HOOFDSTUK 2 DRAAGKRACHTBEPALINGEN
Artikel 4 Algemene bepalingen draagkracht
- 1.
Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin.
- 2.
Een belanghebbende met het minimuminkomen heeft geen draagkracht.
- 3.
Een belanghebbende in de Wsnp of Wgs wordt voor de duur van de schuldsanering geacht geen draagkracht te hebben.
- 4.
Voor de draagkracht wordt uitgegaan van het minimuminkomen. De kostendelersnorm wordt niet toegepast.
- 5.
Personen met draagkracht zijn verplicht verandering in de financiële positie en in de woon- en huishoudsituatie te melden.
Artikel 5 Berekening van de draagkracht
- 1.
De draagkracht wordt op basis van het vermogen en het inkomen exclusief vakantiegeld vastgesteld.
- 2.
Voor de bepaling van de inkomsten en het vermogen worden alle inkomsten en vermogen van de belanghebbende en partner diens gezin bij elkaar opgeteld, voor zover die niet op grond van artikel 31, tweede lid van de wet buiten beschouwing worden gelaten. De individuele inkomenstoeslag wordt voor de berekening van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.
- 3.
De draagkracht in het inkomen wordt gebaseerd op het inkomen voorafgaande aan de maand van de aanvraag door:
- a.
bij een vast inkomen uit te gaan van het inkomen in de voorafgaande maand.
- b.
bij een onregelmatig inkomen uit te gaan van het gemiddelde inkomen over de drie voorafgaande maanden.
- c.
bij inkomen uit een zelfstandig bedrijf of beroep uit te gaan van het inkomen over het kalenderjaar voorafgaand aan de bijzondere bijstandsaanvraag. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag over dat jaar en secundair de aangifte.
- 4.
Voor de inkomensvaststelling wordt het inkomen:
- a.
verminderd met hoge zorgkosten, te bepalen door van de feitelijke premie, daaronder ook begrepen premie voor aanvullende zorgverzekeringen, de feitelijke verkregen zorgtoeslag en de nominale premie, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Zorgtoeslag,
- a.
verminderd met hoge woonkosten, te bepalen door van de feitelijke woonkosten, waaronder begrepen de huur danwel netto hypotheeklasten, eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting en servicekosten, behoudens voor zover deze betrekking hebben op energiekosten van de woning, de feitelijk ontvangen huurtoeslag en de normhuur zoals bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Huurtoeslag af te trekken,
- b.
vermeerderd met lage woonkosten, te bepalen door het verschil tussen de maandelijkse woonkosten en de normhuur in de Wet op de Huurtoeslag voor zover de hypotheeklasten lager zijn dan deze normhuur,
- c.
verminderd met eigen bijdrage CAK,
- d.
verminderd met alimentatieverplichtingen, voor zover deze zijn vastgelegd bij rechterlijke uitspraak,
- e.
verminderd met de afbetaling van een belastingschuld, indien er schriftelijk een betalingsregeling overeen is gekomen,
- 5.
De draagkracht in het inkomen is het in overeenstemming met de leden 2, 3 en 4 vastgestelde inkomen, na aftrekking van het minimuminkomen.
- 6.
Het bedrag boven de vermogensvrijlating op grond van artikel 34 van de wet wordt als draagkracht uit vermogen aangemerkt.
Artikel 6 Draagkrachtperiode
- 1.
De draagkracht wordt bij ongewijzigde omstandigheden 1 keer per jaar vastgesteld. De periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de eerste aanvraag om bijstand is ingediend.
- 2.
De draagkracht wordt herzien indien wijzigingen van de omstandigheden daarvoor aanleiding geven.
- 3.
In het geval dat er geen sprake is van draagkracht in het inkomen en vermogen kennen we bijzondere bijstand toe voor de duur van drie jaar als er sprake is van de volgende periodieke kosten: kosten bewindvoering/mentorschap/curatele, personenalarmering, maaltijden en dieetkosten.
