Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Het Reglement van Orde Provinciale Staten Overijssel 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingHet Reglement van Orde Provinciale Staten Overijssel 2023
CiteertitelReglement van Orde voor Provinciale Staten van Overijssel 2019
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Reglement van Orde voor de Provinciale Staten van Overijssel 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 van de Provinciewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-03-2023nieuwe regeling

25-01-2023

prb-2023-1687

PS22-000163

Tekst van de regeling

Intitulé

Het Reglement van Orde Provinciale Staten Overijssel 2023

Provinciale Staten van Overijssel,

 

gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 11 januari 2023, kenmerk PS22-000163

 

 

besluiten:

 

Op grond van artikel 16 Provinciewet,

 

  • 1.

    Het Reglement van Orde voor de Provinciale Staten van Overijssel 2019 per 16 maart 2023 in te trekken.

  • 2.

    Het Reglement van Orde Provinciale Staten Overijssel 2023 per 16 maart 2023 vast te stellen (bijlage II)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In dit Reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit zoals bedoeld in artikel 143b lid 1 Provinciewet, zodanig geformuleerd dat het geschikt is om daarin direct te worden overgenomen;

  • b.

    burgerlid: een door de fractie aangewezen lid, niet zijnde statenlid, dat het woord mag voeren namens de fractie tijdens informatiebijeenkomsten en commissievergaderingen.

  • c.

    commissievergadering: vergadering van een commissie als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet, bedoeld om de oordeelsvorming te faciliteren;

  • d.

    commissievoorzitter: de door Provinciale Staten benoemde voorzitter van de informatiebijeenkomst en commissievergadering van Provinciale Staten;

  • e.

    griffier: de griffier van Provinciale Staten of diens plaatsvervanger;

  • f.

    informatiebijeenkomst: bijeenkomst van Provinciale Staten bedoeld om alle deelnemers in het besluitvormingsproces over adequate informatie te laten beschikken (beeldvorming);

  • g.

    infosessiedag: dag waarop informatiebijeenkomsten (infosessies) georganiseerd worden;

  • h.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel zoals bedoeld in artikel 143A lid 1 Provinciewet ingediend door een statenlid;

  • i.

    interpellatie: vragen aan één of meerdere leden van het College van Gedeputeerde Staten of aan de voorzitter over een onderwerp dat niet op de agenda staat vermeld zoals bedoeld in artikel 151 lid 2 Provinciewet;

  • j.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waarbij een oordeel, wens of verzoek kenbaar wordt gemaakt, gekoppeld aan een agendapunt;

  • k.

    motie vreemd aan de orde van de dag: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens, verzoek of opdracht wordt uitgesproken, niet gekoppeld aan een agendapunt;

  • l.

    waarnemend voorzitter: het statenlid dat door Provinciale Staten is aangewezen als waarnemer van de voorzitter van Provinciale Staten als bedoeld in artikel 75 van de Provinciewet;

  • m.

    statencommissiedag: dag waarop de commissievergaderingen georganiseerd worden;

  • n.

    voorstel van orde: voorstel over de (wijziging van de) orde van de vergadering;

  • o.

    voorzitter: de voorzitter van Provinciale Staten, zijnde de Commissaris van de Koning of diens vervanger;

  • p.

    fractie: het lid/de leden zoals bedoeld in artikel 7 Reglement van Orde (RvO) voor de

  • Provinciale Staten van Overijssel;

Artikel 2. Het Presidium

  • 1.

    Provinciale Staten hebben een Presidium.

  • 2.

    Het Presidium bestaat uit de voorzitter van Provinciale Staten, die fungeert als voorzitter, de waarnemend voorzitter van Provinciale Staten en de voorzitters van alle in Provinciale Staten aanwezige fracties.

  • 3.

    Het Presidium heeft de volgende taken:

    • a.

      afstemming plegen over politiek-bestuurlijke en bedrijfsvoering zaken om tot een optimaal functioneren van Provinciale Staten in het duale bestel te komen;

    • b.

      afstemming plegen over de vergadering van Provinciale Staten;

    • c.

      evalueren van de vergaderingen van Provinciale Staten in technische zin;

    • d.

      het opstellen van een dynamische strategische lange termijn agenda voor Provinciale Staten;

    • e.

      het zorgdragen voor een zodanig besluitvormingsproces ten behoeve van de onderwerpen die op de dynamische lange termijn agenda staan, dat Provinciale Staten optimaal in positie worden gebracht om hun kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol te kunnen vervullen;

  • 4.

    Het Presidium komt bijeen:

    • a.

      voorafgaand aan de vergadering van Provinciale Staten;

    • b.

      aan de hand van een daartoe opgesteld vergaderschema;

    • c.

      wanneer één van de leden daartoe een gemotiveerd verzoek indient en dit verzoek door minimaal vijftig procent van de leden van het Presidium wordt gehonoreerd.

  • 5.

    De vergaderingen van het Presidium zijn niet openbaar.

  • 6.

    De griffier is elke vergadering van het Presidium aanwezig en draagt zorg voor het opmaken van een besluitenlijst hiervan en voor de ondersteuning van het Presidium.

  • 7.

    Het Presidium besluit met meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 8.

    De leden kunnen zich laten vervangen door een daartoe aangewezen Statenlid uit de eigen fractie.

  • 9.

    De voorzitter van het Presidium kan zich laten vervangen door de waarnemend voorzitter van Provinciale Staten.

Artikel 3. De Agendacommissie

  • 1.

    Provinciale Staten hebben een Agendacommissie.

  • 2.

    De Agendacommissie wordt voorgezeten door de voorzitter, en bestaat verder uit de waarnemend voorzitter en de voorzitters van de commissievergadering.

  • 3.

    De griffier is secretaris en adviseur. Hij is in elke vergadering van de Agendacommissie aanwezig. De vergaderingen van de Agendacommissie zijn niet openbaar.

  • 4.

    De Agendacommissie is belast met de gecoördineerde procedurele voorbereiding van de vergaderingen van Provinciale Staten en de Statencommissiedag, advisering van Provinciale Staten over bestuurlijke procedures en alle overige zaken die het adequaat functioneren van Provinciale Staten betreffen. De Agendacommissie heeft tot taak:

    • a.

      het jaarlijks opstellen van een schema, waarin de dagen zijn aangegeven waarop gedurende het eerstvolgende kalenderjaar de vergaderingen van Provinciale Staten naar verwachting zullen worden gehouden;

    • b.

      het vaststellen van de conceptagenda voor Provinciale Staten en de Statencommissiedag inclusief de voorgestelde wijze van behandeling van de agendapunten;

    • c.

      het doen van voorstellen over de wijze van afdoening van bij Provinciale Staten ingekomen stukken;

    • d.

      coördineren van activiteiten als hoorzittingen, werkbezoeken, excursies en cursussen van de staten;

    Wanneer de Agendacommissie een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor de openbare beraadslaging in de Statenvergadering, kan zij Provinciale Staten gemotiveerd voorstellen het onderwerp te verwijzen naar een commissievergadering of aan het College van Gedeputeerde Staten nadere inlichtingen of advies te vragen.

  • 5.

