beslag.

  • 5.

    Voor een gepensioneerde belanghebbende is sprake van een extra vermogensvrijlating als er sprake is van een uitvaartreservering op een geblokkeerde spaarrekening, waarvan is vastgesteld dat dit voor de uitvaart bestemd is. Indien de belanghebbende evenwel een uitvaartverzekering (al dan niet in natura) heeft afgesloten, waaruit de kosten van de uitvaart grotendeels of geheel bekostigd kunnen worden, is deze extra vrijlating van vermogen niet van toepassing.

  • 6.

    De waarde van een eigen auto, boot en motorfiets wordt vrijgelaten tot een bedrag van € 2.269,- per categorie.

Artikel 9 Draagkracht problematische schulden

Indien een belanghebbende is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of als een minnelijk schuldhulpverleningstraject loopt wordt de belanghebbende geacht niet over draagkracht te beschikken.

Artikel 10 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 11 Vormen van bijstand

  • 1.

    Bij individuele bijzondere bijstand wordt uitgegaan van een uitkering in natura of ‘om niet’.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt op basis van artikel 48 en 51 van de wet bepaald of de bijzondere bijstand als geldlening of borgstelling wordt verstrekt.

    • a.

      De aflossingscapaciteit wordt bepaald op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag.

    • b.

      De aflossingstermijn van een geldlening is ten hoogte 36 maanden.

    • c.

      Na 36 maanden wordt het restant van de lening omgezet in bijstand om niet tenzij de belanghebbende binnen de 36 maanden niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.

    • d.

      In afwijking van sub b, wordt de aflossingstermijn op meer dan 36 maanden gesteld, ingeval de duurzame gebruiksgoederen dienen te worden vervangen ten gevolge van moedwillige vernieling of nalatige verwijtbaarheid, onachtzaamheid of verkeerde handelingen waardoor de goederen verloren zijn gegaan.

    • e.

      De bepalingen die bij de terugvordering van niet-fraudeschulden in de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal zijn opgenomen zijn hier eveneens van toepassing, tenzij anders wordt vermeld in deze beleidsregels.

    • f.

      Als een belanghebbende meerdere bijstandsleningen heeft, dan wordt de bijstandslening die volgt uit het oudste toekenningsbesluit als eerste afgelost. Als een bijstandslening samenloopt met een terugvordering, kan de gemeente nader bepalen op welke schuld het eerste wordt afgelost.

    • g.

      Als de belanghebbende op het moment van verstrekking aflost op een eerder verstrekte bijstandslening, wordt de toegekende bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet verstrekt zonder terugbetaal-verplichting.

Artikel 12 Overbruggingsuitkering levensonderhoud

  • 1.

    In afwijking van artikel 6, lid 1 geldt bij toeslagen levensonderhoud dat inkomen boven de 100% van de geldende bijstandsnorm wordt gerekend als volledige draagkracht.

  • 2.

    De zelfstandig wonende belanghebbende die over geen of onvoldoende middelen beschikt om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien vanaf de aanvang van de bijstandsverlening tot de eerste uitbetaling van het volledige maandbedrag van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, komt in aanmerking voor een overbruggingsuitkering.

  • 3.

    Een overbruggingsuitkering wordt verstrekt in de vorm van bijzondere bijstand om niet, tenzij de noodzaak tot het verstrekken van een overbruggingsuitkering het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 4.

    De kostendelersnorm is van toepassing.

  • 5.

    De hoogte van de overbruggingsuitkering bedraagt maximaal de voor de belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm voor één maand, exclusief vakantiegeld. hierop wordt in mindering gebracht:

    • a.

      beschikbaar inkomen;

    • b.

      vermogen dat meer is dan anderhalf maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm en waarover de belanghebbende redelijkerwijs direct kan beschikken.

HOOFDSTUK 3 WOONKOSTEN

Artikel 13 Woonkostentoeslag bij huurkosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 6, lid 1 geldt bij woonkostentoeslag dat inkomen boven de 100% van de geldende bijstandsnorm wordt gerekend als volledige draagkracht.

  • 2.

    Huurtoeslag wordt geacht een voorliggende voorziening te zijn die in het algemeen passend en toereikend is als tegemoetkoming in de huurkosten.

  • 3.

    Indien belanghebbende een huurwoning bewoont en geen aanspraak kan maken op huurtoeslag, dan kan een woonkostentoeslag worden verleend als de woonkosten niet hoger zijn dat het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

  • 4.

    Onder woonkosten van een huurwoning wordt verstaan de huurprijs als bedoeld in de wet op de huurtoeslag.

  • 5.

    Om aanspraak te maken op woonkostentoeslag, per eerste van de maand, dient belanghebbende op dat moment ingeschreven te staan op het betreffende adres.

  • 6.

    Woonkostentoeslag voor een huur boven de maximale huurgrens wordt voor maximaal 12 maanden verstrekt, tenzij dringende redenen zich hiertegen verzetten.

  • 7.

    Bij verlening van de woonkostentoeslag langer dan de oorspronkelijke 12 maanden wordt ook bij woonkosten lager dan de maximale huurgrens uit artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, een verhuisverplichting opgelegd.

  • 8.

    Werkt belanghebbende niet mee aan beperking van de woonkosten, of betoont belanghebbende onvoldoende besef van verantwoordelijkheid op het gebied van woonkosten, wordt de woonkostentoeslag geweigerd of beëindigd.

Artikel 14 Woonkostentoeslag bij eigen woning

  • 1.

    Indien belanghebbende eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning en hij deze redelijkerwijs niet kan verkopen of (verder) kan bezwaren met geldleningen, maar het inkomen niet toereikend is om de woonkosten te voldoen, wordt woonkostentoeslag als noodzakelijk gezien.

  • 2.

    Indien er sprake is van een eigen woning wordt onder woonkosten verstaan de hypotheekrente, eigenaarsdeel onroerendezaakbelasting, waterschapslasten, premie opstalverzekering, erfpachtcanon en een forfaitair bedrag aan onderhoudskosten, onder aftrek van in aanmerking te nemen rijkssubsidies aan de woningeigenaar of Voorlopige Teruggave Hypotheekrenteaftrek.