- 4.
We stellen bij de in lid 3 genoemde periodieke kosten de draagkracht bij aanvang voor de gehele periode van drie jaar vast. Als er wel draagkracht is in het inkomen wordt de bijzondere bijstand gelijk aan de hoofdregel voor de duur van een jaar toegekend. Indien bij de beoordeling van de aanvraag blijkt dat naar oordeel van het college een toekenningsperiode van 3 jaar te lang is dan kan de bijzondere bijstand gelijk aan de hoofdregel voor de duur van een jaar worden toegekend.
Artikel 7 Inzet draagkracht
- 1.
De draagkracht wordt in geval van samenloop eerst verrekend met de incidentele en daarna met de periodieke kosten.
- 2.
Bij periodieke bijstand wordt de draagkracht evenredig gespreid over de maanden van bijstandsverlening en evenredig verrekend met de kosten.
HOOFDSTUK 3 VORM VAN DE BIJSTAND
Artikel 8 Wijze van het verstrekken
- 1.
In beginsel wordt de bijzondere bijstand “om niet” verstrekt (zonder terugbetalings-verplichting).
- 2.
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid, sub a tot en met d van de wet;
Artikel 9 Uitbetaling
Betaling van de bijzondere bijstand vindt plaats na de toekenning hiervan. De verstrekte bijzondere bijstand moet worden uitgegeven aan het doel waartoe het verstrekt is. Er kan een bestedingsverplichting worden opgelegd. Indien het structurele kosten betreft kan het college verantwoording over een periode vragen.
Artikel 10 Intrekking en terugvordering
Indien uit onderzoek is gebleken dat de bijzondere bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt of niet is uitgegeven aan het doel waarvoor het verstrekt is wordt van de bevoegdheid tot herziening/intrekking en terugvordering gebruik gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in de wet en in de Verzamelbeleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz Gemeente Oisterwijk.
HOOFDSTUK 4 KOSTEN IN VERBAND MET WONEN
Artikel 11 Verhuis-, (her-)inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
- 1.
De belanghebbende wordt geacht de kosten, die verband houden met een verhuizing en/of (her)inrichting, in beginsel uit zijn inkomen te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijstand verstrekt.
- 2.
Er wordt geen bijstand verleend aan jongeren en alleenstaanden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen. Het bepaalde in het eerste lid is ook hier van toepassing.
- 3.
Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken wanneer:
- a.
sprake is van een medische noodzaak of sociale noodzaak en;
- b.
het afsluiten van een lening bij een commerciële bank of de Kredietbank Nederland niet mogelijk is en;
- c.
de belanghebbende aantoonbaar niet heeft kunnen reserveren en er geen andere voorziening ter betaling van de kosten voorhanden is of;
- d.
er sprake is van een situatie waarop b en c van toepassing zijn en er sprake is van dubbele woonkosten vanwege een onvoorzienbare noodzakelijke verhuizing. Er kan in dat geval tijdelijk bijzondere bijstand verstrekt worden voor een deel van de woonlasten.
- 4.
Van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid kan worden afgeweken wanneer er sprake is van een statushouder.
- 5.
Indien de noodzaak als bedoeld in het derde lid aanwezig is, wordt de bijzondere bijstand voor zover het kosten van duurzame gebruiksgoederen betreft verleend in de vorm van een geldlening. Hiervan kan worden afgeweken indien dit op individuele omstandigheden vereist is. Bijzondere bijstand voor statushouders wordt in dit geval om niet verstrekt.
- 6.
De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens artikel 2 van deze beleidsregels. Bij een volledige woninginrichting gelden de volgende bedragen:
Alleenstaande kamerbewoner € 1.664
Alleenstaande, zelfstandig wonend € 3.182
Gehuwden (zonder kind) of alleenstaande ouder met 1 kind € 5.370
Artikel 12 Woonkostentoeslag
- 1.
Woonkostentoeslag voor een huurwoning, woonwagen of woonschip:
- a.
Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.
- b.
De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
- 2.
Woonkostentoeslag voor een eigen woning:
- a.
Indien belanghebbende een woning in eigendom heeft, waar hij in woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt.
- b.
De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
- 3.
Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag:
- a.
Wanneer belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, wordt een toeslag verstrekt welke in overeenstemming lid 1 onder b van deze beleidsregel wordt berekend, met dien verstande dat de woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
- b.
De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel aanspraak kan maken op huurtoeslag en, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor de periode van maximaal één jaar. Deze periode van één jaar kan verlengd worden indien bijzondere omstandigheden daartoe noodzaken.
- 4.
Aan bijstandsverlening zoals beschreven in het derde lid wordt met toepassing van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
- 5.
De verhuisplicht als bedoeld in het vierde lid wordt niet opgelegd aan:
- a.
gehandicapten, als de hoge huur veroorzaakt wordt door voorzieningen die in de woning aangebracht zijn vanwege de handicap;
- b.
personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;
- c.
huishoudens die bestaan uit 6 personen of meer.
- 6.
Als de belanghebbende naar vermogen getracht heeft goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet gelukt is, dan wordt de woonkostentoeslag met maximaal één jaar verlengd.
Artikel 13 Overbruggingsuitkering statushouders
- 1.
Als een statushouder vanuit de taakstelling een woning krijgt toegewezen dan kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt met als doel het overbruggen van de periode tot aan de eerstvolgende betaling van bijstand.
- 2.
Deze overbrugging wordt om niet verstrekt en niet teruggevorderd bij einde bijstand.
- 3.
De overbruggingsuitkering wordt eenmalig betaald vanuit de algemene bijstand en bedraagt eenmaal 100% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. De vakantietoeslag wordt bij de overbruggingsuitkering meteen uitbetaald en niet gereserveerd.
Artikel 14 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een zorginstelling
Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan drie maanden de reguliere bijstandsnorm en drie maanden de instellingsnorm worden verleend voor de persoonlijke uitgaven en de woonkosten.
Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten wegens gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis
- 1.
Indien de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, kan drie maanden de reguliere bijstandsnorm en drie maanden de instellingsnorm worden verleend voor de persoonlijke uitgaven en de woonkosten.
- 2.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor persoonlijke uitgaven is gelijk aan de in artikel 23 van de wet genoemde normbedragen.
Artikel 16 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een penitentiaire inrichting
- 1.
Als hoofdregel geldt dat aan een persoon wiens recht op vrijheid is ontnomen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, sub a van de wet, geen bijzondere bijstand voor doorbetaling van woonkosten wordt verstrekt.
- 2.
Van het eerste lid kan worden afgeweken indien sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de wet en voor de periode van maximaal 3 maanden.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTEN
Artikel 19 Jongerentoeslag
- 1.
Een persoon van 18, 19 of 20 jaar waarvoor zelfstandige huisvesting noodzakelijk is, heeft recht op een jongerentoeslag voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 20 van de wet) en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders, omdat:
- a.
de middelen van de ouders niet toereikend zijn, óf
- b.
de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.
- 2.
De belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:
- a.
de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen;
- b.
de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;
- c.
er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.
- 3.
De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar bedraagt voor een alleenstaande (ouder) van 18 tot 21 jaar: tot aan de hoogte van de geldende bijstandsnorm voor een jongere inclusief vakantietoeslag, zoals die zou gelden voor een persoon van 21 jaar.
- 4.
Voor de jongeren van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting verblijvend die aan het genoemde onder lid 1 sub a of b en lid 2 voldoet, wordt er bijzondere bijstand verstrekt overeenkomstig de inrichtingsnorm zoals genoemd in artikel 23 van de wet.
Artikel 20 Kosten bewindvoering (beschermingsbewind), mentorschap en curatele
- 1.
Bijzondere bijstand voor beloning van de bewindvoerder, mentor of curator kan worden verstrekt overeenkomstig het door de rechter vastgestelde bedrag.
- 2.
Per kalenderjaar kunnen bankkosten in verband met bewindvoering voor vergoeding in aanmerking komen vanuit de bijzondere bijstand.
Artikel 21 Reiskosten
- 1.
Reiskosten komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking als er sprake is van individuele, bijzondere omstandigheden. Dit geldt in ieder geval, maar niet uitsluitend voor bezoek van de belanghebbende aan een ziekenhuis, bezoek van de belanghebbende aan een psycholoog en bezoek van de belanghebbende aan familieleden (eerste graad) verblijvend in een zorginrichting of penitentiaire inrichting in Nederland en bij een minimale afstand van 10 kilometer.
- 2.
De bijzondere bijstand is gebaseerd op een bezoekfrequentie van maximaal twee maal per week voor één persoon of maximaal één maal per week voor twee personen.
- 3.
Maximaal wordt vergoed het tarief van het openbaar vervoer, tweede klas, na overlegging van een bewijs van opname in de betreffende inrichting.
Artikel 22 Maaltijdvoorziening
- 1.
Belanghebbenden die door persoonlijke of medische omstandigheden:
- a.
niet in staat zijn een eigen hoofdmaaltijd te bereiden en geen beroep kunnen doen op gebruikelijke zorg door een partner of inwonende kinderen, en;
- b.
gebruik kunnen maken van een maaltijdenvoorziening, waaronder begrepen de zogenaamde "eetpunten";
kunnen voor de meerkosten verbonden aan een hoofdmaaltijdenvoorziening in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
- 2.
De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal 4 euro per maaltijd. De bijzondere bijstand wordt verstrekt na aftrek van een eigen bijdrage van 2 euro per maaltijd.
- 3.
De bijzondere bijstand wordt vanaf de aanvraagdatum voor de duur van drie jaar toegekend indien aannemelijk is dat de inkomens- en vermogenssituatie van de belanghebbende de komende drie jaar niet meer zal stijgen dan met de gebruikelijke prijsindex en op voorwaarde dat deze regeling gedurende deze drie jaar geldig is en blijft.
- 4.
In afwijking van het derde lid wordt in alle andere gevallen de bijzondere bijstand toegekend voor één jaar.
- 5.
Het bedrag wordt uitgekeerd na het overleggen van de nota.
Artikel 23 Ouderbijdrage peuterspeelzaal
- 1.
Voor de kosten van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal wordt bijzondere bijstand verstrekt indien uit onderzoek blijkt dat deelname van het kind aan de peuterspeelzaal noodzakelijk is om (dreigende) achterstanden op taal, sociaal of emotioneel gebied te voorkomen. Het gaat hier om een doelgroepkind.
- 2.
Indien belanghebbende aanspraak kan maken op de compensatieregeling ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk voor zijn kosten van de ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal betekent dit dat het gaat om een doelgroepkind en kan, indien aan de overige voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan, voor het resterende bedrag aan ouderbijdrage ook bijzondere bijstand aangevraagd worden.
Artikel 24 Griffiegeld en eigen bijdrage rechtsbijstand
- 1.
De kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en griffiegeld in de procedure worden noodzakelijk geacht om ook voor burgers met een minimuminkomen de mogelijkheid van de rechtsgang te garanderen. De noodzaak wordt ontleend aan het feit dat de Raad voor de Rechtsbijstand een advocaat heeft toegevoegd.
- 2.
De kosten van de griffierecht komen op bij het indienen van het beroepschrift omdat daarmee de verschuldigdheid van het griffierecht vaststaat.
HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN
Artikel 25 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 26 Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking een dag na bekendmaking. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de beleidsregels bijzondere bijstand 2017 gemeente Oisterwijk ingetrokken.
Artikel 27 Citeertitel
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oisterwijk 2023”.