    De voorzitter en de griffier bereiden de vergadering van de Agendacommissie voor en nemen beslissingen over de dagelijkse uitvoering van de taken als bedoeld in het vierde lid, voor zover het in de tijd gezien niet mogelijk is de gehele Agendacommissie hierbij in te schakelen.

  • 6.

    De Agendacommissie besluit met meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 7.

    De voorzitter van de Agendacommissie kan zich laten vervangen door de waarnemend voorzitter.

Artikel 3a Werkgeverscommissie

Provinciale Staten hebben een werkgeverscommissie zoals omschreven in de Verordening werkgeverscommissie griffier 2011.

Artikel 3b Auditcommissie

Provinciale Staten kunnen een Auditcommissie aanwijzen. Indien hiervan sprake is zal een Verordening op de Auditcommissie worden opgesteld.

Artikel 4. Burgerlid

  • 1.

    Iedere fractie kan een burgerlid aanwijzen. Een fractie die uit één Statenlid bestaat, kan twee burgerleden aanwijzen.

  • 2.

    Een burgerlid dient tijdens de laatste verkiezingen van Provinciale Staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een krachtens die verkiezingen in Provinciale Staten vertegenwoordigende politieke partij.

  • 3.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing op het burgerlid.

  • 4.

    Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen, leggen burgerleden in de vergadering van Provinciale Staten de eed of de verklaring en belofte af conform artikel 14 van de Provinciewet

  • 1.

    Het burgerlidmaatschap eindigt:

    • a.

      aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten;

    • b.

      indien het burgerlid niet langer voldoet aan de vereisten, bedoeld in het derde lid;

    • c.

      indien de fractie die de voordracht tot aanwijzing van het burgerlid heeft gedaan, blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter, niet langer in Provinciale Staten vertegenwoordigd is;

    • d.

      indien de fractie een burgerlid ontslag heeft gegeven en de fractievoorzitter daarvan schriftelijk mededeling heeft gedaan aan de voorzitter;

    • e.

      indien een burgerlid zelf ontslag neemt en daarvan schriftelijk mededeling doet aan de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Toelating nieuwe leden en fracties en benoeming gedeputeerden

Artikel 5. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij toelating van nieuwe Statenleden stelt de voorzitter een commissie in, bestaande uit drie Statenleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuwbenoemde Statenleden en de processen-verbaal van het centraal stembureau.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven mondeling verslag uit aan Provinciale Staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een verkiezing voor Provinciale Staten roept de voorzitter de toegelaten Statenleden op om in de eerste vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 14 van de Provinciewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuwbenoemd Statenlid op om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6. Onderzoek benoembaarheid gedeputeerden

  • 1.

    Provinciale Staten stellen een commissie benoembaarheid gedeputeerden in, die onderzoek verricht naar de benoembaarheid van één of meer gedeputeerden en daarbij de integriteitrisico's beziet en Provinciale Staten schriftelijk adviseert.

  • 2.

    De leden van de commissie worden benoemd door Provinciale Staten. De commissie zal bestaan uit twee Statenleden vanuit de (beoogde) coalitiefracties, twee Statenleden vanuit de (beoogde) oppositiefracties, de waarnemend voorzitter van Provinciale Staten (als technisch voorzitter zonder stemrecht) en de griffier als secretaris van de commissie (zonder stemrecht). De CdK is als adviseur aan de commissie verbonden.

  • Indien sprake is van een statenakkoord en er geen coalitie/oppositie-verhouding is dan is de bepaling over de afkomst van Statenleden uit de fracties in de tweede zin van dit lid niet van toepassing.

  • 3.

    De CdK laat een extern onderzoek verrichten naar de integriteitrisico's die mogelijk verbonden zijn met onder andere de persoonlijke omstandigheden en eventuele financiële en zakelijke belangen van de kandidaat-gedeputeerde. De CdK heeft na ontvangst van het externe integriteitrapport daarover eerst een gesprek met de kandidaat-gedeputeerde. De CdK kan bij de opdrachtverlening aan het externe bureau, het gesprek met de kandidaat-gedeputeerde en bij de beoordeling van het integriteitsrapport worden ondersteund door medewerkers van het team Kabinetszaken en/of een externe adviseur.

  • 4.

    De CdK deelt zijn bevindingen en zijn advies met de commissie.

  • 5.

    De commissie zal haar werkzaamheden uitvoeren nadat de resultaten van dit externe onderzoek bekend zijn en deze resultaten betrekken bij de toets over de benoembaarheid.

  • 6.

    De kandidaat-gedeputeerde overlegt alle documenten en informatie die nodig zijn voor de in het hiernavolgend lid door de commissie te verrichten toetsing. De kandidaat-gedeputeerde maakt bovendien alle overige door hem of haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 7.

    De commissie toetst de benoembaarheid van de kandidaat-gedeputeerde aan de hand van in elk geval:

    • a.

      een verklaring omtrent gedrag (VOG)

    • b.

      artikelen 35, 35b, 10 en 40a Provinciewet (benoembaarheidsvereisten)

    • c.

      artikelen 40b en 11 Provinciewet (onverenigbare nevenfuncties)

    • d.

      artikel 35c Provinciewet (onverenigbare functies)

    • e.

      artikelen 40c, 15 en 46 Provinciewet (onverenigbare functies).

    • f.

      de Gedragscode integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden 2019 en de Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen 2021.

    • g.

      getuigschriften, certificaten en diploma's van de opgegeven en genoten opleidingen en scholing.

    • h.

      de aanbeveling van de CdK naar aanleiding van het in lid 3 genoemde externe onderzoek.

  • 8.

    De commissie verricht haar werkzaamheden in een niet-openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gemaakt.

  • 9.

    Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk advies aan Provinciale Staten ten aanzien van de benoembaarheid van de kandidaat-gedeputeerde(n). Indien de commissie niet unaniem is in zijn oordeel wordt hiervan melding gemaakt in het advies.

  • 10.

    De commissie wordt ingesteld zo snel mogelijk na het bekend worden van de kandidaat-gedeputeerden. De commissie rapporteert in de eerstvolgende Statenvergadering aan Provinciale Staten, nadat zij haar onderzoek volledig heeft afgerond.

Artikel 7. Fracties

  • 1.

    De Statenleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één Statenlid verkozen, dan wordt dit Statenlid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven een kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren.

  • 3.

    Een fractie kan haar naam wijzigen. De fractievoorzitter doet daarvan melding aan de voorzitter. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende Statenvergadering na naamswijziging.

  • 4.

    Van veranderingen die nadien in de samenstelling van een fractie optreden, doet de fractievoorzitter mededeling aan de voorzitter.

  • 5.

    Elke fractie meldt aan de voorzitter wie haar fractievoorzitter is.

  • 6.

    Nieuwe fracties kunnen gedurende de zittingsperiode worden gevormd door samenvoeging van fracties of door afsplitsing binnen fracties.

  • 7.

    Bij splitsing deelt het afgesplitste deel van de oorspronkelijke fractie in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten na de splitsing aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren.

  • 8.

