Organisatie | Veiligheidsregio Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Sociaal statuut Veiligheidsregio Zeeland 2022 |
Citeertitel | Sociaal statuut Veiligheidsregio Zeeland 2022 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2023 | nieuwe regeling | 01-12-2022 |
Het Algemeen Bestuur vertegenwoordigd door dhr. H.J.A. van Merrienboer (Voorzitter) en de leden van het Georganiseerd Overleg (GO), de werknemers- en vakbondsdelegatie verklaren dat bij een ingrijpende wijziging van Veiligheidsregio Zeeland, door het bevoegd gezag maatregelen worden getroffen ter waarborging van de rechtspositie van de bij de ingrijpende wijziging betrokken werknemers en komen daartoe dit sociaal statuut overeen;
Dit Sociaal Statuut Veiligheidsregio Zeeland is een nadere uitwerking van artikel 12:1:5 van de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), waarin is opgenomen dat het bevoegd gezag overleg voert met vertegenwoordigers van de organisaties van overheidspersoneel bij ingrijpende wijziging van de organisatie als geheel of van de inrichting van enig dienstonderdeel en nadere regels overeenkomt over de wijze van uitvoeren van deze veranderingen.
Bij een ingrijpende wijziging van de organisatie zal de werkgever zich inspannen om boventalligheid van werknemers te voorkomen. Indien desondanks werknemers boventallig worden, dan is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en de betrokken werknemer om er voor te zorgen dat de werknemer zo spoedig mogelijk aan de slag kan op een andere arbeidsplaats binnen of buiten de organisatie, of om een andere (maatwerk-)oplossing te realiseren.
De ‘Van werk-naar-werk-begeleiding’ bij boventalligheid is geregeld in hoofdstuk 10d van de CAR-UWO. De daarin voorkomende bepalingen zoals die nu luiden of in de toekomst zullen komen te luiden, worden geacht met deze regeling een geheel te vormen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het Sociaal Statuut Veiligheidsregio Zeeland, verder te noemen “Sociaal Statuut”, vormt de regeling waarin het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland in zijn rol van werkgever en de organisaties van overheidspersoneel, vertegenwoordigd in de Commissie Georganiseerd Overleg, ten behoeve van de werknemers afspraken hebben vastgelegd over wederzijdse rechten en plichten en de personele aspecten daarvan.
Ten aanzien van de medezeggenschap van werknemers en organisaties van overheidspersoneel geldt het algemene uitgangspunt dat over onderwerpen die gedurende het reorganisatieproces van Veiligheidsregio Zeeland overleg behoeven, primair door één van de overlegorganen, de Commissie Georganiseerd Overleg (GO) dan wel de Ondernemingsraad (OR) worden geadviseerd. De bepalingen van de CAR/UWO (hoofdstuk 12) en van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) zijn voor de Commissie voor Georganiseerd Overleg respectievelijk de Ondernemingsraad van toepassing.
Artikel 2 Definities en afkortingen
In dit Sociaal Statuut wordt verstaan onder:
Een inkrimping of wijziging van de werkzaamheden van Veiligheidsregio Zeeland (of een onderdeel daarvan) of een belangrijke wijziging van de laatst vastgestelde organisatiestructuur van Veiligheidsregio Zeeland (of een onderdeel daarvan), die niet van tijdelijke aard is en die nadelige personele gevolgen met zich meebrengt. De werkgever bepaalt in overleg met de ondernemingsraad of er sprake is van een ingrijpende organisatiewijziging (reorganisatie).
Voor het afspiegelingsbeginsel wordt de definitie van het ontslagbesluit van het UWV gehanteerd. In grote lijnen komt dit neer op dat ontslagen worden gespreid over werknemers in verschillende leeftijdscategorieën. Het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast per categorie uitwisselbare functies op basis van de leeftijdsopbouw binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies. Dit komt er op neer dat het personeel van de categorie uitwisselbare functies wordt ingedeeld in vijf leeftijdsgroepen, te weten van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en van 55 jaar en ouder. De verdeling van de ontslagen over de leeftijdsgroepen dient zo plaats te vinden dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies vóór en ná de inkrimping verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk is. Vervolgens wordt binnen elke leeftijdsgroep de werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag voorgedragen.
Een functie die naar functie-inhoud, vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en in de tijdelijke of structurele aard van de functie in overwegende mate en naar niveau en beloning gelijkwaardig is met een andere functie. De factoren voor de vaststelling van de uitwisselbaarheid van functies, dienen in onderlinge samenhang te worden beoordeeld, zie artikel 13 Ontslagregeling.
Dit sociaal statuut passen we toe bij een ingrijpende wijziging van de organisatie (zoals opgenomen in artikel 1:2 onder b).
Voordat een reorganisatie start, stelt de werkgever een reorganisatieplan op. Dit plan wordt besproken in het MT. Hierna informeert de WOR-bestuurder de OR en de Commissie GO. Vervolgens stelt de werkgever, overeenkomstig de bepalingen in de WOR, een voorgenomen besluit op en legt deze ter advisering voor aan de OR. Het voorgenomen besluit en het advies worden geagendeerd in het GO.
