Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Verordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen 2022
CiteertitelVerordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-02-2023nieuwe regeling

30-01-2023

gmb-2023-58691

2022-036402

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen 2022

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk (een amateurvereniging of -stichting) die maatschappelijk actief is binnen de gemeente Zoetermeer. Onder actief zijn in Zoetermeer wordt verstaan het hebben van een accommodatie, inventaris en/of duurzame goederen binnen de gemeente Zoetermeer. De beloning voor beleidsbepalers/bestuurders is beperkt tot een onkostenvergoeding, vrijwilligersvergoeding of minimale vacatiegelden;

  • b.

    Investeringssubsidie: de eenmalige subsidie ten behoeve van de bouw of verbouw van een bij een instelling in gebruik zijnde accommodatie, de aanschaf van inventaris of andere duurzame goederen (met een minimale levensduur van vijf jaar);

  • c.

    Subsidiabele kosten: Investeringskosten, voor zover deze ten goede komen aan de maatschappelijke rol die de Instelling vervult binnen de gemeente Zoetermeer en ondersteunend aan gemeentelijk beleid, zoals nader uitgewerkt in artikel 2. Kosten die betrekking hebben op het wegwerken van achterstallig onderhoud dan wel zien op regulier (planmatig) onderhoud zijn niet subsidiabel. Niet als subsidiabele kosten worden aangemerkt: onredelijke of niet-noodzakelijke kosten voor de uitvoering van een project of een onderdeel daarvan; kosten van het project, die qua prijsniveau niet in een redelijke verhouding staan tot wat gebruikelijk is; en kosten voor activiteiten die zijn aangevangen voorafgaand aan de subsidieaanvraag, waaronder ook kosten die zien op de voorbereiding van de investering;

  • d.

    Subsidieplafond: het totale bedrag dat per kalenderjaar beschikbaar is voor het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening;

  • e.

    De subsidieaanvraag: het door de instelling ondertekende aanvraagformulier, voorzien van de daarin gevraagde bijlagen;

  • f.

    Investeringskosten: Alle uitgaven van de Instelling die betrekking hebben op de realisatie van de (ver)bouw van een bij een instelling in gebruik zijnde accommodatie, de aanschaf van inventaris of andere duurzame goederen (levensduur minimaal 5 jaar), investeringen in duurzaamheid (energiebesparende maatregelen, klimaatadaptie en circulariteit) en toegankelijkheid van de accommodatie. De realisatie dient plaats te vinden in de gemeente Zoetermeer;

  • g.

    Garantie: een financieringsinstrument, waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verplicht in te staan voor de betalingsverplichtingen van een Instelling jegens een geldverstrekker waardoor deze geldverstrekker bereid is een lening te verstrekken of om een lening onder gunstiger voorwaarden te verstrekken;

  • h.

    Geldverstrekker: een bancaire instelling die aan een geldnemer een lening heeft verstrekt waarvoor de gemeente een garantie heeft verstrekt;

  • i.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

  • j.

    Jaar: het begrotingsjaar, dat samen valt met het kalenderjaar.

Artikel 2 Doelstellingen

  • 1.

    Het doel van de subsidieverlening is, met inachtneming van de actuele beleidsuitgangspunten zoals neergelegd in het geldende besluit Investeringsimpuls Amateurverenigingen, het stimuleren van initiatieven van instellingen die bijdragen aan het stichten of het zichtbaar en duurzaam verbeteren van een accommodatie, de aanschaf van inventaris of andere duurzame goederen binnen de gemeente Zoetermeer, en zo een significante bijdrage te leveren aan realisatie van het gemeentelijke beleid.

  • 2.

    Het doel van het bieden van Garantie door de gemeente is om de mogelijkheid voor de instellingen te verruimen om investeringen in eigen accommodaties en/of duurzame goederen binnen de gemeente Zoetermeer aan te gaan.

Hoofdstuk II De investeringssubsidie

Artikel 3 Bevoegdheid tot besluitvorming op aanvragen om Investeringssubsidie

Het College kan op aanvraag aan een Instelling een bijdrage in de Subsidiabele kosten verlenen in de vorm van een Investeringssubsidie, als de verstrekking van subsidie bijdraagt aan realisatie van de in artikel 2 beschreven doelstelling en op het moment van de aanvraag nog geen uitvoering is gegeven aan de bouw of verbouw van een bij een instelling in gebruik zijnde accommodatie, de aanschaf van inventaris of andere duurzame goederen.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond en verdeling van het beschikbare budget

  • 1.