    Vindt in een fractie een splitsing plaats als bedoeld in dit artikel, dan worden de financiële tegemoetkomingen van de daarbij betrokken fracties vastgesteld op de bedragen die worden gevonden door de tegemoetkoming, welke aan de ongesplitste fractie zou toekomen, te verdelen naar evenredigheid van de aantallen bij de splitsing betrokken leden. Ontstaat een nieuwe fractie door samenvoeging, dan kan de tegemoetkoming van de nieuwgevormde fractie niet groter zijn dan de tegemoetkoming die toekomt aan een fractie van gelijke grootte als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen voor de Statencommissiedag en vergaderingen van Provinciale Staten

Artikel 8. Vergaderfrequentie

  • 1.

    Provinciale Staten komen voor voorbereiding en besluitvorming bijeen aan de hand van een door de Agendacommissie op te stellen schema.

  • 2.

    Een Statencommissiedag en de vergadering van Provinciale Staten vinden in de regel plaats op woensdag. Gedurende de dag kunnen één of meerdere commissievergaderingen parallel georganiseerd worden.

  • 3.

    De griffier maakt het schema met de vergaderingen van Provinciale Staten dat de Agendacommissie overeenkomstig artikel 3 lid 4 sub a heeft opgesteld, bekend via de website van de provincie Overijssel.

  • 4.

    Een Statencommissie wordt (ook) uitgeschreven:

    • a.

      wanneer er door minstens drie Statenleden uit verschillende fracties schriftelijk met opgaaf van redenen om is gevraagd bij de Agendacommissie en de Agendacommissie dit verzoek honoreert, of

    • b.

      wanneer de voorzitter dat nodig acht.

  • 5.

    De Agendacommissie van Provinciale Staten bepaalt op welke Statencommissiedag een onderwerp geagendeerd wordt.

  • 6.

    De voorzitter van de Agendacommissie kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats voor een commissie of de Statencommissiedag aanwijzen. De voorzitter voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in de Agendacommissie.

  • 7.

    Indien op grond van artikel 17 lid 2 van de Provinciewet één vijfde van het aantal leden om een vergadering van Provinciale Staten vraagt, wordt een (extra) Presidiumvergadering geagendeerd om dit verzoek te bespreken. Een verzochte extra vergadering wordt gehouden binnen drie weken nadat dit verzoek is ontvangen.

Artikel 9. Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt de schriftelijke oproep en de stukken voor de Statencommissiedag en de vergadering van PS uiterlijk twee weekenden van tevoren aan de respectievelijke leden en plaatst deze op de provinciale website.

  • 2.

    De stukken bevatten:

    • a.

      een aanduiding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering;

    • b.

      een voorlopige agenda en stukken voor de vergadering. Wanneer het bijeenroepen een spoedeisend karakter heeft, kan de voorzitter afwijken van de termijn, genoemd in het eerste lid.

Artikel 10. De agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep voor de Statencommissiedag en de vergadering van PS wordt verzonden, stelt de Agendacommissie de voorlopige agenda vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan namens de voorzitter onder opgaaf van redenen een aanvullende agenda worden verzonden.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de commissievergadering respectievelijk PS de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kunnen tijdens de vergadering bij de vaststelling van de agenda, onderwerpen aan de agenda toegevoegd of van de agenda verwijderd worden. De commissieleden resp. PS beslissen hierover.

  • 4.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissievergadering respectievelijk PS de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen. De commissieleden resp. PS beslissen hierover.

Artikel 11. Ter inzage leggen van stukken

De stukken van de vergadering worden gelijktijdig met het verzenden geplaatst op de provinciale website en voor een ieder beschikbaar gesteld. Hierbij kan ook achterliggende informatie worden gevoegd.

Artikel 12. Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergaderingen worden door aankondiging ter openbare kennis gebracht, waaronder via de provinciale website.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de commissievergadering en vergadering van Provinciale Staten;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van het spreekrecht, in het geval van een commissievergadering.

Artikel 13. Videoverslag en Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het videoverslag en de besluitenlijst van de openbare vergadering van Provinciale Staten en voor het videoverslag van de commissievergadering.

  • 2.

    De besluitenlijst en de het videoverslag worden algemeen beschikbaar gesteld via de website van de provincie Overijssel.

Artikel 14. Publieke tribune

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen op de publieke tribune de Statencommissiedag en de vergadering van Provinciale Staten bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring, het tonen van spandoeken, vlaggen of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

Artikel 15. Handhaving orde

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een staten-/burgerlid in de commissievergadering respectievelijk statenlid in de vergadering van PS hem interrumpeert.

    De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    De voorzitter kan interrupties toelaten.

  • 3.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen Ook kan de voorzitter Provinciale Staten voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 16. Schorsing en verdaging

  • 1.

    De voorzitter schorst of verdaagt de vergadering wanneer hij dan wel de leden dit nodig vindt/vinden.

  • 2.

    Na schorsing wordt de vergadering op het door de voorzitter te bepalen tijdstip voortgezet.

  • 3.

    Na verdaging wordt de vergadering gehouden op de dag en het uur door de voorzitter bij de verdaging mede te delen; hij brengt dag en plaats der vergadering en het uur van de opening in dit geval onverwijld ter kennis van de niet aanwezige leden, tenzij deze hiervan reeds op de hoogte zijn gesteld.

Hoofdstuk 4 Besloten vergaderingen

Artikel 17. Besloten vergadering

  • 1.

    Op een besloten vergadering als bedoeld in artikel 23 (voor wat betreft besluitvorming in Provinciale Staten) dan wel artikel 80 lid 5 juncto 91 (voor wat betreft de commissievergadering) van de Provinciewet zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Provinciale staten kunnen besluiten dat in een vergadering met gesloten deuren anderen aanwezig mogen zijn.

Artikel 18. Geheimhouding

  • 1.

    Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid of artikel 91, eerste dan wel tweede lid van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken onder berusting van de griffier en verleent de griffier de Statenleden inzage bij de griffie.

  • 2.

    Indien Provinciale Staten op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede en derde lid, van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 19. Verslag besloten vergadering

  • 1.

    De griffier draagt zorg dat van de besloten vergadering een verslag wordt opgemaakt.

  • 2.

    Het verslag van de besloten vergadering berust bij de griffier.

  • 3.

    De verslagen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de commissie dan wel Provinciale Staten een besluit over het opheffen van de geheimhouding op het verslag.

Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen omtrent de informatiebijeenkomst (beeldvorming)

Artikel 20. Doel informatiebijeenkomst

Een informatiebijeenkomst heeft tot doel om informatie over een onderwerp te verzamelen en over te dragen aan Statenleden en burgerleden om zodoende te kunnen komen tot oordeelsvorming en besluitvorming, zonder dat standpunten worden uitgewisseld.

Artikel 21. Deelname

  • 1.

    Aan een informatiebijeenkomst kunnen alle Statenleden en burgerleden deelnemen. Ook fractiemedewerkers mogen deelnemen aan deze bijeenkomsten.

  • 2.

    De informatiebijeenkomst kent geen vaste samenstelling.

  • 3.

    De Agendacommissie kan besluiten tot verplichte aanmelding bij informatiesessies. Indien er minder dan vijf aanmeldingen van verschillende fracties ontvangen zijn, kan de Agendacommissie besluiten de informatiebijeenkomst niet te laten plaatsvinden.

  • 4.

