Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening 2023 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Apeldoorn 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële Verordening 2016 en eerder vastgesteld financieel beleid.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 26-01-2023 |
De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2022
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten:
besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Apeldoorn 2023.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatschappelijke effecten en van de wijze waarop de maatschappelijke effecten worden bereikt, opdat de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst en er verantwoording over kan worden afgelegd.
In het kader van actieve informatieplicht informeert het college de raad, bij urgente zaken, middels een separaat voorstel of informatiebrief. Hiervan is sprake als er een zodanig ingrijpende afwijking is dat er niet gewacht kan worden op de Turap of Jaarrekening. Dat kan een omvangrijke financiële afwijking zijn die tevens dwingt tot bijstelling van beleid, maar ook een kleinere financiële afwijking die een politieke dimensie heeft waarvan het college de raad direct op de hoogte wil stellen. Dit geldt onder meer daar waar een onvoorziene financiële afwijking zich voordoet boven de grens van € 500.000.
Het college legt in de begroting (of bij uitzondering separaat) aan de raad voorstellen voor indien zij inhoudelijk bestaand beleid wil wijzigen, voorstellen wil doen voor nieuw beleid, of als bestaand beleid niet langer binnen de bestaande financiële kaders uitgevoerd kan worden, conform uitwerking in bijlage 2.
Artikel 7. Tussentijdse informatievoorziening
De informatievoorziening gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de doelen, de geleverde prestaties (output), de beheersing van de risico’s als ook het saldo van de baten en lasten (input) conform artikel 6 lid 1, de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en de voorziene afwijkingen op toegekende budgetten voor uitbreidingsinvesteringen en grondexploitaties.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Rechtmatigheidsverantwoording
Het college verstrekt bij de jaarstukken een rechtmatigheidsverantwoording, conform het BBV. In de rechtmatigheidsverantwoording wordt het totaal aan afwijkingen opgenomen. Het betreft hier fouten en onduidelijkheden, ieder afzonderlijk, ten aanzien van het begrotings-, voorwaarden- en misbruik- en oneigenlijk gebruik criterium die boven de door de raad vastgestelde verantwoordingsgrens uitkomen.
Artikel 11. Waardering debiteuren en overige vorderingen
Voor dubieuze vorderingen, zowel private als publieke, wordt aan het einde van het jaar een voorziening getroffen. Oninbare vorderingen worden gedurende het jaar afgeboekt. Het college stelt een deugdelijke methode vast voor het bepalen van deze voorzieningen.
Artikel 13. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen, waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. De kostprijs bestaat uit de directe kosten, de overheadkosten en de rente die toegerekend wordt aan de vaste activa.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Hierbij wordt uitgegaan van het gewogen gemiddeld rentepercentage van de portefeuille leningen. Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend.
Artikel 14. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd. Hierbij wordt verwezen naar het raadsbesluit van 5 juni 2014 waarin, met inachtneming van artikel 25h lid 5 en 6 van de Mededingingswet, is besloten een limitatief aantal economische activiteiten uit te zonderen van de verplichting om een integrale kostprijs in rekening te brengen.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van alle gemeentelijke tarieven (zoals belastingen, heffingen en leges).
Artikel 16. Financieringsfunctie
Het college hanteert voor de financieringsfunctie de volgende uitgangspunten en algemene richtlijnen:
Voor de uitvoering van een publieke taak kan het college een lening, waarborg of garantie verstrekken. Het college besluit pas over het verstrekken van dergelijke leningen, waarborgen en garanties groter dan € 200.000 nadat de raad is geïnformeerd over dit voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Hoofdstuk 4. Paragrafen in de meerjarenbegroting
Artikel 17. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Ook wordt in deze paragraaf aandacht gegeven aan het vastgestelde beleid en de uitvoering daarvan.
