Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tynaarlo

De raad van de gemeente Tynaarlo; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2022 gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; B E S L U I T vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTynaarlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe raad van de gemeente Tynaarlo; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2022 gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; B E S L U I T vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023
CiteertitelVerordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpVerordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-202302-01-2023Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023

14-02-2023

gmb-2023-64103

Tekst van de regeling

Intitulé

De raad van de gemeente Tynaarlo; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 november 2022 gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; B E S L U I T vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023

 

Artikel 1Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

2. Inzamelvoorziening: een voor een perceel of groep van percelen voor de inzameling van afvalstoffen van gemeentewege aangewezen voorziening;

3. Pashouder: degene aan wie een pas ter beschikking is gesteld dat toegang geeft tot de inzamelvoorziening;

4. Grof huishoudelijk afval: afvalstoffen, die door aard, omvang of hoeveelheid niet via de inzamelvoorziening worden ingezameld.

 

Artikel 2Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 3Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

2. Als perceel wordt aangemerkt:

a. de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Artikel 4Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

 

Artikel 5Maatstaf van heffing en belastingtarief

5.1 De belasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven genoemd in lid 2 van dit

artikel en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

5.2 De grondslagen van de belasting zijn:

Een vast bedrag per perceel;

Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel en de

frequentie waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden per perceel;

Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per groep van percelen

waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden per groep van percelen;

Het op afroep inzamelen of achterlaten op de milieustraat of andere incidentele dienstverlening als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van de bij deze verordening

behorende tarieventabel.

5.3 Het gewicht van de periodiek ingezamelde afvalstoffen per perceel wordt bepaald als volgt:

Uitgangspunt is het gewicht van de container met het daarin aangeboden restafval, verminderd met het gewicht van die container na lediging ervan;

Het totale gewicht van het periodiek ingezamelde restafval per perceel vindt plaats

door optelling van de gewichten van de gedurende het belastingjaar op het perceel

ingezamelde hoeveelheid;

Het totale gewicht van het periodiek ingezamelde restafval per groep van percelen

vindt plaats door optelling van de gewichten van de gedurende het belastingjaar bij

de groep van percelen ingezamelde hoeveelheid;

Geen gewicht wordt bepaald voor het in de daartoe bestemde container

aangeboden GFT- , PMD- en medisch afval;

Evenmin wordt het gewicht bepaald van afvalstoffen die worden aangeboden in

een ondergrondse container;

Voor de berekening van het gewicht is bepalend de registratie door de

weegapparatuur op de inzamelauto;

Voor de berekening van het gewicht van grof huishoudelijk afval is bepalend

de registratie door de weegapparatuur op de milieustraat.

5.4

De frequentie waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden bedraagt de som

van het aantal malen dat gedurende het belastingjaar op een perceel door middel van een

container restafval wordt aangeboden.

De frequentie waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden per groep van

percelen worden niet geregistreerd;

De inworpen in ondergrondse containers worden per zak geregistreerd in rekening

gebracht, waarbij onderscheid gemaakt wordt gemaakt tussen een 30 liter- en 60 literzak.

5.5 Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of technische storing van de wegende inzamelauto of van de op de inzamelauto geplaatste weeg-, herkennings- of

registratie-apparatuur of van de middelen waarmee de gegevens van de geledigde

containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen automatische weging

of herkenning of registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling

van restafval, ongeacht of de bij het perceel behorende containers worden aangeboden,

voor betreffende inzamelbeurt een forfaitair gewicht per perceel vastgesteld

overeenkomstig het gestelde in lid 6.

5.6 Het forfaitaire gewicht per perceel als bedoeld in lid 5 wordt bepaald op een evenredig

gedeelte van het totaal van het over de voorafgaande zes maanden bij het betreffende

perceel vastgestelde gewicht van het restafval en het totaal aantal inzamelbeurten van

deze afvalstoffen gedurende die periode.

5.7 Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, of als om andere reden

geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 6 kan worden vastgesteld, wordt het forfaitaire

gewicht voor een perceel vastgesteld als 0 kilo voor de restafval welke periodiek worden ingezameld.

 

Artikel 6Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7Wijze van heffing

De belasting bedoeld in artikel 5, lid 2 wordt geheven door middel van een aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

In afwijking van het eerste lid geldt, dat de belasting bedoeld in hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel kan worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

 

Artikel 8Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2, letter a, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

5. De belasting bedoeld in artikel 5, lid 2, letter b, c en d is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

6. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 per aanslag worden niet geheven.

Artikel 9Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 5.2 bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 10Overgangsrecht

De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2022’ van 7 december 2021 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 11Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

 

Artikel 12Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2022,

drs. M.J.F.J. Thijsen voorzitter

R.J. Puite griffier