    Elk kalenderjaar wordt het voor het komende subsidietijdvak geldende subsidieplafond vastgesteld door het College met inachtneming van de door de raad in de begroting vastgestelde kaders. Als voor enig subsidietijdvak geen plafond is vastgesteld, is het beschikbare budget voor het desbetreffende subsidietijdvak nihil.

  • 2.

    Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond worden de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen.

  • 3.

    Wanneer de subsidieaanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld zijn subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

  • 4.

    Het college kan, gelet op het nog beschikbare budget onder het subsidieplafond, besluiten voor het desbetreffende subsidiejaar de aangevraagde Investeringssubsidie gedeeltelijk te verlenen, mits de financiële haalbaarheid van het project, met inachtneming van de financiële consequenties voor de instelling, dit toelaat en de Investering daarmee kan worden uitgevoerd. Indien nieuwe middelen worden toegevoegd aan het beschikbare budget en daarmee een nieuw subsidieplafond wordt vastgesteld, zal de aanvrager geen aanspraak kunnen maken op het bedrag dat eerder niet is toegekend als gevolg van het bereiken van het beschikbare subsidieplafond van dat moment.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De Investeringssubsidie bedraagt maximaal 25 % van de Subsidiabele kosten en ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

  • 2.

    Voor (onderdelen van) investeringen gericht op maatregelen die ten goede komen aan toegankelijkheid en/of duurzaamheid (energiebesparende maatregelen, klimaatadaptie en circulariteit) van een accommodatie geldt, in afwijking van het eerste lid, een maximaal percentage van 33 van de Subsidiabele kosten.

  • 3.

    Een aanvrager kan maximaal een subsidiebedrag van € 100.000 aanvragen in vijf jaar, waarmee wordt bedoeld het huidige subsidietijdvak en de vier voorliggende tijdvakken Het maximale subsidiebedrag van € 100.000,- dat kan worden aangevraagd voor Investeringskosten, wordt verminderd met door anderen aangevraagde subsidiebedragen die zien op dezelfde investering.

  • 4.

    Voor verbouw en (her)inrichting wordt geen Investeringssubsidie verleend voor eenzelfde accommodatie, als voor die accommodatie aan de betreffende instelling binnen een periode van tien jaar voorafgaand aan de aanvraag al een investeringssubsidie is verleend voor nieuwbouw.

  • 5.

    Aan een Instelling waaraan eerder een Investeringssubsidie is verleend kan, met inachtneming van het derde lid van dit artikel, Investeringssubsidie worden verleend als aan de volgende vereisten is voldaan:

    • a.

      Er kan jaarlijks een aanvraag ingediend worden. De aanvraag mag geen betrekking hebben op investeringen waarvoor binnen vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag reeds een Investeringssubsidie is verleend;

    • b.

      In afwijking van het bepaalde onder a. mag voor een uitbreiding van de accommodatie maar eenmaal per vijf jaar een aanvraag ingediend worden;

    • c.

      De Investeringssubsidie voor uitbreiding van een accommodatie, waarvoor eerder een Investeringssubsidie is verleend, wordt enkel verleend in het geval van een duidelijk aangetoonde structurele toename van het ledental en het aantal deelnemers aan de (maatschappelijke) activiteiten van de betreffende instelling, die uitbreiding van de accommodatie noodzakelijk maken.

Artikel 6 Het indienen en de behandeling van de subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een investeringssubsidie wordt ingediend bij het college door middel van een door het College vastgesteld formulier.

  • 2.

    Instellingen kunnen een gezamenlijke subsidieaanvraag voor een project indienen. In dat geval is vereist dat de aanvraag door één van deze instellingen wordt ingediend en dat de indienende instelling aantoont dat zij is gemachtigd door de andere instelling(en) tot het doen van de aanvraag tot subsidieverlening en tot het optreden als penvoerder namens de andere instellingen als subsidieontvangers gedurende de gehele looptijd van de subsidierelatie met het College. Als de subsidie wordt verleend aan instellingen die gezamenlijk subsidieaanvragen hebben ingediend, verzendt het College de beschikkingen tot subsidieverlening en subsidievaststelling aan de instelling die gemachtigd is tot het doen van de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling. De Instellingen kunnen gezamenlijk een subsidiebedrag van maximaal € 100.000,- aanvragen voor de Investeringskosten.