  • 3.

    De woonkosten mogen niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

  • 4.

    Belanghebbende moet adequate maatregelen nemen om de woonkosten zo snel mogelijk te verminderen.

  • 5.

    Woonkostentoeslag wordt voor maximaal 12 maanden verstrekt, tenzij dringende reden zich hiertegen verzetten.

  • 6.

    Bij verlenging van de woonkostentoeslag langer dan de oorspronkelijke 12 maanden kan een verhuisverplichting worden opgenomen.

  • 7.

    Werkt belanghebbende niet mee aan beperking van de woonkosten, of betoont belanghebbende onvoldoende besef van verantwoordelijkheid op het gebied van woonkosten, wordt de woonkostentoeslag geweigerd of beëindigd.

Artikel 15 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslaggrens

  • 1.

    Indien de woonkosten boven de maximale huurtoeslaggrens liggen is het mogelijk om woonkostentoeslag toe te kennen om de belanghebbende de mogelijkheid te geven naar een goedkopere huurwoning te verhuizen.

  • 2.

    Belanghebbende moet de huurwoning of eigen woning bewonen om in aanmerking te komen voor woonkostentoeslag boven de huurtoeslaggrens.

  • 3.

    Het bedrag aan woonkosten is gelijk aan de huur boven de normhuur.

  • 4.

    De woonkostentoeslag kan voor maximaal één jaar worden toegekend.

  • 5.

    De woonkostentoeslag kan zo nodig voor 12 maanden worden verlengd, indien en zolang naar het oordeel van het college de belanghebbende nog voldoet aan het gestelde in artikel 13 lid 1 en de belanghebbende aantoonbaar de nodige inspanning heeft geleverd om naar een goedkopere huurwoning te verhuizen.

Artikel 16 Bijzondere woonkosten

  • 1.

    Voor de woonkosten die betrekking hebben op het langer zelfstandig laten wonen van ouderen en mensen met een handicap, wordt bijzondere bijstand verleend:

    • a.

      voor zover deze kosten voor belanghebbende noodzakelijk worden geacht, waarbij de noodzaak in ieder geval aanwezig wordt geacht bij personen van 75 jaar en ouder, en;

    • b.

      voor zover de totale woonkosten meer dan de minimale huurgrens bedragen waarvoor huurtoeslag mogelijk is.

Artikel 17 Woonkosten bij tijdelijk verblijf elders

  • 1.

    De betaling van de strikt noodzakelijke kosten voor de hoofdwoning bij belanghebbende als de belanghebbende als enige verantwoordelijk is voor de huurbetaling en:

    • a.

      maximaal twaalf maanden in een inrichting verblijft voor behandeling en/of zorg, onder voorwaarde dat het aanhouden van de woning noodzakelijk is. Als blijkt dat de belanghebbende langer dan twaalf maanden in een inrichting verblijft, wordt de doorbetaling stopgezet. In dat geval kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de opslag van de inboedel,

    • b.

      gedetineerd is en de detentie maximaal zes maanden duurt, onder voorwaarde dat de belanghebbende bereidt is mee te werken aan een zorgtraject of re-integratietraject. Als het vonnis na voorarrest langer dan zes maanden blijkt te zijn, wordt de doorbetaling per direct stopgezet.

Artikel 18 Zelfstandig wonende jong-meerderjarige

  • 1.

    Aan de zelfstandig wonende alleenstaande, jonger dan 21 jaar, of aan de zelfstandig wonende alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar met zijn ten laste komende kinderen, of aan het gezin, waarvan beide partners jonger zijn dan 21 jaar of waarvan één van de partners jonger is dan 21 jaar, wordt op grond van artikel 12 van de wet een toeslag verstrekt voor de noodzakelijke extra kosten van het zelfstandig wonen tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21-jarige.

  • 2.

    De noodzaak van het zelfstandig wonen en het niet te gelde maken van het onderhoudsrecht, zoals bedoeld in artikel 12 van de wet, wordt aangenomen indien er sprake is van een ernstig verstoord relatie tussen de belanghebbende en zijn ouders.

  • 3.

    Uitbetaling vindt periodiek maandelijks plaats als aanvulling op het eventuele inkomen tot de toepasselijke norm voor 21 jarigen.

HOOFDSTUK 4 KOSTEN DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN, VERHUIZING EN WONINGINRICHTING

Artikel 19 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De belanghebbende wordt voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen altijd eerst verwezen naar tweedehandswinkels of weggeef-initiatieven. Slechts in uitzonderlijke situaties, als de belanghebbende niet zelf de kosten kan betalen en geen beroep kan doen op het eigen netwerk, de sociale omgeving en/of voorliggende voorzieningen, kan bijzondere bijstand worden verleend, met aftrek van de reserveringscapaciteit van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.

  • 2.

    Als de noodzaak voor verstrekking voor duurzame gebruiksgoederen is aangetoond, kunnen de goederen op de inventarislijst van het NIBUD in aanmerking komen.

  • 3.

    Voor de volledige inventaris wordt een lager bedrag toegekend dan op de inventarislijst van het NIBUD, namelijk:

    • a.

      voor een alleenstaande maximaal 60% van het bedrag;

    • b.

      voor een alleenstaande na echtscheiding maximaal 40% van het bedrag, als aangenomen kan worden dat belanghebbende aanspraak kan maken op de helft van de inboedel van de gezamenlijke huishouding;

    • c.

      voor een echtpaar maximaal 70% van het bedrag;

    • d.

      voor huishoudens met inwonende kinderen wordt per minderjarig kind uitgegaan voor € 500,--.

  • 4.

    Als het noodzakelijk verstrekken van een volledige inventaris voortvloeit uit een verhuizing naar een eigen kamer waarbij sprake is van kamerbewoning door verschillende personen die geen gezamenlijke huishouding voeren, wordt volstaan met de inrichtingskosten voor de eigen kamer en een evenredig deel van de inrichtingskosten voor de gemeenschappelijke ruimten.

  • 5.