    Leden van Gedeputeerde Staten, inwoners, organisaties en instellingen kunnen door de Agendacommissie uitgenodigd worden voor deelname aan de informatiebijeenkomst.

Artikel 22. Voorzitterschap

  • 1.

    Een informatiebijeenkomst wordt voorgezeten door een commissievoorzitter of door een ander persoon.

  • 2.

    De voorzitter van een informatiebijeenkomst is belast met het leiden van de bijeenkomst en het naleven van dit reglement.

  • 3.

    De voorzitter zorgt ervoor dat:

    • a.

      informatie wordt uitgewisseld;

    • b.

      er geen politieke standpunten worden ingenomen, geen politieke vragen worden gesteld en geen politieke discussie plaatsvindt tussen de Staten- of burgerleden, collegeleden en genodigden.

Artikel 23. Verslaglegging

Van een informatiebijeenkomst wordt geen schriftelijk verslag opgemaakt. Wel kan de Agendacommissie besluiten dat er een digitale opname in beeld en/of geluid gemaakt wordt die aan de Staten-/burgerleden beschikbaar wordt gesteld.

Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen omtrent de commissievergadering (oordeelsvorming)

Artikel 24. Doel commissievergadering

Een commissievergadering heeft tot doel om Statenleden en burgerleden een oordeel te laten vormen.

Artikel 25. Deelname

  • 1.

    De commissieleden van een commissievergadering kunnen zowel Statenleden als burgerleden zijn.

  • 2.

    Per fractie nemen maximaal twee Statenleden en/of burgerleden deel aan de commissievergadering, waarbij per onderwerp één lid als woordvoerder optreedt.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan de Agendacommissie voorstellen meerdere woordvoerders per fractie toe te laten.

  • 4.

    De samenstelling per commissievergadering kan verschillend zijn, omdat een fractie per onderwerp een ander statenlid dan wel burgerlid als woordvoerder kan aanwijzen.

Artikel 26. Inspreekrecht inwoners

  • 1.

    Tijdens de commissievergadering kan worden ingesproken over geagendeerde en niet geagendeerde onderwerpen die op het werkterrein van Provinciale Staten liggen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het provinciale bestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex. artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      onderwerpen waarover op een ander moment, welk moment het karakter heeft van een commissievergadering, gelegenheid is geweest om gebruik te maken van het inspreekrecht.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering via de Griffie schriftelijk bij de commissievoorzitter, onder vermelding van het onderwerp. Hij vermeldt daarbij zijn naam en contactgegevens.

  • 4.

    De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De commissievoorzitter kan hiervan afwijken in afstemming met de inspreker.

  • 5.

    De inspreker voert het woord, nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter of een commissielid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.

  • 6.

    De Agendacommissie kan bepalen dat er bij een commissievergadering geen inspreekrecht is.

Artikel 27. Voorzitterschap

  • 1.

    Provinciale Staten benoemen uit hun midden minimaal vier commissievoorzitters waaronder de waarnemend voorzitter.

  • 2.

    De commissievoorzitter van een commissievergadering is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

  • 3.

    De commissievoorzitter wordt ondersteund door een door de griffier aan te wijzen griffiemedewerker die zich onder andere bezighoudt met het bijhouden van de lijst met toezeggingen.

Artikel 28. Mondelinge vragen

  • 1.

    De commissievoorzitter geeft alleen mogelijkheid tot mondelinge vragen indien dit maandag voorafgaand aan de commissievergadering voor 12.00 uur via de griffie is gemeld bij de voorzitter.

  • 2.

    De mondelinge vragen moeten kort en bondig in 1 à 2 minuten worden gesteld en toegelicht. Na de reactie van Gedeputeerde Staten is er alleen voor de vragensteller gelegenheid om een vraag die niet, of onvolledig, is beantwoord opnieuw te stellen.

Artikel 29. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp verloopt in maximaal twee termijnen.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de commissievoorzitter duidelijk afgesloten.

  • 3.

    Na afronding van een onderwerp kan de commissievoorzitter aangeven dat een pauze wordt ingelast, om een eventuele wisseling van woordvoerders mogelijk te maken.

Artikel 30. Volgorde sprekers

Ieder commissielid voert het woord na het aan de commissievoorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 31. Spreektijd

De Agendacommissie kan regels stellen over de spreektijd voor de bij de Statencommissiedag aanwezige leden.

Artikel 32. Voorstellen van orde

  • 1.

    De commissievoorzitter en ieder commissielid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de commissievergadering direct.

Artikel 33. Beraadslaging

  • 1.

    De commissievergadering kan op voorstel van de commissievoorzitter of van een commissielid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op voorstel van een commissielid of van de commissievoorzitter kan de commissievergadering beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om de leden van het college van Gedeputeerde Staten de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 3.

    De commissievergadering kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de commissievoorzitter of een commissielid genomen voordat met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt begonnen.

Artikel 34. Advies

  • 1.

    Wanneer de commissievoorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de commissie voortzetting wenst. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de commissie over het advies dat aan Provinciale Staten wordt uitgebracht.

  • 2.

    De commissievoorzitter doet afsluitend aan de beraadslaging voorstellen aan de commissievergadering over:

    • -

      het agenderen van een onderwerp als hamerstuk of debatstuk in de vergadering van Provinciale Staten;

    • -

      het opnieuw laten agenderen van een onderwerp in een commissievergadering. De Agendacommissie bepaalt dan voor welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 3.

    Over de inhoud van het advies dat de commissie aan Provinciale Staten uitbrengt beslist de commissievergadering op voorstel van de commissievoorzitter. Een advies vermeldt tevens eventuele afwijkende standpunten.

Hoofdstuk 7 Bijzondere bepalingen omtrent de vergadering van Provinciale Staten (besluitvorming)

Artikel 35. Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder Statenlid onmiddellijk de presentielijst.

  • 2.

    Indien een Statenlid de vergadering vóór het einde daarvan verlaat, meldt hij dit aan de griffier.

  • 3.

    Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de griffier, mede namens de voorzitter, door ondertekening vastgesteld.

Artikel 36. Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de waarnemend voorzitter, de Statenleden, de leden van Gedeputeerde Staten en de griffier hebben een vaste zitplaats, welke bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode door het Presidium wordt vastgesteld.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter, na overleg met het Presidium, de indeling tussentijds herzien.

Artikel 37. Voorzitterschap

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      hetgeen de wet of dit reglement hem opdraagt.

  • 2.

    Hij verleent het woord, formuleert de in de besluitvorming te nemen beslissingen en deelt de uitslag van de stemmingen mede.

Artikel 38. Waarnemend voorzitter

  • 1.

    Provinciale Staten benoemen een lid uit Provinciale Staten die met de waarneming van het voorzitterschap wordt belast, conform artikel 75 lid 1 Provinciewet.

  • 2.

    Voor de procedure tot benoeming van een waarnemend voorzitter wordt gebruikt gemaakt van een profielschets.

Artikel 39. Overdragen voorzitterschap

Indien de voorzitter bij de behandeling van een voorstel of onderdeel daarvan, met de verdediging waarvan hij zich belast, het woord voert, kan hij de voorzittersstoel verlaten en de leiding van de vergadering overdragen aan de waarnemend voorzitter.

Artikel 40. Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij Provinciale Staten ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. De stukken worden door plaatsing op de website van de provincie Overijssel ter kennis gebracht.

  • 2.

    Provinciale Staten stellen op voorstel van de Agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 41. Spreekregels

  • 1.

    De Statenleden spreken vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij interruptie, die als een vraag geformuleerd dient te zijn, maken de leden gebruik van de interruptiemicrofoons.

Artikel 42. Spreektijdregeling

Het Presidium kan besluiten dat voor de vergadering van Provinciale Staten spreektijden worden gehanteerd en hoe de spreektijdenregeling eruitziet.

Artikel 43. Volgorde sprekers

  • 1.

    Een Statenlid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord zoveel mogelijk in de volgorde waarin het gevraagd is via de sprekerslijst, met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement.

  • 3.

    Hij kan van deze volgorde in ieder geval afwijken wanneer een Statenlid het woord vraagt over:

    • a.

      een persoonlijk feit, onder een voorlopige aanduiding van het feit door dat lid;

    • b.

      de orde van de vergadering;

    • c.

      de vaststelling van het beslispunt van een onderwerp;

    • d.

      indien in overleg met de Agendacommissie bij loting of anderszins een sprekersvolgorde is vastgesteld.

  • 4.

    De voorzitter kan met instemming van de vergadering voor het bepalen van de volgorde van de sprekers afwijken van de volgorde van aanmelding.

Artikel 44. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten voortzetting wensen.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter duidelijk afgesloten.

  • 3.

    Een Statenlid mag in een termijn niet meer dan één keer het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het statenlid dat een amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

Artikel 45. Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van Provinciale Staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten meteen.

Artikel 46. Collegevoorstel

Een voorstel van het college van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten, dat aan Provinciale Staten is toegezonden, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van Provinciale Staten.

Artikel 47. Beraadslaging

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of van een Statenlid beslissen:

    • a.

      over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen;

    • b.

      over één of meer onderdelen van verschillende onderwerpen of voorstellen tegelijk te beraadslagen.

  • 2.

    Provinciale Staten kunnen bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 3.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een Statenlid genomen voordat met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt begonnen.

  • 4.

    Na raadpleging van de vergadering kan de voorzitter de beraadslagingen voor een door hem te bepalen tijd schorsen om Gedeputeerde Staten of de Statenleden de gelegenheid tot onderling nader beraad te geven. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 5.

    Amendementen en worden behandeld bij de beraadslaging over het onderdeel of artikel waarop zij betrekking hebben.

  • 6.

    Indien op hetzelfde onderwerp of voorstel meer dan één amendement of wordt ingediend, bepaalt de voorzitter, zo nodig na overleg met de vergadering, de volgorde waarin zij in behandeling zullen komen.

  •  

  •  

Artikel 48. Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten voortzetting wensen.

  • 2.

    De stemming over voorstellen, ingediende amendementen en moties vindt plaats na sluiting van alle geagendeerde beraadslagingen, tenzij geen stemming wordt gevraagd. Provinciale Staten kunnen hiervan afwijken.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen beslissing.

Artikel 49. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan of zonder stemming besluiten, heeft ieder Statenlid het recht een korte verklaring af te leggen over het voorgenomen stemgedrag. Ook bij een hamerstuk kan een stemverklaring worden afgegeven.

Artikel 50. Stemmingen over zaken

  • 1.

    De voorzitter kondigt een te houden stemming duidelijk aan. De leden stemmen van de hen op grond van artikel 36 toegewezen zitplaats.

  • 2.

    Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 3.

    In de vergadering aanwezige Statenleden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 4.

    Indien wel stemming wordt verlangd geschiedt dit elektronisch. Indien de elektronische stemmachine om technische redenen niet in werking gesteld kan worden, vindt stemming plaats door het opsteken van de hand.

  • 5.

    Een vergissing bij het uitbrengen van een stem kan worden hersteld totdat de voorzitter de stemming heeft gesloten. Bemerkt het Statenlid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Artikel 51. Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt na sluiting van de beraadslagingen eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 2.

    Indien twee of meer amendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 3.

    Wanneer over een aanhangig voorstel zowel een amendement als een motie zijn ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd. Vervolgens wordt het voorstel in stemming gebracht. Afsluitend wordt de motie in stemming gebracht.

  • 4.

    Indien over een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5.

    Indien een motie vreemd aan de orde van de dag is ingediend, wordt daarover gesproken nadat alle andere geagendeerde onderwerpen zijn behandeld. Indien twee of meer moties vreemd aan de orde van de dag zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde, waarin hierover zal worden gestemd. Indien de moties betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, dan geldt de regel dat de meest verstrekkende motie het eerst in stemming wordt gebracht.

Artikel 52. Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming moet plaatshebben over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, geschiedt deze schriftelijk door invulling en inlevering van stembriefjes door de ter vergadering aanwezige leden.

  • 2.

    Alvorens een schriftelijke stemming wordt gehouden, benoemt de voorzitter vier leden tot stemopnemers.

  • 3.

    Ieder ter vergadering aanwezig Statenlid dat zich niet op grond van artikel 28 Provinciewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren.

  • 4.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter hiervan afwijken.

  • 5.

    Voordat de stemopnemers de stembriefjes openen, onderzoeken zij of het aantal ingeleverde stembriefjes niet meer bedraagt dan het aantal Statenleden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid, bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet, dienen stembriefjes behoorlijk te zijn ingevuld. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over het al dan niet behoorlijk ingevuld zijn van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    De stemopnemers stellen de uitkomst van de stemming vast en maken deze bij monde van de eerst benoemde stemopnemer bekend.

  • 9.

    De griffier draagt er zorg voor dat de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd worden.

Artikel 53. Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer niemand bij de eerste schriftelijke stemming de volstrekte meerderheid verkrijgt, wordt een tweede vrije stemming gehouden.

  • 2.

    Is ook bij de tweede vrije stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt een herstemming gehouden tussen de twee personen, die het grootste aantal stemmen hebben gekregen, hetzij het grootste aantal en het op één na grootste aantal stemmen hebben gekregen.

  • 3.

    Indien na de tweede vrije stemming niet vaststaat over welke twee personen de herstemming moet plaatshebben, wordt bij een tussenstemming beslist wie van hen, die een gelijk grootste aantal stemmen verkregen, in herstemming komt of komen; wordt bij deze tussenstemming die beslissing niet verkregen, dan wordt hieromtrent bij het lot beslist.

  • 4.

    Staken bij herstemming of tussenstemming de stemmen, dan beslist terstond het lot.

Artikel 54. Beslissing door het lot

  • 1.

    Indien het lot moet beslissen worden de namen van hen, tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de eerst benoemde stemopnemer op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    De naambriefjes worden, nadat zij door de andere stemopnemers zijn gecontroleerd en in orde bevonden, op gelijke wijze behoorlijk toegevouwen, in een bus gedaan en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter één voor één naambriefjes uit de bus en deze worden voorgelezen.

  • 4.

    Indien het lot moet beslissen over de vraag, welke personen in herstemming komen, neemt de voorzitter twee naambriefjes uit de bus. De namen van de personen die op de getrokken naambriefjes staat vermeld, zijn voor die herstemming aangewezen.

  • 5.

    Indien het lot moet beslissen over de vraag, welke persoon mede in herstemming komt, is de persoon op het eerst uitgetrokken naambriefje vermeld, voor die herstemming aangewezen.

  • 6.

    In het geval van artikel 53, vierde lid, is de persoon, op het eerst getrokken naambriefje vermeld, benoemd, voorgedragen of aanbevolen.

Hoofdstuk 8 Rechten en instrumenten van Statenleden tijdens de vergadering van Provinciale Staten

Artikel 55. Vragenuur

  • 1.

    Een Statenlid kan tijdens het vragenuur mondeling vragen stellen aan de CdK en Gedeputeerde Staten over een actueel onderwerp.

  • 2.

    Het Statenlid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit middels een gemotiveerd verzoek onder aanduiding van het onderwerp voor 12:00 uur op de maandag voorafgaand aan de dag van de vergadering via de Griffie bij de voorzitter. Het Presidium beslist over agendering van verzoeken die na voornoemd tijdstip en voorafgaand aan de Presidiumvergadering zijn ontvangen.

  • 3.

    Vragen voor het vragenuur moeten kort en bondig (in 1 à 2 minuten) worden gesteld en toegelicht. Na de reactie van de CdK of Gedeputeerde Staten is er alleen voor de indiener gelegenheid om een vraag die niet, of onvolledig, is beantwoord opnieuw te stellen.

  • 4.

    Indien het vragenuur wordt toegevoegd op de agenda, dan vindt dit plaats direct aansluitend aan de vaststelling van de agenda als bedoeld in dit reglement.

  • 5.

    Indien er binnen vijf minuten tijdens de vergadering van Provinciale Staten geen beantwoording kan plaatsvinden, zal de beantwoording van de vraag schriftelijk worden nagezonden of zal het onderwerp voor een commissievergadering of latere vergadering van Provinciale Staten worden geagendeerd.

Artikel 56. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Een Statenlid kan aan de CdK of aan Gedeputeerde Staten schriftelijk vragen stellen.

  • 2.

    De vragen worden via de Griffie bij de voorzitter ingediend. De voorzitter draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van Provinciale Staten worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt plaats binnen vier weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen de termijn kan plaatsvinden, stellen de CdK of Gedeputeerde Staten de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De CdK of Gedeputeerde Staten zenden de antwoorden tegelijkertijd toe aan Provinciale Staten.

Artikel 57. Interpellatie

  • 1.

    Een Statenlid kan Provinciale Staten toestemming vragen om over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda als bedoeld in artikel 9, eerste lid, inlichtingen aan de CdK of Gedeputeerde Staten te vragen.

  • 2.

    Voorafgaand aan het indienen van het verzoek wordt het verzoek in het Presidium geduid en besproken.

  • 3.

    Voor 12:00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering wordt een verzoek voor een interpellatiedebat via de griffie schriftelijk ingediend bij de voorzitter, tenzij het spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet.

  • 4.

    Het verzoek omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede een korte toelichting dan wel motivering. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Provinciale Staten beslissen of, en zo ja, op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden of dat het debat op een andere vergadering geagendeerd wordt.

  • 6.

    Het Statenlid dat het interpellatieverzoek indient, is het eerst aan het woord voor zijn interpellatie.

  • 7.

    De gevraagde inlichtingen worden onmiddellijk daarna gegeven, tenzij bijzondere omstandigheden naar het oordeel van Provinciale Staten uitstel tot een volgende vergadering rechtvaardigen.

  • 8.

    Aansluitend worden de overige leden in de gelegenheid gesteld over het in de interpellatie behandelde onderwerp het woord te voeren.

Artikel 58. Amendement

  • 1.

    Amendementen waarvan het voornemen is om ze in te dienen, worden bij voorkeur op de maandag voorafgaand aan de dag van de vergadering voor 12.00 uur aangeleverd bij de griffie. Dit in verband met een zorgvuldige voorbereiding.

  • 2.

    Ieder Statenlid kan tot het moment dat de voorzitter conform artikel 48 lid 1 vaststelt dat het onderwerp voldoende is besproken, amendementen indienen.

  • 3.

    Een amendement heeft betrekking op één of meerdere beslispunten uit het ontwerpbesluit.

  • 4.

    Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 5.

    Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door Statenleden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 6.

    Elk amendement en elk voorstel wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 7.

    De eerste ondertekenaar is bevoegd in het amendement veranderingen aan te brengen dan wel het amendement in te trekken.

  • 8.

    Wijziging van een amendement is mogelijk tot aan het moment dat de beraadslaging over een onderwerp wordt gesloten.

  • 9.

    Intrekking van het amendement kan tot aan het moment dat de beraadslaging over een onderwerp wordt gesloten.

Artikel 59. Motie (vreemd aan de orde)

  • 1.

    Moties waarvan het voornemen is om ze in te dienen, worden bij voorkeur op de maandag voorafgaand aan de dag van de vergadering voor 12.00 uur aangeleverd bij de griffie. Dit in verband met een zorgvuldige voorbereiding.

  • 2.

    Moties vreemd aan de orde worden (omdat het een nieuw agendapunt betreft) op de maandag voorafgaand aan de dag van de vergadering voor 12.00 uur aangeleverd bij de griffie tenzij het spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet, zulks ter beoordeling van Provinciale Staten, gehoord het Presidium.

  • 3.

    Ieder Statenlid kan ter vergadering schriftelijk een motie bij de voorzitter indienen.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp vindt plaats tegelijk met de beraadslaging daarover. De behandeling van een motie vreemd aan de orde van de dag vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. De indiener van een motie vreemd aan de orde krijgt gelegenheid voor een korte toelichting (1 à 2 minuten). Vervolgens reageert het College van Gedeputeerde Staten waarna de indiener eventueel nog kan reageren. Tenslotte is er desgewenst nog gelegenheid voor Statenleden van andere fracties voor verduidelijkende vragen of een specifiek punt voor debat. Aanwezige Statenleden die alleen hun standpunt over de motie vreemd willen aangeven doen dat niet tijdens de behandeling, maar kunnen dat desgewenst doen door een korte stemverklaring bij de stemming.

  • 5.

    Indien een motie is ingediend, kunnen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter of één van de leden besluiten de stemming over de motie aan te houden en het college van Gedeputeerde Staten in de gelegenheid stellen om Provinciale Staten over een preadvies voor te leggen ten behoeve van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.

Artikel 60. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een Statenlid kan schriftelijk via de Griffie bij de voorzitter een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2.

    De griffier brengt het voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten worden in de gelegenheid gesteld binnen vijf weken schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van Provinciale Staten te brengen.

  • 4.

    Nadat Gedeputeerde Staten schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van Provinciale Staten hebben gebracht of kenbaar hebben gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende commissievergadering geplaatst.

  • 5.

    Vervolgens plaatst de Agendacommissie het initiatiefvoorstel op de concept agenda voor Provinciale Staten. De behandeling van het voorstel in Provinciale Staten vindt plaats voordat alle op de agenda voorkomende onderwerpen of voorstellen worden behandeld, doch vóór het vragenuur, tenzij Provinciale Staten oordelen dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel wordt behandeld.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 61. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van dit reglement beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter, dan wel in spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling aan de voorzitter, beslist de voorzitter.

Artikel 62. Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 16 maart 2023.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor Provinciale Staten van Overijssel 2019.

Artikel 63. Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als Reglement van Orde voor Provinciale Staten van Overijssel 2023.

Zwolle,

Provinciale Staten voornoemd,

voorzitter,

griffier,

Toelichting Reglement van Orde voor de Provinciale Staten van Overijssel 2023

Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de (belangrijkste) veranderingen binnen het reglement. Enkel de artikelen die toelichting behoeven, naar aanleiding van de actualisatie, zijn opgenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsomschrijving

In het reglement is een definitie toegevoegd over de Infosessiedag. Met betrekking tot de Statencommissiedag is aangepast dat deze dagen zijn bedoeld voor commissievergaderingen en niet voor infosessies.

 

Artikel 4 Burgerlid

Dit is een nieuw artikel waarin de bepalingen over het Burgerlid zijn opgenomen. Deze bepalingen stonden voorheen op diverse plekken in het Reglement.

 

Hoofdstuk 2 Toelating nieuwe leden en fracties en benoeming gedeputeerden

 

In dit hoofdstuk zijn ook bepalingen opgenomen over de benoembaarheid van gedeputeerden. De titel van dit hoofdstuk is daar op aangepast.

 

Artikel 5. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

De benoeming van een nieuw lid gebeurt door de voorzitter van het Centraal Stembureau. Provinciale Staten laten een nieuw (benoemd) lid toe. De beëdiging kan plaatsvinden in een andere Statenvergadering dan die waarin wordt besloten omtrent toelating. De bepaling dat dit in dezelfde Statenvergadering moet gebeuren is verwijderd.

 

Artikel 6. Onderzoek benoembaarheid gedeputeerden

De leden van de commissie benoembaarheid gedeputeerden worden benoemd door Provinciale Staten (en niet gekozen door het Presidium). Omdat er van rechtswege altijd een waarnemend voorzitter is van Provinciale Staten (artikel 75 lid 1 Provinciewet) is de bepaling dat de leden uit hun midden een voorzitter aanwijzen ‘indien nog geen waarnemend voorzitter is benoemd’, geschrapt.

Het opleggen van geheimhouding over de conclusies uit het externe onderzoek naar integriteitsrisico’s is een zelfstandige bevoegdheid van de CdK. Het is niet mogelijk om de CdK bij RvO te verplichten tot het opleggen van geheimhouding.

Toegevoegd is dat de CdK de mogelijkheid heeft om, indien wenselijk, extra advies te vragen aan een extern adviseur over het integriteitsrapport.

 

Artikel 7. Fracties

In lid 3 is opgenomen dat een fractie kan besluiten om haar naam te wijzigen. De fractienaam moet wel voldoen aan de eisen gesteld in artikel G 3, vierde lid van de Kieswet. Dit komt er op neer dat de naam van de nieuwe fractie onder meer wordt geweigerd als deze in strijd is met de openbare orde. Ook een van een fractie afgesplitste eenheid is vrij in het kiezen van een naam. Voorheen werd een afgesplitste eenheid aangemerkt als Groep maar omdat er juridisch geen onderscheid is tussen groepen en fracties kan de term groep vervallen en wordt een afgesplitste eenheid ook gezien als fractie.

 

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen voor de Statencommissiedag en vergaderingen van Provinciale Staten

 

Artikel 13 Videoverslag en Besluitenlijst

Dit artikel is aangescherpt door de formulering dat er een videoverslag en besluitenlijst komt van de openbare vergadering van Provinciale Staten en alleen een videoverslag van de commissievergadering.

 

Artikel 16. Schorsing en verdaging

Van schorsing is sprake als de vergadering op een later moment wordt voortgezet al dan niet op dezelfde dag. Bij verdaging wordt de vergadering niet hervat maar in zijn geheel verplaatst.

 

Hoofdstuk 4 Besloten vergaderingen

 

Artikel 17. Besloten vergadering

De bepalingen dat de vergaderingen van Provinciale Staten en commissies in beginsel in het openbaar worden gehouden, dat de deuren worden gesloten wanneer ten minste één tiende van de aanwezige leden het vorderen of de voorzitter het nodig oordeelt en dat de aanwezige leden van de commissievergadering respectievelijk vergadering van PS vervolgens beslissen of met gesloten deuren zal worden vergaderd, zijn overbodig in het RvO omdat dit al in de Provinciewet is vastgelegd.

 

Artikel 18 Geheimhouding

In dit artikel is verwijderd dat Provinciale staten geheimhouding kunnen opleggen, dat geheimhouding eveneens kan worden opgelegd door GS, CdK en een commissie en geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet tijdig door PS wordt bekrachtigd. Deze bepalingen zijn overbodig aangezien dit al in de Provinciewet is vastgelegd.

Ook is verwijderd dat geheime stukken in een gesloten envelop of per beveiligde email verzonden kunnen worden. Geheime stukken liggen alleen ter inzage bij de Griffie voor statenleden.

 

Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen omtrent de informatiebijeenkomst (beeldvorming)

 

Artikel 20 Doel informatiebijeenkomst

In lid 2 is aansluiting gezocht bij de actualiteit en is als uitgangspunt opgenomen dat infosessies digitaal plaatsvinden.

 

Artikel 21 Deelname

In dit artikel is verwijderd dat ‘indien sprake is van een besloten informatiebijeenkomst, Statenleden en burgerleden kunnen deelnemen’. Beslotenheid heeft geen juridische waarde omdat een informatiebijeenkomst geen commissievergadering is. Daarnaast zijn infosessies per definitie niet openbaar.

 

Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen omtrent de commissievergadering (oordeelsvorming)

 

Artikel 25 Deelname

In lid 3 is verduidelijkt dat per onderwerp één lid als woordvoerder optreedt. De bepaling dat leden van het College van Gedeputeerde Staten door de Agendacommissie uitgenodigd kunnen worden om deel te nemen aan een commissievergadering is vervallen. Leden van het College van Gedeputeerde Staten hebben een onvervreemdbaar recht om aan de vergadering van een artikel 80-commissie deel te nemen.

 

Artikel 26. Inspreekrecht inwoners

In dit artikel is toegevoegd dat het woord niet kan worden gevoerd over onderwerpen waarover op een ander moment gelegenheid is geweest om gebruik te maken van het inspreekrecht. Deze andere momenten moeten dan wel het karakter hebben van een commissievergadering (oordeelsvorming).

 

Artikel 27. Voorzitterschap

In het Reglement stond dat Provinciale Staten vier commissievoorzitters benoemen. Gelet op de ervaringen van afgelopen jaren is dat te weinig en is dit gewijzigd in ‘minimaal vier’.

 

Artikel 28. Mondelinge vragen

In het reglement waren geen bepalingen opgenomen over de procedure van indienen en behandelen van mondelinge vragen in de commissievergadering. Dit is aangepast.

 

Hoofdstuk 7 Bijzondere bepalingen omtrent de vergadering van Provinciale Staten (besluitvorming)

 

Artikel 38. Waarnemend voorzitter

Voor de functie van waarnemend voorzitter wordt een profielschets opgesteld. De waarnemend voorzitter wordt gekozen aan de hand van die profielschets.

 

Artikel 40. Opening vergadering; quorum (oud)

In de Provinciewet is geregeld dat wanneer de Statenvergadering niet kan worden geopend, de CdK, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering belegt tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. Dit hoeft niet ook te worden opgenomen in het RvO. Dit artikel is vervallen.

 

Artikel 42. Spreektijdregeling

De bepalingen over de spreektijdenregeling kunnen vervallen omdat tijdens de Statenvergadering in principe niet met spreektijden wordt gewerkt met uitzondering van bijvoorbeeld de bespreking van de Begroting en de Perspectiefnota. Er is daarom gekozen voor een algemene bepaling waarin staat dat het Presidium kan afspreken dat spreektijden worden gehanteerd en hoe de spreektijdenregeling eruit ziet.

 

Artikel 43. Volgorde sprekers

De voorzitter verleent aan een lid het woord voor een persoonlijk feit niet dan na een voorlopige aanduiding van het feit door dat lid. Een persoonlijk feit moet betrekking hebben op een bejegening van een lid tijdens de vergadering die hij als kwetsend heeft ervaren (lid 3a).

 

Artikel 50. Stemming over zaken

De in lid 4 genoemde stemming kan zowel door de voorzitter als door één van de leden worden verlangd. De in het oude Reglement opgenomen bepaling dat stemming digitaal gebeurt, is vervangen door elektronisch stemmen. Een vergissing bij het uitbrengen van een stem kan worden hersteld totdat de stemming is gesloten (bij elektronisch stemmen).

 

Artikel 53. Stemming bij hoofdelijke oproeping (oud)

Dit artikel is geschrapt. Hoofdelijk stemmen kan maar op één manier en dat gebeurt elektronisch (artikel 52). Artikel 53 was gebaseerd op artikel 32 lid 2 Provinciewet. Toen die tot stand kwam kon men alleen vocaal (dus hoorbaar) voor en tegen stemmen. Met de elektronische stemmachines wordt nu invulling gegeven aan art. 32 lid 2 Provinciewet. Dat betekent dan wel dat vocaal voor en tegen stemmen niet meer aan de orde is. Artikel 53 RvO kan dus worden geschrapt.

 

Artikel 52. Stemming over personen

Dit artikel is aangepast met betrekking tot de bepaling dat de stembriefjes worden vernietigd zonder deze te openen en er een nieuwe stemming wordt gehouden indien het aantal ingeleverde stembriefjes niet gelijk is aan het aantal statenleden dat verplicht is een stembriefje in te leveren. Dit kan immers leiden tot onwerkbare situaties indien een lid een stembriefje verscheurt of niet inlevert. Een Statenlid maakt uiteindelijk zelf de keuze om al dan niet een (schriftelijke) stem uit te brengen. Niemand kan hem daartoe dwingen dus het aantal ingeleverde stembriefjes hoeft niet gelijk te zijn aan het aantal aanwezige statenleden.

 

Hoofdstuk 8 Rechten en instrumenten van Statenleden tijdens de vergadering van Provinciale Staten

 

Artikel 55. Vragenuur

In dit artikel is aangesloten op de bestaande afspraak dat vragen voor het vragenuur op de maandag voorafgaand aan de vergadering voor 12.00 uur worden ingediend (lid 2). Omdat het vragenuur er niet voor is bedoeld dat leden vragen kunnen stellen aan andere statenleden is deze mogelijkheid geschrapt.

 

Artikel 57. Interpellatie

De Provinciewet geeft een Statenlid het recht om een interpellatieverzoek in te dienen. Vervolgens beslissen Provinciale Staten op dit verzoek. Voorafgaand aan het indienen van het verzoek wordt het verzoek in het Presidium slechts geduid en besproken maar Presidium kan niet beslissen of zij dit verzoek zullen ondersteunen. Provinciale Staten beslissen op dit verzoek. Fracties stemmen niet, doch individuele statenleden (Provinciewet artikel 27: de leden stemmen zonder last…).

Het tijdstip van indienen van het interpellatieverzoek is aangepast van 17.00 u. naar 12.00 u. (consistent met het aanleveren van moties en vragen vragenuur).

 

Artikel 58. Amendement

Met de keuze van Provinciale Staten om al dan niet een besluit te nemen over een amendement wordt impliciet aangegeven of een amendement (on)toelaatbaar is. De hierover opgenomen bepaling in het RvO is geschrapt. Ook is een extra lid (1) opgenomen dat aansluit op de bestaande afspraak dat het de voorkeur heeft om amendementen op de maandag voorafgaand aan de vergadering voor 12.00 uur worden aangeleverd bij de griffie. Op deze manier is er tijd voor zorgvuldige voorbereiding en onderlinge afstemming. Omdat in de praktijk niet wordt gewerkt met subamendementen, is die term geschrapt uit het Reglement. Een amendement kan worden geamendeerd met een nieuw amendement.

De bepaling dat de eerste ondertekenaar bevoegd is om, nadat de beraadslaging is gesloten, uitsluitend met toestemming van Provinciale Staten veranderingen aan te brengen in het amendement, is geschrapt. Deze werkwijze is onwerkbaar en niet praktisch want hierin kan onder andere ook worden gelezen dat Provinciale Staten tijdens de stemming toestemming kunnen verlenen tot verandering van een amendement.

Aan dit artikel is toegevoegd dat een amendement betrekking heeft op één of meerdere beslispunten uit het ontwerpbesluit (lid 3), wijziging van een amendement mogelijk is tot aan het moment dat de beraadslaging over een onderwerp wordt gesloten (lid 8) en intrekking van het amendement kan tot aan het moment waarop de voorzitter de stemming over een onderwerp aan de orde stelt (lid 9).

 

Artikel 59. Motie

In het reglement is aansluiting gezocht bij de bestaande afspraak dat het de voorkeur heeft om moties op de maandag voorafgaand aan de vergadering voor 12.00 uur worden aangeleverd bij de griffie. Op deze manier is er tijd voor zorgvuldige voorbereiding en onderlinge afstemming. Voor moties vreemd aan de orde geldt dat het een nieuw agendapunt betreft op de agenda van Provinciale Staten. Daarom geldt voor een motie vreemd wel dat ze op de maandag voorafgaand aan de vergadering voor 12.00 uur worden aangeleverd bij de Griffie. Als een spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet, dan wordt dat in het Presidium voorafgaand aan Provinciale Staten gemeld en bespreekt het Presidium hoe hiermee wordt omgegaan.

 

Artikel 60. Initiatiefvoorstel

De bepaling dat ieder Statenlid het recht heeft voorstellen aan Provinciale Staten te doen, die buiten de agenda vallen, is geregeld in Provinciewet. Een initiatiefvoorstel wordt via de Griffie ingediend bij de voorzitter en de griffie brengt het voorstel ter kennis van Gedeputeerde Staten die de gelegenheid hebben om binnen vijf weken wensen en bedenkingen kenbaar te maken over het voorstel. Vervolgens vindt behandeling plaats in de commissie en in de vergadering van Provinciale Staten.