  • 3.

    Een Instelling die een aanvraag voor investeringssubsidie indient, voegt bij de aanvraag in ieder geval de volgende documenten toe:

    • a.

      een beschrijving van de aard, omvang en intensiteit van de activiteiten en een opgave van het aantal deelnemers en, indien van toepassing, het aantal leden;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten en prestaties worden nagestreefd, en hoe de activiteiten en prestaties aan de beleidsdoelen van de gemeente bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      de laatst vastgestelde balans en winst- en verliesrekening van de instelling, zo mogelijk vergezeld van het verslag van de kascontrolecommissie;

    • e.

      de begroting van de instelling voor het lopende jaar, voorzien van een toelichting op deze begroting en een meerjarenbegroting, waarin de gevolgen voor de exploitatie van de investering zijn verwerkt;

    • f.

      een overzicht van (toegekende, afgewezen en in behandeling zijnde) subsidie- en/of fondsaanvragen ter ondersteuning van de investering.

    • g.

      in geval van een eerste subsidieaanvraag op grond van deze regeling: een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten; in geval van een uitbreiding van een accommodatie waarvoor al eerder een Investeringssubsidie is verleend een opgave van het ledental dan wel aantal deelnemers aan de (maatschappelijke) activiteiten van de instelling, de veranderingen die daarin hebben plaatsgevonden, een onderbouwing waaruit blijkt dat het gaat om structurele veranderingen en een toelichting waaruit blijkt dat de uitbreiding noodzakelijk is in het licht van de toename van ledental en/of deelnemers;

    • h.

      in geval van (ver)bouw van een accommodatie: een bouwplan en/of een inrichtingsplan, voorzien van een programma van eisen, een gespecificeerde investeringsbegroting en een financieringsplan voor de investering, alsmede een beschrijving of een plattegrond van de beschikbare of beoogde accommodatie, indien een instelling voor de eerste keer in aanmerking wenst te komen voor subsidie.

Artikel 7 Beoordeling subsidieaanvragen

  • 1.

    Het college kan, als het dit nodig acht voor de beoordeling van een subsidieaanvraag, de instelling verplichten tot het verstrekken van nadere informatie.

  • 2.

    De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen als:

    • a.

      de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

    • b.

      onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het project te maken kosten;

    • c.

      onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de subsidieaanvrager zal voldoen aan de daaraan gestelde eisen;

    • d.

      onaannemelijk is dat met de door de Instelling toegepaste werkwijze de met de Investeringssubsidie beoogde doelstelling wordt bereikt;

    • e.

      onaannemelijk is dat de voorgenomen subsidiabele activiteiten en subsidiabele kosten eenvoudig te verantwoorden en te controleren zijn;

    • f.

      onaannemelijk is dat de subsidieaanvrager beschikt over operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

    • g.

      anderszins op grond van diens eerdere subsidieverleningen voor vergelijkbare activiteiten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager de activiteiten goed zal uitvoeren en aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal voldoen;

    • h.

      (inclusief het tijdvak waarvoor de subsidie wordt aangevraagd) in een periode van vijf opeenvolgende subsidietijdvakken meer dan € 100.000,-- zou worden verleend.

  • 3.

    De aanvraag kan worden afgewezen:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten en prestaties niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten en prestaties waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de activiteiten en prestaties van de aanvrager niet passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelen of in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • d.

      als de activiteiten en prestaties van de aanvrager een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap uitdragen;

    • e.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • i.

      als de activiteiten en prestaties van de aanvrager in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • j.

      de aanvrager al met de investering is aangevangen voordat het college op de aanvraag heeft besloten.

  • 4.

    De aanvraag kan voorts worden afgewezen als de Investeringskosten naar het oordeel van het college niet of onvoldoende voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de investering draagt bij aan een functie voor Zoetermeer op stedelijk- dan wel wijkniveau;

    • b.

      de investering heeft een toegevoegde waarde voor het voorzieningenniveau op stedelijk- dan wel wijkniveau;

    • c.

      de investering ondersteunt een door de gemeenteraad vastgesteld maatschappelijk belang;

    • d.

      de investering levert een bijdrage aan de sociale cohesie in de stad.

  • 5.

