Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Toegang tot Maatschappelijke Opvang, Beschermd Wonen en Beschermd Thuis Westfriesland 2023 |
Citeertitel | Nadere regels Toegang tot Maatschappelijke Opvang, Beschermd Wonen en Beschermd Thuis Westfriesland 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
in het besluit staat vermeld dat deze inwerking treedt op 1 januari 2023
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2023 | nieuwe regeling | 20-12-2022 | 2007941 |
Het college van Burgemeester en Wethouders;
gelezen het voorstel van Zorg & Samenleving 20 december 2022;
1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
4. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2023
5. Convenant landelijke toegankelijkheid opvang
Nadere regels Toegang tot Maatschappelijke Opvang, Beschermd Wonen en Beschermd Thuis Westfriesland 2023
De doordecentralisatie van Beschermd Wonen (BW) en Beschermd Thuis (BT) wordt op basis van landelijk vastgestelde kaders ingevuld. Alle Westfriese gemeenten zijn als gevolg van de landelijke doordecentralisatie inhoudelijk verantwoordelijk voor BW en BT, eerder was dit alleen een verantwoordelijkheid voor Hoorn voor de regio Westfriesland. Het landelijk besluit over de doordecentralisatie van Maatschappelijke Opvang (MO) is uitgesteld tot tenminste 2026.
De financiële verantwoordelijkheid voor BW en BT wordt per 2024 overgedragen aan alle gemeenten. In Westfriesland is besloten tot een voortgaande lijn in de samenwerking: de Westfriese gemeenten blijven de taken voor BW en BT ook na de doordecentralisatie gezamenlijk uitvoeren. Gemeente Hoorn is door de zes Westfriese gemeenten gemandateerd tot het behandelen van aanvragen en het nemen van besluiten op het gebied van MO, Beschermd Wonen (BW) en Beschermd Thuis (BT) en het vaststellen van nadere regels. Het regionaal toegangsteam (RT) behandelt de aanvragen en neemt besluiten in dit kader.
1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Aanvrager: In het kader van landelijke toegankelijkheid gebruiken we de term ‘aanvrager’. Een persoon uit onze regio, die een aanvraag doet bij een andere gemeente dan de zeven Westfriese gemeenten in het kader van de landelijke toegankelijkheid. Of een persoon die bij het Regionaal Toegangsteam (RT) een aanvraag doet en uit een andere regio komt. De term ‘inwoner’ werkt verwarrend in dit kader, wat maakt dat er is gekozen voor de term ‘aanvrager’.
Beschermd Thuis (BT): Wonen in een eigen, zelfstandige (huur)woning met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Beschermd Wonen (BW): wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Eerste opvang: Gemeente Hoorn is verantwoordelijk voor het bieden van eerste opvang als iemand van binnen of buiten Westfriesland zich meldt in een crisissituatie. De verantwoordelijkheid voor eerste opvang geldt ook voor iemand die de thuissituatie heeft verlaten in verband met acute risico’s voor de eigen veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en er niet direct een plek in de vrouwenopvang beschikbaar is. Dit kan iemand van binnen of buiten Westfriesland zijn. Als er bij een spoedeisende situatie geen plaats is in de MO, zoekt het RT (binnen kantoortijden) of de indicatiesteller van eerste opvang buiten kantoortijden met de inwoner/aanvrager een tijdelijk passende alternatieve oplossing.
Landelijke toegankelijkheid: In de wet is opgenomen dat een inwoner van Nederland zich in alle gemeenten kan melden voor BW en voor MO op het moment dat de inwoner hier aanspraak op wil maken. De gemeente waar iemand zich meldt, doet onderzoek naar de hulpvraag en beoordeelt op basis van de vastgestelde criteria of er een succesvol traject gevolgd kan worden.
i(Maatschappelijke) Opvang (MO): Onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie (onvrijwillig) hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met acute risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
Zelfredzaamheid: Het vermogen van mensen om zichzelf te redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Zelfredzame inwoners zijn in staat tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Ze kunnen zich handhaven al dan niet met sociaal netwerk op de volgende levensgebieden:
Zelfstandige woning: Een zelfstandige woning is een woning met een eigen toegangsdeur die de bewoner van binnen en buiten op slot kan doen. In de woning moeten in elk geval aanwezig zijn: een eigen woon(slaap)kamer een eigen keuken met aanrecht, aan- en afvoer voor water en een aansluitpunt voor een kooktoestel een toilet met waterspoeling.
Perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de wet, dat wil zeggen een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn onderzocht en zijn vastgelegd samen met de resultaten waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken.
Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 4 Melding hulpvraag en het onderzoek MO, BW en BT
Artikel 6. Onderzoek, gesprek, perspectiefplan
Wanneer MO, BW of BT wordt toegekend, maken de inwoner en de zorgaanbieder binnen de kaders van het perspectiefplan op basis van de resultaten afspraken hoe de ondersteuning eruit gaat zien. Het RT onderzoekt in geval van BW en BT binnen welk profiel en met welke intensiteit een arrangement kan worden aangeboden aan een client. De onderbouwing hiervan wordt vastgelegd in het perspectiefplan.
Het ingevulde perspectiefplan wordt door de medewerker en de inwoner ondertekend. Het (ondertekende) perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van BW, BT, door inwoner of door het RT, gedeeld met de betrokken aanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.
Artikel 14. Besluit en vervolg
Het RT heeft de bevoegdheid en taak om waar nodig (bijvoorbeeld bij escalatie, conform AVE -methodiek) een aanvullend evaluatiemoment met inwoner en betrokken partijen in te plannen om de voortgang te bespreken en nieuwe afspraken te maken. Dit kan gebeuren op verzoek van de procesregisseur, zorgaanbieder of de inwoner.
Artikel 15. Herindicatie MO, BW of BT
Inwoner dient, indien nodig met ondersteuning van begeleiding, acht weken voor de einddatum van de indicatie een verzoek in voor herindicatie bij het RT indien hij BW of BT wenst. Voor MO geldt een periode van zes weken voor de einddatum van de indicatie. Dit artikel is niet van toepassing op een indicatie voor eerste opvang. Voor eerste opvang geldt een afwijkende procedure (artikel 3 en 4).
Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 17. Vereiste Pgb-vaardigheden
a. Kwaliteit van het persoonlijk budgetplan
Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het perspectiefplan te kunnen vertalen in een persoonlijk budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het persoonlijk budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:
Een budgethouders moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
In staat zijn om de doelstellingen in het ondersteuningsplan te volgen en te bewaken. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
d. Werkgeverschap (3 dagen ondersteuning of meer)
De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
Als de budgethouder niet zelf het pgb kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert. In de Wmo zijn de beheerder en de persoon die de ondersteuning levert niet dezelfde De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde. Aan de beheerder stellen we de volgende eisen:
Artikel 18. Kwaliteit in te kopen ondersteuning bij verstrekkingsvorm Pgb
De kwaliteit van de in te kopen of ingekochte ondersteuning is belangrijk om de doelen en resultaten die in het ondersteuningsplan zijn opgesteld effectief in te zetten en uiteindelijk tot een goed eindresultaat te leiden. In de wet is als basiseis geformuleerd dat de ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en inwonergericht moet worden verstrekt. De eisen zoals geformuleerd in de wet behoeft vertaling naar werkbare eisen, waarover duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden. Om te kunnen spreken van goede kwaliteit van ondersteuning worden in aanvulling op artikel 9 van de verordening de volgende eisen gesteld:
Eisen voor niet-professionele ondersteuning:
Eisen voor professionele ondersteuning:
Artikel 19. Pgb-toetsgesprek en een (tussentijdse) evaluatiegesprek door het RT
Het pgb-toetsgesprek is een goed middel om vooraf te beoordelen of de budgethouder en/of budgetbeheerder pgb-vaardig zijn en of het pgb juist besteed gaat worden. Een toekomstig budgethouder kan zich door het RT laten informeren over de taken en verantwoordelijkheden als budgethouder. Alleen als de toekomstig budgethouder en de budgetbeheerder, als er sprake is van een vertegenwoordiger of gemachtigde, aanwezig zijn kan een pgb-toetsgesprek plaatsvinden. De eisen die gesteld worden voor een effectief pgb-toetsgesprek zijn:
Een evaluatiegesprek is noodzakelijk om te onderzoeken hoe de budgethouder en de zorgverlener werken aan de doelstelling. Tijdens een evaluatiegesprek kunnen de doelen bijgesteld worden en zo ook het budget. Uitgaande van een indicatietermijn van één jaar zou op de helft van de termijn een evaluatiegesprek moeten plaatsvinden teneinde nog te kunnen bijsturen op de doelen die gesteld zijn.
Als na het eerste jaar blijkt dat ondersteuning nog nodig is kan het pgb gecontinueerd worden. Dit kan pas als vastgesteld is dat het pgb effectief is ingezet, de zorgverlener de juiste activiteiten levert en er geen budgetoverschrijding is. Pas dan kan een tweede indicatietermijn worden afgegeven voor twee jaar. Voor alle termijnen geldt:
Artikel 21 Terug- en invordering
Het college houdt zich het recht voor terug te vorderen bij een budgethouder, zijn budgetbeheerder of de aanbieder in geval van schuld of mede-schuld bij oneigenlijk gebruik, onrechtmatige besteding, misbruik of fraude bij opzettelijke verwijtbaarheid van de zijde van de cliënt als de budgethouder, budgetbeheerder of aanbieder daaraan heeft meegewerkt.
Het RT kan, indien er zeer dringende redenen zijn, in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze nadere regles, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 25. Inwerkingtreding en Citeertitel
Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris, de burgemeester,
Bijlage 1: Hoogte eigen bijdrage MO
In de nachtopvang wordt een vast tarief betaald per nacht. Indien de instelling aan de inwoner voeding verstrekt, wordt de bijdrage vermeerderd met een bedrag voor voeding.
Bijlage 2: Landelijke toegankelijkheid MO en BW
Hoofdstuk 1. Landelijke toegankelijkheid MO
Wanneer beschreven staat ‘bepaalde gemeente of regio’, dan betreft dit een gemeente of regio buiten de zeven Westfriese gemeenten.
Indien het RT vaststelt dat de aanvrager, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is.
Indien het RT de woonplaats van de inwoner voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 5 voert het RT het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het RT niet tot overeenstemming komt met de in lid 5 bedoelde gemeente of regio.
of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de aanvrager en/of actuele criminele activiteiten van de inwoner en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de aanvrager.
Overdracht van inwoner en inwonergegevens
Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het RT, zoals bedoeld in artikel 4 lid 14, dan vindt de overdracht van de gegevens én de aanvrager direct plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.
Verschil van mening tussen gemeenten
Hoofdstuk 2. Landelijke toegankelijkheid BW
In het besluit van het RT worden in ieder geval de zorginhoudelijke argumenten genoemd. Dit is van belang voor een mogelijke bezwaarprocedure van de aanvrager en voor het voorleggen van een geschil tussen gemeenten, aan de geschillencommissie. Onderzoek en besluit worden binnen 6 weken door het RT afgerond.
Als de wensgemeente positief besluit, maar de aanvrager op een wachtlijst plaatst, dan moet die gemeente besluiten of overbruggingszorg noodzakelijk is. Totdat de geschikte plek beschikbaar is, levert de instelling waar de aanvrager op dat moment verblijft de eventuele overbruggingszorg. De gemeente van herkomst is verantwoordelijk voor de financiering. Als een aanvrager in een behandelsetting (zorginstelling, forensische penitentiaire kliniek) verblijft vindt overleg plaats over de datum van uitstroom. Als de aanvrager al gebruik maakt van een plek in een voorziening voor Beschermd Wonen, blijft de bestaande situatie gehandhaafd tot de geschikte plek in de wensgemeente beschikbaar is.
Het kan voorkomen dat een aanvrager uit gemeente A bewust tijdelijk in een instelling in een andere gemeente B verblijft. ‘Tijdelijk verblijf’ is verblijf korter dan een jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de aanvrager terug te laten keren naar een instelling van gemeente A. Of om uitstroom te realiseren. Gemeente A financiert in dit geval de plek voor de aanvrager in gemeente B. Dit maakt het tijdelijke verblijf mogelijk. Deze vorm van tijdelijk verblijf valt verder buiten de afwegingen van deze beleidsregels.
Als uit het onderzoek bij de gemeente van aanmelding (gemeente A) volgt dat het BW het beste in een andere wensgemeente B kan plaatsvinden of als een aanvrager zelf naar wensgemeente B gaat, neemt de aangewezen contactpersoon van gemeente A contact op met de aangewezen contactpersoon van de andere wensgemeente B:
Bijlage 3: Onderzoeksvragen in het kader van landelijke toegankelijkheid
De gemeente (of regio) die het onderzoek uitvoert, onderzoekt in welke gemeente (of regio) een traject in de MO de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen in beginsel het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de aanvrager.
De volgende aspecten a t/m e dienen in elk geval daarbij aan de orde te komen. Daarbij is van belang dat de onderzoeksresultaten zoveel mogelijk gestaafd worden met feiten (waar mogelijk met schriftelijke bevestigingen) om tot een gemotiveerd besluit te komen.
In welke mate is er sprake van een sociaal netwerk, welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner (‘ondersteunend netwerk’)? Waaruit bestaat de ondersteuning, nu en in de toekomst? Draagt een traject in een bepaalde gemeente of regio eraan bij dat deze invloed in belangrijke mate wordt benut?
In welke mate is er sprake van een sociaal netwerk, welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner (‘negatief netwerk’)? Welke negatieve invloed heeft dit sociaal netwerk naar verwachting op de inwoner en in welke mate? Draagt een traject in een bepaalde gemeente of regio er naar verwachting aan bij dat deze invloed wordt voorkomen of in belangrijke mate wordt beperkt?
c. Bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs
d. Lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten
e. Actuele criminele activiteiten en/of maatregelen