Het reorganisatieplan wordt vervolgens vastgesteld via de daarvoor bestemde bestuurlijke besluitvorming. Werknemers worden op tijd betrokken bij en geïnformeerd over de reorganisatie.
Bij de plaatsing zal de hoofdregel “mens volgt werk” worden gehanteerd. Deze regel is van toepassing indien er sprake is van een uitwisselbare functie. Indien meer werknemers aanspraak kunnen maken op een uitwisselbare functie dan arbeidsplaatsen in het nieuwe formatieplan aanwezig zijn, wordt het afspiegelingsbeginsel toegepast om de plaatsingsvolgorde in de gewijzigde organisatie te kunnen vaststellen (first in, last out).
Indien sprake is van sleutelfuncties geschiedt de plaatsing door middel van een belangstellingsregistratie en selectie. In de selectieprocedure van sleutelfunctionarissen is een geschiktheids-assessment een verplicht onderdeel van de procedure. De plaatsing op sleutelfuncties gaat vooraf aan de plaatsingsprocedure van de overige functies. De sleutelfuncties worden door het bevoegd gezag in overleg met de OR vastgesteld.
De werkgever houdt vervolgens een belangstellingsregistratie onder de bij de organisatiewijziging betrokken werknemers. De belangstellingsregistratie heeft tot doel na te gaan welke functie(s) beschikbaar is (zijn) voor de werknemer en welke functie(s) de werknemer ambieert. Bij de belangstellingsregistratie wordt nagegaan of er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden, waarmee rekening dient te worden gehouden in de (her)plaatsingsprocedure.
Indien binnen 12 maanden na aanvaarding van de passende functie of sleutelfunctie de werknemer buiten zijn schuld of toedoen niet in staat blijkt om de functie volwaardig uit te oefenen, kan de werknemer alsnog in een andere passende functie worden geplaatst dan wel boventallig worden verklaard, met toekenning van de daarbij behorende rechten overeenkomstig hoofdstuk 10d CAR-UWO.
Wanneer de werknemer aantoonbaar weigerachtig is ten aanzien van aanvaarding van een passende functie of niet meewerkt aan het vinden van een oplossing, kan het bevoegd gezag overgaan tot ongevraagd ontslag. Het bepaalde in de vorige zin geldt niet indien aantoonbaar de medewerking in redelijkheid niet van de werknemer gevergd kan worden.
Werknemers van wie de functie niet als uitwisselbare functie is aangemerkt dan wel die op grond van het afspiegelingsbeginsel niet op een uitwisselbare functie kunnen worden geplaatst, hebben bij de plaatsing in een passende of nieuwe functie een voorrangspositie. Deze voorrangspositie geldt niet voor sleutelfuncties.
Artikel 8 Plaatsingsadviescommissie
De plaatsingsadviescommissie heeft tot taak het adviseren van het bevoegd gezag over de plaatsing in een uitwisselbare, passende, geschikte, nieuwe of sleutelfunctie van de bij de reorganisatie betrokken werknemers. De advisering betreft zowel het beoordelen van de passendheid van werknemers in functies vanuit de belangstellingsregistratie, alsmede over de selectie in geval van meerdere passende kandidaten. Bij selectie kan de plaatsingsadviescommissie zich laten adviseren door de (toekomstige) leidinggevende.
De voorbereidingscommissie, zo mogelijk bijgestaan door toekomstig leidinggevenden, bereidt de advisering door de plaatsingsadviescommissie voor. Dit voorbereidende voorstel bevat in concept per functie de overwegingen, zoals de status van de functie (uitwisselbare, nieuwe of sleutelfunctie) de uitkomsten van de belangstellingsregistratie, de werkwijze ten aanzien van de selectie en een voordracht voor plaatsing.
De plaatsingsadviescommissie voert gesprekken met werknemers indien zij dat noodzakelijk acht. De plaatsingsadviescommissie nodigt de werknemer ook uit die daartoe gemotiveerd verzoekt in het belangstellingsregistratieformulier. Op basis van die motivatie bepaalt de plaatsingsadviescommissie of zij de werknemer uitnodigt.
De plaatsingsadviescommissie brengt een advies uit over de plaatsing aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag van VRZ maakt het voornemen tot plaatsing schriftelijk aan de werknemer bekend, waarbij de werknemer in de gelegenheid wordt gesteld zijn bedenkingen tegen dit voornemen binnen 3 weken schriftelijk bekend te maken. Deze bedenkingen worden met een advies van de plaatsingsadviescommissie voorgelegd aan het bevoegd gezag van VRZ.
Werknemers die geplaatst worden in de formatie van de nieuwe organisatie, kunnen die plaats opgeven en zich beschikbaar stellen voor de status van boventallig verklaarde werknemer. Het gevolg daarvan is dat in diens plaats een boventallig verklaarde werknemer in de nieuwe organisatie kan worden geplaatst. Voor zover een verantwoorde bedrijfsvoering dat toelaat, wordt een dergelijk aanbod gehonoreerd.
Artikel 12 Salaris, salarisgaranties en flankerend beleid
Als een werknemer op een passende of geschikte functie binnen de organisatie wordt geplaatst met een lager functieniveau, dan behoudt hij het salaris van voor de reorganisatie, echter slechts uitsluitend tot het maximum van de salarisschaal van het toen voor hem geldende functieniveau. We kennen het verschil tussen de nieuwe, lagere inschaling en het salaris van voor de reorganisatie toe als een garantietoelage, overeenkomstig de volgende werkwijze:
De salarisgarantie is de salarisschaal van het voor hem geldende functieniveau van voor de reorganisatie en de nog aanwezige groeiruimte daarin. Als dat laatste aan de orde is verhogen we de garantietoelage jaarlijks (indien de werknemer op grond van de regels die werkgever daaromtrent heeft vastgesteld in aanmerking zou komen voor een periodieke verhoging), tot het moment dat de werknemer het maximum in de salarisschaal van voor de reorganisatie bereikt.
Indien de werknemer vanuit het functieniveau van voor de reorganisatie in de uitloopschaal werd gesalarieerd en als gevolg van plaatsing op een lager functieniveau wordt geplaatst, dan wordt het verschil tussen het maximumsalaris op het oude functieniveau en het op dat moment geldende salarisniveau in de uitloopschaal afgebouwd. In afwijking van het bepaalde in art. 3.16 CAR wordt de afbouwtoelage als volgt toegepast:
De werkgever en de werknemer hebben beiden een inspanningsverplichting om voor de werknemer een functie te zoeken, waarvoor dezelfde salarisschaal geldt als de salarisschaal, inclusief salarisgaranties uit eerdere reorganisaties, van de werknemer van voor de reorganisatie. De inspanningsverplichting kan onder meer bestaan uit het aanbieden en solliciteren op vacatures, mobiliteit- en loopbaanadvies, en afspraken over het volgen van scholing.
Indien de werknemer wordt geplaatst in een functie met een hoger functioneel niveau dan dat van zijn oude functieniveau, dan wordt de werknemer in de nieuwe functie geplaatst op hetzelfde salarisniveau dat hij heeft op het moment van plaatsing. Met de nieuwe leidinggevende worden afspraken gemaakt over de invulling van het traject van toewerken naar het nieuwe functionele niveau.
(Aanvullend op hoofdstuk 10d paragraaf 5 CAR-UWO en het daarin genoemde VWNW-traject van 24 maanden):
De werknemer kan aanspraak maken op onderstaande voorzieningen:
Indien de werknemer als bedoeld in het eerste lid een functie van ten minste een gelijke betrekkingsomvang accepteert buiten de organisatie, vult de werkgever het bruto salaris aan tot aan het niveau van het bruto salaris dat de werknemer genoot direct voorafgaand aan het ontslag, met een maximum van één salarisschaal lager. De werknemer die een functie accepteert met een kleinere betrekkingsomvang ontvangt een aanvulling van zijn bruto salaris naar rato. De aanvulling wordt als volgt bereken:
Naast de onder b genoemde aanvullende maatregelen en alle bestaande instrumenten en maatregelen in artikel 10d:16 van de CAR-UWO (opleiding, assessments en loopbaangesprekken), kunnen met de werknemer maatwerkafspraken worden gemaakt ten einde (financiële) risico’s of nadelen te verzachten en het vinden van een nieuwe betrekking te stimuleren. Deze afspraken worden door werkgever in onderling overleg met de individuele werknemer gemaakt. Hierbij kan worden gedacht aan het treffen van een vaststellingsovereenkomst, extra her-,om-, en bijscholing, detacheren, loopbaanbegeleiding, mobiliteitsdienstverband.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
De taak van de in artikel 10d:24 CAR-UWO bedoelde paritaire commissie, die is belast met het toezicht op de uitvoering van de VWNW trajecten, wordt ingevuld door de bezwarencommissie personele aangelegenheden VRZ. Zij is tevens belast met het toezicht op de uitvoering van deze regeling en de daarmee samenhangende bezwaarprocedures.
Artikel 15 Inwerkingtreding, looptijd en evaluatie
Het doorlopend Sociaal Statuut treedt in werking op 1 december 2022
In de Commissie Georganiseerd Overleg wordt het Sociaal Statuut en de toepassing hiervan periodiek geëvalueerd. Indien tussen werkgever en de betrokken werknemersorganisaties het noodzakelijk wordt gevonden de inhoud van het Sociaal Statuut te herzien dan wordt hierover op basis van de daartoe bestemde werkwijze overleg gevoerd. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de herziening van het Sociaal Statuut, dan blijven de in deze regeling opgenomen bepalingen ongewijzigd van kracht.
Vastgesteld en besloten na overeenstemming in het Georganiseerd Overleg van Veiligheidsregio Zeeland;
Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland vastgesteld op 1 december 2022
voorzitter
Voorzitter Algemeen Bestuur.
Dhr. H.J.A. van Merrienboer
Namens FNV Overheid,
Dhr. B. van Velthuijsen
secretaris
Commandant/ Bestuurssecretaris,
Mevr. E. van der Reijden
Namens CNV Connectief
Dhr. P. van Leent