    In het geval dat subsidie wordt verleend voor nieuwbouw van een accommodatie dient de accommodatie te voldoen aan actuele duurzaamheidseisen en toegankelijkheidseisen. Op het gebied van duurzaamheid wordt uitgegaan van minimaal ‘BENG’ (Bijna Energie Neutraal Gebouw). Voor toegankelijkheid wordt getoetst op ‘Normenkader hogere standaard voor toegankelijkheid’ Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 maart 2019). Hierbij moet tenminste voldaan worden aan het normenkader op de onderdelen: 1) trap en lift, 2) MIVA toilet (conform Zoetermeerse standaard), 3) Entree; 4) Bewegwijzering.

  • 6.

    In het geval dat het gaat om de verbouw van een bestaande accommodatie, dienen de duurzaamheids- en toegankelijkheidseisen (zoals benoemd in het vijfde lid) zoveel als mogelijk te worden nagestreefd.

  • 7.

    De financiële draagkracht van de aanvrager moet voldoende zijn om de investering te kunnen voldoen en voor langere tijd te exploiteren (passend bij de grootte en het doel van de investering).

  • 8.

    De aanvrager dient bij de aanvraag aan te geven en waar nodig te onderbouwen dat de aanvrager binnen een jaar na toekenning van de subsidie (voor een aanzienlijk deel) uitvoering zal geven aan de investering waar de subsidie voor wordt aangevraagd.

Artikel 8 Beslissen op subsidieaanvragen en verstrekken van voorschotten

  • 1.

    Het college beslist binnen dertien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag van artikel 4, tweede lid, en artikel 6, eerste lid, of een subsidie geheel of gedeeltelijk wordt verleend of wordt afgewezen.

  • 2.

    Het college kan verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking tot het doel van de subsidie.

  • 3.

    Het college kan een voorschot verstrekken van 80 % van de verleende subsidie. Aan de verstrekking van een voorschot kunnen voorwaarden worden gesteld.

Artikel 9 Subsidievaststelling

  • 1.

    De vaststelling van de subsidie gebeurt aan de hand van een door de instelling bij het college in te dienen aanvraag tot vaststelling met een toelichting daarop, aan de hand van een met het oog daarop door het College vastgesteld formulier. In de aanvraag tot vaststelling toont de Instelling aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de Instelling ook rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen dertien weken nadat de investering is gedaan en de daadwerkelijk gemaakte kosten bekend zijn.

  • 3.

    Het college neemt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een besluit waaruit blijkt op welk bedrag de Investeringssubsidie definitief is vastgesteld.

Hoofdstuk III De gemeentegarantie

Artikel 10 Criteria voor garantieverstrekking

Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening in de vorm van een Garantie moet aan de volgende vereisten zijn voldaan:

  • 1.

    de activiteiten waarvoor garantie wordt gevraagd dienen een gemeentelijk publiek belang;

  • 2.

    de instelling is structureel in staat de verschuldigde rente en aflossing te dragen;

  • 3.

    voor garantie komen alleen Subsidiabele kosten in eigen accommodaties, alsmede duurzame kapitaalgoederen in aanmerking;

  • 4.

    de betrokken instelling wordt goed bestuurd;

  • 5.

    sportverenigingen dienen tevoren of tegelijkertijd een aanvraag tot borgstelling in te dienen bij de Stichting Waarborgfonds Sport. Bij een afwijzing van de aanvraag door dit Fonds op financiële gronden wordt geen garantie door de gemeente verstrekt;

  • 6.

    de instellingen dienen tenminste 30% van de investering zelf te financieren. Ook een eventueel door de gemeente verstrekte investeringssubsidie, als bedoeld in hoofdstuk II van deze verordening, dient in mindering te worden gebracht op de financieringsaanvraag voor gemeentegarantie.

Artikel 11 Eisen aan de garantie

  • 1.

    Indien de gemeente een garantie verstrekt, strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing indien een instelling in gebreke is gebleven.

  • 2.

    In een garantie wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 3.

    In een garantie worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van rente en aflossing.

  • 4.

    Indien de gemeente krachtens een garantie een betaling heeft verricht in plaats van een in gebreke gebleven instelling, verkrijgt de gemeente een regresvordering op de Instelling. In de onderlinge relatie tussen de gemeente en de Geldverstrekker doet de gemeente geen afstand van de regresvordering en zal zij geen achterstelling van de regresvordering aanvaarden.

Artikel 12 Beslissingsbevoegdheid

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten tot het verlenen, weigeren en vaststellen van garantie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze van aanvragen van de garantie, de aanvraagtermijn, de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd en de beslistermijnen, voor zover deze niet zijn geregeld.

