Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oost Gelre

Beleidsregels Jeugdhulp 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOost Gelre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp 2023
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Oost Gelre 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-02-2023nieuwe regeling

07-02-2023

gmb-2023-65902

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp 2023

Hoofdstuk 1 Inleiding

De gemeente is verantwoordelijk voor bijna alle vormen van jeugdhulp. De gemeentelijke taken zijn vastgelegd in de Jeugdwet. Deze wet regelt de verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen en jongeren (jeugdigen) en hun ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Deze beleidsregels bieden duidelijkheid aan de inwoners én medewerkers van de gemeente Oost Gelre. Oftewel ‘hoe’ de gemeente Oost Gelre uitvoering geeft aan de Jeugdwet en de verordening. Deze beleidsregels vormen het toetsingskader om te bepalen waar hulp echt nodig is. In deze beleidsregels wordt onder meer beschreven hoe de procedure loopt, hoe de gemeente een aanspraak op jeugdhulp beoordeelt en welke vormen van jeugdhulp er zijn.

 

Jeugdhulp kent de volgende definitie:

 

  • 1.

    Ondersteuning van, en hulp en zorg (niet zijnde preventie) aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders.

  • 2.

    Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 3.

    Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychische aandoening of beperking, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van 18 jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

Zoals benoemd in de beleidsnota sociaal domein Samen Sterk in Oost Gelre (2023-2026) willen we als gemeente doen wat echt nodig is voor onze inwoners. Wij vertrouwen in de kracht van het gezin. Wij ondersteunen ouders/verzorgers en kinderen met een breed (preventie) aanbod. Met als doel ouders en kinderen te ondersteunen in de dagelijkse vragen rondom opvoeden. Dat een gezin een uitdaging heeft, wil niet zeggen dat er ook meteen een groot probleem is. Er zijn diverse voorliggende en algemeen/vrij toegankelijke voorzieningen binnen de gemeente Oost Gelre. Een van de bekendste vormen van voorliggende voorzieningen is het Ondersteuningsteam Oost-Achterhoek dat naast Oost Gelre ook werkzaam is voor gemeente Aalten en gemeente Winterswijk (verder: Ondersteuningsteam).

 

Ondersteuningsteam

Het Ondersteuningsteam biedt antwoord op vragen over opgroeien en opvoeden. Ook biedt het team kortdurende ondersteuningstrajecten aan kinderen/jongeren (0-23 jaar) en/of hun gezin wanneer er problemen zijn. Het team begeleidt het gezin zoveel mogelijk zelf, in en met hulp bij hun eigen omgeving. Steeds vaker zijn medewerkers van het Ondersteuningsteam actief binnen huisartsenparktijken als praktijkondersteuner jeugd. Daarnaast heeft elke school en kinderopvangorganisatie binnen onze gemeente een vast aanspreekpunt vanuit het Ondersteuningsteam. Inzet door het Ondersteuningsteam is altijd voorliggend of aanvullend op individuele voorzieningen vanuit de Jeugdwet.

 

Maatwerk

Wanneer de vragen of problemen niet kunnen worden beantwoord of opgelost met de voorliggende voorzieningen wordt opgeschaald naar meer specialistische hulp of maatwerk.

 

Als er aanspraak mogelijk is op de Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of als er een recht op zorg is vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of Passend Onderwijs bestaat, wordt in principe geen individuele voorziening vanuit de Jeugdwet verstrekt. De gemeente moet in haar onderzoek naar specialistische hulp of maatwerk nagaan of de melding of aanvraag thuishoort bij de Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 De procedure

Hulpvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het Ondersteuningsteam. Zij zijn het eerste aanspreekpunt. Soms blijkt na een korte vraagverheldering dat informatie en advies voldoende is voor de jeugdige en zijn/haar ouders om het probleem op te lossen. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt wordt verder onderzoek gedaan door het Ondersteuningsteam. Wanneer het Ondersteuningsteam vermoedt dat er specialistische jeugdhulp nodig is of dat er vermoedens van onveiligheid zijn, wordt dit door een jeugdconsulent verder opgepakt. De jeugdconsulent is onderdeel van het Sociaal Team van de gemeente en werkt ook volgens een brede gezinsgerichte intake.

 

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Jeugdigen en/of de ouders hebben recht op onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, wonen, werk en inkomen. De cliëntondersteuning die door de gemeente wordt aangeboden is gratis.

Voorafgaand aan het onderzoek wijst de gemeente de jeugdige en ouders op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning, dit wordt zowel vermeld in de beschikking als mondeling aan jeugdige en ouders.

 

Woonplaatsbeginsel

Met het woonplaatsbeginsel kan vastgesteld worden welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp aan een jeugdige. Die verantwoordelijkheid ligt bij de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP). Deze definitie is van toepassing voor jeugdhulp zonder verblijf. Bij jeugdhulp met verblijf is de gemeente verantwoordelijk waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaande aan zijn verblijf zijn woonadres had (in de zin van de Wet basisregistratie personen). Het vaststellen van het woonplaatsbeginsel maakt daarom onderdeel uit van het (voor)onderzoek. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft dus verantwoordelijk voor de jeugdige en voor de kosten van de jeugdhulp voor deze jeugdige.

 

Onderzoek (gesprek)

Een gesprek is het uitgangspunt tijdens het onderzoek naar de situatie van de jeugdige en/of ouders. Dit gesprek kan onder meer in de vorm van een brede gezinsgerichte intake. Tijdens de intake worden alle levensgebieden besproken en daarbij wordt ook steeds meer met ouders gekeken naar gezinspatronen. Ook wordt besproken / uitgezocht hoe het gezag geregeld is. Het gesprek met de jeugdige en/of ouders wordt gevoerd door een lid van het Ondersteuningsteam of een jeugdconsulent. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. Hierin staat ook de eventuele jeugdhulp die geadviseerd wordt. Dit wordt teruggekoppeld aan de jeugdige en/of zijn ouders.