Artikel 18. Beheer en Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een strategisch assetmanagement plan (SAMP) ter besluitvorming aan. In dit plan wordt een vertaling gemaakt van de gemeentelijke ambities en doelstellingen naar prestaties en kaders voor het beheer van de openbare ruimte. Ook wordt aangegeven welke middelen hiervoor nodig zijn (met een doorkijk voor de langere termijn).
Het college biedt de raad minimaal een keer in de vier jaar een Uitvoeringskader Vastgoed ter besluitvorming aan. Het kader bevat onder andere voorstellen voor het aan te houden onderhoudsniveau, het te hanteren huurprijsbeleid en het verkoopproces voor gemeentelijke gebouwen. Het college stelt op basis van dit kader jaarlijks een MeerjarenPlan Vastgoedexploitaties (MPV) op. Onderdeel daarvan is een meerjaren onderhoudsplan (MJOP) en een meerjaren investeringsplan (MIP). Dit MPV wordt ter informatie aan de raad aangeboden en dient als input voor de begroting.
Bij de jaarstukken neemt het college in de paragraaf bedrijfsvoering naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV de volgende informatie op.
Artikel 20. Verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen tenminste de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. De beleidsrealisatie omtrent verbonden partijen wordt opgenomen in het bijbehorende programma waar de verbonden partij een bijdrage aan levert.
Jaarlijks biedt het college de raad de nota Meerjarenplan Grondexploitaties (MPG) ter besluitvorming aan. Het MPG geeft informatie over de actuele voortgang van de grondexploitaties. In het MPG wordt teruggekeken op het afgelopen jaar en vooruitgekeken naar de komende jaren. De te verwachten ontwikkelingen worden financieel vertaald. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de risico’s.
Het college draagt zorg voor een actuele nota grondbeleid die door de raad is vastgesteld. Op basis van dit beleid biedt het college de raad minimaal een keer in de vier jaar een uitvoeringskader grondbedrijf ter besluitvorming aan. Dit uitvoeringskader bevat in ieder geval nadere bepalingen voor:
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie (niet alleen de financiële administratie maar in brede zin van het woord) is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële Verordening 2016 en eerder vastgesteld financieel beleid wordt met ingang van de
inwerkingtreding van de Financiële Verordening gemeente Apeldoorn 2023 ingetrokken, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende
stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking
Bijlage 1: afschrijvingsbeleid (bij artikel 10)
Binnen de gemeente Apeldoorn kennen we twee methoden van afschrijven. De lineaire methode passen we toe op Onderwijshuisvesting. De annuïtaire methode passen we toe op al onze overige vaste activa. Hieronder geven we een korte uiteenzetting over deze methodieken.
1.1. Lineaire afschrijvingsmethode
Bij de lineaire afschrijvingsmethode dalen de kapitaallasten van jaar tot jaar. Het afschrijvingsbedrag blijft jaarlijks even hoog, maar doordat de boekwaarde daalt, nemen de rentelasten jaarlijks af.
Over het geheel genomen (lange termijn) geeft deze afschrijvingsmethode de minste lasten in de exploitatie van een actief. Dit komt doordat de rentecomponent in totaliteit kleiner is dan bij de annuïtaire afschrijvingsmethode. De lineaire afschrijvingsmethode wordt in Apeldoorn toegepast op onderwijshuisvesting. Dit beperkt het risico op een hoge restantboekwaarde bij leegstand en overdracht ten behoeve van exploitatie.
1.2. Annuïtaire afschrijvingsmethode
Bij de annuïtaire afschrijvingsmethode blijven de kapitaallasten gelijk gedurende de hele economische levensduur. In de beginjaren is de boekwaarde nog hoog en zijn de rentelasten daarom hoger. De hogere rentelasten worden gecompenseerd door minder snel af te schrijven. In de laatste jaren daalt de boekwaarde snel door grotere afschrijvingsbedragen. De rentelasten zijn dan evenredig laag.
Door de gelijkblijvende jaarlasten wordt een fluctuatie in de meerjarenbegroting, op dit gebied, zoveel mogelijk voorkomen. In Apeldoorn passen we deze afschrijvingsmethode dan ook toe, met als uitzondering onderwijshuisvesting.