  • 3.

    Een subsidie in de vorm van een Garantie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na de verlening een Garantieovereenkomst tussen de gemeente en de geldverstrekker tot stand komt en dat tussen de Instelling en de geldverstrekker een kredietovereenkomst tot stand komt.

Artikel 13 Procedure voor indiening

De Instelling die voor garantie in aanmerking wenst te komen, legt bij de aanvraag in ieder geval de volgende bescheiden over:

  • a.

    De documenten, genoemd in artikel 6, derde lid, tenzij deze reeds uit anderen hoofde in het bezit van het college zijn;

  • b.

    Een onderbouwing van de financieringsbehoefte;

  • c.

    Een drietal offertes van geldverstrekkers indien de hoofdsom van de af te sluiten lening meer zal bedragen dan € 50.000 of een offerte van één geldverstrekker indien de hoofdsom van de af te sluiten lening niet meer dan € 50.000 zal bedragen;

  • d.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op het beleidsveld sport, dient deze vergezeld te gaan van een kopie van de aanvraag aan de Stichting Waarborgfonds Sport als bedoeld in artikel 10, vijfde lid.

Artikel 14 Tijdstip van aanvragen

Een aanvraag om garantie dient tenminste drie maanden voor het tijdstip waarop een geldlening wordt opgenomen, te worden ingediend. Het college kan in bijzondere gevallen een kortere termijn toestaan.

Artikel 15 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om garantie binnen zestien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan een beslissing op een aanvraag om garantie voor de duur van maximaal 4 weken verdagen.

  • 3.

    Het college deelt een besluit tot verdaging schriftelijk mee aan de aanvrager, onder vermelding van de reden en geeft daarbij de termijn aan waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien.

Artikel 16 Weigering

  • 1.

    Het college kan de garantie weigeren op de gronden, genoemd in artikel 7, tweede tot en met vierde lid en op de grond dat redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat de doelstellingen die met de garantieverlening beoogd zijn, zullen worden bereikt.

Artikel 17 Intrekking verstrekte garantie

Een verstrekte garantie kan worden ingetrokken indien door toedoen of nalaten van de instelling het risico dat voor de gemeente uit de verstrekte garantie voortvloeit, significant wordt gewijzigd.

Artikel 18 Informatieplicht

  • 1.

    De garantieontvanger doet tijdig opgave van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om garantie zijn overgelegd.

  • 2.

    De garantieontvanger is verplicht alle informatie te verschaffen en medewerking te verlenen aan onderzoeken die door het college nodig worden geacht en die relevant zijn voor de garantieverstrekking.

Artikel 19 Afwijkingen van criteria en eisen

Van de in de artikelen 10 en 11 bepaalde criteria voor garantieverstrekking en daaraan gestelde eisen kan bij uitzondering door het college worden afgeweken. Afwijkingen worden schriftelijk gemotiveerd en ter kennis gebracht van de raad.

Artikel 20 Overgangsbepaling

Op garanties die reeds zijn verstrekt of vastgesteld voordat deze verordening in werking treedt, is deze verordening niet van toepassing.

Hoofdstuk IV Overige bepalingen

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan deze verordening en de Algemene subsidieverordening Zoetermeer 2016, met uitzondering van de artikelen 1, 2 en 18, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen. Het college motiveert toepassing van deze hardheidsclausule in het besluit.

Artikel 22 Slotbepalingen

1. De Verordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen wordt ingetrokken.

2. Deze verordening kan worden aangehaald als: ”Verordening investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen 2022”.

3. Deze verordening treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan, tenzij over de verordening een verzoek tot het houden van een referendum is toegewezen. In dat geval wordt over de inwerkingtreding een nieuw besluit genomen.

4. Het college kan de instelling ontheffing verlenen van te overleggen gegevens indien dit redelijkerwijs niet van de instelling kan worden verlangd.

 

Toelichting bij de Verordening Investeringssubsidie en gemeentegarantie amateurverenigingen

Artikelsgewijs

 

Toelichting bij artikel 1 Begripsbepalingen, eerste lid (Instelling)

Bij het begrip ‘instelling’ kan gedacht worden aan amateur: sportverenigingen, scoutinggroeperingen, muziekverenigingen, ouderenverenigingen, buurtverenigingen en buurttuinen. De instelling is gericht op ontplooiing van de eigen individuele leden en heeft ook een maatschappelijk belang dat aansluit bij de gemeentelijke subsidiedoelstellingen. Dit moet onder andere blijken uit de statutaire doelstelling en de activiteiten. De beloning voor beleidsbepalers/bestuurders is beperkt tot een onkostenvergoeding, vrijwilligersvergoeding of minimale vacatiegelden.

 

Toelichting bij artikel 5 Hoogte van de subsidie, tweede lid:

Voorbeelden van maatregelen die in aanmerking komen voor de hogere percentage van 33% zijn bij duurzaamheid: ledverlichting, isolatie van een pand, zonnepanelen en een warmtepomp. Voor toegankelijkheid valt te denken aan: aanpassing van toiletten, plaatsen van een automatische deur of lift. De aanpassingen dienen getoetst te zijn op kwaliteitskeurmerken/-eisen. Denk hierbij aan normen zodat deze tegemoetkomen aan ‘(B)ENG’ (Bijna) Energie Neutrale Gebouwen) of met betrekking tot toegankelijkheid het ‘Normenkader hogere standaard voor toegankelijkheid’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer op 18 maart 2019.

 

Toelichting bij artikel 5: Hoogte van de subsidie, derde lid:

Een aanvrager kan in een periode van vijf jaar, bestaande uit het huidige subsidietijdvak en de vier voorliggende tijdvakken, maximaal een bedrag van € 100.000,- aanvragen. In het geval dat voor één geheel project door meerdere partijen een Investeringssubsidie wordt aangevraagd, wordt het bedrag dat in totaal kan worden aangevraagd voor het gehele project gemaximeerd tot een bedrag van € 100.000,-. Dit geldt ook als de aanvragers ieder voor een eigen, losstaand onderdeel van de gehele investering subsidie aanvragen. Is bijvoorbeeld voor een project door een aanvrager een subsidiebedrag aangevraagd van € 30.000,- voor onderdeel A van het project, dan kan een volgende aanvrager maximaal € 70.000,- (€ 100.000,- verminderd met € 30.000,-) aanvragen voor onderdeel B van het project.

 

Toelichting bij artikel 6 Het indienen en de behandeling van de subsidieaanvraag, tweede lid (penvoerder):

Bij het gezamenlijk aanvragen van een subsidie door meerdere Instellingen, dienen deze Instellingen één Instelling aan te wijzen die de subsidieaanvraag mag indienen namens hen allen. Deze aangewezen Instelling wordt de penvoerder genoemd. De penvoerder moet een machtiging hebben van alle andere bij de Investering betrokken Instellingen voor: 1) het doen van de aanvraag, 2) het optreden als penvoerder namens alle andere bij de Investering betrokken Instellingen gedurende de gehele looptijd van de subsidierelatie met het College.

 

Het College verzendt de beschikkingen tot subsidieverlening en –vaststelling aan de Instelling die optreedt als penvoerder. Hoewel de penvoerder als contactpersoon optreedt namens alle andere Instellingen met het College, wordt de subsidierelatie (in het geval de subsidieaanvraag wordt gehonoreerd) aangegaan met alle bij de aanvraag betrokken Instellingen. Alle bij de aanvraag betrokken Instellingen worden aangemerkt als subsidieontvanger, ook al wordt het verleende subsidiebedrag aan de penvoerder betaald. In het besluit tot subsidieverlening bepaalt het College aan welke van de Instellingen de verleende subsidie wordt uitbetaald. In het geval van te veel betaalde subsidiegelden kan het College die gelden van elk van deze Instellingen terugvorderen, ook al is de uitbetaling niet aan die betreffende Instelling gedaan en treedt die betreffende Instelling niet op als penvoerder.

 

Toelichting bij artikel 11 Eisen aan de garantie:

Als het College overgaat tot het verstrekken van een garantie, wordt hiermee bedoeld dat een borgtocht wordt verstrekt als bedoeld in titel 14 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat het College pas financieel te hulp schiet in het geval dat de Instelling in gebreke blijft in nakoming van de verplichtingen die zij is aangegaan. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden uit deze verordening en het College daar inwilligend op beslist, biedt het College een (door het College te bepalen) overeenkomst tot borgtocht aan de Geldverstrekker aan. Het tot stand komen van de borgtocht is afhankelijk van aanvaarding daarvan door de Geldverstrekker. Het College kan dus niet garanderen dat de overeenkomst tot borgtocht te allen tijde tot stand komt.