 

Signalen van onveiligheid

Alle professionals die door de gemeente ingezet worden voor jeugdhulp, moeten zich houden aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn vanuit de meldcode ook binnen Oost Gelre aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld en kindermishandeling opgeleid. Bij hen kan er door zowel het Ondersteuningsteam als de jeugdconsulenten advies worden ingewonnen als er vermoedens van onveiligheid zijn. Een belangrijke stap in de meldcode is dat er met de ouders en/of jeugdige een gesprek wordt gevoerd om de signalen te bespreken.

 

Resultaat van onderzoek: het familiegroepsplan

De Jeugdwet definieert het familiegroepsplan als een hulpverleningsplan (daar waar het gaat om jeugdhulp) of een plan van aanpak (bij een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering).

Ouders, familieleden en anderen in de omgeving van de jeugdige krijgen hiermee de mogelijkheid om mee te denken en te helpen aan een oplossing. Hierdoor krijgen ouders, gezinnen en hun netwerk de mogelijkheid om de regie te voeren over de hulp die zij nodig hebben. Hoe het plan eruit ziet, mogen gezinnen zelf bepalen. Leden van het Ondersteuningsteam kunnen gezinnen ondersteunen bij het opstellen van het plan. Het is nooit verplicht om een familiegroepsplan op te stellen. Tevens worden de beoogde resultaten op de verschillende leefdomeinen vastgesteld. Dit alles om een effectieve ondersteuning aan de ouders/jeugdige mogelijk te maken. Uiteindelijk resulteert dit in de vaststelling van welke resultaten behaald moeten worden.

 

Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag voor hulp-op-maat schriftelijk indienen bij de gemeente. Bij jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar vraagt de jeugdconsulent om dubbele toestemming voor inzet van hulp-op-maat, zowel van de ouders als van de jeugdige. Een jeugdige vanaf 16 jaar kan ook zelfstandig een aanvraag voor hulp-op-maat indienen, tenzij er signalen zijn dat de jeugdige wilsonbekwaam is. Het aanvraagformulier zit bij het verslag dat opgestuurd wordt naar jeugdigen en ouders, waarin ook de beoogde resultaten op de verschillende leefdomeinen geformuleerd zijn. De datum waarop de aanvraag juist en volledig bij de gemeente binnen komt, geldt als aanvraagdatum.

 

Beschikking

De beslistermijn begint te lopen op het moment waarop de gemeente de volledige aanvraag ontvangt. De gemeente neemt dan binnen 8 weken een besluit. De mogelijkheid bestaat om deze termijn te verlengen (bijv. als dit nodig is voor een zorgvuldig onderzoek). Dit gebeurt in overleg met de ouders en/of jeugdige en zij worden daar schriftelijk over geïnformeerd.

Hoofdstuk 3 Beoordelen van de aanspraak

 

Op grond van art. 2.3 Jeugdwet moet de gemeente beoordelen of jeugdhulp nodig is en, als dat zo is, of een gemeentelijke voorziening (op het gebied van jeugdhulp) moet worden getroffen.

De volgende stappen zijn daarbij dan van belang:

 

1. Stel de hulpvraag vast van de jeugdige en/of zijn ouder.

 

2. Breng de beperkingen in kaart.

De gemeente moet vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen.

 

3. Bepaal welke hulp er nodig is.

Als duidelijk is welke problemen en/of stoornissen er zijn, moet de gemeente bepalen welke hulp nodig is.

Door de in te zetten hulp wordt de jeugdige in staat gesteld:

  • gezond en veilig op te groeien;

  • te groeien naar zelfstandigheid en

  • voldoende zelfredzaamheid te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

De gemeente houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp als het mogelijk is rekening met:

  • behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en

  • de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

De gemeente onderzoekt welke hulp de jeugdige nodig heeft. Het gaat dan niet alleen om de vorm, frequentie en duur. Ook moet beoordeeld worden of de situatie van de jeugdige professionele Jeugdhulp noodzakelijk maakt, of dat de jeugdige de doelen ook kan bereiken als er hulp wordt geboden door iemand uit het sociaal netwerk.

 

4. Onderzoek eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.

Als vaststaat welke hulp nodig is, kan de gemeente onderzoeken in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te bieden. Slechts voor zover die inzet ontoereikend is, moet de gemeente een voorziening op het gebied van jeugdhulp treffen.

 

5. Verzilveringsvorm van de individuele voorziening (Zin of PGB)

In de gemeente zijn veel gecontracteerde aanbieders. De gemeente adviseert jeugdige en/of ouders welke aanbieders de juiste ondersteuning kunnen bieden. Als de jeugdige of ouder een PGB wenst, onderzoekt de gemeente of hij daarvoor in aanmerking komt. Er moet worden voldaan aan de in art. 8.1.1 Jeugdwet genoemde eisen van bekwaamheid, motivering en kwaliteit. Bij het aanvragen van een PGB wordt gevraagd om een PGB budgetplan in te vullen.

 

Bovenstaande stappen maakt de gemeente voldoende zichtbaar in het besluit en/of in de daaraan ten grondslag liggende stukken (zoals bijvoorbeeld het verslag). Bij een afwijzing van een vraag om een voorziening jeugdhulp dient de gemeente de redenen van afkeur tevens voldoende helder op schrift weer te geven, aan de hand van een gedegen afweging met voldoende uitwerking in het ondersteuningsplan. Dit gebeurt middels het vier-ogen principe.

Hoofdstuk 4 Eigen mogelijkheden

Het inzetten van jeugdhulp is pas aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen of stoornissen of beperkingen ontoereikend zijn.

 

Onder eigen mogelijkheden verstaan wij:

  • op eigen kracht;

  • met hulp van andere personen uit de sociale omgeving;

  • of met gebruik making van algemene, overige of andere voorzieningen, waaronder ook (onderwijs gerelateerde) voorzieningen behorend bij het passend onderwijs.

Eigen kracht:

Wat kan van ouders zelf worden verwacht:

Gebruikelijke hulp os de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de ouders, opvoeders of verzorgers. Voor zover gebruikelijke hulp kan worden verwacht, hoeft het college geen hulp-op-maat toe te kennen.