De verschillende samenstellende delen van een investering worden in totaal afgeschreven. Een tussentijdse vervanging wordt zo nodig opgenomen in een meerjaren onderhoudsplan. Enige uitzondering is grond; gronden worden apart geregistreerd en hier wordt niet op afgeschreven, tenzij deze deel uitmaken van een investering met maatschappelijk nut (bijvoorbeeld gronden die aangekocht worden ten behoeve van de aanleg van een weg)..
Bij het onderhouden en vervangen van activa maken we onderscheid tussen jaarlijks onderhoud, groot onderhoud en vervangingsinvesteringen/ renovatie- onderhoud:
Groot onderhoud is periodiek (niet- jaarlijks) instandhoudingsonderhoud dat nodig is om het object gedurende de levensduur in stand te houden. Met groot onderhoud blijft de functionaliteit, het gebruik en het comfort van het object ongewijzigd. Groot onderhoud wordt niet geactiveerd en gedekt door een onderhoudsvoorziening op basis van het betreffende MJOP (meerjarenonderhoudsplan).
Activa die niet zijn genoemd in de afschrijvingstabel of niet geschaard kunnen worden onder een van de genoemde activasoorten worden afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur. Bij het bepalen van de verwachte gebruiksduur kan gekeken worden naar technische levensduur of economische levensduur, afhankelijk van welke korter is. Bij het afschrijven wordt aangesloten bij 1 van de afschrijvingstermijnen zoals vastgesteld in deze verordening.
3.Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
Onder de immateriële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:
Uitgangspunt is dat kosten van onderzoek en ontwikkeling niet geactiveerd worden, tenzij:
Immateriële vaste activa worden in maximaal vijf jaar afgeschreven.
4.Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
Materiële vaste activa met een economisch nut zijn alle investeringen die de mogelijkheid geven
om (financiële) middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk
om de mogelijkheid middelen te verwerven. Voorbeelden hiervan zijn investeringen op het gebied van riolering, afvalstoffeninzameling, gebouwen (stadhuis of welzijnsaccommodaties),
zwembaden, etc. Dat een gemeente ervoor kan kiezen ergens geen of geen kostendekkend tarief voor te heffen, is niet relevant voor de vraag of een actief economisch nut heeft. Een vergelijkbare redenering geldt voor de verhandelbaarheid. Het gaat om de mogelijkheid de activa te verkopen, niet om de vraag of de gemeente het actief ook daadwerkelijk zal verkopen. Dit betekent onder andere dat alle gebouwen een economisch nut hebben; er is immers een markt voor gebouwen.
Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa met economisch nut:
Maximaal 40 jaar: uitbreiding woonruimten, kantoren, bedrijfsgebouwen, Integrale KindCentra, Multifunctionele Accommodaties (MFA), Circulair gebouwde Onderwijsaccommodaties, sporthallen, sportvelden, gymnastieklokalen, parkeergarages; (uitgangspunt is: afschrijven voor de resterende afschrijvingsperiode van het bestaande hoofdgebouw);
20 jaar**: renovatie en verbouwing woonruimten, kantoren en bedrijfsgebouwen, gebouwen onderwijs, sportaccommodaties, aanpassingen aan technische installaties zoals liften, centrale verwarming, installaties voor klimaatbeheersing, duurzaamheidsinstallaties, semi- permanente bebouwing, inrichtingskosten sportaccommodaties; lichtinstallaties sportaccommodaties; onderlaag/ fundering kunstgrasveld;
* in het integrale huisvestingsplan onderwijs wordt een nadere uitwerking gegeven voor het afschrijven, gebaseerd op te verwachten technische en/of economische levensduur.
**indien deze onderdelen zijn opgenomen in een meerjaren onderhoudsplan dan wordt dit niet apart geactiveerd en afgeschreven tot aan integrale vervanging of renovatie van het gehele object.