    Als de noodzaak voor het verstrekken van een volledige inrichting voortvloeit uit een verhuizing vanuit crisisopvang uit de maatschappelijke opvang, kan volstaat worden met een algemene indicatie van de verwachte uitgaven en verantwoording achteraf als dat wenselijk wordt geacht.

  • 6.

    Bijstandverlening op grond van dit artikel vindt plaats in de vorm van een lening.

  • 7.

    Als de noodzakelijkheid van duurzame gebruiksgoederen medisch geïndiceerd is, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 8.

    Bij het terugbetalen van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening zoals bedoeld in het zesde lid van dit artikel, wordt ongeacht de hoogte van het termijnbedrag een terugbetalingsperiode van 36 maanden gehanteerd. De aflossingscapaciteit bedraagt 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag

  • 9.

    Duurzame gebruiksgoederen worden geacht een gebruiksduur te hebben van tenminste 10 jaar voor nieuwe gebruiksgoederen. Binnen deze termijn wordt daarom, behoudens bijzondere individuele omstandigheden niet voor een tweede maal bijstand verleend voor dezelfde kosten. Bij de aanschaf van tweedehands gebruiksgoederen wordt maatwerk toegepast.

  • 10.

    Voor duurzame gebruiksgoederen die niet op de NIBUD-lijst vermeld staan, kan alleen op grond van de aanwezigheid van zeer bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend, op basis van door de belanghebbende verstrekte pro-forma nota.

  • 11.

    Als de belanghebbende op het moment van verstrekking aflost op een eerder verstrekte bijstandlening wordt de toegekende bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet verstrekt, zonder terugbetaalverplichting.

Artikel 20 Noodzakelijke verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Kosten in verband met de inrichting van de woning behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Deze kosten dienen uit de norm bekostigd te worden.

  • 2.

    Bij een voorzienbare verhuizing wordt men geacht 5% van de norm te reserveren, vanaf de startdatum van de algemene bijstand. Het te reserveren bedrag wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

  • 3.

    Bij een noodzakelijke verhuizing kan er bijzondere bijstand worden verstrekt voor verhuis- en herinrichtingskosten.

  • 4.

    Als verhuis- en herinrichtingskosten worden aangemerkt: eerste maand huur, administratiekosten, transportkosten en de herinrichtingskosten.

  • 5.

    Indien een belanghebbende naar een andere gemeente verhuist, worden alleen transportkosten vergoed bij een noodzakelijke verhuizing.

  • 6.

    De bijzondere bijstand voor verhuis-en inrichtingskosten wordt in de vorm van leenbijstand versterkt. De leenbijstand wordt in 36 maanden afgelost.

  • 7.

    Statushouders, die voor het eerst de beschikking krijgen over een woonruimte, worden niet in staat geacht te zijn geweest om te reserveren. Voor inrichtingskosten wordt leenbijstand verstrekt.

  • 8.

    Het college kan de bijzondere bijstand “om niet” verstrekken als belanghebbende is toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject.

HOOFDSTUK 5 REISKOSTEN

Artikel 21 Reiskostenvergoeding ter ondersteuning van de re-integratievoorziening

  • 1.

    Een bijdrage in de reiskosten wordt verstrekt aan personen:

    • a.

      als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet, die gebruik maken van een re-integratievoorziening.

    • b.

      die een verplicht taaltraject of taalcursus volgen op grond van de Participatiewet, tenzij er een voorliggende voorziening is.

    • c.

      die noodzakelijke reiskosten maken om de werkplek of re-integratievoorziening te bereiken.

  • 2.

    De bijdrage is gelijk aan het aantal kilometers tussen het woonadres en het adres waar gebruik wordt gemaakt van de re-integratievoorziening. Het aantal kilometers wordt verminderd met vijf kilometer, waarna het totaal wordt vermenigvuldigd met de reiskostenvergoeding die de belastingdienst hanteert.

  • 3.

    Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van de kortste route volgens de routeplanner van de ANWB.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is de bijdrage aan een belanghebbende die om medische redenen gebruik moet maken van vervoer door derden, gelijk aan de werkelijk aantoonbare kosten.

Artikel 22 Reiskosten voor woon- en schoolverkeer

  • 1.

    De reiskosten voor een minderjarige scholier naar de meest geschikt onderwijslocatie kan voor een vergoeding bijzondere bijstand in aanmerking komen als:

    • -

      de minderjarige scholier geen recht op studiefinanciering heeft, en

    • -

      de enkele reisafstand meer bedraagt dan 15 kilometer gerekend vanaf het postcodegebied van de scholier naar bestemmingsplaats, en

    • -

      er aantoonbaar geen geschikte school dichterbij de woonplaats aanwezig is.

  • 2.

    Er dient een bewijs te worden overlegd van de te maken kosten, het soort onderwijs dat de minderjarige scholier volgen en waar het onderwijs wordt gevolgd.

  • 3.

    De vergoeding reiskosten bedraagt maximaal tien OV-maandabonnementen (2e klasse) binnen het betreffende schooljaar, tenzij het OV-jaarabonnement goedkoper is. De kosten van de begeleider kunnen ook worden vergoed.

HOOFDSTUK 6 JURIDISCHE KOSTEN

Artikel 23 kosten eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    De kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen als er een toevoeging is afgegeven door de Raad voor de rechtsbijstand.

  • 2.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt indien:

    • a.

      de Raad voor de rechtsbijstand de procedure niet noodzakelijk acht;

    • b.

      geen toevoeging is aangevraagd bij de Raad voor de rechtsbijstand, terwijl de belanghebbende hier wel gebruik van het kunnen maken;

    • c.

      het kosten betreffen die betrekking hebben op een procedure ten behoeve van een niet-rechthebbende echtgenoot

  • 3.

    Het recht op de korting op de eigen bijdrage wanneer gebruik wordt gemaakt van het Juridisch Loket is een voorliggende voorziening. Dit gedeelte van de kosten komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

.Artikel 24 kosten beschermingsbewind, mentorschap en curatele

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand voor beschermingsbewind, mentorschap of curatele worden versterkt.

  • 2.

    Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten zoals opgenomen de uitspraak/machtiging van de rechtbank.

  • 3.

    kosten voor bewindvoering, mentorschap of curatorschap kunnen tot maximaal zes weken na de datum van de beschikking van de rechtbank voor bijzondere bijstand worden ingediend. Een verlengingsaanvraag kan met terugwerkende kracht worden toegekend aansluitend op de vorige toekenningsperiode, mits deze binnen zes weken na het aflopen van de vorige toekenningsperiode is ingediend.

  • 4.

    De kosten van beschermingsbewind, worden geheel vergoed, mits beschermingsbewind in combinatie met een gemeentelijk schuldbemiddelingstraject wordt ingezet.

  • 5.

    Indien naast het beschermingsbewind geen schuldbemiddelingstraject wordt ingezet, bijvoorbeeld omdat deze is afgerond, is het draagkrachtbeleid als bedoeld in artikel, is van toepassing.

Artikel 25 kosten opstarten schulddienstverlening

Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor bijzonder noodzakelijke kosten die noodzakelijk zijn om een schulddienstverleningstraject te starten.

HOOFDSTUK 7 KOSTEN UITVAART

Artikel 26 kosten uitvaart

  • 1.

    De kosten van een uitvaart worden geacht te worden bekostigd door de erfgenamen. Indien de erfgenamen niet over voldoende middelen van bestaan beschikken om de kosten van de uitvaart te betalen, kan aan hen, ieder voor een evenredig deel bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2.

    Voor de totale kosten van een uitvaart wordt maximaal de kosten voor een commerciële budgetuitvaart vergoed ad. € 2.500,-

HOOFDSTUK 8 MEERKOSTEN BOVEN ALGEMEEN GEBRUIK

Artikel 27 Meerkosten voor algemeen gebruik

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de volgende meerkosten:

    • a.

      Bewassing, slijtage van kleding. Indien extra kledingslijtage voortkomt uit ziekte of handicap, wordt in de meerkosten van kleding bijzondere bijstand verleend.

    • b.

      Een algemeen toegankelijke maaltijdvoorziening voor gepensioneerden.

    • c.

      Een eenmalige aanschaf van een kledinggarderobe vanwege een acute noodsituatie, bijvoorbeeld door ziekte, ongeval of een redelijkerwijs niet-verzekerbare calamiteit, wordt bijzondere bijstand verleend. In dit geval wordt slechts kleding verstrekt voor zover het in dat seizoen passend is.

    • d.

      eenmalige aanschaf van een passende kledinggarderobe, vanwege flinke schommeling in gewicht van ten minste 2 maten in zeer korte tijd na ziekte, revalidatie of het volgen van een op medisch advies gevolgd dieet.

    • e.

      De kosten voor speciale bh’s en/of badkleding, vanwege een mamma- (borst)prothese. Waarbij de vergoeding voor een bh 3 keer per jaar kan worden toegekend en de vergoeding voor badkleding 1 keer per 2 jaar kan worden toegekend.

  • 2.

    Voor de bepaling van de meerkosten wordt uitgegaan van extra kosten ten opzichte van de normbedragen en normaantallen zoals deze zijn vastgesteld door het NIBUD

Artikel 28 Meerkosten dieet

  • 1.

    Voor zover belanghebbende of een gezinslid een medisch noodzakelijk dieet moet volgen, worden de meerkosten van dit dieet ten opzichte van reguliere voeding, bijzondere bijstand verleend.

  • 2.

    De hoogte van de meerkosten van een dieet wordt vastgesteld aan de hand van de dieetkostentabel van het NIBUD.

Artikel 29 Meerkosten verwarming

Bijzondere bijstand voor verwarming kan worden versterkt als de verwarming vanwege een chronische medische aandoening, waarbij voor de berekening van het algemeen gebruikelijke deel het gemiddelde gebruik van een vergelijkbaar huishouden in een vergelijkbaar woningtype als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd.

HOOFDSTUK 9 KINDEROPVANG, SMI EN PEUTERREGELING

Artikel 30 Kinderopvang

Voor de kosten eigen bijdrage kinderopvang, kinderopvang Sociaal Medische Indicatie (SMI) en de peuterregeling in natura wordt verwezen naar de separate beleidsregels kinderopvang Voorne aan Zee 2023.

HOOFDSTUK 10 UITGESLOTEN KOSTENSOORTEN

Artikel 31 Uitgesloten kostensoorten

  • 1.

    De volgende kostensoorten worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke kosten waarvoor in geen bijzondere bijstand wordt verleend:

    • a.

      legeskosten en kosten in verband met het verlenen en verlengen van een vergunning tot verblijf in Nederland en naturalisatie;

    • b.

      premiekosten voor een aanvullende ziektekostenverzekering (niet zijnde de gemeentelijke bijdrage aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering);

    • c.

      premiekosten voor overige afgesloten algemeen gebruikelijke verzekeringen;

    • d.

      niet-medische kosten in verband met of voortvloeiend uit zwangerschap en geboorte van een kind;

    • e.

      gemeentelijke belastingen of heffingen;

    • f.

      leges identiteitsbewijs.

Artikel 32 Hardheidsclausule

Het college kan, gelet op alle omstandigheden, afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels ten gunste van de belanghebbende, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen of als zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

Artikel 33 Overgangsrecht 2023

  • 1.

    Gedurende 2023 is er overgangsrecht van toepassing voor belanghebbenden die bij gelijkblijvende omstandigheden en bij gelijke regelingen in de uitvoering van deze beleidsregels er in 2023 ten opzichte van 2022 op achteruitgaan.

  • 2.

    Het overgangsrecht geldt in ieder geval voor de lopende uitkeringsrechten.

  • 3.

    De vastgestelde draagkrachtberekening die voor invoering van deze beleidsregels is vastgesteld blijft van toepassing.

  • 4.

    Op aanvragen die voor 1 januari 2023 zijn ingediend is het recht van voor 1 januari 2023 van toepassing.

Artikel 34 Overgangsrecht: eerste aanvraag 2023

Als belanghebbende tussen 1 januari 2023 en datum vaststellen onderhavig beleid voor het eerst een aanvraag indient en de toepassing van deze beleidsregels leidt tot een financieel ongunstiger resultaat dan de toepassing van het beleid van de voormalig gemeente is het overgangsrecht zoals neergelegd in artikel 33 van toepassing.

 

Inwerkingtreding en intrekking beleidsregels

Artikel 35 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand Voorne aan Zee 2023.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2023 onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels bijzondere bijstand toelagen en minimaregeling Hellevoetsluis 2018 en de beleidsregels overbruggingsuitkering van de gemeente Westvoorne en artikel 1.10 en 20.23 en hoofdstuk 3 van de beleidsregels Participatiewet Brielle 2022.

TOELICHTING BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE VOORNE AAN ZEE 2023

ALGEMEEN

 

Door de fusie van de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne per 1 januari 2023 is het noodzakelijk om de beleidsregels bijzondere bijstand te harmoniseren. Er is voor gekozen om het beste van de drie gemeenten op te nemen in deze beleidsregels waarbij nieuwe ontwikkelingen en jurisprudentie ook is meegenomen.

 

In de beleidsregels is opgenomen voor welke bijzonder noodzakelijke kosten door onvoorziene omstandigheden een beroep op de bijzondere bijstand kan worden gedaan.

 

Criteria voor vergoeding kosten door middel van bijzondere bijstand zijn:

 

  • -

    doen de kosten zich voor?

  • -

    zijn de kosten noodzakelijk?

  • -

    is er sprake van bijzondere omstandigheden?

  • -

    Kunnen de kosten niet worden bekostigd uit een voorliggende voorziening?

  • -

    heeft de betrokkene voldoende draagkracht?

Tevens dient beoordeeld te worden of belanghebbende voor de kosten kon reserveren. Daarnaast zal bij iedere aanvraag indien nodig onderzocht moeten worden of het noodzakelijk is om maatwerk toe te passen.

 

Als sprake is van een (deels) negatieve beschikking, neemt de gemeente contact op met de belanghebbende om deze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Het is mogelijk dat uit dit contact nieuwe gegevens komen die aanleiding kunnen zijn om het voornemende besluit te herzien. Pas daarna volgt een gemotiveerde schriftelijke (gedeeltelijke) afwijzing.

 

ARTIKELGEWIJS

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

De begrippen spreken voor zich.

 

Artikel 2 Algemene uitgangspunten bijzondere bijstand

 

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en de daarin opgenomen mogelijk- heden tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 Participatiewet. In dit artikel is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijke kosten van bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat minder is dan de toepasselijke bijstandsnorm.

 

Niet de aard van de kosten is bepalend, maar de omstandigheden van de belanghebbende. De beoordeling van deze bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. De landelijk geregelde bijstandsnorm en de eventueel daarop verleende toeslag zullen in de regel toereikend zijn voor de noodzakelijke bestaanskosten

 

Bij het vaststellen van de noodzaak en/of hoogte van de bijzondere bijstand is het college niet altijd ter zake kundig. In die gevallen heeft het college de bevoegdheid om deskundigenadvies advies in te winnen. De belanghebbende zal medewerking moeten verlenen aan het onderzoek (artikel 17, tweede lid van de wet).

 

Een voorliggende voorziening is elke voorziening waarop de belanghebbende aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

 

Als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet en het bepaalde in artikel 2 onder h wordt in ieder geval begrepen (niet limitatief):

 

  • Wet langdurige zorg (Wlz);

  • Zorgverzekeringswet (Zvw);

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

  • Wet op de Huurtoeslag;

  • Wet op de Zorgtoeslag;

  • Wet Kinderopvang.

Ook als in een voorliggende voorziening de gemaakte kosten niet volledig worden vergoed is er in beginsel sprake van een passende en toereikende voorliggende voorziening. De prestaties en vergoedingen op grond van de Zorgverzekeringswet zijn volgens vaste rechtspraak voor medische en paramedische kosten een aan de wet voorliggende, toereikende en passende voorziening. Volgens de rechtspraak is in het algemeen een bewuste keus gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten. Worden deze kosten dus niet vergoed uit de verplichte basisverzekering, dan kan de aanvraag bijzondere bijstand in beginsel worden afgewezen. In verband met het vaststellen van de noodzaak van de gemaakte kosten kan zo nodig advies worden ingewonnen bij derden, bijvoorbeeld medisch advies.

 

Artikel 3 Aanvraag

 

Een aanvraag wordt bij voorkeur via i-participatie ingediend. Een aanvraag voor ontstane kosten wordt niet in behandeling genomen als de aanvraagdatum een halfjaar plus één dag of meer later is dan de datum op de originele factuur.

 

In beginsel komen kosten die al betaald zijn, niet meer voor bijzondere bijstand in aanmerking. Als het onvermijdelijk was voor de belanghebbende om deze kosten te betalen, voordat de aanvraag is ingediend, kan hier gemotiveerd van afgeweken worden en kunnen de kosten alsnog via bijzondere bijstand vergoed worden.

 

Op grond van de wet mogen alle voor de beoordeling en verwerking van de aanvraag benodigde en toegankelijke gegevens over de belanghebbende en zijn (financiële) situatie worden verzameld om te beoordelen of de belanghebbende recht heeft op bijzondere bijstand. Welke documenten bij de aanvraag moeten worden ingediend is opgenomen in de “checklist bewijsstukken”.

 

Op terugvordering van bijzondere bijstand zijn de beleidsregels Terugvordering en Verhaal van toepassing.

 

Artikel 4 Inlichtingen- en medewerkingsverplichting

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 5 Beoordelingskader

 

Er is geen recht op (bijzondere) bijstand bestaat als een belanghebbende een beroep kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Het college zal daarom bij iedere aanvraag bijzondere bijstand moeten beoordelen of sprake is van een voorliggende voorziening. Als daar sprake van is, bestaat er dus geen recht op (bijzondere) bijstand.

 

Vooraf aanvragen van de bijzondere bijstand is noodzakelijk. Dit wil zeggen dat belanghebbende eerst moet aanvragen en pas daarna kan kopen of aanschaffen.

 

De noodzaak kan namelijk niet meer worden vastgesteld als belanghebbende het oude toestel, apparaat en meubelstuk al heeft weggegooid en een nieuwe heeft gekocht. Om die reden zal de aanvraag in de regel dan worden afgewezen.

 

Artikel 6 Draagkracht algemeen

 

Bij het bepalen van de draagkracht gaat het college uit van de inkomsten en het vermogen waarover de belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

 

In beginsel wordt slechts éénmaal per draagkrachtjaar een draagkrachtberekening uitgevoerd. De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld. De periode van een jaar start op de toekenningsdatum. Op het moment dat gedurende het draagkrachtjaar een nieuwe aanvraag minima of bijzondere bijstand wordt ingediend wordt er geen nieuwe draagkrachtberekening gemaakt, maar wordt er gebruik gemaakt van de reeds aanwezige draagkrachtberekening.

 

Er kan echter aanleiding zijn om de vastgestelde draagkracht aan te passen als er zich wijzigingen voordoen in het inkomen of vermogen die een hogere draagkracht tot gevolg zouden kunnen hebben. Ook een wijziging in de gezinsomstandigheden, zoals huwelijk, echtscheiding of overlijden, kan aanleiding zijn voor een aanpassing.

 

Artikel 7 Draagkracht inkomen

 

Bij de beoordeling van het inkomen wordt uitgegaan van het inkomen inclusief vakantiegeld. De gehanteerde norm is 120% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

 

Uitgangspunt is het periodieke inkomen over de maand direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan.

 

Niet tot het inkomen wordt gerekend, het kindgebonden budget, inkomsten van kinderen – 18 jaar, PGB, toeslagen (huur-, zorg- en kinderopvang), rente over vermogen/spaargeld, teruggave inkomensbelasting of teruggave premie volksverzekering.

 

Wanneer de inkomsten maandelijks wisselen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de afgelopen drie maanden direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen inclusief vakantiegeld.

 

Bij onregelmatig inkomen wordt uitgegaan van het gemiddelde maandinkomen over drie maanden voorafgaand aan de eerste dag van de draagkrachtperiode (de dag van de aanvraag).

 

Bij zelfstandigen wordt uitgegaan van het gemiddelde maandinkomen van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de draagkrachtperiode. Het wordt bepaald op basis van de jaarrekening. De bijzondere bijstand wordt achteraf definitief vastgesteld op basis van de jaarrekening van het jaar waarop de bijzondere bijstand betrekking heeft.

 

Artikel 8 Draagkracht vermogen

 

Bij het vaststellen van vermogen voor de bijzondere bijstand wordt de Participatiewet gevolgd. Het in aanmerking te nemen vermogen is gelijk aan (de som van) alle netto vermogensbestanddelen waarover redelijkerwijs kan worden beschikken (artikel 34 Participatiewet). Het vermogen mag niet meer zijn dan de in artikel 34 Participatiewet norm. Alles boven de voor belanghebbende toepasselijke norm wordt als draagkracht aangemerkt.

 

Voor het bepalen van de waarde van de auto wordt gebruik gemaakt van de dagwaardebepaling van independer: ttps://www.independer.nl/autoverzekering/info/bereken-dagwaarde. Als de dagwaarde van een auto niet beschikbaar is in independer vanwege de leeftijd van de auto is het aankoopbedrag van de auto in beginsel bepalend.

 

De waarde van de motor wordt vastgesteld met behulp de verkoopsite van motoren, www.motoroccasion.nl. De waarde van de boot wordt bepaald aan de hand van de website www.botentekoop.nl. Indien de website onvoldoende handvaten biedt kan er ook naar de verzekeringswaarde van de boot worden gekeken.

 

Artikel 9 Draagkracht problematische schulden

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 10 Drempelbedrag

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 11 Vormen van bijstand

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 12 Overbruggingsuitkering levensonderhoud

 

Een overbruggingsuitkering kan worden versterkt om de eerste betaalperiode tot de eerste betaling van de algemene uitkering voor levensonderhoud te overbruggen, omdat daarvoor geen middelen beschikbaar zijn. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een statushouder die zich vanuit een opvangcentrum zelfstandig vestigt binnen de gemeente, of iemand die na een verbroken relatie andere huisvesting moet betrekken.

 

In die gevallen waarin de belanghebbende door de betaling achteraf in de problemen dreigt te raken, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

 

Een overbruggingsuitkering mag niet in de plaats komen van het verstrekken van een voorschot voor levensonderhoud. Als de klant tot de ingangsdatum van het recht op algemene bijstand inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering.

 

De overbruggingsuitkering is bijzondere bijstand. Het is een onbelaste uitkering.

 

Artikel 13 Woonkostentoeslag bij huurkosten

 

Als het inkomen plotseling is gedaald buiten de schuld van belanghebbende kan de belanghebbende wellicht in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Woonkostentoeslag is een tijdelijke toeslag

 

Woonkostentoeslag is alleen mogelijk als belanghebbende door omstandigheden die hem niet te verwijten zijn, nog geen aanspraak kan maken op huurtoeslag.

 

Als de belanghebbende nog geen huurtoeslag heeft aangevraagd dient dit te worden opgelegd als een verplichting bij toekenning.

 

Indien belanghebbende een huurcontract aangaat voor een huur boven de maximale huurgrens en hij ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst een inkomen heeft dat recht geeft op huurtoeslag, bestaat geen recht op woonkostentoeslag.

 

De toeslag wordt berekend in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de Wet op de huurtoeslag. De door de Belastingdienst toegekende huurtoeslag wordt in mindering gebracht op de woonkostentoeslag.

 

De woonkostentoeslag wordt toegekend in beginsel voor een periode van maximaal 12 maanden. Indien er dringende reden zijn kan de woonkostentoeslag worden verlengd, dan dient er een verhuisverplichting opgelegd te worden. De duur van verlening is maatwerk en dient beoordeeld te worden door de consulent. Van dringende reden kan sprake zijn bij bijvoorbeeld sociale en medische redenen.

 

In de beschikking kunnen aanvullende voorwaarden worden opgenomen.

 

Artikel 14 Woonkostentoeslag bij eigen woning

 

Belanghebbende moet adequate maatregelen nemen om de woonkosten zo snel mogelijk te verminderen. In de toekenningsbeschikking kunnen voorwaarden worden opgenomen. Ook kan belanghebbende worden verplicht aan te tonen welke acties zijn ondernomen om de woonkosten te verlagen.

 

De woonkostentoeslag wordt toegekend in beginsel voor een periode van maximaal 12 maanden. Indien er dringende reden zijn kan de woonkostentoeslag worden verlengd, dan dient er een verhuisverplichting opgelegd te worden. De duur van verlening is maatwerk en dient beoordeeld te worden door de consulent. Van dringende reden kan sprake zijn bij bijvoorbeeld sociale en medische redenen.

 

Artikel 15 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslaggrens

 

De toeslag kan voor 12 maanden worden verlengd als ondanks voldoende inspanning van belanghebbende het nog niet mogelijk was om naar een goedkope(re) huurwoning te verhuizen. De voldoende inspanning blijkt uit de inspanningen die belanghebbende heeft verricht.

 

Artikel 16 Bijzondere woonkosten

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17 Woonkosten bij tijdelijk verblijf elders

 

Onder noodzakelijke kosten wordt verstaan huur, vastrecht voor energie- en waterkosten.

 

Artikel 18 Zelfstandig wonende jong-meerderjarige

De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk op grond van de wet (paragraaf 6.5 Verhaal) verhaald.

 

De beschikking wordt afgegeven tot en met de kalendermaand waarop de jongvolwassen belanghebbende 21 jaar oud wordt, of korter als daar in het individuele geval van de belanghebbende reden toe is.

 

De hoogte van de bijstand wordt tussentijds niet gewijzigd met uitzondering van de wettelijke aanpassingen, tenzij daar in het individuele geval van de belanghebbende reden toe is.

 

Artikel 19 Duurzame gebruiksgoederen

 

De kosten voor duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting of kleding behoren tot de algemene kosten van het bestaan. (Vervanging van) deze zaken dient uit het inkomen te worden betaald door reservering, lening of eventueel gespreide betaling achteraf.

 

Bij de harmonisatie van de bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen is de regeling van de voormalig gemeente Hellevoetsluis overgenomen. Hierdoor gaan inwoners uit voormalig gemeenten Brielle en Westvoorne erop vooruit. Voormalig gemeente Brielle hanteerde een vergoeding van 30% van het betreffende NIBUD normnorm en voormalig gemeente Westvoorne hanteerde de interne globaliseringstabel van de gemeente Rotterdam, waarbij de vergoeding beduidend lager is dan de NIBUD normbedragen. Door de regeling van de voormalig gemeente Hellevoetsluis te hanteren wordt voldaan aan het criterium dat de inwoner er niet op achteruit mag gaan door de fusie.

 

Artikel 20 Noodzakelijke verhuis- en inrichtingskosten

 

Er is in ieder geval sprake van een noodzakelijke verhuizing als er sprake is van woonurgentie of als een verhuizing plaatsvindt naar een woning beneden de huurtoeslaggrens, bij de belanghebbende aan wie een verhuisvoorwaarde is opgelegd vanwege de woonkostentoeslag en die korter dan drie jaar in de oude woning heeft gewoond, wordt de individuele bijzondere bijstand voor herinrichtingskosten om niet verstrekt.

 

Tevens is er sprake van een noodzakelijke verhuizing als het een verhuizing om medische/sociale redenen betreft waarbij geen beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan.

 

De bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en de administratiekosten worden om niet verstrekt. De herinrichtingskosten worden in beginsel als lening verstrekt, met uitzondering van verf, behang, transportkosten, vloerbedekking/laminaat en gordijnen.

 

Wanneer een inwoner naar een andere gemeente verhuist beslist de vertrekgemeente over de verhuiskosten en de vestigingsgemeente over de inrichtingskosten.

 

Artikel 21 Reiskostenvergoeding ter ondersteuning van de re-integratievoorziening

 

Een verzoek reiskosten woon-werkverkeer van een belanghebbende die een uitkering ontvangt kunnen worden vergoed uit het re-integratiebudget. Dit zou eventueel ook kunnen gelden voor taaltrajecten.

https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/auto_en_vervoer/u_reist_naar_uw_werk/eigen_vervoer/u_reist_met_eigen_vervoer_naar_uw_werk

 

Artikel 22 Reiskosten voor woon- en schoolverkeer

 

Voor de minderjarige scholier die onderwijs op het IKS volgt, geldt dat de reiskosten ook voor vergoeding in aanmerking komen als de reisafstand minder bedraagt dan 15 kilometer.

 

De reiskosten voor woon- en schoolverkeer van de minderjarige scholier komen niet voor vergoeding in aanmerking als het leerlingenvervoer of een vergoeding vanuit de Jeugdwetgeving een voorliggende voorziening is.

 

De kosten van de begeleider kunnen alleen worden vergoed als de minderjarige scholier niet in staat is om zelfstandig te reizen. Hiervan kan sprake zijn de scholier op de basisschool zit. Voor de minderjarige scholier die voortgezet onderwijs volgt, geldt dat een verklaring van de school moet worden overlegd waaruit blijkt dat de scholier niet in staat is zelfstandig te reizen.

 

Artikel 23 kosten voor rechtsbijstand

 

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als er een beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan, zoals een rechtsbijstandverzekering. Ook het Juridisch loket wordt gezien als voorliggende voorziening. Op de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand wordt een korting gegeven als belanghebbende eerst gebruik heeft gemaakt van het Juridisch loket.

 

Het mislopen van de korting als belanghebbende zich niet eerst bij het juridisch loket heeft gemeld wordt niet vergoed, met andere woorden dit gedeelte van de kosten komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Kosten voor procedures die voortvloeien uit de uitoefening van een (voormalig) zelfstandig beroep of beroep komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Om in aanmerking te kunnen komen voor bijzondere bijstand dient een door de Raad voor de rechtsbijstand afgegeven diagnosedocument te worden overlegd.

 

De vergoeding van proceskosten aan de tegenpartij komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt als de kosten betrekking hebben op een procedure ten behoeve van een niet-rechthebbende echtgenoot.