 

Ouders/verzorgers hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder/verzorger normaal gesproken aan een kind biedt, inclusief de zorg bij kortdurende ziektes. Wat normaal is, is onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind. Het totaal aan gebruikelijke zorg wordt gesteld op de totale omvang van zorg die ouders leveren aan een kind van dezelfde leeftijd, maar met een normaal ontwikkelingsprofiel. Bij elke individuele situatie wordt een zorgvuldige afweging gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de jeugdige en/of zijn ouders.

 

De volgende factoren worden in samenhang beoordeeld om te beoordelen of de zorg die geboden wordt gebruikelijk is:

  • Leeftijd van de jongere

  • Verstandelijke ontwikkeling van een kind

  • Langdurende en kortdurende (extra) zorg

  • Welke zorg wordt geleverd

  • Tijdsomvang van de zorg

  • Draagkracht / -last van ouders

Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. Huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Deze richtlijn ten aanzien van gebruikelijke zorg is een invulling van de voorwaarde ‘eigen kracht’. Ouders zijn verplicht om kinderen te stimuleren en vaardigheden aan te leren waardoor ze zelfstandig en zelfredzamer worden passend bij hun leeftijd. Als ouders jeugdhulp vragen voor taken waarvan het ‘gebruikelijk’ is dat ze dit zelf oppakken, hoeft de gemeente geen jeugdhulp toe te kennen. De beoordeling of sprake is van voldoende eigen kracht hoeft dan enkel nog plaats te vinden over de niet gebruikelijke hulp.

 

Niet gebruikelijke hulp:

Dit is hulp die langdurig en substantieel intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij kinderen van dezelfde leeftijd, maar met een normaal ontwikkelprofiel. Niet gebruikelijke hulp kan onder ‘eigen kracht’ vallen. Hiervoor moet het volgende onderzocht worden:

 

Hebben ouders (eventueel met hulp van het sociaal netwerk) voldoende eigen kracht om het probleem zelf op te lossen:

  • 1.

    Is de ouder in staat om de hulp die nodig is te bieden?

  • 2.

    Is de ouder beschikbaar om de hulp die nodig is te bieden?

  • 3.

    Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?

  • 4.

    Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?

Als na het beantwoorden van deze vragen blijkt dat de ouder(s) de hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt, is sprake van voldoende eigen kracht. Als op basis van bovenstaande vragen blijkt dat er niet voldoende eigen kracht is, kan jeugdhulp worden ingezet. Deze hulp wordt dan geboden door een andere partij dan de ouders / verzorgers.

 

Aanvullende verzekering:

Soms blijken de jeugdige en/of zijn ouders aanvullend verzekerd via de zorgverzekeraar te zijn voor de jeugdhulp die de gemeente nodig vindt. In dat geval mag van de jeugdige of zijn ouders verwacht worden dat ze die aanvullende verzekering aanspreken (bijv. speltherapie). De gemeente hoeft namelijk geen voorziening voor jeugdhulp te treffen als de jeugdige of zijn ouders in staat zijn zelf de problemen op te lossen. De jeugdige of zijn ouders kunnen niet verplicht worden om een aanvullende verzekering af te sluiten.

 

Overige voorzieningen:

Deze voorzieningen zijn vrij toegankelijk. Het is een voorziening waar de jeugdige of zijn ouders gebruik van kunnen maken zonder dat een beslissing van de gemeente nodig is.

Voorbeelden van overige voorzieningen in de gemeente Oost Gelre:

  • Het Ondersteuningsteam

  • Deelnemen aan cursussen en workshops georganiseerd door het Preventie Platform Jeugd (PPJ)

  • HOME start

  • Inhuis- steungezinnen

  • Praktijk Ondersteuner Huisarts - Jeugd (verder: POH-J)

  • Schoolmaatschappelijk werk

  • Zorg coördinator / intern begeleider / maatschappelijk werk vanuit school

  • Zorg coördinator vanuit BMV Mariënvelde

  • Trajectbegeleiding (MBO)

  • Huiskamerproject op het Marianum

  • Preventieactiviteiten op het PO, VO en SO voor de leerlingen

  • Deelname aan Prikkelz Groenlo en Lichtenvoorde,

  • De Moraalridder, deelname aan ouders voor ouders, jongerenwerk: stimuleren van talentontwikkeling, inburgeringscursus door het jongerenwerk bij jonge nieuwkomers

  • inzet van de Begeleide Omgangs Regeling (BOR) (Humanitas).

  • Weerbaarheidstraining

  • Coaching

  • Huiswerkbegeleiding

Ook leden van het Ondersteuningsteam kunnen in beperkte mate zelf hulp verlenen. Met gerichte inzet kunnen zij in een korte periode zoveel betekenen dat daarmee de inzet van hulp-op-maat voorkomen of beperkt kan worden. Er moet in elke individuele situatie worden beoordeeld of een overige voorziening toereikend en passend is. Is dit niet het geval, dan zal alsnog een (aanvullende) individuele voorziening worden geboden. Indien jeugdigen en/of hun ouders geen gebruik wensen te maken van een beschikbare en geschikte ‘'overige voorziening” kan dat niet automatisch leiden tot het verlenen van een individuele voorziening.

 

Indien door de toegang geconstateerd is dat de hulpvraag van de cliënt (nog) niet op eigen kracht, met inzet van het sociale netwerk, voorliggende, overige en/of algemene voorzieningen opgepakt kan worden, kan de cliënt in aanmerking komen voor hulp-op-maat.

 

Zorg in Onderwijs

Het schoolbestuur heeft een zorgplicht en zij bieden Passend Onderwijs. Zij zijn verantwoordelijk om voor elke leerling een goede onderwijsplek te bieden. De kansen en mogelijkheden van het kind staan hierbij centraal. Per leerling wordt gekeken waar en hoe een passend onderwijsaanbod het beste kan worden gerealiseerd. Dat kan het bieden van hulp zijn die een school in huis heeft of in huis kan halen. Dit kan door expertise in de school te halen, hoeveelheid handen in de groep uit te breiden, inzet onderwijsmaterialen, aanpassen ruimtelijke omgeving en samen te werken met externe organisaties. Op welke wijze deze extra ondersteuning wordt ingezet, is afhankelijk van de visie van de school/bestuur. Het kan ook zijn dat de best passende plek voor de leerling op een andere basisschool of een school voor speciaal (basis-) onderwijs is.