5.Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut zijn alle investeringen in de openbare ruimte
die geen economisch nut hebben. Voorbeelden van deze activa zijn wegen, pleinen, bruggen,
en openbaar groen. Deze activa genereren geen middelen en er is geen markt voor.
Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa met maatschappelijk nut:
6.Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Bijdragen van de gemeente aan activa van derden worden niet geactiveerd, tenzij de raad anders besluit.
De raad kan anders besluiten als sprake is van:
De bovenstaande voorwaarden om een bijdrage van activa in eigendom van derden te activeren zijn cumulatief. Kern is dat de bijdrage bijdraagt aan de publieke taak en dat de derde partij verplicht kan worden daadwerkelijk te investeren. Voor de afschrijvingstermijnen worden de afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa gebruikt, zoals die door betreffende derde worden aangehouden.
Rapportage van financiële afwijkingen
Bij de in artikel 6 vermelde informatieplicht gelden tevens bijgaande spelregels als er sprake is van financiële afwijkingen. Als sprake is van een zodanig ingrijpende afwijking, dat niet op de TURAP of jaarrekening gewacht kan worden, krijgt de raad daar een mondelinge of schriftelijke melding van.
Dat geldt dus ook als er sprake is van een zodanig omvangrijke financiële afwijking, dat die dwingt tot een ingrijpende bijstelling van het beleid.
Maar een kleine financiële afwijking kan een zodanige politieke dimensie hebben, dat het college ook dan de raad daarvan direct op de hoogte wil stellen. Financiële afwijkingen zonder een urgent karakter meldt het college de raad in de TURAP en de jaarrekening. Daarbij geldt voor de TURAP als richtsnoer een minimumbedrag van € 300.000.
In de jaarrekening treft u een verantwoording van de afwijkingen boven dat bedrag aan. Uiteraard wordt een kleinere afwijking die politiek relevant is ook toegelicht.
Het college krijgt in het 4e kwartaal een aanvullende rapportage van financiële verschillen en kan op
grond daarvan de raad informeren. Indien gezien artikel 6 een urgente melding op zijn plaats is, krijgt de raad op grond daarvan eveneens informatie.
Richtlijn begrotingswijzigingen
Het college legt de raad een begrotingswijziging voor als sprake is van een inhoudelijke
beleidswijziging met financiële consequenties. Die spelregel geldt zodra het financiële kader zoals de
raad dat in de MPB heeft vastgesteld in het geding is. Afhankelijk van het autorisatieniveau dat de
raad daartoe vaststelt (begrotingsprogramma of taakveld) legt het college de raad de verschuiving
van budgetten tussen begrotingsprogramma of taakvelden voor.
Ook legt het college de raad voor nieuwe kredieten en projecten een begrotingsvoorstel voor. Indien voor kredieten en projecten door een wijziging in de bijdrage van derden een reële keuzeoptie voor de raad ontstaat legt zij daar een begrotingswijziging voor. Indien de bijdrage specifiek voor een project of krediet bestemd is dan volstaat in principe een melding in de TURAP en/of jaarrekening. Indien politiek relevant kan bij urgente zaken een eerdere melding nodig zijn. Verder verdient het niet de voorkeur een begrotingswijziging op te stellen. Daarvoor zijn twee redenen. Ten eerste legitimeert de raad door de begrotingswijziging de afwijking. Het is zuiverder de afwijking te laten rapporteren en vervolgens het college de kans te geven om waar mogelijk bij te sturen. Als daartoe een beleidswijziging nodig is, is een raadsvoorstel met een begrotingswijziging altijd nog mogelijk. Ten tweede geeft het achterwege laten van een wijziging een beter beeld van de verschillen tussen de jaarrekening en de begroting. Als afwijkingen via begrotingswijzigingen verwerkt worden, ontstaat de situatie waarin de rekening en de begroting aan elkaar gelijk zijn. Dit past niet bij de rol van de jaarrekening als verantwoordingsinstrument.
Samengevat is bovenstaande als volgt weer te geven: