Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Hertogenbosch

Beleidsregel inburgering gemeente 's-Hertogenbosch 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Hertogenbosch
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel inburgering gemeente 's-Hertogenbosch 2023
CiteertitelBeleidsregel inburgering gemeente 's-Hertogenbosch 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering 2021
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 56a van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-01-202301-01-2023Nieuwe regeling

24-01-2023

gmb-2023-56499

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel inburgering gemeente 's-Hertogenbosch 2023

Toelichting

De Wet inburgering 2021 is op 1 januari 2022 in werking getreden. De regie op de uitvoering van de inburgering ligt bij het college. Het doel van de wet is om inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk te laten meedoen in de Nederlandse samenleving, het liefst door middel van betaald werk. In deze beleidsregel geeft het college verdere invulling aan de wet.

 

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van ‘s-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 24 januari 2023

Gezien het voorstel met reg.nr. 14624768

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet inburgering 2021 en artikel 56a van de Participatiewet,

besluit vast te stellen de Beleidsregel inburgering ‘s-Hertogenbosch 2023:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch;

    • gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • Leerbaarheidstoets: de toets als bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef, onder b, van de Wet inburgering 2021;

    • Financieel ontzorgen: ontzorgen zoals bedoeld in artikel 56a van de Participatiewet;

    • Regeling: de Regeling inburgering 2021;

    • wet: de Wet inburgering 2021;

    • Het Besluit: het Besluit inburgering 2021.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021,de Regeling inburgering 2021.

 

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel is van toepassing op alle inburgeringplichtingen woonachtig in ’s-Hertogenbosch die onder de Wet Inburgering 2021 vallen.

 

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding;

    • b.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe;

    • c.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten.

  • 2.

    De gemeente kan bij de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen gebruikmaken van de volgende middelen:

    • a.

      voorlichtingsbijeenkomsten;

    • b.

      persoonlijke gesprekken, waarbij zo nodig een tolk wordt ingeschakeld;

    • c.

      schriftelijke informatie in begrijpelijk Nederlands (niveau B1 of lager) en in de meest voorkomende vreemde talen;

    • d.

      telefonische informatie en informatie via whatsapp; en

    • e.

      de inzet van personen uit het netwerk van de inburgeringsplichtige.

 

Hoofdstuk 2: Start in de gemeente

 

 

Artikel 4. Warme overdracht COA

  • 1.

    Het warme overdrachtsgesprek wordt georganiseerd voor aan ’s-Hertogenbosch gekoppelde personen, zoals bedoeld in artikel 13 van de wet die verblijven in een AZC.

  • 2.

    Het warme overdrachtsgesprek is een driegesprek tussen de consulent inburgering, de casemanager van het COA en de asielstatushouder. Bij voorkeur vinden deze gesprekken zoveel mogelijk fysiek plaats. Indien dit niet mogelijk is, dan kan het driegesprek ook digitaal gevoerd worden.

  • 3.

    Onderdeel van het warme overdrachtsgesprek is de mogelijkheid tot het aanvragen van een diplomawaardering.

 

Artikel 5. Brede intake

  • 1.

    De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk en/of telefonisch uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt de gemeente behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake met de gemeente alleen te voeren of, indien gewenst, samen met een onafhankelijk cliëntondersteuner.

    • c.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2.

    De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder (indien mogelijk) de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • d.

      Het afnemen van de leerbaarheidstoets;

    • e.

      Deelname aan de Brugklas.

 

Artikel 6. Brugklas voor asielstatushouders

  • 1.

    De brugklas wordt ingezet als onderdeel van de brede intake voor personen zoals bedoeld in artikel 13 van de wet, tenzij hier door de gemeente op basis van gegronde redenen van wordt afgeweken. De reden voor vrijstelling van de brugklas wordt tijdens de brede intake vastgelegd.

  • 2.

    De brugklas wordt verzorgd door de door gemeente gecontracteerde taalaanbieder en heeft als doel een zo goed mogelijk beeld te krijgen van het leerniveau, de ambitie en de ontwikkelmogelijkheden van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    De brugklas beslaat 3 dagdelen per week en duurt 4 weken, met eenmalig de mogelijkheid op twee weken verlenging.

  • 4.

    De brugklas wordt afgesloten met een advies van de onderwijsinstelling over welke leerroute het meest passend is. De inburgeringsconsulent mag bij het toewijzen van de leerroute afwijken van het uitgebrachte advies van de onderwijsinstelling en beredeneert deze keuze.

 

Hoofdstuk 3: PIP

 

 

Artikel 7. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1.

    De gemeente stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Het opstellen van dit plan gebeurt in samenspraak met de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. De gemeente stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat in ieder geval vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is;

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt m.b.t. participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over voor- en vroegschoolse educatie;

    • e.

      afspraken over het volgen van de PVT en de MAP;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat de gemeente met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject;

  • 4.

    In de PIP-beschikking wordt verwezen naar de beschikking die verstuurd is op grond van de Participatiewet.

  • 5.

    De gemeente stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc. Uitzondering zijn statushouders die 18 jaar worden en al langer Nederland zijn.

  • 6.

    Indien door onvoorziene omstandigheden de PIP-termijn, krachtens artikel 5.3 van de nota van toelichting op het besluit, niet kan worden gehaald, wordt dit tijdig gecommuniceerd aan de inburgeringsplichtige.

  • 7.

    Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. Hiervoor worden de gegevens gebruikt die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (indien daaraan meegewerkt is)

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier

 

Artikel 8. Voortgang inburgering

  • 1.

    De gemeente volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. De gemeente voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige, zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op de behoefte van de inburgeringsplichtige, maar is in ieder geval vier keer per jaar.

  • 2.

    Ter voorbereiding op deze gesprekken wint de gemeente informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 3.

    Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    De gemeente kan een andere leerroute vaststellen als sinds de start van de inburgeringstermijn, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 5.

    Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan de gemeente voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 6.

    De gemeente maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek. Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past de gemeente zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

  • 7.

    Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het voortgangsgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

 

Hoofdstuk 4: Leerroutes

 

 

Artikel 9: Leerroutes

  • 1.

    De gemeente bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen.

  • 2.

    De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en (indien mogelijk) op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4.

    De gemeente stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets;

    • b.

      indien gevolgd, de uitkomst van de brugklas, en;

    • c.

      alle overige informatie die uit de brede intake naar voren is gekomen.

  • 5.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

 

Artikel 10. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1.

    Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor inburgeringsplichtigen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 2.

    De gemeente zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de inburgeringsplichtige aan zijn/haar plicht kan voldoen. De gemeente zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

  • 3.

    Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 4.

    De gemeente legt in afspraken met de onderwijsonderstellingen vast hoe zij de kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes gaat controleren en wat zij doet als de kwaliteit onvoldoende is.

 

Hoofdstuk 5: Modules en trajecten op maat

 

 

Artikel 11. Participatieverklaringstraject

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat in ieder geval uit de onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2.

    De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving. De gemeente bepaalt de manier waarop deze kennis wordt overgedragen.

  • 3.

    Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 4.

    De gemeente stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 5.

    De inburgeringsplichtige voltooit het PVT en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 6.

    Tussen de uitnodigingsbrief en de ondertekening van de participatieverklaring liggen minimaal vijf werkdagen.

 

Artikel 12. Module Arbeidsmarkt en Participatie

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2.

    De gemeente houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 4.

    De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 5.

    De gemeente beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. De gemeente houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Tussen de uitnodigingsbrief en het eindgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

 

Artikel 13. Financieel ontzorgen

  • 1.

    De gemeente heeft de taak om asielstatushouders die onder de nieuwe wet inburgering vallen financieel te ontzorgen op de vaste lasten, te weten: de huur, gas, water, stroom en de verplichte zorgverzekering.

  • 2.

    De exacte duur van het financieel ontzorgen, zoals geregeld in artikel 56a van de Participatiewet, is afhankelijk van de mate van financiële zelfredzaamheid van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de wet en duurt minimaal zes maanden.

  • 3.

    Indien er een ‘ontzorgingsbeschikking’ op basis van artikel 56a Participatiewet is afgegeven, wordt deze ongewijzigd opgenomen in het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP).

  • 4.

    Onderdeel van het financieel ontzorgen is het volgen van trainingen voor financiële zelfredzaamheid, die zijn afgestemd op de behoeftes en de leerbaarheid van de asielstatushouder.

 

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt aangeboden. Deze begeleiding bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, kinderopvang, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • c.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 2.

    De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in de gemeente staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont.

  • 3.

    De duur van de maatschappelijke begeleiding bedraagt maximaal 1,5 jaar per individu of gezin en wordt afgestemd op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder (maatwerk).

 

Hoofdstuk 6: Naleving en handhaving

 

 

Artikel 15: Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

  • 1.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft de gemeente een schriftelijke waarschuwing. De gemeente wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen. Tussen de datum van de waarschuwing en de nieuwe datum van de brede intake liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de tweede oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, stuurt de gemeente een tweede waarschuwing en nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen.

  • 3.

    Bij de derde keer niet verschijnen kan de gemeente een boete opleggen zoals vermeld in artikel 7.1.1 van het Besluit. De gemeente voltooid de PIP zonder de inburgeringsplichtige. De boetebeschikking wordt aangetekend verstuurd.

  • 4.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 5.

    De gemeente legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 6.

    De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor verlaging van de boete, rust op betrokkene. Als de gemeente na het opleggen van de boete op de hoogte wordt gebracht van bijzondere omstandigheden, kan er een eventuele verlaging plaatsvinden of afgezien worden van de boete.

 

Artikel 16: Boete tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    De gemeente kan een boete opleggen als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2.

    De gemeente kan een boete opleggen als de inburgeringsplichtige verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3.

    Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt schriftelijk of in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven.

  • 4.

    Mede op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige bepaalt de gemeente de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 5.

    De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

 

Artikel 17. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1.

    Bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen hebben te maken met zowel de wet als de Participatiewet. Het kan voorkomen dat er overlap is tussen verplichtingen opgelegd op grond van de wet enerzijds en de Participatiewet anderzijds. Bij de keuze tussen enerzijds handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en anderzijds handhaving op grond van de Inburgeringswet via een boete, legt het college een boete op grond van de Inburgeringswet op. Om dubbele sanctionering te voorkomen verlaagt het college in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 2.

    In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

 

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking op: 1 januari 2023

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel inburgering ’s-Hertogenbosch 2023

 

 

 

 

’s-Hertogenbosch, 24 januari 2023

Het college voornoemd,

De secretaris,

Drs. B. van der Ploeg

De burgemeester,

Drs. J.M.L.N. Mikkers