 

Als blijkt dat de belanghebbende door middel van peiljaarverlegging een lagere eigen bijdrage verschuldigd is, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verzoek tot peiljaarverlegging in te dienen. Gedurende de behandeling van het verzoek om peiljaarverlegging wordt het verzoek om bijzondere bijstand aangehouden.

 

Voorwaarde voor verstrekking van bijzondere bijstand is dat wanneer de kosten via de gerechtelijke procedure aan belanghebbende worden vergoed, de verstrekte bijzondere bijstand voor dezelfde kosten dient te worden terugbetaald.

 

Artikel 24 kosten beschermingsbewind, mentorschap en curatele

 

Er zijn twee vormen van beschermingsbewind. Beschermingsbewind in geval van belanghebbende door de lichamelijke en/of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. Ook in geval van problematische schulden kan er sprake zijn van beschermingsbewind. Vanaf 1 januari 2021 wordt schuldenbewind alleen nog maar voor bepaalde tijd uitgesproken. Er kan in dit geval een beschikking voor de duur van de onder bewindstelling worden afgegeven. Jaarlijks wordt dan de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald aan de hand van de rekening van de bewindvoerder.

 

De noodzaak van de kosten staan vast als de rechter de belanghebbende onder bewind of curatele heeft geplaatst dan wel een mentor heeft benoemd.

 

Griffiekosten komen tevens in aanmerking voor bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand bedraagt nooit meer dan in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentors is vastgestelde bedragen.

 

Artikel 25 kosten opstarten schulddienstverlening

 

De bijzonder noodzakelijke kosten om een schulddienstverleningstraject te starten kunnen voor vergoeding in aanmerking, bijvoorbeeld het invullen van de noodzakelijke belastingaangiftes.

 

Voorliggende voorziening is formulierenbrigade, vakbond ondersteuning, ondersteuning van de belastingdienst.

 

Artikel 26 kosten uitvaart

 

De erfgenaam kan bijzondere bijstand aanvragen voor de uitvaartkosten als:

  • a.

    er geen (dekkende) begrafenis of levensverzekering is;

  • b.

    de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan;

  • c.

    de erfgenaam over onvoldoende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

De erfgenaam dient de aanvraag bijzondere bijstand in voor zijn/haar deel van de kosten in de woonplaats waar hij/zij woonachtig is.

 

Er dient bewijs van erfrecht te worden overlegd, de kosten van de uitvaart, eventueel aanwezige uitvaartverzekering, bewijs dat de kosten niet uit de aanwezige nalatenschap van de overledene betaald kunnen worden. De maximale vergoeding is gerelateerd aan een commerciële budgetbegrafenis .

https://www.dela.nl/uitvaart/regelen/ingetogen?utm_source=google&utm_medium=cpc&utm_campaign=DELA-UTV-NB-ingetogen-(E)&utm_content=budget-begrafenis&utm_term=budget%20begrafenis&utm_device=c&utm_creative=569732169570&&keyword=budget%20begrafenis&matchtype=p&gclid=EAIaIQobChMI3evqzo3J-wIV6AUGAB0bcwAaEAAYAyAAEgIiwPD_BwE

 

Artikel 27 Meerkosten voor algemeen gebruik

 

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage, voeding. In het beginsel kan geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien als gevolg van lichamelijke gebreken of het extra wassen als gevolg van het noodzakelijk gebruik van bijvoorbeeld zalf sprake is van meer dan normale slijtage.

 

Het vaststellen van de noodzaak is afhankelijk van de omstandigheden en zal per situatie moeten worden beoordeeld aan de hand van bijvoorbeeld waarneming consulent, aangeleverde informatie of deskundige.

 

Artikel 28 Meerkosten dieetkosten

 

Het recht en hoogte van de dieetkosten wordt in beginsel vastgesteld op basis van een deskundigenadvies of een advies van (huis)arts.

 

Artikel 29 Meerkosten verwarming

 

Er dient te zijn vastgesteld dat er een noodzaak is om de verwarming hoog te zetten. Bepaal de gemiddelde uitgaven van een vergelijkbaar huishouden op basis van:

 

https://www.nibud.nl/onderwerpen/uitgaven/kosten-energie-water/

 

Bepaal het gemiddelde gebruik van belanghebbende op basis van de drie voorafgaande jaren.

 

Op het moment dat er sprake is van variabele energieprijzen zal er per maand gekeken moeten worden wat de meerkosten zijn.

 

Artikel 30 Kinderopvang

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 31 Uitgesloten kostensoorten

 

Uit de jurisprudentie volgt dat legeskosten voor een identiteits- of verblijfsdocument behoort tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten komen dan ook niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Voor het overige spreekt het artikel voor zich.

 

Artikel 32 Hardheidsclausule

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 33 Overgangsrecht 2023

 

Indien deze beleidsregels bij gelijkblijvende omstandigheden van de belanghebbende leidt tot een vermindering van lopende uitkeringsrechten dient dit ongedaan gemaakt te worden ten gunste van belanghebbende.

 

In gevallen, waarin dit artikel niet voorziet, maar waarin toch sprake is van achteruitgang ten opzichte van 2022 wordt middels maatwerk naar een passende oplossing gezocht.

 

Het overgangsrecht is tot en met 31 december 2023 van toepassing.

 

Artikel 34 Overgangsrecht: eerste aanvraag 2023

 

Op het moment dat een inwoner van de voormalig gemeente Brielle, Hellevoetsluis of Westvoorne die niet eerder gebruik heeft gemaakt van bijzondere bijstand een eerste aanvraag doet tussen 1 januari 2023 en de datum dat het college dit beleid heeft vastgesteld en toepassing van deze beleidsregels leidt tot een toekenning van de aanvraag waarbij het resultaat financieel ongunstiger is dan toepassing van het beleid van de voormalig gemeente van belanghebbende kan er een beroep op het overgangsrecht van deze beleidsregels worden gedaan. Hiermee wordt voorkomen dat belanghebbende in een financieel ongunstigere positie komt.

 

Artikel 35 Citeertitel

 

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 36 Inwerkingtreding

 

Dit artikel spreekt voor zich.