 

Het stelsel Passend Onderwijs heeft betrekking op het onderwijs en de ondersteuning die aan leerlingen wordt geboden zodat zij het onderwijsprogramma beter kunnen doorlopen.

Onderwijsondersteuning is gericht op het volgen van onderwijs en de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn:

  • observatie

  • onderzoek naar oorzaken van leerproblemen door een orthopedagoog of een psycholoog

  • extra handen in de klas

  • remedial teaching

  • sociale vaardigheidstraining

  • plus klassen

  • speciale trajecten gericht op spraak-, taal- en motorische ontwikkeling

Huiswerkbegeleiding

Huiswerkbegeleiding omvat het begeleiden van een leerling bij het structureren, plannen en zelfstandig maken van huiswerk. Dit is ondersteuning die gericht is op het leerproces en valt daarmee onder de zorgplicht van het onderwijs en die van ouders / verzorgers. Huiswerkbegeleiding komt met name voor in het voortgezet onderwijs en kan als regel niet gezien worden als jeugdhulp.

Begeleiding kan wel vanuit de gemeente ingezet worden als de beperking van de jeugdige (bijvoorbeeld autisme) maakt dat reguliere huiswerkbegeleiding niet volstaat, die niet vanuit eigen kracht geboden kan worden en er een specialistische vorm nodig is. Begeleiding is dan gericht op betere zelfredzaamheid en participatie van de jeugdige in brede zin en de inzet is gekoppeld aan concrete doelen en tijd. De begeleiding is dan vooral gericht op plannen en organiseren.

 

Begeleiding op school

Heeft de jeugdige naast onderwijs aanvullende ondersteuning, (ver)zorg(ing) of begeleiding nodig om tot ontwikkeling/leren te komen, dan kan de gemeente hierin meedenken. Gedrag van een leerling kan het contact met andere leerlingen bemoeilijken met leerproblemen als gevolg. De ondersteuning of begeleiding bij het omgaan met andere leerlingen valt onder de zorgplicht van de school. Ook onderzoek naar oorzaken van leerproblemen door een orthopedagoog op psycholoog en/of begeleiding bij leerproblemen door een externe deskundige vallen onder deze zorgplicht.

Wanneer de leerling echter in het algemeen problemen heeft met contacten, dus ook buiten de school/buiten schooltijd en de school niet meer in staat is om een werkbare situatie te creëren, doen zij met toestemming van ouders een melding bij het samenwerkingsverband waar de school onder valt. Daar zal in samenwerking met betrokken partijen, waaronder de gemeente bepaald worden welke aanvullende vorm van ondersteuning kan worden ingezet in het onderwijs. Het gezamenlijke doel tussen onderwijs en gemeente blijft ook de komende jaren voorop staan, namelijk het organiseren van benodigde begeleiding binnen het onderwijs om voor kinderen thuisnabij en zo regulier mogelijk onderwijs met inzet van jeugdhulp te kunnen realiseren. Het samenwerkingsverband legt de algemene samenwerkingsafspraken tussen onderwijs en gemeente vast in hun ondersteuningsplan. De wijze waarop begeleiding in scholen wordt ingezet zal voor het primair onderwijs in 2023 worden herzien in samenwerking tussen het primair onderwijs en de gemeente.

Hoofdstuk 5 Vormen van jeugdhulp

Wanneer na een zorgvuldige beoordeling van hulp-op-maat aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken effect onderstaande richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar een passende vorm van ondersteuning. De einddatum die in de toegewezen voorziening meegegeven wordt, is uiterlijk één dag voorafgaande aan de datum dat de jeugdige de 18-jarige leeftijd bereikt. Deze hulp-op-maat is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een besluit van de gemeente nodig of een verwijzing door een jeugdarts, een huisarts, een medisch specialist, of een gecertificeerde instelling.

 

Centraal staat dat zo licht mogelijke hulp wordt ingezet en zwaardere of intensievere hulp indien nodig. Hierbij is de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of diens ouders leidend.

 

Wij kennen de volgende hulp-op-maat voorzieningen voor jeugdhulp:

  • Gezins- en woonvormen

  • Integrale Ambulante Jeugdhulp

  • Vervoer

  • Hoog Complexe jeugdhulp mét Verblijf (HCV)

5.1 Gezins- en woonvormen:

Gezins- en woonvormen kent de volgende subsegmenten:

  • 1.

    Wonen gericht op zelfstandigheid

  • 2.

    Verblijf groep

  • 3.

    Gezinshuiszorg

  • 4.

    Pleegzorg

1. Wonen gericht op zelfstandigheid

Betreft vormen van zelfstandigheidstraining. Bijvoorbeeld kamertraining of begeleid wonen. Het kan geboden worden in een gezamenlijk huis met verschillende kamers en/of appartementen (of geschakelde woningen), met mogelijkheden om te leren koken, wassen etc. Het verblijf wordt geboden in een veilige omgeving, waarin wordt toegewerkt naar zelfstandigheid van de jeugdige en waar ‘wonen in de wijk’ centraal staat. Het betreft een kleinschalige opvang met een hierbij passende groepsgrootte. De begeleiding is afgestemd op de behoefte, competenties en ontwikkeling van de jeugdige. Enerzijds krijgt een jeugdige de ruimte om zich te ontwikkelen richting zelfstandigheid, anderzijds is er sprake van 24/7 uur achtervang en bereikbaarheid.

De begeleiding van de jeugdigen is gericht op het zelfstandig leren functioneren op sociaal, emotioneel en praktisch gebied waarbij veiligheid (fysiek en sociaal) gewaarborgd is. Binnen een zelfstandigheidstraining wordt er ingezet op vijf gebieden om de mate van zelfstandigheid te stimuleren, te weten:

  • support & netwerk,

  • wonen,

  • onderwijs & werkgelegenheid,

  • financiën en

  • welzijn & gezondheid.

2. Verblijf groep

Betreft het bieden van een veilige en stabiele opgroeiomgeving, wanneer daar in de thuissituatie geen invulling aan kan worden gegeven. De plaatsing is gericht op continuïteit en het voorkomen van breuken (overplaatsingen) in het leven van de jeugdige. Daarbij werkt de opdrachtnemer gezins- en netwerkgericht, waardoor er een continue verbinding is tussen de jeugdigen, hun gezin, het netwerk, onderwijs, de leefgroep en de naaste omgeving. Binnen het verblijf is sprake van een positief, veilig, open en ontwikkelgericht leefklimaat. De begeleiding helpt de jeugdige, luistert en leert de jeugdige dingen die zinvol zijn voor de toekomst. Het verblijf op de groep wordt zo kleinschalig en gezinsgericht mogelijk vormgegeven. Dit subsegment heeft (intensieve) begeleiding als basis. Het gaat om een verblijfsgroep met 24/7 toezicht en begeleiding. Het wordt aangeboden op de locatie van de jeugdhulpaanbieder. Het verblijf bestaat uit verzorging, dagelijkse opvoeding en begeleiding van de jeugdige. Dit gebeurt binnen een goed pedagogisch klimaat in een kindvriendelijke omgeving. Het betreft een kleinschalige opvang, met een hierbij passende groepsgrootte. De begeleiding is afgestemd op de behoefte, competenties en ontwikkeling van de jeugdige. Onderdeel van de dienstverlening kunnen ook individuele interventies zijn, deels uitgevoerd of onder supervisie van een gedragswetenschapper. Wanneer de omgeving het toelaat, is deze woonvoorziening zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van de jeugdige. Plaatsing is altijd gericht op perspectief. Indien mogelijk, gaat een jeugdige zo snel als kan terug naar biologische ouders/ het gezin van herkomst. Blijkt dit niet mogelijk, dan is het van belang om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij een continue en veilige opvoedingssituatie. Dit is een situatie waarbij de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.

 

3. Gezinshuiszorg

Betreft wonen en begeleiding in een gezinsvorm. In een gezinshuis wonen gezinshuisouders met meerdere geplaatste jeugdigen en soms met eigen kinderen. Gezinshuisouders zijn vaste professionele opvoeders. Ze oefenen zeven dagen per week 24 uur per dag hun beroep uit en zijn ook 24/7 beschikbaar. Een gezinshuis biedt een vervangende gezinssituatie en een veilige, stabiele opvoed- en opgroeiomgeving. Dit betekent professionele zorg en ondersteuning. Vanwege de professionele opvoedrelatie in een gezinshuis, kan aan de jeugdige een stabiele plaatsing in een gezinshuis worden geboden. Een doelstelling is om toe te werken naar ander gedrag van de jeugdige. Het verblijf in een gezinshuis draagt bij aan het oplossen van ontstane problemen in de eigen omgeving van de jeugdige. Plaatsing in een gezinshuis is altijd gericht op perspectief. Indien de situatie het toelaat, wordt gestreefd naar terugkeer van de jeugdige naar de biologische ouders/het gezin van herkomst. Blijkt dit niet mogelijk, dan is het van belang om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij een continue en veilige opvoedingssituatie. Dit is een situatie waarbij de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien.

 

4. Pleegzorg

Houdt in een normale gezinssituatie buiten het eigen gezin, begeleid door een professional(s). De jeugdhulpaanbieder biedt het pleeggezin, de ouders en de jeugdige begeleiding en ondersteuning. Doel van pleegzorg is de realisatie van een veilige opvoedingssituatie, waarbinnen de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft. Indien de situatie in het gezin van herkomst het toelaat, wordt gestreefd naar terugkeer van de jeugdige naar biologische ouders/het gezin van herkomst. Heeft de jeugdige geen uitzicht meer op terugkeer naar het gezin van herkomst, dan is het doel een continue en veilige opvoedingssituatie te bieden waar de jeugdige optimale ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zo ‘gewoon’ mogelijk kan opgroeien. Pleegzorg kan plaatsvinden in netwerkgezinnen (bekenden van het gezin of de jeugdige) en bestandsgezinnen (gezinnen die zich bij een jeugdhulpaanbieder hebben aangemeld). Het voordeel van netwerkpleegzorg is dat de jeugdige wordt opgevangen in een vertrouwd gezin. De jeugdige is vaak ook bekend met de rituelen en gebruiken uit de cultuur of religie van dit gezin. Netwerkpleegzorg verdient om deze redenen de voorkeur boven pleegzorg vanuit bestandsgezinnen. Pas als netwerkpleegzorg niet mogelijk blijkt, wordt gezocht naar een pleeggezin uit het bestand van de pleegzorgaanbieder. Pleegzorg kan bestaan uit voltijdpleegzorg of deeltijdpleegzorg. De varianten zijn beschreven in het Programma van eisen Pleegzorg van de VNG20. Binnen pleegzorg is specifiek aandacht voor werving, selectie en borging. En ook voor nazorg voor zowel de jeugdige als pleegouder. Dit om een breakdown te voorkomen. Maar ook om ervoor te zorgen dat de pleegouders zo optimaal mogelijk worden ondersteund.

 

5.2 Integrale Ambulante Jeugdhulp

Integrale Ambulante Jeugdhulp kent de volgende subsegmenten:

  • 1.

    Ambulante Spoedzorg

  • 2.

    Behandeling

  • 3.

    Ondersteuning

  • 4.

    Persoonlijke Verzorging

1. Ambulante Spoedzorg

Wordt ingezet om te acteren op acute onveiligheid of crisissituaties. De methode kan tevens worden ingezet na de crisisinterventie vanuit Spoed Eisende Zorg (SEZ) en/of de crisisdienst GGZ. Ambulante Spoedhulp is, conform de methodiek Ambulante Spoed Hulp (ASH), een kortdurende, intensieve, activerende hulpverleningsvorm. Deze hulpverlening verkent en ordent de problematiek, biedt gezinsleden structuur en veiligheid, activeert het sociaal netwerk van het gezin, vergroot het probleemoplossend vermogen van de afzonderlijke gezinsleden en herstelt de regie in het gezin. Al dan niet in combinatie met toeleiding naar aanvullende (intensieve) hulpverlening.

 

2. Behandeling

Gericht op herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van problemen in het dagelijks functioneren. Deze kunnen van pedagogische, systemische of psychologische/psychiatrische aard zijn. Daarbij hoort het verbeteren van algemene competenties en vaardigheden. Voorbeelden: basis GGZ, (hoog) specialistische GGZ, pharmacotherapie, bewezen interventies volgens databank NJi, diagnostiek, vraagverduidelijking, (intensieve) systeeminterventies.

 

3. Ondersteuning

Gericht op herstel, verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid, het welbevinden en/of de kwaliteit van leven (niet zijnde persoonlijke verzorging). Hieraan kan psychische/psychosociale problematiek ten grondslag liggen. Voorbeelden: begeleiding, logeren.

 

4. Persoonlijke Verzorging:

Aan jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke, somatische of psychische aandoening met een tekort aan zelfredzaamheid bij persoonlijke verzorging. Het gaat om hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL-taken) en eventueel ook om de controle van lichaamsfuncties, voor zover die zorg gericht is op het opheffen van een tekort aan bij algemene dagelijkse verrichtingen. De ondersteuning richt zich op het vergroten van de zelfredzaamheid van de jeugdige. Indien mogelijk is de inzet gericht op het in de toekomst zelf of met familie uitvoeren van de taken.

 

5.3 Vervoer

Ouders hebben zelf de plicht om jeugdigen te brengen en op te halen van en naar een jeugdhulplocatie. In de Jeugdwet staat dat gemeenten een vervoersregeling moeten treffen, als het vervoer noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van ouders. De gemeente kan als het nodig is vervoer vergoeden voor de jongere om een jeugdhulpinstelling te bezoeken (en hulp-op-maat is verstrekt). Als vervoer vergoed wordt door de gemeente dan is de jeugdhulpaanbieder verantwoordelijk voor het organiseren van vervoer tegen het vastgestelde tarief per dag. Indien de jeugdige en/of zijn sociale omgeving dus niet in staat zijn om zelfstandig vervoer te regelen naar hulp buitenshuis, dan valt dit onder de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. De opdrachtgever organiseert dit middels inzet van een derde. De opdrachtnemer heeft ook de keuze om zelf vervoer te organiseren.

 

Vervoer door opdrachtnemer (jeugdhulpaanbieder):

Heeft de opdrachtnemer aangegeven het vervoer tijdens de uitvoering van het contract zelf te organiseren, dan geldt dat de opdrachtnemer het vervoer dient te organiseren als de jeugdige en zijn omgeving geen mogelijkheid hebben om de locatie van de ondersteuning of behandeling te bereiken. De opdrachtnemer mag aan de jeugdige geen bijdrage voor het vervoer vragen. De opdrachtnemer regelt in samenspraak met de jeugdige passend en veilig vervoer. Dit betekent dat een jeugdige binnen een redelijke tijd voor aanvang en na afloop van de ondersteuning wordt opgehaald en thuisgebracht. De jeugdhulpaanbieder mag het vervoer collectief/groepsgewijs regelen voor meerdere cliënten. Doelgroepen mogen worden gemengd en inzetten van vrijwilligers is eventueel mogelijk. Vereist de ondersteuningsvraag van de jeugdige dat deze individueel vervoerd moet worden of met rolstoelvervoer, dan dient de jeugdhulpaanbieder daarvoor passend (individueel) vervoer te regelen.

 

Vervoer door opdrachtgever (gemeente):

Indien opdrachtnemer, ofwel jeugdhulpaanbieder heeft besloten het vervoer niet tot haar verantwoordelijkheid te nemen en vervoer benodigd is, organiseert de opdrachtgever dit middels de inzet van een derde partij. Vervoer wordt ingezet nadat door de opdrachtgever vastgesteld is dat de cliënt of haar sociale omgeving het vervoer niet kan uitvoeren en er ook geen mogelijkheid is de zorg passend en meer nabij te organiseren. De opdrachtgever neemt contact op met jeugdhulpaanbieder om de haal- en brengtijden af te spreken. De vervoersvragen die worden ingezet op het moment dat is vastgesteld dat ouders dit (ook) niet zelf kunnen regelen, worden door ZOOV verzorgd. Van de jeugdhulpaanbieder wordt het volgende verwacht:

  • Begrip dat niet alle cliënten op hetzelfde moment gehaald respectievelijk gebracht kunnen worden en dat gestreefd wordt naar een zo efficiënt mogelijk vervoer van cliënten, waarbij de vervoerder ingezet door opdrachtgever ook oog heeft voor een doelmatige zorgverlening;

  • Een open en flexibele (gespreks-)houding met betrekking tot de begin- en eindtijden van de ondersteuning of behandeling, met de volgende uitgangspunten:

    • Basis voor de planning zijn de door de jeugdhulpaanbieder gewenste begin- en eindtijden met een marge van 15 minuten;

    • De begin- en eindtijden worden per cliënt per dag van de week afgesproken;

    • De begin- en eindtijden kunnen per cliënt onderling verschillen;

    • De cliënt is voldoende lang op de zorglocatie;

    • Proactief informeren van de vervoerder ingezet door opdrachtgever bij wijzigingen (bijvoorbeeld andere zorglocatie).

Wat tot slot overblijft als ZOOV ook niet mogelijk is voor de jeugdige, is dat ouders van de jeugdige in aanmerking kunnen komen voor een kilometer vergoeding. Deze vergoeding kunnen ouders aanvragen en daarbij hanteert de gemeente de kilometerprijs voor het gebruik van eigen auto (zie nadere regels Jeugdhulp 2023 - PGB tarieven)

 

5.4 Hoog Complexe jeugdhulp mét Verblijf (HCV)

HCV wordt door de gemeente ingezet indien jeugdigen vastlopen in het gezinssysteem omdat de jeugdige een psychiatrische stoornis, ernstige gedragsproblemen of complexe problematiek en een bijkomende problematiek hebben, Dit wordt door de jeugdconsulent van de gemeente, veelal in samenspraak met andere betrokken professionals ingezet. In 2023 wordt de toeleiding van jeugdigen naar HCV regionaal in de gehele Achterhoek gecentraliseerd middels een gezamenlijke 'triage tafel'. De gemeente kan hiervoor een jeugdige aanmelden. Totdat de ‘triage tafel’ daadwerkelijk start, blijft de oude aanmeldroute bij iedere HCV aanbieder apart als werkwijze gehanteerd.

  • Perceel 1: Jeugdzorg Plus

  • Perceel 2: Drie Milieu

  • Perceel 3: Gezinsopname

  • Perceel 4: Verblijf GGZ

  • Perceel 5: Crisis GGZ Verblijf

  • Perceel 6: Crisis GGZ

In 2022 hebben de zeven Gelderse regio’s commitment gegeven op wat er wordt verstaan onder Hoog Complexe Jeugdhulp met verblijf. Het perspectief voor jeugdige moet snel duidelijk zijn en worden vastgelegd door de jeugdhulpvoorziening in een perspectiefplan. De zorg wordt georganiseerd door een integraal team, is gezinsgericht en er wordt maatwerk binnen de voorzieningen op de zes percelen geboden.

Hoofdstuk 6 Natura of PGB

Uitgangspunt in de Jeugdwet is dat jeugdigen en ouders jeugdhulp ontvangen 'in natura'. Dat wil zeggen dat de jeugdige of zijn ouders hulp ontvangen van een jeugdhulpaanbieder die door de gemeente is gecontracteerd. Maar de gemeente kan ook een Persoonsgebonden Budget (PGB) toekennen als de jeugdige of zijn ouders dat wensen. Hiermee kunnen zij de jeugdhulp zelf inkopen. Aan het toekennen van een PGB zijn wel voorwaarden verbonden.

 

De gemeente toetst of aan de volgende vier voorwaarden is voldaan:

  • 1.

    Bekwaamheid van de aanvrager: kan de jeugdige of zijn ouders de taken die bij een PGB horen verantwoord uitvoeren?

  • 2.

    Motivatie: kan de jeugdige of zijn ouders beargumenteerd aangeven waarom zorg in natura niet passend is?

  • 3.

    Kwaliteit: is gewaarborgd dat de hulp die jeugdige en zijn ouders met het PGB willen inkopen van goede kwaliteit is?

  • 4.

    Doelmatig en effectief: is gewaarborgd dat de hulp die met het PGB wordt ingekocht op basis van de gestelde doelen doelmatig en effectief wordt ingezet?

Alleen als aan alle vier voorwaarden is voldaan, kan de gemeente het PGB verstrekken.

 

6.1 PGB bekwaamheid

De eerste voorwaarde die in de Jeugdwet gesteld wordt, ziet op de 'PGB-bekwaamheid' van de jeugdige of zijn ouders.

De cliënt kiest zelf een zorgverlener en regelt hoe de ondersteuning eruit moet komen te zien. De cliënt maakt hier zelf afspraken over met de zorgverlener en sluit met iedere zorgverlener een zorgovereenkomst af waarin de afspraken worden vastgelegd. De cliënt let er zelf op dat de zorgverlener zich aan de afspraken houdt en dat de ondersteuning goed blijft lopen. De cliënt regelt zelf een vervanger als dat nodig is. Bij een PGB is de cliënt zelf verantwoordelijk voor de administratie en de kwaliteit van de zorg.

 

Bij het doen van elke nieuwe aanvraag of verlenging wordt door de ouders en/of jeugdige een volledig PGB-budgetplan ingeleverd. Aan de hand van dit plan kan de gemeente de PGB bekwaamheid toetsen. Als de gemeente van oordeel is dat de ouders en/of jeugdige de aan het PGB verbonden taken niet op verantwoorde wijze kunnen uitvoeren, dan kan de gemeente het PGB weigeren.

 

De gemeente beoordeelt of iemand PGB-vaardig is aan de 10 punten PGB-vaardigheid van het ministerie van VWS. De ouders en/of jeugdige:

  • 1.

    kunnen een goed overzicht van de eigen situatie houden

  • 2.

    weten welke regels en verplichtingen er horen bij een PGB.

  • 3.

    kunnen een overzichtelijke PGB-administratie bijhouden.

  • 4.

    kunnen communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of zorgkantoor, de SVB en zorgverleners.

  • 5.

    kunnen zelfstandig handelen en zelf voor zorgverleners kiezen.

  • 6.

    kunnen zelf afspraken maken, deze afspraken bijhouden en vastleggen. En zich hier aan houden.

  • 7.

    beoordelen en beargumenteren of de zorg uit het PGB passend en kwalitatief goed is.

  • 8.

    kunnen zelf de zorg regelen met 1 of meer zorgverleners.

  • 9.

    zorgen ervoor dat de zorgverleners die voor de budgethouder werken weten wat ze moeten doen.

  • 10.

    weten wat zij moeten doen als werkgever of opdrachtgever van een zorgverlener en kunnen hier uitvoering aan geven.

6.2 Motivatie

De jeugdige of zijn ouders moeten zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een gecontracteerde aanbieder niet passend vinden. Om dit te doen, moeten zij aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de voorziening ‘in natura’.

 

6.3 Kwaliteit in te kopen zorg

De gemeente moet beoordelen of de in te kopen jeugdhulp van goede kwaliteit is. Deze kwaliteitseisen staan opgesomd in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet. Een van de voorwaarden voor toekenning van een PGBPGB, is dat de hulp die de persoon biedt van goede kwaliteit is. De hulp moet in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. De gemeente kan hierop toezien door bijvoorbeeld 'het plan' (hulpverleningsplan of plan van aanpak) op te vragen. Door dit te vergelijken met de zelf opgestelde doelen kan een beeld gevormd worden over de doelgerichtheid en doelmatigheid van de jeugdhulp.

 

Professionele hulp moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.

De hulpverlener die een PGB verzilvert dient te beschikken over een adequate zorgopleiding die past bij de gevraagde ondersteuning via het PGB en een recent en geschikt VOG (profiel 45: gezondheidszorg en welzijn van mens en dier, en indien van toepassing profiel 40: vakantiegezinnen en adoptie). Daarnaast moet de hulpverlener ingeschreven staan in het handelsregister (KvK).

Heeft de aanbieder (niet gecontracteerde aanbieder) meerdere hulpverleners in dienst, dan moet de aanbieder een VOG voor rechtspersonen hebben, niet ouder dan 3 maanden voor het tijdstip waarop de medewerker ging werken en is niet ouder dan 3 jaar.

 

Er mag geen sprake zijn van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de aanbieder of hulpverlener in relatie staat tot strafbare feiten. De aanbieder is niet eerder door de gemeente geweigerd of geroyeerd. De accountant van de aanbieder heeft geen goedkeurende verklaring voor de jaarrekening afgegeven. De aanbieder is in staat tot het ordelijk voeren van een digitale (financiële en inhoudelijke) administratie. De aanbieder beheert niet het PGB van de cliënt. De aanbieder maakt geen gebruik van een onderaannemer die eerder door de gemeente geweigerd of geroyeerd is. De aanbieder heeft voor het verkrijgen van de opdracht niet geronseld, een valse voorstelling van zaken gegeven of druk uitgeoefend.

 

Professionele hulp

In de Verordening staat dat er sprake is van een professionele hulp als:

  • degene die in dienst is van een instelling en bedrijfsmatig de hulp verleent en ingeschreven staat in het Handelsregister. Bovendien moet deze persoon de diploma’s hebben die nodig zijn om de hulp te kunnen bieden.

  • Iemand die als zelfstandige zonder personeel beroepsmatig de hulp verleent en ingeschreven staat in het Handelsregister. Bovendien moet deze persoon de diploma’s hebben die nodig zijn om de hulp te kunnen bieden.

De gemeente gaat bij de beoordeling of een persoon de juiste diploma’s of EVC-certificaat heeft uit van een afgeronde opleiding gericht op Zorg en Welzijn die is opgenomen in het: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) of Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO) of Nationaal Kenniscentrum EVC (minimaal MBO-4 niveau).

 

In geval de ondersteuning uitvoering van Beeldende-, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische-, psychomotorische kinder-, en speltherapie betreft, dient men ingeschreven te zijn in het landelijk register Vaktherapie van de Federatie vaktherapeutische beroepen.

 

Niet professionele hulp

Iemand is een niet professionele hulp als:

  • diegene al dan niet uit het sociaal netwerk komt, die niet aan de voorwaarden van een professionele hulp voldoet.

  • diegene familie is in de 1e of 2e lijn. Dit geldt ook als diegene uit het netwerk wel professionele kwalificaties heeft.

De totale beoordeling van de zorgbehoefte kan leiden tot een PGB besluit om niet professionele hulp in te zetten. Bij een PGB verstrekking danwel afwijzing betreft niet professionele hulp, dient de gemeente tevens heldere argumenten weer te geven in de beschikking. Dit doet de gemeente zo feitelijk mogelijk en dit wordt weergegeven in de beschikking.

 

Buitenland

Een PGB is in principe niet bedoeld is voor besteding in het buitenland.

 

Begeleiding inkopen bij niet-professionele ondersteuners/zorgverleners

Met een PGB kan zorg ingekocht worden bij een niet-professionele zorgverleners/ondersteuner. De gemeente beoordeelt of deze niet-professionele hulp de beste keuze is om de ondersteuning te leveren. Er geldt dan ook een lager PGB-tarief. Dit tarief is minstens het wettelijke minimumloon, inclusief vakantiebijslag, niet genoten vakantiedagen en een percentage voor vrijwillige verzekeringen voor een persoon van 22 jaar of ouder (Wml). Hulp door een ouder of familielid in de eerste of tweede graad wordt altijd als niet-professionele hulp gezien. In het geval de ouder zowel budgethouder als niet-professionele zorgverlener wenst te worden, dient de gemeente alert te zijn op mogelijke belangenverstrengeling nu en in de toekomst.

 

6.4 Doelmatig en effectief

De gemeente werkt zo transparant mogelijk en daarbij hoort een feitelijke en heldere onderbouwing van het standpunt om een PGB te verstrekken danwel af te wijzen in een beschikking. Het PGB wordt in ieder geval niet toegekend als er druk is uitgeoefend op cliënt in keuze voor een PGB, de ondersteuner/zorgverlener (dreigend) overbelast is, de ondersteuner niet de benodigde zorg kan bieden, de benodigde zorg niet effectief of doelmatig genoeg is of als continuïteit van zorg nodig is, maar niet geboden kan worden. Bij het beoordelen van de doelmatigheid en effectiviteit van het PGB komen als criteria de volgende punten tevens aan bod:

  • Financiële situatie: zijn er schulden en wat is de hoofdinkomstenbron?

  • Belastbaarheid: hoe ziet de draagkracht - draaglast verhouding er uit?

  • Veiligheid jeugdige: zijn er signalen van (on)veiligheid?

  • Goed-genoeg: is er sprake van een goed-genoeg opvoedsituatie van de jeugdige?

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Inwerkingtreding beleidsregels

De Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Oost Gelre 2023 treden in werking op 1 januari 2023.

 

Overgangstermijn

Mochten de beleidswijzigingen gevolgen hebben voor individuele personen, dan wordt een redelijke overgangstermijn in acht genomen.

Vastgesteld te Lichtenvoorde op 7 februari 2023.

burgemeester en wethouders,

Secretaris

Dhr. J. Heerkens

Burgemeester

Mw. A.H. Bronsvoort